NL8403065A - Scheerapparaat. - Google Patents

Description

Φ-- . . '* * ΓΗΝ 11.161 1 N.V. Philips* Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Scheer apparaat.

De uitvinding heeft betrekking op een scheerapparaat voorzien van tenminste één snijeenheid met een uitwendig snijorgaan met haarvang-ppeningen en een inwendig snijorgaan met snij elementen, waarbij het inwendige snijorgaan ten opzichte van het uitwendige snijorgaan met een 5 roterende beweging aandrijfbaar is en zich tussen het inwendige en het uitwendige snijorgaan een centraal lagerorgaan bevindt, bijvoorbeeld een kogel, en waarbij tenminste êên der snijorganen ondersteund wordt met behulp van een verend aandrukelement.

Een dergelijk scheerapparaat is bekend uit het Amerikaanse 10 octrooi nr. 2.824.367. De aandrukkracht van het verend aandrukelement wordt hierbij voor een deel door de kogel, welke het centraal lagerorgaan vormt, (¾) hetuitwendig snijorgaan overgebracht. Dit heeft het voordeel dat minder vermogensverlies en slijtage door wrijving tussen de snij elementen en het uitwendige snijorgaan zal optreden. De verhouding 15 tussen het deel van de aandrukkracht dat door de kogel wordt overgebracht en de totale aandrukkracht is echter moeilijk in te stellen en zal bovendien door slijtage niet constant zijn.

De uitvinding heeft tot doel deze nadelen op te heffen en wordt daardoor gekenmerkt, dat zich tussen het centraal lagerorgaan en 20 tenminste êên der snijorganen een extra verend element bevindt.

Bijzondere uitvoeringsvormen zijn gekenmerkt in conclusie 2 en volgende conclusies.

De uitvinding zal hierna worden toegelicht door middel van een beschrijving van enkele in de figuren weergegeven uitvoeringsvoor-25 beelden.

Figuur 1 toont in aanzicht een scheerapparaat met drie snij- eenheden.

Figuur 2 toont het scheerapparaat van figuur 1 in zijaanzicht en ten dele in een doorsnede volgens de lijn II-II in figuur 1.

30 Figuur 3 tooit op grotere schaal een doorsnede van een snij eenheid.

Figuur 4 toont een onderaanzicht van het koppelstuk van het inwendige snijorgaan van figuur 3.

540 306 5 EHN 11.161 2 f ï' ^

Figuur 5 toont de koppelas in perspectief.

Figuur 6 toont op vergrote schaal de houder met centraal lager-orgaan, extra verend element en vulstuk in doorsnede.

Figuur 7 toont een doorsnede volgens de lijn VII-VII in figuur 5 6 waarbij het centraal lagerorgaan is weggelaten.

Figuur 8 toont schematisch een variant op dë houder van de figuren 6 en 7.

Figuur 9 toont een bovenaanzicht van de houder van figuur 8.

Het scheerapparaat volgens de figuren 1 en 2 omvat een huis 10 1, waarvan een deel is uitgevoerd als een houder 2 voor drie uitwendige snijorganen 3. Elk uitwendig snijorgaan 3 is voorzien van ringvormig scheerdeel 4 met haarvangopeningen 5.

Zoals in de gedeeltelijke doorsnede volgens figuur 2 is weergegeven, bevindt:zich;aan de binnenzijde van een uitwendig snijorgaan 3 15 een inwendig snijorgaan 6 dat duidelijkheidshalve in figuur 2 slechts schematisch is getekend. Elk inwendig snijorgaan 6 onvat een centraal lichaam 7 met aan de ontrek een krans van naar het scheerdeel 4 gerichte snijelementen 8. Een uitwendig snijorgaan 3 en een inwendig snijorgaan 6 vormen tezamen een snijeenheid 9.

20 Het inwendige snijorgaan 6 is door middel van de koppelas 10, de tandwielen 11 en 12 en de as 13 gekoppeld met een aandrijfmechanisme, in het algemeen een elektromotor 14, zodat het inwendige snijorgaan 6 met een roterende beweging aandrijfbaar is ten opzichte van het bijbehorende uitwendige snijorgaan 3. Het tandwiel 11 is draaibaar gelagerd 25 op een pen 15 welke in een montageplaat 16 is bevestigd. Het tandwiel 11 is voorzien van een naaf 17 met een inwendige ruimte 18. Voor het overbrengen van de roterende beweging tussen het tandwiel 11 en de koppelas 10 is de koppelas aan een uiteinde voorzien van een flens 19 welke zich binnen de ruimte 18 bevindt. De snij eenheid wordt tevens door 30 de koppelas 10 ondersteund met behulp van een verend aandrukelement, uitgevoerd als een schroefveer 20, welke grotendeels binnen de koppelas 10 is gelegen. Deze schroefveer 20 welke tussen de koppelas 10 en het tandwiel 11 is gespannen, oefent een kracht op de koppelas uit in de richting van de snij eenheid 9. Deze aandrukkracht wordt door de koppelas 35 10 op het inwendig snijorgaan 6 en via het inwendig snijorgaan op het uitwendig snijorgaan 3 uitgeoefend, waardoor het uitwendig snijorgaan 3 met de rand 21 tegen de houder 2 wordt aangedrukt. Tengevolge van uitwendige krachten, zoals bijvoorbeeld kunnen optreden tijdens het ge- 8403065 EHN 11.161 3 S.1 fr * hruik van het scheer apparaat, kan het uitwendig snijorgaan 3 tezamen met het inwendig snijorgaan 6 en de koppelas 10 tegen de werking van het verend element 20 in naar binnen worden gedrukt.

De hierboven beschreven koppeling aan de elektromotor 14 is 5 voor de drie inwendige snijorganen 6 van het apparaat van de figuren 1 en 2 identiek waarbij de drie tandwielen 11 in aangrijping zijn net een enkel centraal opgesteld tandwiel 12 op de motoras 13.

Het inwendige snijorgaan 6 is voorzien van een koppelstuk 22, bijvoorbeeld van kunststof, met drie spaken 23 welke bijeenkomen bij een 10 centrale schijf 24. Tussen de spaken bevinden zich de koppelopeningen 25.

Het koppelstuk 22 cmgeeft het centraal lichaam 7 van het inwendige snijorgaan 6 dat overeenkomstig is uitgevoerd met spaken 26 en centrale schijf 27 en welk centraal lichaam 7 êên geheel vormt met de snijelementen 8. Het koppelstuk 22 is tevens voorzien van een flensrand 28', (figuren 3 en.4) 15 De kcppelas 10 (figuur 5) bezit aan het uiteinde drie koppel- vingers 29 welke in de gemonteerde toestand in de openingen 25 zijn gelegen en aanliggen tegen de spaken 23. Op deze wijze is de koppelas 10 roet het inwendige snijorgaan 6 gekoppeld voor een roterende aandrijving rond de denkbeeldige rotatieas 30. De koppelas 10 is voorzien van een 2Q centraal aandrukvlak 31 dat aanligt tegen het ondervlak 32 van de centrale schijf 24.

Tegen het bovenvlak 33 van de centrale schijf 24 rust het centrale lagerorgaan 34 uitgevoerd als een kogel. Deze kogel 34 bevindt zich in een houder 35 welke tevens een extra verend element 36 bevat. j 25 Het extra verend element 36 wordt ondersteund door een vulstuk 37. De ' houder 35 is bevestigd aan het uitwendige snijorgaan 3, bijvoorbeeld i door puntlassen. De kogel 34 is opgesloten in de houder door de naar binnen gebogen rand 38.

Het extra verend element 36 is uitgevoerd als een stervormig 30 lichaam van plaatmateriaal (zie figuren 6 en 7) waarvan de uiteinden 39 van de armen 40 zijn gelegen in uitsparingen 41 in de rand 42 van het vulstuk 37. Het centrale deel 43 van het verend element 36 kan in axiale richting verend uitwijken. Behalve stervormig zijn ook andere vormen van plaatmateriaal mögelijk, mits voldoende elasticiteit wordt verkregen.

35 In de gemonteerde toestand van het scheerapparaat zullen in j het algemeen de snijelementen 8 van het inwendige snijorgaan 6 aanliggen j tegen de binnenzijde 44 van het uitwendige snijorgaan 3, terwijl tevens bovenvlak 33 van het koppelstuk 22 aanligt tegen de kogel 34 welke op 8403065 * <ï EHN 11.161 4 zijn beurt aanligt tegen het centrale deel 43 van het extra verend element 36. De door de schroefveer 20 uitgeoefende aandrukkracht wordt dus zowel via de snijelementen 8 als via de kogel 34 overgebracht qp het uitwendige snijorgaan 3.

5 Het verlies van energie door wrijving en de hierbij optreden de slijtage zijn afhankelijk van de door de wrijvingskrachten afgelegde weg. Aangezien de snijelementen 8 op een aanzienlijk grotere radius ten opzichte van de rotatieas 30 liggen dan de contactplaatsen tussen kogel 34 en het bovenvlak 33 van de centrale schijf 24 is het voor de 10 bestrijding van het energieverlies en de slijtage van belang het deel van de aandrukkracht dat via de snijelementen 8 qp het uitwendig snijorgaan 3 wordt overgebracht klein te maken ten opzichte van het deel van de aandrukkracht dat via de kogel 34 wordt overgedragen.

Er kan bijvoorbeeld worden gekozen voor een aandrukkracht 1g van 100 gram, dat wil' zeggen dat de schroefveer 20 zodanig is voorgespannen dat het uitwendige snijorgaan 3, indien er geen andere uitwendige krachten op werken, met een kracht van 100 gram met de flensrand 21 aanligt tegen de houder 2. Voor de kracht tussen de snijelementen 8 en het uitwendige snijorgaan kan nu 20 gram worden gekozen zodat via de kogel 2q 34 nog een kracht van 80 gram moet worden overgebracht.

De kracht die via het centrale lagerorgaan, dat wil zeggen de kogel 34, wordt overgebracht kan tijdens de fabricage van het scheer-apparaat eenvoudig warden ingesteld met behulp van het vulstuk 37. Dit vulstuk wordt axiaal in de houder 35 verplaatst tot de aandrukkracht van 25 bijvoorbeeld 80 gram tussen extra verend element 36, de kogel 34 en het centraal lichaam 7 van het inwendige snijorgaan 6 is verkregen. Hierna wordt het vulstuk 37 met behulp van bijvoorbeeld een kit in de houder vastgezet. Het vulstuk kan bijvoorbeeld ook met behulp van schroefdraad in de houder zijn bevestigd waardoor de instelling door verdraaien 3Q van het vulstuk 37 ten opzichte van de houder 35 wordt verkregen.

Fabricagetechnisch is de hierboven beschreven constructie met een extra verend element van voordeel omdat maatafwijkingen welke tijdens de fabricage van de onderdelen van de scheereenheid 9 optreden geen invloed hebben op de verdeling van de aandrukkracht aangezien de instel-35 ling met het vulstuk 37 direct qp de combinatie van inwendig en uitwendig snijorgaan geschiedt. Het is echter ook denkbaar dat de instelling van de spanning van het extra verend element afzonderlijk bij het uitwendig snijorgaan 3 wordt uitgevoerd indien de fabricagetoleranties zo klein 8403065 « EHN 11.161 5 zijn dat de variaties in de krachtenverhouding als inwendig en uitwendig snijorgaan daarna op elkaar worden gedrukt binnen acceptabele grenzen liggen.

Een uitvoeringsvorm zonder het extra verend element 36, dus 5 bij een nagenoeg starre lagering van het centrale lagerorgaan 34 tussen het inwendige en het uitwendige snijorgaan, waarbij zowel ter plaatse van de snij elementen 8 als bij het centrale lagerorgaan 34 de beide snij-organen elkaar raken, vereist een zeer grote fabricagenauwkeurigheid of op elkaar in slijpen van de beide snij organen hetgeen in beide gevallij len kostbaar en tijdrovend is en derhalve voor massafahricage ongeschikt.

De daarbij ingestelde krachtenverhouding zal niet constant zijn en tijdens het gebruik van het scheer apparaat qp oncontroleerbare wijze veranderen, afhankelijk van de slijtageverschijnselen aan de uiteinden van de snijelementen 8 en bij het centrale lagerorgaan 34.

15 In plaats van de bladveer 36 kan uiteraard als extra verend element ook een schroefveer of een veer van een ander type worden toegepast.

Bij de uitvoeringsvorm volgens de figuren 8 en 9 bevindt het als kogel uitgevoerde centrale lagerorgaan 34 zich eveneens in een hou-20 der 45. De kogel ligt hierbij aan tegen een extra verend element 46 dat een onderdeel van de houder 45 vormt. Het extra verend element 46 is uitgevoerd als een verende lip welke wordt verkregen door middel van een U-vormige uitsparing 47 in het bovenvlak 48 van de houder 45. De houder kan na de instelling van de krachtenverdeling tussen de onderdelen van 25 inwendig en uitwendig snijorgaan door bijvoorbeeld puntlassen aan uitwendig snijorgaan wordt vastgezet.

Het is ook mogelijk dat het extra verend element één geheel vormt met één van de snijorganen. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat het gedeelte van het centrale lichaam 7 van het inwendige snijorgaan 6 van 30 de hierboven beschreven uitvoeringsvorm, dat bestaat uit de spaken 26 en de centrale schijf 27 zodanig wordt gedimensioneerd dat het voldoende elastische eigenschappen heeft cm het verend element 36 te vervangen.

Het centrale lagerorgaan 34 kan dan bijvoorbeeld door puntlaasen aan j het uitwendige snijorgaan 3 zijn bevestigd. Het koppelstuk 22 kan dan 35 eventueel vervallen zodat de koppelvingers van koppelas 10 rechtstreeks cp de spaken 26 aangrijpen.

In het algemeen zal voor het extra verende element 36 een zo groot mogelijke stijfheid worden gekozen. Indien door uitwendige krach- 8403065 PHN 11.161 6 r ten, welke tijdens het scheren kannen optreden, het inwendig snij orgaan 6 van het uitwendig snij orgaan wordt weggedrukt zal hierdoor het deel van de aandrukkracht van verend· element 20 dat via de snijelementen 8 wordt uitgeoefend snel toenemen hetgeen bevorderlijk is voor de scheer-g eigenschappen van het apparaat.

Omdat bij de hierboven beschreven uitvoeringsvorm de energieverliezen zeer gering zijn, ontstaat het voordeel dat met een kleinere lichtere aandrijfmotor kan worden volstaan waardoor een kleiner lichter apparaat mogelijk is, terwijl grotere vrijheid ontstaat ten aanzien van 10 de vormgeving van het apparaat.

Voor een accu- of batterij apparaat betekent de geringere ver-mogensbehoefte dat langer met het apparaat geschoren kan warden voordat de energiebron is uitgeput.

Een ander voordeel van de hierboven beschreven uitvoering is 15 dat het apparaat aanzienlijk geruislozer werkt.

20 25 30 35 8403065

Claims (6)

1. Scheerapparaat voorzien van tenminste één snij eenheid met een uitwendig snijorgaan met haarvangqpeningen en een inwendig snijorgaan met snij elementen, waarbij het inwendige snijorgaan ten opzichte van het uitwendige snijorgaan met een roterende beweging aandrijfbaar is en zich s tussen het inwendige en het uitwendige snijorgaan een centraal lageror-gaan bevindt, bijvoorbeeld een kogel, en waarbij tenminste één der snij-organen ondersteund wordt met behulp van een verend aandrukelement, met het kenmerk, dat zich tussen het centraal lagerorgaan en tenminste êên der snijorganen een extra verend element bevindt*

2. Scheerapparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het extra verend element is uitgevoerd als een lichaam van plaatmateriaal

3. Scheerapparaat volgens conclusie 1. of 2, met het kenmerk, dat het extra verend element zich bevindt in een houder waarin tevens het centraal lagerorgaan is opgesloten.

4. Scheerapparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het centraal lagerorgaan zich bevindt in een houder en het extra verend element een onderdeel van deze houder vormt.

5. Scheerapparaat volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het extra verend element êên geheel vormt met êén van de snijorganen.

6. Scheerapparaat volgens êên der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voorspankracht van het extra verend element instelbaar is. 25 | 30 35 8403065