NL8303816A - Inrichting voor het toevoeren van in band verpakte electronische onderdelen naar een opneempositie. - Google Patents

Description

Λί * r* γ ΕΗΝ 10.837 1 N,V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Inrichting voor het toevoeren van in band verpakte electronische onderdelen naar een opneeipositie".

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het toevoeren van in band verpakte electronische onderdelen naar een ap-neenpositie bevattende een houder voor een voorraadhaspel, een. cpzet-en arreteemechanisme, een uitdrukmechanisme en een opwikkelmechanisme.

5 Tot nu toe bekende inrichtingen voor het toevoeren van in band verpakte electronische onderdelen zijn qpgebouwd uit losse individuele en produkt afhankelijke elementen, die al of niet gecombineerd, doorgaans afzonderlijk zijn gemonteerd op het frame van een nmtageinr ichting, aan welke de onderdelen «orden aangeboden en die 10 dient voor de verdere verwerking en plaatsing van de onderdelen.

Dergelijke inrichtingen zijn niet flexibel oitdat bij cmstelling op een band met andere afmetingen en andere onderdelen de meeste losse elementen uitgewisseld moeten worden. De scala van chipvarmige onderdelen, zonder de conventionele betrekkelijk lange aansluitdraden en die ge-15 schikt zijn voor montage op gatloze substraten, wordt steeds breder; ook de diversiteit in afmetingen van de banden waarin de onderdelen zijn verpakt neemt toe. Deze verscheidenheid van onderdelen en banden heeft tot gevolg dat van elk element een aantal exemplaren van diverse afmetingen in voorraad gehouden moet worden. De uitwisseling van de 20 elementen moet op de montageinrichting zelf plaatsvinden. Tenslotte moet elk element afzonderlijk afgesteld en gepositioneerd worden, wat niet bevorderlijk is voor de algehele precisie van de inrichting en voor de reproduceerbaarheid in de verwerking en bewerking van de onderdelen.

25 De uitvinding heeft een inrichting voor het toevoeren van in band verpakte electronische onderdelen tot doel, die de onderdelen met een hoge mate van precisie en reproduceerbaarheid naar de qpneenpositie toevoert, welke inrichting korrpakt van afmetingen is, een relatief gering aantal elementen bevat, alsmede snel en op eenvoudige 30 wijze uitgewisseld kan worden.

Hiertoe is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door een huis dat als gemeenschappelijke drager dient en dat met de haspelhouder, het opzet- en arreteermechanisrae, het uitdrukmechanisme 8303816 “ ' « * HM 10.837 2 en het opwikkelmechanisme tot een geïntegreerde uitwisselbare cassette-eenheid is samengevat.

Door de gekenmerkte maatregelen wordt een zeer kcnpakte eenheid verkregen, waarin alle benodigde mechanische elementen met 5 een hoge nauwkeurigheid tot een cassette zijn verenigd. Deze cassette heeft dezelfde voordelen als cassettes in het algemeen, te weten standaard afmetingen, opgebouwd uit standaard onderdelen en mogelijkheid tot snelle en eenvoudige uitwisseling. Voor de verdere verwerking van de aan te voeren onderdelen behoeft slechts de cassette in het 10 geheel met een andere inrichting, bijvoorbeeld een montageinrichting gekoppeld en ten opzichte van deze inrichting gepositioneerd te worden. De inrichting volgens de uitvinding is ook geschikt voor de ombouw voor en de verwerking van kleinere series van uiteenlopende onderdelen en banden.

15

Opgemerkt wordt dat uit de Europese octrooiaanvrage EP 0 071 302 A1 een inrichting voor het toevoeren van in band verpakte electronische onderdelen reeds bekend is; bij deze bekende inrichting vormen haspelhouder enerzijds en het ppzet- en arreteermechanisms anderzijds afzonderlijke eenheden;· het opwikkelmechanisme is qp de 20 haspelhouder aangebracht; bovendien zijn alle eenheden meervoudig uitgevoerd. Deze inrichting is in het bijzonder geschikt voor de verwerking van zeer grote series van dezelfde reeks van electronische onderdelen; de ombouw en de aanpassing voor de verwerking van een andere reeks onderdelen is tijdrovend.

25 Een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft als kenmerk, dat het huis is voorzien van een lagering voor een voorraadhaspel, van een transportkanaal dat een geleiding vormt voor een aan te voeren band met onderdelen, van een lager ing voor een qpwikkelhaspel, van een schuif mechanisme, van 30 een opzetpen en een arreteerpen alsmede van een uitdrukpen. Het huis dient als drager voor een aantal uitwisselbare produktspecif ieke onderdelen zoals transportkanaal, uitdrukpen, opwikkelhaspel e.a.m. en is hiertoe voorzien van een aantal positioneringsvlakken. Doordat het huis als standaardelement kan worden uitgevoerd zijn de kosten ondanks oe de zeer hoge vereiste vorm- en maatnauwkeurigheid relatief laag.

Het huis zelf is geschikt voor onderdelen en banden in alle bestaande en te verwachten afmetingen en vormen. Door uitwisseling van een of meerdere van de uitwisselbare produktafhankelijke elementen kan de 8303815 * * \* EHN 10.837 3 inrichting op snelle en eenvoudige wijze aan onderdelen en banden van uiteenlopende vormen en afmetingen worden aangepast. Doordat alle uitwisselbare elementen nauwkeurig ten opzichte van het huis zijn gepositioneerd, wordt enkel door de montage en de positionering van 5 de cassette-eenheid ten opzichte van een montageinrichting voor de verdere verwerking van de toegevoerde en aangeboden onderdelen een algeheel nauwkeurige positionering verkregen.

Bij een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding bevat het schuifrrechanisme een opzetslede 10 en een aandrijf slede, welke sleden in de cpzetrichting gezien vormgesloten en in een richting dwars cp de cpzetrichting door wrijving krachtgeslóten zijn gekoppeld, waarbij de opzetpen op de opzetslede is bevestigd terwijl de arreteerpen is bevestigd (¾) een hefboom die draaibaar is om een vaste schamieras en die samenwerkt met de opzetslede en waarbij de 15 aandrijf slede samenwerkt met een in de cpzetrichting werkzaam nokken-systeem bestaande uit nokkenbanen en nokvolgers.

Door de genoemde maatregelen is het aantal noodzakelijke essentiële onderdelen van de inrichting beperkt, waardoor toleranties en spelingen eveneens beperkt worden en de reproduceerbaarheid in 20 positieve zin beïnvloed wordt. Dankzij het schuifmechanisme wordt een zeer konpakte constructie van de inrichting met uiterst gering dwars-afmetingen verkregen. De geringe breedte van de inrichting is van groot praktisch belang in verband met de verdere verwerking en de gelijktijdige plaatsing van een aantal elektronische onderdelen op een 25 substraat; hiertoe moeten meerdere van de cassette-eenheden volgens de uitvinding, 10 tot 20 afhankelijk van de afmetingen van de te verwerken onderdelen en banden, op een gegeven ruimte warden ondergebracht.

In de praktijk is gebleken dat met de genoemde maatregelen een cassette-eenheid kan worden verkregen waarvan de totale maximale breedte slechts 30 8 nm groter is dan de breedte van de te verwerken banden met de standaardbreedten van 8, 12, 16, 24 en 32 itm.

Bij een verdere vcorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de nokkenbanen op uitwisselbare nokkenplaten aangebracht. De opzetbeweging van de opzetslede wordt 35 afgeleid van de aandrijfbeweging van de aandrijf slede via het nokken-systeem; de opzetsteek van de opzetslede en dus van de opzetpen is afhankelijk van het profiel van de nokkenbanen. Doordat volgens de uitvinding de nokkenplaten met de nokkenbanen uitwisselbaar zijn, kan de 8303815 4 ' ♦ EHN 10.837 4 inrichting qp snelle efficiënte wijze worden ongebouwd en aangepast aan een band waarin de electronische onderdelen op een andere produkt-afstand zijn opgesloten en voor de verwerking waarvan een andere opzet-steek vereist is. In de bekende standaardbanden bevinden de onderdelen 5 zich op een produktafstand gelijk aan een veelvoud van 4 irm. De nokken-platen kunnen op de aandrijf slede worden bevestigd waarbij de nokvolgers vast met het huis zijn verbonden of omgekeerd.

Een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft als kenmerk, dat de opzetslede van met de 10 aandrijf slede samenwerkende geleidingen is voorzien, waarbij de aandrijf slede en de geleidingen tegen elkaar worden gedrukt door een veer. Door de genoemde maatregelen wordt een eenvoudige krachtgesloten koppeling van de aandrijf slede en de opzetslede verkregen. De cpzetbeweging van de opzetslede wordt afgeleid van de aandrij fbeweging van de aan-15 drijf slede via het genoemde nokkensysteem ai door middel van wrijving; doordat het dusdanig gekoppelde schuif systeem als een soort slip-koppeling werkt, wordt de maximale over te brengen kracht beperkt, zodat storingen door vastlopen of door beschadiging van de inrichting of van de band met de onderdelen worden voorkomen. Door geschikte 20 keuze van de genoemde veer kan de maximale wrij vingskracht worden beïnvloed.

De aandrijf slede kan op positieve wijze zowel in de heengaande slag, als in de weergaande slag bijvoorbeeld door een nok, een hefboom o.a. worden aangedreven. Bij een alternatieve voorkeurs-25 uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt de aandrijf slede tijdens de heengaande slag tegen de werking van de veer in verplaatst en vindt de weergaande slag onder werking van de veer plaats, waarbij de veer tevens de nokkenbanen en de nokvolgers tegen elkaar drukt.

30 De inrichting volgens de uitvinding wordt nog kompakter en vollediger doordat bij een verdere voorkeursuitvoeringsvorm het schuifmechanisme is voorzien van een aanstootarm die samenwerkt met een aandrijf pen voor het aandrijven van het opwikkelmechanisme. De genoemde arm kan of op de aandrijf slede of op de opzetslede worden 35 bevestigd.

Bij nog een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding bestaat het opwikkelmechanisme in hoofdzaak uit een aandrijf schijf waarop de aandr ijfpen is bevestigd, een ' 8303816 ** * X* EHN 10.837 5 f rictiekoppeling, een gedreven schijf, een haspelvelg, een demonteerbare haspelflens en een vast met het huis verbonden af dekplaat, waarbij een opzetpal op de gedreven schijf is aangebracht en een arreteerpal op de af dekplaat, welke pallen samenwerken met een palvertanding qp 5 de binnencmtrek van de haspelvelg. Door de genoemde maatregelen fordt een zeer gedrongen constructie van het opwikkelmechanisme verkregen.

Het mechanisme bevat slechts een enkel wisseldeel te weten de demonteerbare haspelflens. Voor de cmbouw op een andere 'type band met een andere breedtemaat behoeft slechts de genoemde haspelflens te worden uitge-10 wisseld.

Doordat de haspelhouder bij een verdere voorkeursuit-voeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding scharnierend op het huis is bevestigd, kan de haspelhouder uitgeklapt en een lege haspel tegen een nieuwe volle haspel worden uitgewisseld, terwijl de 15 inrichting in bedrijf is en het laatste gedeelte van de band van de lege haspel wordt verwerkt. Door het begin van de nieuwe band met het einde van de vorige band te verbinden, bijvoorbeeld met behulp van plakband, kan de nieuwe band worden ingeregen zonder dat stilzetten van de inrichting vereist is.

20 De uitvinding zal aan de hand van de tekening nader worden toegelicht. In de tekening toont:

Fig. 1: een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding in zijaanzicht,

Fig. 2: de inrichting in dwarsdoorsnede volgens lijn 25 II-II in Fig. 1,

Fig. 3: een aanzicht van de inrichting volgens pijl III-in Fig. 2, gedeeltelijk opengebroken,

Fig. 4 een deel van de in Fig. 3 getoonde inrichting qp grotere schaal, 30 Fig. 5 qp grotere schaal een deel van de .inrichting volgens Fig. 1,

Fig. 6 eveneens qp vergrote schaal het opwikkelmechanisme in dwarsdoorsnede, de Fig. 7a, 7b, 7c ai 7d schematisch de qpzetslede in 35 opeenvolgende standen,

Fig. 8 in zijaanzicht, .gedeeltelijk opengebroken, een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

De in de Fig. 1 t/m 3 getoonde inrichting 1 bevat een 8303316 ΕΉΝ 10.837 6 * * % huis 3 dat als basiselement en als drager fungeert en waarop is bevestigd een haspelhouder 5, een geleiding 7 voor een band T met elektronische onderdelen, een uitdrukmechanisme 9 en een opwikkelmechanisme 11; in het huis is een als schuifmechanisme 13 uitgevoerd opzet- en arreteer-5 mechanisme verschuifbaar gelagerd. De genoemde mechanismen zijn met het huis tot een cassetteeenheid samengevat. De inrichting dient voor de toevoer van in de band T verpakte elektronische onderdelen naar een opneempcsitie P; de inrichting 1 wordt hiertoe gekoppeld aan een andere inrichting, zoals een montageinrichting die dient voor 10 de verdere verwerking van de in de opneempositie P aangeboden onderdelen; de beide inrichtingen worden zodanig ten opzichte van elkaar gepositioneerd, dat de hartlijn van het uitirukmechanisme 9 samenvalt net de hartlijn van een niet getoonde opnemer die deel uitmaakt van de montageinrichting. Aan de bovenkant en aan de onderkant is het huis . 3 voorzien 15 van referentievlakken die verder niet zijn aangeduid en waarop profielen 15 en 17 zijn bevestigd, die dienen voor de positionering van de cassette-eenheid ten opzichte van de genoemde andere inrichting. De haspelhouder 5 is scharnierend op een schamierpen 19, die aan het profiel 17 is bevestigd, gemonteerd. Met 21 is een op de haspelhouder 5 bevestigde 20 haspelas aangeduid, waarop een haspel 23 kan worden gelagerd. Het schuifmechanisme 13 bestaat in hoofdzaak uit een aandrijf slede 25 en een opzet-slede 26. De aandrijf slede 25 is in vertikale richting verplaatsbaar en wordt door middel van een hefboom of een aandrijf rol 27 die samenwerkt met een gleuf 29 in de slede, in een op- en neergaande beweging 25 aangedreven. De aandrijf slede 25 is voorzien van twee identieke losneembare nokkenplaten 31 elk voorzien van een nokkenbaan 33 die samenwerken met vaststaande als nokvolgers dienende nokrollen 35 welke op de binnenwand van het huis 3 zijn bevestigd. Door middel van een veer 37 en via een klemblok 39 wordt de aandrijfslede 25 tegen twee geleidingen 41 30 op de qpzetslede 26 gedrukt. De vertikale op- en neergaande aandrijf-beweging van de aandrijfslede 25 wordt door middel van het nokken-systeem bestaande uit de uitwisselbare nokkenplaten 31 en de nokrollen 35 omgezet in een horizontale heen- en weergaande opzetbeweging van de opzetslede 26, die ook een korte op- en neergaande beweging in 35 vertikale richting uitvoert; deze vertikale slag van de qpzetslede 26 wordt beperkt door een sleuf 43 in de qpzetslede die samenwerkt met een vaste nokrol 44. Met 46 is een arreteerhefbocm aangeduid. De werking van de sleden zal later nader worden toegelicht.

8303-3 16 * 1 * t » PHN 10.837 7

De geleiding 7 is voorzien van een transportkanaal 8 voor de toevoer en de geleiding van de band T. Op de opzetslede 26 is een aanstootarm 51 bevestigd die samenwerkt met een aandrijfrol 52 van het opwikkelmechanisme 11, dat dient voor het aftrekken en opwikkelen van 5 een afdekfolie F, die de kamers in de band waarin de electronische onderdelen zijn opgencmen, afsluit. Het uitdrukmechanisme 9 is eveneens cp een verder niet aangeduid referentievlak van het huis 3 gemonteerd. Het uitdrukmechanisme 9 wordt aangedreven door middel van een aandrijf stang 54. Bij voorkeur zijn aandrijf stang 54 en. aandrijfrol 27 met eenzelfde 10 aandrijving gekoppeld; in elk geval warden aandrijfstang 54 en aandrijfrol gemeenschappelijk aangedreven. Het huis 3 is aan een zijde afgesloten door een plaatvormig deksel 4.

Fig. 4 toont cp grotere schaal het gedeelte van de inrichting met het uitdrukmechansime 9, dat in hoofdzaak bestaat uit een 15 cylindervormig huis 55 waarin verschuifbaar is een zuiger 56 die is verbonden met een drijfpen 57 en die is gekoppeld met een uitdrukpen 58.

Met 59 is een terugstelveer aangeduid. Het huis 55 is voorzien van een onderdeel 60 door middel waarvan het uitdrukmechanisme 9 cp het huis 3 bevestigd ai ten opzichte van het huis gepositioneerd is zodanig dat de 20 hartlijn van de uitdrukpen door het middelpunt verloopt van een opening die in de bodem van de band, in het middel van elke holte is aangebracht.

De band wordt op nader nog te beschrijven wijze in deze stand gepositioneerd door een arreteerpen 62, die cp de arreteerhefboon 46 is bevestigd.

De hefboom 46 is scharnierend gelagerd op een scharnier as 63 die vast 25 met het huis is verbonden. Verder is de arreteerhefboon 46 voorzien van een nokrol 64 die samenwerkt met een groef 65 in de opzetslede 26. Met 67 is een opzetpen weergegeven die op de opzetslede 26 is bevestigd.

Fig. 5 toont verder een geleidingselement 69 dat dient voor de geleiding van de afgetrokken afdekfolie F naar het opwikkel-30 mechanisme 11.

Fig. 6 geeft cp vergrote schaal een doorsnede door het opwikkelmechanisme 11 weer. De reeds genoemde aandrijfrol 52, die wordt aangedreven door de aanstootarm 51 cp de opzetslede 26, is verbonden met een aandrijf schijf 71. Door middel van frictleplaten 72 werkt de 35 aandrijf schijf 71 samen met een gedreven wiel 73 dat is voorzien van een opzetpal 74 die samenwerkt met een palvertanding 75 cp de binnen-cmtrek van een haspelvelg 76. Deze draaiende onderdelen van het opwikkel-irechanisme zijn af gedekt door een niet roterende af dekplaat 77, die 8303816 PHN 10.837 8 * ♦ · vast met het huis 3 is verbonden en die is voorzien van een grendel-pal 78 die eveneens samenwerktmet de palvertanding 75. Een haspelflens 79 is door middel van een bajonetsluiting 80 met de haspel velg 76 verbonden en vormt het wisseldeel van de haspel en van het opwikkelmecha-5 nisme. Via de aandrijfrol 52 wordt de aandrijf schijf 71 stapsgewijs in rotatie gebracht, die via de frictieplaten 72 het wiel 73 aandrijft. Door middel van de qpzetpal 74 en de palvertanding 75 wordt de haspel-velg 76 een stap gedraaid en door de grendelpal 78 in de nieuwe stand vastgehouden. Door de stapsgewijze rotatie van de haspelvelg 76 wordt de 10 afdekfolie F van de band T getrokken via het geleidingselement 69 naar de haspel 76, 79 geleid en qpgewikkeld. Het via de frictieplaten 72 over te brengen maximale koppel wordt ingesteld met behulp van een instelmoer 70 zodanig dat bij groter wordende diameter van de haspel-vulling de koppeling gaat slippen om scheuren van de afdekfolie F te 15 voorkomen.

De Fig. 7a, 7b, 7c en 7d geven de standen weer van de qpzetpen 67 en de arreteerpen 62 in opeenvolgende fasen van een cyclus.

Ter verduidelijking is de band T schematisch in bovenaanzicht getoond met de holten A, B, C en D en met de transportgaten a, b, c, d en e, 20 die zich cp een steekafstand R in de praktijk van 4 nm. bevinden; de holten in de band T zijn elk voorzien van een centrale opening O waarvan het middelpunt in het verlengde komt te liggen van de nauwkeurig gepositioneerde uitdrukpen 58. De produktafstand S komt overeen met de steekaf stand tussen twee opeenvoglende openingen O. De door de opzetslede uit 25 te voeren opzetsteek is gelijk aan de produktafstand S. Aangezien de scharnier as 63 van de arreteerhefboom 46 vast is verbonden met het huis, zijn scharnier as 63, arreteerpen 62 en uitdrukpen 58 ten opzichte van elkaar gepositioneerd. Als referentie wordt de hartlijn H-H van de uitdrukpen 58 aangehouden.

30 Fig. 7a geeft de situatie weer nadat de qpzetslag is uit gevoerd, het betreffende onderdeel E uit de holte A verwijderd is en de teruggaande slag van de opzetslede is begonnen. De band T is ten opzichte van de uitdrukpen 58 gefixeerd doordat de arreteerpen 62 in ingrijping is gekomen met het transportgat a, ten gevolge van een draai-35 beweging van de hefboom 46 om de scharnier as 63; de draaibeweging van de hefboom 46 vindt plaats doordat bij de neergaande beweging van de opzetslede 26 de rol 64 op de hefboom 46 samenwerkt met de groef 65 in de opzetslede 26. De opzetslede 26 wordt door wrijvingskracht in de 8303815 ΡΗΝ 10.837 9 ··* Μ >" neergaande beweging van de aandrijf slede meegenomen totdat de gleuf 43 in de cpzetslede met de bovenkant tegen de vaste nokrol 44 komt te liggen. In de getoonde situatie zijn de holten B, C en D nog door de afdekfolie F afgesloten.

5 Fig. 7b geeft de situatie weer, waarbij de opzetslede 26 een teruggaande slag in horizontale richting uitvoert, aansluitend aan de korte neergaande slag volgens Fig. 7a en als gevolg van de verdere neergaande beweging van de aandrijf slede. De band T blijft in dezelfde stand gefixeerd met de arreteerpen 62 nog steeds in in-10 grijping met hetzelfde transportgat a.

Fig. 7c toont de situatie in het begin van de aandrijf-slag door de aandrijf slede , die de opzetslede 26 in een korte opwaartse slag meenant, totdat nokrol 44 in kontakt komt met de onderkant van de gleuf 43, als gevolg waarvan hefboom 46 om de scharnier as 63 draait 15 en de arreteerpen 62 het transportgat a vrijgeeft; inmiddels is echter opzetpen 67 in ingrijping gekomen met transportgat e, zodat de band T onder controle blijft.

Fig. 7d tenslotte toont de situatie tegen het einde van de cpzetsteek. De band T is door de opzetpen 67 verder getransporteerd 20 met een cpzetsteek gelijk aan de produktafstand S, in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld gelijk aan driemaal de steekafstand R tussen de transportgaten. Holte B bevindt zich nu met de opening O in het verlengde van de hartlijn H-H van de uitdrukpen 58. In deze situatie is de band T gepositioneerd door de opzetpen 67. De opzetslede 26 25 heeft het cirikeerpunt bereikt en staat even stil; de arreteerhefboom 46 staat eveneens stil. Tijfels de cpzetsteek is ook de afdekfolie F zo ver van de band T afgetrokken dat de holte B open is en het zich daarin bevindende onderdeel E toegankelijk is. In deze situatie wordt het onderdeel uit de holte verwijderd.

“ 30 - Zodra de cpzetslede 26, meegenomen door de aandrijfslede, de korte neergaande slag weer inzet, wordt hefboom 46 verdraaid zodat arreteerpen 62 in ingrijping komt met transportgat d, terwijl opzetpen 67 transpangat e vrij geeft. De in Fig. 7a weergegeven situatie is weer bereikt, waarbij de band T met de holte B boven de uitdruipen 58 35 is komen te liggen.

De diverse cnderdeLen zijn zodanig uitgevoerd, bemeten, op elkaar afgestemd en met elkaar gesynchroniseerd, dat de band T altijd onder controle blijft, dat wil zeggen of de arreteerpen 62 of de opzet- 8303316 * β ΕΗΝ 10.837 1 0 pen 67 is in ingrijping met een van de transportgaten. On die redenen kanen de beide pallen nooit roet hetzelfde transportgat in ingrijping. Tijdens de ’overname van de indexering van de band T van de ene pen door de andere vindt altijd overlapping plaats waarbij beide pennen 5 gelijktijdig in ingrijping zijn roet een transportgat. De bewegingen van de onderdelen zijn zodanig pp elkaar afgestemd dat geen bandtransport plaatsvindt, terwijl een holte roet daarin een onderdeel open is.

Een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is in Fig. 8 weergegeven, waarbij roet de eerste uit-10 voeringsvorm vergelijkbare elementen roet dezelfde verwij zingscij fers zijn aangeduid. De getoonde inrichting 81 bevat eveneens een huis 3 voorzien van een geleiding 7 voor de toevoer van een band met electro-nische onderdelen vanaf een haspel 23 die op een haspelas 21 in het huis is gelagerd. Op het huis 3 is verder bevestigd een uitdrukmechanisme 9 , 15 een opwikkelroechanisme 11 en een hefboom 46 roet een arreteerpen 62.

In het huis is een schuifmechanisme 13 geplaatst bestaande uit een aandrijf slede 25 en een qpzetslede 26 roet een qpzetpen 67. De aandrijf slede 25 is voorzien van twee identieke nokkenplaten 31 die elk via een nok 82 l samenwerken met een vaststaande nokrol 35. Bij deze uitvoeringsvorm is 20 de aanstootarm 51 die samenwerkt met een aandrijf rol 52 voor de aandrijving van het opwikkelroechanisme 11 bevestigd op de aandrijf slede 25. De opzetslede is voorzien van een gleuf 43 die samenwerkt met een nokrol 44 op het huis voor de beperking van de vertikale slag van de opzetslede. Verder is de qpzetslede van twee geleidingen 41 voor de aan-25 drijf slede voorzien, alsmede van een leirol 83. In het huis 3 zijn nog drie leirollen 85 gelagerd. Een langgerekte veer 87, waarvan een einde door middel van een stift 88 met het huis is verbonden en waarvan het andere einde via een stift 89 is bevestigd op de aanstootarm 51, is over de leirollen 83 en 85 geleid zodanig dat de opzetslede 26 met 30 de geleidingen 41 tegen de aandrijf slede gedrukt wordt en de aandrijf slede met de nokken 82 tegen de nokrollen 35 wordt gedrukt. Bij deze uitvoeringsvorm wordt de aandrijf slede 25 alleen in de heengaande opwaartse slag aangedreven tegen de werking van de veer 87 in; de teruggaande slag * van de aandrijf slede 25 vindt plaats onder werking van de veer 87. Bij 35 de getoonde uitvoeringsvorm wordt het opwikkelroechanisme 11 aangedreven door de aandrjjjfslede 25, en wel tijdens de teruggaande slag daarvan.

Produktbanden die weliswaar dezelfde breedte hebben maar waarin de electronische onderdelenop diverse produktafstanden zijn opge- 8303316 1% , " « ,* ι ‘ EHN 10.837 11 sloten, vragen een andere opzetsteek. Voor een dergelijke aanpassing van de cassette-eenheid volgens de uitvinding is een minimale anbouw vereist. Slechts de nokkenplaten 31 moeten uitgewisseld worden tegen nokkenplaten die de aandrijf slag van de aandrijf slede 25 onzetten in 5 de gewalste opzetsteek van de opzetslede 26. Het schuifinechanisme 13 is door eenvoudige verwijdering van het deksel 4 goed toegankelijk.

Indien de nokkenplaten 31 een geheel vormen net de aandrijf slede 25, dan wordt de gehele aandrijfslede uitgewisseld.

Voor de aanpassing van de cassette-eenheid aan produkt-10 banden met diverse bandbreedten, is een verdergaande anbouw vereist; uitgewisseld dienen te worden de geleidingsprofielen 15 en 17, het uit-drukmechanisme 9 in het geheel, de geleiding 7 voor de band alsmede de uitwisselbare haspelflens 7 van het opwikkelmechanisme 11.

Zoals boven reeds ward uiteengezet zijn voor de verpakking 15 van electronische chipvormige onderdelen een aantal standaardmaten ontwikkeld; de steekafstand van de transportgaten is 4 mm.; de produktaf-stand en dus de vereiste opzetsteek is gelijk aan een veelvoud van 4 mm; de breedten van de verpakkingsband lopen op van 8 itm. via een redes van 12, 16 en 24 nm. tot 32 nm. Rekening houdend met de genoemde stan-20 daardafmetingen kan de voorraadhouding beperkt blijven, in het bijzonder indien extreme maten, die nauwelijks gangbaar zijn, buiten beschouwing worden gelaten althans door de gebruiker.

De flexibiliteit van de cassette-eenheid volgens de uitvinding is duidelijk aangetoond. Een element dat bewust niet ge-25 integreerd is in de cassette, is een snij-inrichting voor het in stukken knippen van de lege band. Aangezien een dergelijk snij-inrichting geen nauwkeurige opstelling en positionering vereist, lijkt het beter de snij-inrichting niet te combineren met de precisie-cassette volgens de uitvinding.

30 1 8303316

Claims (10)

1. Inrichting voor het toevoeren van in band verpakte electronische onderdelen naar een opneempositie, bevattende een houder voor een voorraadhaspel, een qpzet- en arreteermechanisme, een uitdruk-mechanisme en een opwikkelmechanisme, gekenmerkt door een huis dat 5 als gemeenschappelijke drager dient en dat met de haspelhouder, het opzet- en arreteermechanisme, het uitdrukmechanisme en het opwikkelmechanisme tot een geïntegreerde, uitwisselbare cassette-eenheid is samengevat.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 10 het huis is voorzien van een lagering voor een voorraadhapsel, van een transportkanaal dat een geleiding vormt voor een aan te voeren band met onderdelen, van een lager ing voor een opwikkelhapsel, van een schuifmechanisme, van een cpzetpen en een arreteerpen alsmede van een uitdrukpen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het schuifmechanisme een opzetslede en een aandrijf slede bevat, welke sleden in de opzetrichting gezien vormgesloten en in een richting dwars op de qpzetrichting door wrijving krachtgesloten zijn gekoppeld, waarbij de op-zetpen op de opzetslede is bevestigd terwijl de arreteerpen is bevestigd 20 qp een hefboom die draaibaar is cm een vaste schamieras en die samenwerkt met de opzetslede en waarbij de aandrijf slede samenwerkt met een in de opzetrichting werkzaam nokkensysteem bestaande uit nokkenbanen en nokvolgers.

4. Inrichting volgens conclusie 3,met het kenmerk, dat de 25 nokkenbanen qp uitwisselbare nokkenplaten zijn aangebracht.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de opzetslede van met de aandrijf slede samenwerkende geleidingen is voorzien, waarbij de aandrijf slede en de geleidingen tegen elkaar worden gedrukt door een veer.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de aandrijf slede tijdens de heengaande slag tegen de werking van de veer in wordt verplaatst en dat de weergaande slag onder werking van de veer plaatsvindt, waarbij de veer tevens de nokkenbanen en de nokvolgers tegen elkaar drukt.

7. Inrichting volgens een der conclusies 2 t/m 6, met het kenmerk, dat het schuifmechanisme is voorzien van een aanstootarm die samenwerkt met een aandrijfpen voor het aandrijven van het opwikkelmechanisme. 8303816 s < .« + * » EHN 10.837 13

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het opwikkelmechanisme in hoofdzaak bestaat uit een aandrijf schijf waarop de aandrijfpen is bevestigd, een f rictiekoppeling, een gedreven schijf, een haspel velg, een demonteerbare haspelflens en een vast met 5 het huis verbonden afdekplaat, waarbij een opzetpal op de gedreven schijf is aangebracht,en een arreteerpal qp de afdekplaat, welke pallen samenwerken met een palvertanding op de binnenomfcrek van de haspel velg.

9, Inrichting volgens een der conclusies 1 t/m 8, met het kenmerk, dat de haspelhouder scharnierend op het huis is bevestigd.

10 15 20 25 30 35 8303815