NL8301644A - Zitting, in het bijzonder autozitting. - Google Patents

Description

( * _1_ <ê . * VO 4786

Zitting, in het bijzonder autozitting.

De uitvinding heeft betrekking op een zitting, in het bijzonder een voertuigzitting, met een inrichting voor het trapsgewijs veranderen van de stand van het zittinggedeelte ten opzichte van het zittingopneem-gedeelte,waarbij deze inrichting door een via een draaigreep bedienbaar 5 element verstelbaar is.

Het doel van de uitvinding is, een zitting van dit type zodanig uit te voeren, dat een trapsgewijze verandering van de stand van het zittinggedeelte ook tijdens het rijden mogelijk is, waarbij aan het einde van de betreffende trap steeds een zelfremming gewaarborgd is, 10 zodat in deze stand een labiele toestand met zekerheid is uitgesloten, welke een ongewenste automatische bediening mogelijk zou kunnen maken.

Dit doel wordt bij een zitting van het bedoelde type bereikt, doordat het element een taptandwiel-aandrijving met een tandwiel en een de tap dragende, met de draaigreep verbonden schijf is en dat de aan de 15 kopcirkel grenzende tandvlakken van de tanden zodanig zijn uitgevoerd, dat reaktiekrachten op de raaklijnen van de tandflanken van de tanden en de tap door het draaipunt van de schijf gaan.

Door deze bijzondere opstelling van de afzonderlijke delen vein het taptandwieldrijfwerk (transporteurvertanding) is het gewaarborgd, 20 dat na het bereiken van de bepaalde insteltrap de verstelinrichting voor het zittinggedeelte steeds zelfremmend gewaarborgd is. Daarenboven onderscheidt de volgens de uitvinding uitgevoerde, verstelbare zitting zich door een lichte gang.

Bij een bijzonder doelmatige uitvoeringsvorm zijn de tandflanken 25 van de tanden zodanig uitgevoerd, dat in een stand, waarin de symmetrietlijn van de ene tand door het draaipunt van de schijf heengaat, de naar elkaar toegekeerde tandflanken van de direkt aan deze tand grenzende tanden op de de tap rakende, omgeschreven cirkel liggen.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm met een met het zittingdeel 30 verbonden onderframe en een aan de voertuigbodem aangebracht zitting-opnemend deel is met het tandwiel een in een tandsegment grijpend tand-rondsel verbonden, waarbij het tandsegment met een in het onderframe draaibaar gelagerde achteras in verbinding staat. Daarbij is een langs-stang aanwezig, welke met zijn ene einde op het tandsegment en met zijn 35 andere einde op een been van een kniehefboom scharnierend is. Het andere 8301644 -2- been daarvan staat met een in het zittingopnemende deel draaibaar gelagerde, voorste dwarsas in verbinding. Met de achterste dwarsas staat een stuurstang in verbinding, waarvan een einde op het zittingopnemende deel scharniert. Daarbij is tussen elke stuurstang en het zittingopnemende 5 deel een schamieras aangebracht.

Het de taptandwiel-aandrijving opnemende lager is met het onder-frame van het zittingdeel verbonden.

Volgens een andere zeer doelmatige uitvoeringsvorm is met een in het onderframe van het zittingdeel draaibaar gelagerde middenas 10 een tweearmige hefboom verbonden, waarvan het ene einde in de top van een bijbehorende kniehefboom scharniert en waarvan het andere einde een tandsegment draagt, waarin, in de vergrendelstand, een in het onderframe van het zittingdeel zwenkbaar gelagerde tandklink ingrijpt, waarbij deze tandklink via een zwenkhefboom in de losstand kan worden gebracht. Daar-15 bij is de zwenkhefboom via een doorgediept gedeelte in het onderframe van het zittingdeel draaibaar gelagerd, waarbij op dit deel een hefboom is aangebracht, aan het ene einde waarvan een tap is gelagerd, welke in een in de tandklink aanwezige sleufvormige uitsparing grijpt.

Doelmatig staat de tandklink onder invloed van een terugstel-20 element, dat bij het vrijgeven van de zwenkhefboom de tandklink in de grendelstand brengt.

De uitvinding wordt aan de hand van de tekening nog nader toegelicht. Daarin tonen schematisch: figuur 1 een zijaanzicht van de zitting volgens de uitvinding, 25 figuur 2 een gedeeltelijk bovenaanzicht van de opstelling volgens figuur 1, waarbij overzichtelijkheidshalve het zittingdeel en de rugleuning niet zijn weergegeven, figuur 3 een aanzicht van het taptandwiel-drijfwerk voor de ver-stelinrichting van de zitting volgens de uitvinding, 30 figuur 4 een zijaanzicht van de constructie volgens figuur 3, figuur 5-8 zijaanzichten van de zitting volgens de uitvinding in verschillende bedrijfsstanden, waarbij overzichtelijkheidshalve het zittingdeel en de rugleuning niet getekend zijn.

Met 1(figuur 1 en 2) is een zittingopnemend deel weergegeven, 35 dat bij de weergegeven uitvoeringsvorm uit twee evenwijdig en op enige afstand van elkaar aangebrachte profieldragers bestaat, waarbij de ver-wijzingscijfers 2 en 3 het zittingdeel, resp. de rugleuning van de zitting 8301644

Jf 'N.

-3- aanduiden. Het zittingopnemende deel 1 is met de voertuigbodem verbonden. Met het zittingdeel 2 is een onderframe 4 verbonden, dat uit profiel-dragers bestaat.

In het onderframe 4 is een achterste dwarsas 5 draaibaar gelagerd, 5 waarmede een stuurstang 6 in verbinding staat, welke op het zitting opnemende deel 1 kan scharnieren. Tussen elke stuurstang 6 en het zittingopnemende deel 1 is een schamieras 7 aangebracht.

Met het andere einde van de achterste dwarsas 5 is een tand-segment 3 vast verbonden, waarvan de tandreeks 9 in een tandrondsel 10 10 ingrijpt.

Bij de in de tekening weergegeven uitvoeringsvorm is in het voorste bereik van het zittingdeel 2 een kniehefboom 11 aangebracht, waarvan de beide benen met 11a en 11b aangeduid zijn. Het been 11a van deze kniehefboom 11 is scharnierend met het tandsegment 8 via een 15 langsstang 12 verbonden, waarbij de scharnieren met de verwijzingscijfers 13, 14 zijn aangeduid. Het andere been 11b van de kniehefboom 11 is met een in het zittingopnemende deel 1 draaibaar gelagerde voorste dwarsas 15 vast verbonden.

Met in het onderframe 4 van het zittinggedeelte 2 draaibaar ge-20 lagerde middendwarsas 16 is een hefboom 17 verbonden, waarvan in de tekening slechts de twee armige hefboom is weergegeven. De tegenover liggende, eenarmige hefboom heeft de vorm, zoals deze door het verwij-zingscijfer 17a is weergegeven. De beide armen van deze hefboom 17 zijn met de verwijzingscijfers 17a en 17b aangeduid. De arm 17a is in het 25 toppunt van de kniehefboom 11 gescharnierd, waarbij het scharnier met het verwijzingscijfer 18 is aangeduid.

De andere hefboom 17b draagt een tandsegment 19, waarin, in de vergrendelstand, een in het onderframe 4 van het zittinggedeelte 2 in het punt 20 zwenkbaar gelagerde tandklink 21 ingrijpt. De tandklink 21 30 is via een zwenkhefboom 22 in de losstand te brengen. Deze zwenkhefboom 22 is via een doorgediept gedeelte 23 draaibaar in het onderframe 4 gelagerd. Aan dit doorgediepte deel 23- is een hefboom 24 aangebracht, aan het ene einde waarvan een tap 25 is aangebracht, welke in een, in de tandklink 21 aanwezige, sleufvormige uitsparing 26 ingrijpt.

35 De tandklink 21 staat onder invloed van een duidelijkheidshalve niet weergegeven terugstelelement, bijv. een veer, welke bij het vrijgeven van de zwenkhefboom 22 de tandklink 21 in de grendelstand voert, waarin 8301644 -4- het ingrijpen van de tanden van de beide delen 19 en 21 plaatsvindt.

Met het verwijzingscijfer 27 is een lager aangeduid, dat met het onderframe 4 in verbinding staat. Het lager 27 draagt een taptandwiel-aandrijving (transporteurvertanding), waarvan de details in het bijzon-5 der uit de figuren 3 en 4 van de tekening blijken. Dit taptandwiel-aandrijfwerk bestaat uit een de tap 28 dragende schijf 29, welke via een as 30 met een draaiknop 31 verbonden is.

Bij deze schijf 29 met de daarop aangebrachte tap 28 behoort het tandwiel 32, waarbij de in figuur 3 gestippeld getekende tand het 10 verwijzingscijfer 33 draagt, terwijl de direkt aan deze tand 33 ter weerszijden aangrenzende tanden 34 en 35 zijn aangeduid.

Het in het lager 27 via een as 36 gelagerde tandwiel 32 van het .taptandwiel-drijfwerk is met een tandrondsel 10 (figuur 1) verbonden, dat met de tandreeks 9 van het tandsegment 8 ’in verbinding staat.

15 Zoals uit figuur 3 van de tekening blijkt, zijn de tegen de kopcirkel k van het tandwiel 32 aanliggende tandflanken z van de tanden zodanig uitgevoerd, dat in een stand, waarin de symmetrielijn s-s van de tand 33 door het draaipunt 29a van de schijf 29 gaat, de naar elkaar toegekeerde tandflanken z van de direkt aan de tand 33 grenzende tanden 20 34, 35 op de, de tap 28 rakende omgeschreven cirkel h liggen. Door de .

keuze van deze bijzondere opstelling is aan het einde van elke trap' van de draaibeweging van het drijfwerk voor de inrichting voor het verstellen van de zitting in zoverre een stabiele toestand gewaarborgd, dat de op de raaklijn van de tandflanken z en de tap 28 optredende reaktiekrach-25 ten R (figuur 3) door het draaipunt 29a van de schijf 29 gaan en dus daarop geen draaimoment kunnen uitoefenen.

De algemene gedachte van deze bijzondere opstelling bestaat daarin, dat de tandflanken van de tanden zodanig zijn uitgevoerd, dat de reaktiekrachten R op de raaklijnen van de tandflanken z van de tanden 30 34, 35 en de tap 28 door het draaipunt 29a van de schijf 29 gaan.

De werking van de zitting volgens de uitvinding is als volgt:

Zeer in het algemeen wordt op de eerste plaats opgemerkt, dat het de kern van de uitvinding vormende taptandwiel-drijfwerk (transporteurvertanding) als wezenlijk element van de stelinrichting zowel voor 35 het zittinggedeelte als voor de rugleuning gebruikt kan worden. In het hierna volgende zal als uitvoeringsvoorbeeld slechts de toepassing in 8301644 -- ^ -5- samenhang met het verstellen van het zittingdeel nader beschreven worden.

Uitgangspunt voor de navolgende overweging is figuur 5 van de tekening/ waarin het zittinggedeelte 2 zich in zijn onderste stand bevindt. Moet een hoogteverstelling van het zittingdeel 2 als weergegeven 5 in figuur 4 plaatsvinden, dan wordt door het bedienen van de draaiknop 31 via het taptandwiel-drijfwerk het tandrondsel 37 verdraaid met als gevolg, dat op grond van het ingrijpen in de tandreeks 9 van het tand-segment 8 dit laatste in figuur 5 in de zin van de wijzers van een uurwerk gezwenkt wordt. Dit kan ook tijdens het rijden van het voertuig 10 plaatsvinden, waarbij aan het einde van elke trap een stabiele toestand overeenkomstig figuur 3 zal optreden. Is deze stabiele stand door het verder draaien van de draaiknop 31 verlaten, dan kan bijv. een met de schijf 29 verbonden rem ervoor zorgen, dat geen ongewenste verstelling als gevolg van het belasten van het zittingdeel 2 kan plaatsvinden.

15 In de eindstand nemen de afzonderlijke delen de in figuur 6 van de tekening weergegeven stand in.

Figuur 7 toont een stand, waarin slechts de voorkant van het zittingdeel 2 is opgelicht. Uitgangspunt is daarbij de in figuur 1 weergegeven stand van de afzonderlijke delen. Wordt de zwenkhefboom 22 20 in de zin van de wijzers van een uurwerk verdraaid, dein beweegt de tand-klink 21 tegen de deze belastende veer in naar de losstand, waarin dus geen ingrijping in het betreffende tandsegment 29 plaatsvindt.

Verplaatst de gebruiker van het zittinggedeelte 2 zijn gewicht naar achteren, dus in de richting van de rugleuning 3, dan komen de af-25 zonderlijke delen van de stelinrichting in de in figuur 8 weergegeven stand, waarbij aan het einde van de gewenste stand de zwenkhefboom 22 weer wordt vrijgegeven, met het gevolg, dat de tandklink 21 weer in de grendelstand wordt gebracht.

Figuur 8 van de tekening toont een soort combinatie van de standen 30 van het zittinggedeelte volgens de figuren 6 en 7. In dit geval moeten dus zowel de draaiknop 31 als de zwenkhefboom 22 bediend worden.

8301644

Claims (8)

1. Zitting, in het bijzonder voertuigzitting, met een inrichting voor het trapsgewijs veranderen van de stand van het zittingdeel ten opzichte van een zittingopnemend deel, waarbij deze inrichting door een 5 via een draaigreep bedienbaar element verstelbaar is, met het kenmerk, dat het element een taptandwiel-drijfwerk met een tandwiel (32) en een de tap (28) dragende, met de draaigreep (31) verbonden schijf (29) is en dat de tegen de kopcirkel (k) aanliggende tandflanken (z) van de tanden zodanig uitgevoerd zijn, dat de reaktiekrachten (R) op de raak- 10 lijnen van de tandflanken (z) van de tanden (34, 35) en de tap (28) door het draaipunt (29a) van de schijf (29) heen gaan.

2. Zitting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tandflanken (z) van de tanden zodanig zijn uitgevoerd, dat in een stand, waarin de symmetrielijn (s-s) van de ene tand (33) door het draaipunt 15 (29a) van de schijf (29) heengaat, de naar elkaar toegekeerde tandflanken (z) van de direkt aan deze tand (33) grenzende tanden (34, 35) op de de tap (28) rakende omgeschreven cirkel (h) liggen.

3. Zitting volgens conclusie 1 en 2 met een het zittingdeel verbonden onderframe en een aan de voertuigbodem aangebracht zitting— 20 opnemend deel, met het kenmerk, dat met het tandwiel (32) een in een tand-segment (8) ingrijpend tandrondsel (10) verbonden is, dat het tandseg-ment (8) met een in het onderframe (4) draaibaar gelagerde achterste dwarsas (5) in verbinding staat, dat een langsstang (12) aanwezig is, welke met zijn ene einde op het .tandsegment (8) en met zijn andere einde 25 op een been (11a) van de kniekhefboom (11) scharniert, dat het andere been (11b) daarvan met een in het zittingopnemende deel (1) draaibaar gelagerde voorste as (15) in verbinding staat en dat met de achterste dwarsas (5) een stuurstang (6) in verbinding staat, die elk op het zittingopnemende deel (1) schamierbaar is.

4. Zitting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat tussen elke stuurstang (6) en het zittingopnemende deel (1) een schamieras (7) is aangebracht.

5. Zitting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het het taptandwiel-drijfwerk opnemende lager (27) met het onderframe (4) van 35 het zittingdeel (2) verbonden is.

6. Zitting volgens conclusies 1-5, met het kenmerk, dat met een in het onderframe (4) van het zittinggedeelte (2) draaibaar gelagerde 8301644 -7- middendwarsas (16) een twee-armige hefboom (17) verbonden is, waarvan het ene einde in de top van een bijbehorende kniehefboom (11) schamier-baar is, en waarvan het andere einde een tandsegment (19) draagt, waarin in de vergrendelstand, een in het onderframe (4) van het zittingdeel 5 (2) zwenkbaar gelagerde tandklink (21) ingrijpt en dat deze tandklink (21) via een zwenkhefboom (22) in de losstand gebracht kan worden.

7. Zitting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de zwenkhefboom (22) via een doorgediept gedeelte (23) in het onderframe (4) van het zittinggedeelte (2) draaibaar gelagerd is en dat op dit deel 10 (23) een hefboom (24) is aangebracht, aan het ene einde waarvan een tap (25) aanwezig is, welke in een in de tandklink (21) aanwezige, sleufvormige uitsparing (26) ingrijpt.

8. Zitting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de tandklink (21) onder invloed van een terugstelelement staat, dat bij het 15 vrijgeven van de zwenkhefboom (22) de tandklink (21) in de grendelstand brengt. 8301644