NL8300076A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Description

* * Texas Industries ïï.V., Willemstad, Curasao

Grondbewerkingsmachine

De uitvinding heeft betrekking op een grondbewerkings-machine voorzien van een gestel en een aantal in dit gestel ondersteunde om opwaarts gerichte assen aangedreven bewerkings-organen die een drager en ten minste één in een houder van 5 deze drager aangebracht bewerkingselement omvatten.

De uitvinding beoogt een simpele en toch effectieve fixatie van het bewerkings element bij een grondbewerkings-machine van bovengenoemde soort. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat het bewerkingselement in een houder is 10 vastgezet door middel van een zich althans nagenoeg evenwijdig aan de langshartlijn van het bewerkingselement uitstrekkende wig.

Volgens een verder facet van de uitvinding is de wig daar aangebracht, waar tijdens het bedrijf praktisch geen 15 druk tussen het bewerkingselement en de houder optreedt. Hierdoor wordt bereikt dat de wig voor het verwisselen van de tand gemakkelijk kan worden verwijderd en desondanks een losraken van de tand ondanks de sterk in grootte en richting wisselende belasting die tijdens het bedrijf op de tand 20 wordt uitgeoefend kan worden voorkomen.

Aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld zal de uit -vinding hieronder nader uiteen worden gezet.

Fig. 1 geeft een bovenaanzicht weer van een grond-bewerkingsmachine in het bijzonder voor het bereiden van een 25 zaaibed, welke grondbewerkingsmachine is voorzien van een bevestiging voor een bewerkings orgaan volgens de uitvinding.

Fig. 2 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de lijn II-II in fig. 1, terwijl

Fig. 3 een aanzicht weergeeft volgens de pijl III in 30 fig. 2.

De in de figuren weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed, die is voorzien van een zich dwars op de voortbewegingsrichting A van de machine uitstrekkend koker-35 vormig gesteldeel 1, dat tijdens het bedrijf van de machine 8300076 'i Μ 2 althans nagenoeg horizontaal is gelegen. In het gesteldeel 1 zijn op onderling gelijke afstand, van bij voorkeur 25 cm, zich in opwaartse, bij voorkeur verticale richting, uitstrekkende assen 2 gelegerd van bewerkingsorganen 3. Elk van de bewerkings-5 organen 3 heeft een drager 4 die op het onder uit het gesteldeel 1 stekende einde van de as 2 is aangebracht. De drager 4 heeft diametraal tegenover elkaar gelegen delen 5 die op een naaf 6 aansluiten en tijdens het bedrijf althans nagenoeg horizontaal zijn gelegen. Elk deel 5 is aan de onderzijde vlak 10 terwijl de bovenzijde nabij het midden is voorzien van een zich in de langsrichting van de drager uit strekkende rib 7 die vanaf de naaf 6 tot het einde van de drager reikt en hierbij in bovenaanzicht gezien taps verloopt.

Zoals uit de fig. 2’verder blijkt neemt de hoogte van de 15 rib 7 naar het einde van elk deel 5 af en is de bovenzijde van de rib nabij het einde afgerond. Op deze wijze wordt bereikt dat gemakkelijk onkruid, wortelresten en der gelijke kunnen worden gelost. Aan de ten opzichte van de draairichting B van een bewerkingsorgaan 3 voorste zijde is elk deel 5 20 voorzien van een 'schuin naar boven verlopend schermdeel 5A.

Aan weerszijden van de.·.rib 7-f is elk deel 5 voorzien van een gat waardoor vanaf de onderzijde een bout 8 is gestoken met behulp waarvan een bevestigingsdeel 9 van een houder 10 aan de onderzijde van elk deel 5 van de drager 4 is bevestigd.

25 Het bevestigingsdeel 9 ligt over zijn gehele lengte tegen de onderzijde van een deel 5 en rust met zijn vrij.e recht verlopende einde tegen een vlak deel van de naaf 6. Het vlakke deel van de naaf 6 dat een aanligvlak vormt voor het einde van een bevestigingsdeel 9 strekt zich althans/ nagenoeg 30 evenwijdig uit aan een vlak dat ten opzichte van de draaiings-as van het bewerkingsorgaan 3 tangentiaal verloopt. Het bevestigingsdeel 9 heeft aan de onderzijde nabij het midden een tussen de gaten voor de bouten 8 gelegen rib 11 en sluit aan de van de naaf 6 afgekeerde zijde aan op de bovenzijde 35 van de houder 10. De houder 10 heeft een hoekige uitvoering waarbij een schuin ten opzichte van de draairichting B van een bewerkings orgaan 3 naar onderen en .achteren verlopende voor- en achterzijde aan de buitenzijde aansluiten op een eveneens hoekig uitgevoerd zijvlak. De bovenzijde van de 8300076 . - * - 3 - houder 10 verloopt vanaf zijn overgang in het bevestigings-deel 9 schuin naar beneden en naar buiten (fig. 2). De houder 10 is voorzien van een opening voor het opnemen van het bevestigingsdeel 12 van een als tand uitgevoerd bewerkings-5 element 13. De opening heeft bij' voorkeur een lengte van 80 mm. De tand is uit staf materiaal vervaardigd, waarbij het werkzame deel 14 is voorzien van twee diametraal tegenover elkaar gelegen ribben die reiken tot het bevestigingsdeel 12 dat in het verlengde van het werkzaam deel is gelegen.

10 De bovenzijden van de ribben rusten tegen de onderzijde van de houder 10. De ribben zijn ten opzichte van de draairichting B van een bewerkingsorgaan 3 achter elkaar gelegen en het werkzame deel is slepend opgesteld. De einden van de tand 13 zijn recht afgesneden. Het stafmateriaal heeft bij voorkeur 15 een diameter van 22 mm. De fixatie van het bevestigingsdeel 12 wordt verkregen door middel van een wig 15 die met een rechte in de langsrichting van het bevestigingsdeel 12 verlopende uitsparing aan de boven- en achterzijde van het bevestigingsdeel kan samenwerken. De wig 15 heeft een lengte die de helft 20 van de lengte van de opening in de houder bedraagt en omvat verder een schuine achterzijde die tot een kop reikt die buiten de bovenzijde van de houder 10 uitsteekt (fig. 2 en 3)·

De schuine achterzijde van de wig 15 werkt samen met een overeenkomstig uitgevoerde uitsparing aan de achterzijde 25 van de opening van de houder 10 welke uitsparing zich in de langsrichting van het bevestigingsdeel 12 uitstrekt. De wig 15 strekt zich bij voorkeur althans nagenoeg evenwijdig aan de langshartlijn van het bewerkingselement 13 uit. Door middel van de wig 15 die zich bevindt op een plaats waar tijdens het 30 bedrijf het bevestigingsdeel 12 relatief weinig druk op de houder 10 uitoefent wordt tevens een verdraaiing van de tand 13 ten opzichte van de houder 10 voorkomen. De voorzijde van de houder 10 bevat meer materiaal dan de achterzijde. De hoek die door de langshartlijn van het werkzaam deel 14 van de 35 tand met een verticaal vlak wordt ingesloten bedraagt 8 - 10°. De einden van het kokervormig gesteldeel 1 zijn door middel van zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende althans nagenoeg verticale platen 16 afgesloten. Aan de voorzijde zijnde 8300076 4 platen 16 voorzien van een bout 17 waarom zich langs de platen naar achteren uitstrekkende armen 17-^verzwenkbaar zijn. a

De armen 17 zijn tussen de einden voorzien van een vrij draaibare rol 18 die aan de omtrek is voorzien van langs element en 5 en zich achter de rij bewerkingsorganen 3 bevindt. Elk van de armen 17^is ten opzichte van de platen 16 door middel van een bout 19 en daarvoor aanwezige openingen in meerdere standen brengbaar en vastzetbaar, een en ander zodanig dat met behulp van de rol 18 de werkdiepte van de bewerkings organen 10 3 instelbaar is. Binnen het gesteldeel 1 is op elk van de assen 2 van de bewerkings organen 3 een tandwiel 20 met rechte vertanding aangebracht, een en ander zodanig dat de tandwielen op de assen van naast elkaar gelegen bewerkings organen met elkaar in aandrijvende verbinding staan. Nabij het midden van 15 het gesteldeel is de as van een bewerkings orgaan 3 naar boven verlengd en reikt tot in een tandwielkast 2 waarbinnen de as via een toerenvariator 22 aan de achterzijde van de tandwielkast in aandrijvende verbinding staat met een. zich in de voortbewegingsrichting A van de- machine uitstrekkende as 20 23 die aan de voorzijde buiten de tandwielkast uitsteekt.

De as 23 is via een tussenas 24 met de aftakas van een trekker koppelbaar. Nabij de voorzijde is het gesteldeel voorzien van een bok 25 met behulp waarvan de machine met de driepunts-' hef inrichting van een trekker koppelbaar is.

25 De werking van de in het voorgaande beschreven machine is als volgt:

Tijdens het bedrijf is de machine door middel van de bok 25 met de driepuntshefinrichting van de trekker verbonden en kan zij door middel van de trekker in een richting volgens 30 pijl A worden voortbewogen. Hierbij worden vanaf de aftakas via de tussenas 24 en de in het voorgaande beschreven overbrenging de naast elkaar gelegen bewerkings organen aangedreven in richtingen zoals met pijl B in fig. 1 is weergegeven en waarbij de zich naar beneden uitstrekkende bewerkings elementen 35 13 in de vorm van tanden tenminste aan elkaar grenzende stroken grond bewerken, zodat vooral ook op zwaardere gronden een zaaibed wordt verkregen met een landbouwkundig gezien zeer goede structuur.

8300076 V «- ^ a 5

De in het voorgaande beschreven tand is vervaardigd uit s taf mat eri aal waarvan een cilindrisch einde het bevestigings-deel 12 van. de tand vormt, terwijl het werkzaam deel dat in het verlengde is gelegen van het bevestigingsdeel tot zijn 5 vrije einde is voorzien van ribben. Door middel van de bovenzijde van de ribben die tegen de onderzijde van de houder 10 zijn gelegen (fig. 2 en 3) wordt in combinatie met de specifieke wigbevestiging aan de achter- en bovenzijde een effectieve fixatie verkregen. Bovendien bevorderen de ribben de 10 stijfheid van het werkzaam deel 14 van de tand en hebben zij een effectieve invloed op de werking van de tand. Door middel van de wig 15 die zodanig is gelegen dat zo min mogelijk vervuiling optreedt kan snel een uitwisselen van de tand worden verkregen, terwijl desondanks een effectieve fixatie aanwezig 15 is die bestand is tegen de steeds in grootte en richting wisselende krachten die tijdens het bedrijf op het werkzaam deel 14 van de tand worden uitgeoefend en waarbij een verdraaiing van het bevestigingsdeel 12 in de houder 10 wordt voorkomen.

20 De uitvinding is niet beperkt tot het voren staande doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet beschreven.

-Conclusies- --- *___ 8300076

Claims (14)

1. Grondbewerkingsmachine voorzien van een gestel en een aantal in dit gestel'ondersteunde om opwaarts gerichte assen aangedreven bewerkingsorganen die een drager en ten minste één in een houder van deze drager aangebracht 5 bewerkings element omvatten, met het kenmerk, dat het bewer-kingselement in een houder is vastgezet door middel van een zich althans nagenoeg evenwijdig aan de langshartlijn van het bewerkings element uit strekkende wig.

2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met 10 het kenmerk, dat de wig is aangebracht op een punt waar tijdens het bedrijf praktisch geen druk door het bewerkings-element op de houder wordt uitgeoefend.

3. Grondbewerkingsmachine voorzien van een gestel en een aantal in dit gestel ondersteunde om opwaartse assen 15 aangedreven bewerkings organen die een drager en ten minste één in een houder van de drager aangebracht zich naar beneden uitstrekkend bewerkings element omvatten, met het kenmerk, dat de bevestiging voor het bewerkings element een wig omvat die daar is aangebracht waar tijdens het bedrijf 20 praktisch geen druk tussen het bewerkings element en de houder optreedt.

4. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wig, de houder en het bevestigingsdeel van de tand zodanig zijn uitgevoerd dat de 25 wig een verdraaiing van de tand ten opzichte van de houder voorkomt.

5. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wig zich aan de achter en bovenzijde van het bevestigingsdeel van het bewerkings element 30 bevindt.

6. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wig aan de zijde van het bevestigingsdeel recht verloopt en aan de zijde van de houder is voorzien van een schuin verlopende zijde.

7. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met.het kenmerk, dat de wig is voorzien van een kop die boven de houder uitsteekt. 8300076 * Ü »

8. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wig een lengte heeft die ongeveer gelijk is aan de helft van de lengte van een in de houder voor het opnemen van het bevestigingsdeel aanwezige 5 opening.

9· Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bewer kings element is uitgevoerd als een tand die uit staf materiaal is vervaardigd.

10. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 9, met het 10 kenmerk, dat een einde van de tand, dat het bevestigingsdeel vormt cilindervormig is terwijl het andere einde een afwijkende vormt heeft.

11. Grondbewerkingsmachine voorzien van een gesteldeel waarin een aantal om opwaarts gerichte assen aangedreven 15 bewer kings organen zijn ondersteund en een bewerkings orgaan is voorzien van ten minste één zich naar beneden uitstrekkend bewerkingselement, met het kenmerk, dat het bewerkings element in de vorm van een tand is vervaardigd uit staf materiaal waarvan één einde cilindrisch is uitgevoerd*terwijl het andere 20 einde een hiervan afwijkende vorm heeft.

12. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 9-11, met het kenmerk, dat het werkzaam deel van de tand aan de voor- en achterzijde is voorzien van een rib.

13. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 12, met het 25 kenmerk, dat de bovenzijden van de ribben tegen de onderzijde van een houder waarin het bevestigingsdeel van de tand is onder gebracht, zijn gelegen.

14. Grondbewerkingsmachine zoals beschreven in het voorgaande en weergegeven in de figuren. 8300076