NL8203955A

NL8203955A - Steuninrichting.

Info

Publication number: NL8203955A
Application number: NL8203955A
Authority: NL
Original assignee: Hehl Karl
Priority date: 1981-10-14
Filing date: 1982-10-13
Publication date: 1983-05-02
Also published as: JPS5872429A; IT1152901B; ATA365582A; IT8223683A0; FR2514290B1; GB2109741B; GB2109741A; CH661473A5; FR2514290A1; AT380825B

Description

♦

Steuninrichting

De uitvinding heeft be trekking op een steuninrichting voor de op horizontale balken door middel van een hydraulisfcthe aandrijfinriditing bewsegbare vaondrager van een kunststofspuit-gietmadiine met twee in de hoogte verstelbare steunorganen we Ike 5 aan horizontale en vertikala oppervlakken van rails van het . voetstuk van de machine door middel van in de steunorganen opgenciren loopelementen gesteund zijn, in horizontale en verticale benen uitlopan en ten cpzichte van de vormdrager relatief in de hoogte en zijwaarts verstelbaar zijn alsnede 10 via meenemers met de opneemlagers van de vormdrager verbonden zijn.

Bij een bekende steuninrichting van daze soort (Duits octrooischrift 2.943.118· zie hiertoe de Nederlandse octrooiaanvrage 80.05582) zijn de steunorganen star met de 15 vormdrager verbonden. Ban dergelijke verbinding vereist betrekkelijk geringe fabricagetoleranties. Bij geringe maatafwijkingen kunnen spanningen in het csndersteuningssysteem cptreden ondat het steunorgaan enerzijds de neiging heeft zich aan de rolcppervlakken van de rails te oentreren, anderzijds echter met de vormdrager 20 star verbonden is. Dit geldt in bijzondere mate voor steunorganen met grote steuncppervlakken die ter vermindering van de specif ieke oppervlaktedruk cp de rails gewenst zijn.

Hiervan uitgaand beoogt de uitvinding een ondersteunings-inrichting van de hierboven genoemde soort zodanig uit te voeren 25 dat oak bij gebruikelijke fabricagetoleranties ondersteunings-organen met willekeurig grote andersteuningscppervlakken bij gelijkmatige specifieke druk spanningsvrij toepasbaar is.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de steunorganen elk tussen de naburige rails en een opneemlager 30 van de vormdrager als losse oonstructieve eenheden vervangen zijn en uitsluitend aan de oppervlakken van de rails gecentreerd zijn, waarbij de meenemer (meeneemt^pen) voor een beweeglijke verbinding van de steunorganen met de opneemlagers uitgevoerd zijn.

8203955 * y l m

Daardoor zijn ook de constructieve vereisten aanwezig om als locpelementen locprollen in het steunorgaan toe te passen cun de werkbe lasting van de neenemers te verminderen.

Dit geldt in bijzondere mate wanneer de door middel in 5 van tappen in de geleidingsgang geleide locprdleneen rollencassette los en ten cpzichte van elkaar verschuifbaar in rijen opgesteld zijn.

In het volgende wordt de uitvinding aan de hand van de tekenmg van een uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt: 10 Fig. 1 toont de gedeeltelijk doorgesneden steminridtbgin 8203955 * * -2- vooraanzicht.

Fig* 2 toont de gedeeltelijk overlangs gesneden steuninrich-j ting in zijaanzicht. De figuren 3 en 4 tonen het vergroot getekende : steunorgaan in telkens een aanzicht volgens de figuren t en 2.

J

5 Fig. 4 toont de rollencassetten volgens fig. 3 in doorsnede volgens de lijnen Illa-IIIa en Illb-IIIb.

Fig. 5 toont een kunststofspuitgietmachine met een variant van de steuninrichting alsmede een aftastinrichting.

De horizontale balken: zijn aan een einde door een montage-10 plaat 112 van de hydraulische aandrijfinrichting en aan bet andere j einde door een stationaire vormdrager 111 opgenomen. De montageplaat! j 112 en de vormdrager 111 zijn aan de machinevoet 25 bevestigd. De zuigerstang 118 van de aandrijfcilinder 113 is gekoppeld met de vormdrager 12 die met behulp van in de hoogte verstelbare steun-' 15 organen 17 op de rolbanden 27 van de rails 26 steunt. Elk steun orgaan 17 loopt in een horizontaalbeen 17a en een vertikaalbeen 17b uit en is door middel van een vertikale schroefdraadbout 15 alsmede j . een horizontale schroefdraadbout 16 ten opzichte van de vormdrager j i 12 in de hoogte en zijdelings verstelbaar. De vertikale schroefdraad-20 bout 15 staat met een horizontaalbeen 13a van een opneemlager 13 van de vormdrager 12 via schroefdraad in aangrijping en is daardoor \ middel van een schroefdraadmoer 15a in de telkens ingestelde stand-gezekerd. De horizontale schroefdraadbout 16 staat met een vertikaalbeen 13b door schroefdraad in aangrijping en is daardoor middel 25 van een schroefdraadmoer 16a in de ingestelde stand gezekerd. De I last van de vormdrager 12 wordt uitsluitend via de vertikale schroef-draadbouten 15 overgedragen aan het steunorgaan 17. Horizontale j i belastingen van de vormdrager 12, die dwars op de rolrichting a j gericht zijn, worden via de horizontale schroefdraadbouten 16 over- | 30 gedragen aan het steimorgaan 17. Deze horizontale belastingen kunnen bijv. afkomstig zijn van zijdelings op de vormdrager resp. op de spuitgietvorm inwerkende hulptoestellen, maar ook bijv. van een onnauwkeurige, dat wil zeggen van een ten opzichte van het exacte ; t horizontale stelvlak afwijkende opstelling van de machinevoet voort-| 35 vloeien, De steunorganen 17 zijn elk tussen de naburige rails 26 enj i 8203955 4 -3- v het bijbehorende opneemlager 13' gevangen en uitsluitend aan de rol-vlakken van de rolbanden 27 van de rails 26 gecentreerd. Daardoor is ! een hoogte verstelling en een zijwaartse verstelling bij volledige ! relatieve beweegbaarheid tussen de steunorganen 17 en de opneemlagers 5 13 mogelijk zonder dat de centrering aan de rolvlakken zal worden ver-j minderd. Deze beweegbaarheid wordt door de meeneemtappen 31 van de ! bijbehorende opneemlagers 13 niet opgeheven, welke de meename van het ; i steunorgaan 17 bij bewegen van de vormdrager 12 in de rolrichting a j bewerkt. De meeneemtap 31 reikt met een kegelvormig toelopend ingrijp-: > 10 einde 31b in een spleet 35 van het steunorgaan 17 zodat een soort kogel- i gewricht gevormd wordt. Het ingrijpeinde 31b eindigt op afstand van j een cirkelvormig gebogen bodem van de spleet 35. Het ingrijpeinde 31b | ligt slechts in het deel van zijn maximale doorsnede in het ingrijp- j deel voor het meenemen aan tegen de flanken die de spleet 35 van het ; I5 steunorgaan 17 begrenzen. Elk steunorgaan 17 en het bijbehorende j i opneemlager 13 hebben een gemeenschappelijk symmetrievlak b-b. Dit ! symmetrievlak valt samen met de diagonaal van de vormdrager 12 en de j i rails 26. De in het symmetrievlak b-b gelegen meeneembout 31 staat met j schroefdraad in aangrijping met een lijf van het opneemlager 13, waar-j i

20 bij dit lijf een uitsparing 14 in het opneemlager 13 begrenst. De I

i meeneembout 31 is daardoor een schroefdraadmoer 31a gezekerd. Een opti-r male instelling van de steuninrichting wordt verkregen wanneer de j steunorganen 17 zodanig in vertikale en horizontale richting belast j worden en daardoor de balken 10 overeenkomstig ontlast worden, dat ! 25 deze balken 10 zowel van hun draagfunctie als ook van hun leidfunctie j ontheven worden. Daarb-ij zijn de in de leidbussen 11 gestoken balken j 10 uitsluitend op axiale trek resp. druk belast. Daardoor worden hun j leidlagers gespaard en ook een meer exacte geleiding en daardoor een j overeenkomstig hun ligging op elkaar drukken van de gietvormhelften ! : 0 bereikt. Dit is bij het tot stand brengen van gietelingen met grote j precisie en met grote levensduur van groot belang. Het instellen wordt : ' met behulp van een aftastinrichting 50 uitgevoerd, welke de afwijkingen! van de gesteunde vormdrager 12 van een ten opzichte van de stationaire | vormdrager 111 evenwijdige en tenopzichte van de middenas d-d concen- j i '5“ trische stand meet. De aftastinrichting 50 is in de centreeropening 45 j >» t 8203955 .· ^ ¥ -4— van de stationaire vormdrager 111 met behulp van een vormstuk 47 ge- j centreerd. In het vormstuk 47 is een houder 48 met kogellagers opge- ΐ nomen,Een kegelvormige opneemschacht 50a steekt in de houder 48 en | i draagt een meetklok 50b. Aan het huis van de meetklok is aan het kop- ! 5 einde een spleet 50c aangebracht waarin een tastorgaan 50d verschuif- ; i bear gelagerd is. Een zwenkbare meetvoeler 50e van het tastorgaan 50d is naar keuze aan het inwendige manteloppervlak van de centreeropening! 51 van de beweegbare vormdrager 12 (stippellijnen in fig. 5) of aan ; het opspanoppervlak daarvan aanlegbaar voor het aftasten. In het eerste 10 geval wordt de concentrische ligging, in het laatste geval de plan- ! paralleliteit gemeten. Bij het instellen wordt de vormdrager 12 met j een gewicht belast welke overeenkomt met de gemiddelde last van een gietvorm.

De relatieve beweegbaarheid tussen het steunorgaan 17 en de 15 bijbehorende opneemlagers 13 maakt de toepassing mogelijk van zeer vele, betrekkelijk lange en gelijktijdig belaste looprollen 20, die | in de leidgang 21 los, dat wil zeggen ten opzichte van elkaar verschuif-baar in een rij naast elkaar zijn opgesteld. De uitsluitende centrering van de steunorganen 17 aan de looprails 26 begunstigd de evenwijdige 20 loop van de tegengesteld roterende looprollen. De looprollen 20 van \ •elk been 17a, 17b zijn ondergebracht in een rollencassetten R. De j rollencassetten is door een cassettenkern 18 met rechthoekige doorsnede en twee aanweerszijden van de cassettenkern in de vorm aansluitend aanliggende cassettendeksels 19 gevormd. De looprollen 20 zijn door j 25 middel van tappen 20a in de leidgangen 21 van de cassettendeksels 19 j geleid. In het naar de rails 26 toegekeerde lineaire leideel zijn de [ looprollen 20 gesteundopde vlakke onderzijde van de cassettenkern j 18. Elke rollencassette is in een zich in de rolrichting a-a uitstrek-kende tunnel van het bijbehorende been 17a resp. 17b van het steunorgaan 30 17 inlegbaar. De rollencassetten R zijn door middel van schroefbouten 28 in de bijbehorende tunnels gezekerd, welke via boringen 30 steken ; door de cassettenkern 18. De lichtebreedte van de boringen 30 is groter ! dan de doorsnede van de schroefbouten 28. De cassettendeksels 19 grijpen door middel van ringflenzen 19b in de vorm passend in de boringen 30 van 35" de cassettenkern 18. De cassettendeksels zijn door diep getrokken i ' r 3203955 « .-5- stanststukken uit staalplaat gevormd. Het limeaire deel met de belaste , looprollen staat aan de beide kopzijdea van de rollencassetten R telkens via een cirkelboog over in een evenwijdig, lineair leidgedeel-t.e van de t

leidgang 21 die zich op grotere afstand van de naburige Xangskant 19d j J

* m ... i 5 (fig. 4) bevindt dan het aan de zijde van de rails gelegen deel van de ; • i naburige langskant 19c. Daardoor liggen de aan de bovenzijde van de j kern drukloos rollende looprollen 20 volledig binnen de rollencassetten R. Het steunorgaan 17 ligt daarom ορ-de langskant 19d van het deksel 19. De geperste leidgang 21 is in zijn liniaire delen door omgebogen randen! 10 19a van de cassettendeksels 19 bepaald. In de cirkelboogvoraige delen ; • | is de leidgang door een geperste greef gevormd. De rollencassetten R ; is op beide kopeinden met behulp van kunststofplaten 22 afgedekt. Deze ; liggen elk met een aftreklip op de rolband 27 van de rail 26. Kegelvormig verdikte randen 22a van de kunststofplaten 22 grijpen op drie zijden ! i

15 in groeven van het steunorgaan 17. Daarbij liggen verstijvingsribben 22b aan de binnenwanden van het steunorgaan 17. Een de rollencassetten R

omsluitende, elastische afdichtstrook 23 ligt met aftreklippen 23a op de band 27. De naar buiten zich verdikkende afdichtstroken zijn tussen = de cassettendeksels 19 en de naburige wand van het steunorgaan 17 J 20 gevangen. Overigens is de afdichtstrook aan een omgebogen console 22d van elke kunststofplaat 22 vastgelegd.

i ! » ' 8203955

Claims

1. Steuninrichting voor de op horizontale balken door middel van een hydraulische aandrijfinrichtlng beweegbare vormdrager van een kunststof spuitgietmachine met twee in de hoogfce verstelbare steunorganen we Ike aan horizontale 5 en vertikale qppervlaJcken van rails van bet voetstuk van de machine door middel van in de steunorganen opgenctnen loopelementen ondersteund zijn, in horizontale en vertikale benen uitlopen en ten opzichte van de vormdrager relatief in de hoogte en zijwaarts verstelbaar zijn alsmede via meenemers met de 10 opneemlagers van de vormdrager verbonden zijn, gekenmsrkt doordat de steunorganen (17) elk tussen de naburige rails (26) en een opneemlager (13) van de vormdrager (12) als losse oon-structieve eenheden gevangen zijn en uitsluitend aan de cpper-vlakken van de rails (26) geoentreerd zijn, waarbij de mee-15 neirers (meeneemtappen 31) voor een beweeglijke verbinding V van de steunorganen (17) met de opneemlagers (13) uitgevoerd zijn.

2. Ondersteuningsinrichting volgens conclusie 1, gekenmsrkt doordat bet steunorgaan (17) en bet opneemlager 20 (13) van de vormdrager (12) een gemeenschappelijk symraetrievlak (b-b) hebben.

3. Ondersteuningsinrichting volgens conclusie 2, gekenmsrkt doordat het symmstrievlak (b-b) net de diagcnaal van de vormdrager (12) en de diagcnaal van de in dwarsdoorsnede 25 vierkante rails (24) samsnvalt.

4. Ondersteuningsinrichting volgens den der voorgaande conclusies, gekenmsrkt doordat een mseneemtap (31) van het opneemlager (13) in een spleet (35) van het steunorgaan (17). steekt.

5. Ondersteuningsinrichting volgens een der conclusies 2 t/m 4, gekenmerkt doordat de in het syirmetriavlak (b-b) gelegen mseneemtap (31) een kegelvormig versmallend ingreepeinde (31b) bezit.

6. Ondersteuningsinrichting volgens een der voor- 8203955 y 7 gaande conclusies, gekenmerkt doordat in elk been (17a en 17b) van elk steunorgaan (17) een groot aantal looprollen in een lineair deel van de geleidingsgang (21) tegelijkertijd belastbaar zijn.

7. Qndersteuningsinrichting volgens conclusie 6, gekenmerkt doordat de door iniddel van tappen (20a) in de geleidingsgang (21) geleide looprollen (20) van beide benen (17a, 17b) in een rollencassette (R) los en ten qpzichte van elkaar verschuif-baar in rijen qpgesteld zijn.

8. Qndersteuningsinrichting volgens conclusie 6 of 7, gekenmerkt doordat de rollencassette (R) door een cassettekem ¢.8) net rechthcekige dwarsdoorsnede en twee aan weerszijde van de cassettekem ¢.8) in vorm aansluitende, aanliggende cassettedeksels 19) gevormd is.

9. Qndersteuningsinrichting volgens e£n der conclusies 6 t/m 8, gekenmerkt doordat de rollencassette (R) in een tunnel van het steunorgaan (17) inlegbaar is en door middel van schroefbouten (28) in het steunorgaan (17) beveiligd is, welke in de cassettekem (18) via boringen (30) steken, waarvan 20 de lichte breedte groter is dan de doorsnede van de schroefbouten (28), waarbij de cassettedeksels (19) door middel van ringflenzen (19b) in vorm aansluitend steken in de boringen (30).

10. Qndersteuningsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een aan de staticnaire vormdrager 25 (111) gecentreerde en daar draaibaar gelagerde aftastinrichting (50) voor het vaststellen van een afwijking van de beweegbare vormdrager (12) van een ten qpzichte van de staticnaire vorm-drager (111) planparallelie en ten qpzichte van de raiddenas (d-d) conaantrische stand, waarvan de meetvoeler (50e) naar 30 keuze aan een inwendig mantelqppervlak van de centreeropening (51) van. de beweegbare vormdrager (12) of aan het opspanqppervlak daarvan voor het affasten aanligt. 8203955