NL8200379A

NL8200379A - Luchtband voor voertuig.

Info

Publication number: NL8200379A
Application number: NL8200379A
Authority: NL
Original assignee: Continental Gummi Werke Ag
Priority date: 1981-02-13
Filing date: 1982-02-02
Publication date: 1982-09-01
Also published as: US4425953A; FR2499912B1; IT8219312A0; FR2499912A1; IT1149485B; BE891720A; DE3105209A1; DE3105209C2

Description

N.0. 30.743 - 1 “

Luchtband voor voertuig.

De uitvinding heeft betrekking op een in hoofdzaak uit rubber, of rubberachtige stoffen bestaande luchtband voor voertuigen met een radiaalkarkas en een zich tussen het karkas en het loopvlak bevindende, trekvaste, zich ongeveer over de breedte van 5 het loopvlak uitstrekkende gordel, die uit twee of meer koordweefsel-lagen, bij voorkeur uit koordlagen met staalkoorden bestaat, waarbij ten minste tussen twee gordellagen een rubberlaag geplaatst is, waarvan de wanddikte ten minste ongeveer met de middellijn van de, de gordel stevigheid gevende, delen overeenkomt, echter geen gro-10 tere wanddikte dan 5 mm heeft en waarbij verder in het middendeel van de gordel de zich tussen de gordellagen bevindende rubberlaag, in hoofdzaak zachter is in vergelijking met de beide zich in het randdeel van de gordel bevindende rubberlagen.

Bij bekende luchtbanden van dit soort, is de, uit drie 15 naast elkaar liggende stroken bestaande rubberlaag, ongeveer sikkelvormig gevormd resp. van puntig eindigende randen voorzien, zodanig dat de vrij eindigende randen aan beide zijden van de gordel met de gordel eindigen.

Door een zo uitgevoerde rubber tussenlaag wordt welis-20 waar een vermindering van de rolweerstand van de band teweeggebracht, maar loslaten van lagen is echter in de omgeving van de gordelzijden niet te vermijden.

Het is in hoofdzaak het doel van de uitvinding de kruip-weerstand van het zenitdeel van de band door een verbeterde samen-25 hang van de lagen te verbeteren en gelijktijdig de rolweerstand nog verder te verminderen.

Voor het bereiken van dit doel steken de beide, zijdelings geplaatste, hardere delen van de genoemde rubberlaag aan beide zijden uit ten opzichte van de gordel, en bij voorkeur wel zo, JO dat ongeveer de helft van de breedte van het loopvlak zich direkt binnen het geheel van de gordel bevindt, en de andere helft van het loopvlak zich zijdelings buiten naast het geheel van de gordel bevindt .

Deze zijdelings uitstekende delen van de bovengenoemde 35 hardere rubberstroken, verbeteren de binding tussen de gordelranden en de aangrenzende rubberlagen. Bovendien wordt door de zijdelingse uitsteeksels de rolweerstand van de band nog verder verminderd omdat 8200379 - 2 - het bovendeel van de band in zijn geheel verder verstevigd en gestabiliseerd is, wat zich vooral onder inwerking van zijdelingse krachten voordoet.

Om daarbij een, wat betreft de stevigheid, gunstige 5 overgang te verschaffen, kiest men voor de beide zijdelingse, harde stroken van de genoemde rubberlaag, een ongeveer driehoekvormige dwarsdoorsnede respectievelijk een dwarsdoorsnede met een vorm waarbij de wanddikte naar de beide randen van de strook toe, geleidelijk, eventueel tot een scherpe zijde, afneemt. Daardoor 10 wordt in vergelijking met een rechthoekige vorm van de dwarsdoorsnede een veel betere overgang bereikt.

Verdere details van de uitvinding worden aan de hand van de tekening verduidelijkt, waarin een uitvoeringsvoorbeeld af-gebeeld is.

15 Fig. 1 is een radiale doorsnede van een deel van een luchtband van een voertuig, en

Fig. 2 is een schouderdeel van de band volgens fig. 1, in radiale dwarsdoorsnede, en wel op vergrote schaal.

De in hoofdzaak uit rubber of rubberachtige stoffen be-20 staande band heeft een radiaal karkas 1, waarvan de, de stevigheid gevende, draaglagen door omslaan om de kiel kernen 2 in de bandkielen 3 verankerd zijn. Boven de zijwanden van de band 4> tussen het radiaalkarkas 1 en het geprofileerde loopvlak 5» bevindt zich een, in omtreksrichting tegen trek bestendige gordel 6, die 25 zich in hoofdzaak over de breedte van het loopvlak 5 uitstrekt en volgens het uitvoeringsvoorbeeld uit vier boven elkaar liggende koordweefsellagen 7> 8, 9 en 10 bestaat, zodanig dat de stevigheid gevende delen van de lagen f, 8 resp. 9? 10 elkaar kruisen en de stevigheid gevende delen met de omtreksrichting van de band een 30 hoek van ongeveer 18 tot 25° maken. De breedte van de laag is daarbij verschillend: de lagen 8, 9 niet de grootste breedte worden daarbij door een rubberlaag 11 op gelijke afstand gehouden, respectievelijk door deze hechtend aangebrachte rubberlaag 11 elastisch met elkaar verbonden.

35 De rubberlaag 11 bestaat uit een middelste strook 12 en en twee zij stroken 13 zodanig dat de breedte b van de stroken 13 ongeveer 20 tot 25 % van de breedte B van de gordel 6 bedraagt.

De stroken 13 hebben een ongeveer driehoekvormige dwarsdoorsnede zodanig dat het ene been 14 tegen het kopvlak van laag 8 aanligt, 40 verder echter buiten de gordel 6, in de richting van de schouders 82 0 0 3 7 9 - 3 - 15 van de band, uitsteekt, terwijl het andere heen 16 zich praktisch over de hele lengte tussen de heide lagen 8 en 9 bevindt.

Het uitstekende deel d.w.z. de lengte van het heen 14 is daarbij ongeveer 10 % van de breedte B.

5 Be hardheid (alle hardheden gemeten in shore A) van de laag 12 bedraagt daarbij ongeveer 40 tot 50, bij voorkeur ongeveer 48 Shore. Be hardheid van de stroken 15 is daarentegen wezenlijk groter. Beze moet 58 tot 80, bij voorkeur ongeveer 65 tot 70 Shore zijn, terwijl de zich in het schouderdeel bevindende op het been 14 10 aansluitende en deze rakende rubberlagen een ongeveer 5 tot 15

Shore-graden kleinere hardheid, dus een hardheid van ongeveer 55 tot 60 Shore hebben, waarbij echter het loopvlak 5 een hardheid van ongeveer 63 tot 65 Shore kan krijgen. In elk geval moet echter de strook 13 harder zijn dan de aangrenzende rubberlagen.

15 Boor de strook 13 met de zijdelings uitstekende benen 14, wordt de overgang tussen de zijdelingse randen van de gordel 6 in de schouderzone van de band verbeterd. Tegelijkertijd wordt een betere versteviging van het zenitdeel van de band en aldus ook een vermindering van de rolweerstand bereikt.

20 Zoals uit de tekening blijkt, lopen de lagen 8, 9 prak tisch evenwijdig met elkaar.

Yoor het uitvoeren van de uitvinding zijn ook de terugstuit elasticiteit en (bepaald volgens BIN 53512) van wezenlijke betekenis. Bijzonder gunstige resultaten worden verkregen als de 25 laag 12 een terugveerelasticiteit van 60 tot J0 %, de strook 13 een terugveerelasticiteit van ongeveer 40 tot 50 % en tenslotte het loopvlak 5 een terugveerelasticiteit van 40 % heeft. Bientengevolge hebben de zich tegen het been I4 van de strook 13 aansluitende rubberlagen een ongeveer 10 tot 30 % grotere terugveerelasticiteit. 30 Aan de hand van de tekening wordt een uitvoeringsvoor- beeld beschreven, volgens welke de gordel 6 uit vier weefsellagen met koord 7? 8, 9 en 10 bestaat. Zoals reeds aangegeven, maken de de stevigheid gevende delen van de lagen 7» 8 resp.9 en 10 met de richting van de bandomtrek een hoek van ongeveer 18 tot 25° zodanig 35 dat twee boven elkaar liggende paren lagen een symmetrische ruitvormige plaatsing hebben. Be middenstrook 12 is daarbij tussen de lagen 8 en 9 geplaatst, die op hun beurt de hiervoor genoemde schuine hoek met de omtreksrichting maken.

Be uitvinding is eveneens ook bij die gordels bruikbaar, 40 waarbij, afwijkend van de gebruikelijke ruitvormige plaatsing de 8200379 - 4 - stevigheid gevende delen driehoeken met elkaar vormen, waarin bijvoorbeeld de, de stevigheid gevende delen van twee lagen hoeken van ongeveer 18 tot ongeveer 25° met de omtreksrichting insluiten, terwijl een derde laag een hoek van ongeveer 65° met de omtreks-5 richting van de band maakt. Yoor dit geval van de zogenaamde drie-hoekgordel moet de middenstrook 12 tussen twee lagen geplaatst worden, waarvan de , de stevigheid gevende delen de kleinere hoek, dus een hoek van ongeveer 18 tot ongeveer 25° met de omtreksrichting van de band maken. De, de stevigheid gevende delen met de gro-10 tere hoek van de doorsnede grenzen dus niet aan de rubberstroken 12.

Yan belang is nog het inzicht dat het van het been 14 afgewende, aan de binnenkant liggend been van de strook 13 in hoofdzaak respectievelijk overwegend niet de radiaal aan de binnenkant liggende, maar de radiaal aan de buitenkant liggende, laag, 15 volgens de tekening dus laag 3, raakt respectievelijk aan deze is gehecht. Dit is daarom van groot belang, omdat de tijdens het in bedrijf zijn van de band, optredende schuifspanningen, bij zo’n plaatsing van de rubberstrook 13 het best weerstaan kunnen worden.

- conclusies - 8200379 a». H"*·'

Claims

1. In hoofdzaak uit rubber of rubberachtige stof bestaande luchtband voor voertuigen met een radiaalvormige karkas en een zioh tussen het karkas en het loopvlak bevindende, trekvaste, zich ongeveer over de breedte van het loopvlak uitstrekkende gordel, die uit 5 twee of meer koordweefsellagen, bij voorkeur uit koordweefsellagen uit staaldraad bestaat, waarbij ten minste tussen twee gordellagen een rubberlaag geplaatst is, waarvan de wanddikte ten minste met ongeveer de middellijn van de, de gordel stevigheid gevende, delen overeenkomt, echter geen grotere wanddikte dan 5 mm heeft, en waar- 10 bij verder in het middendeel van de band de zich tussen de gordellagen bevindende rubberlaag in hoofdzaak zachter is in vergelijking met de beide zich in het randdeel van de gordel bevindende rubberlagen, met het kenmerk, dat de beide, het zach tere middendeel (12) van de rubberlaag (11) tussen zich insluitende 15 strookvormige randdelen (13) van de rubberlaag (ll) bij beide randen zijdelings uit de gordel (6) steken.

2. Band volgens conclusie 1,met het ken merk, dat de stroken (13) ongeveer op halve breedte' tussen de aan deze grenzende lagen (8,9) van de gordel (6) geplaatst zijn, 20 zodanig dat de stroken (13) ongeveer over de halve breedte zijdelings uit de gordel (6) steken.

5. Band volgens conclusie 1,met het ken merk, dat de stroken (15) naar de beide randen toe, een geringere wanddikte hebben, bij voorkeur echter puntig toelopen. 25 4· Band volgens conclusie 2 en 3, m e t het kenmerk, dat de strook (13) aan zijn onderkant tegen de kopzij-de van de zich onder de strook (13) bevindende laag (8) van de gordel (6) ligt. .

5. Band volgens conclusies 1,2 en 5, met het 30. e n m e r k, dat de stroken (13) een in hoofdzaak driehoekige dwarsdoorsnede hebben.

6. Band volgens conclusie 5,met het ken merk, dat de langere zijde van de, de stroken (13) omsluitende, driehoek, naar de zich onder de strook bevindende laag (δ) van de 35 gordel (6) toe gekeerd is.

7· Band volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de breedte (b) van de strook (13) ongeveer 20 tot 25 % van de breedte (B) van de gordel (6) is. 8200379 - 6 -

8. Band volgens conclusie 7 > m e t hei ken merk, dat het vrij naar buiten stekende deel (been 14) van de strook (15) een breedte heeft, die ongeveer 10 % van de breedte van de gordel (B) is. 5 9· Band volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hardheid van de stroken (13) ongeveer 53 tot 80 Shore A is en de hardheid van de zich tussen deze bevindende rubberlaag (12) ongeveer 40 tot 50 Shore A is.

10. Band volgens conclusie ® s t het ken- 10 ra e r k, dat de hardheid van de stroken (13) ongeveer 5 tot 10 Shore A groter is dan de hardheid van de aangrenzende rubberlagen van de schouders van de band.

11. Band volgens conclusie 1,met het ken merk, dat de inwendige, zich tussen de gordellagen (8,9) be- 15 vindende, benen van de rubberstroken (13) in hoofdzaak tegen de radiaal aan de buitenzijde liggende laag (9) ligt.

12. Band volgens conclusie 11,met het kenmerk, dat het inwendige been van de rubberstrook (13) in de richting van het midden van de gordel puntig toeloopt. 3200379