NL8200034A

NL8200034A - Bandcassette.

Info

Publication number: NL8200034A
Application number: NL8200034A
Authority: NL
Original assignee: Victor Company Of Japan
Priority date: 1981-01-20
Filing date: 1982-01-07
Publication date: 1982-08-16
Also published as: SE448656B; DK156750C; DE3201589A1; KR880002056B1; IT8219063A0; JPS57123573A; NO160236B; EG15184A; NL187286C; MX151224A; FR2498362A1; DE3201598A1; NO820156L; DE3201622A1; ATA12182A; ES271004U; MY8700374A; NZ199525A; SU1111699A3; NL183327B

Description

_ 1 _ F . _/>

Bandcassette.

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op bandcassettes en meer in het bijzonder op een bandcassette voorzien van een deksel welke sluit voor het beschermen van een band welke zich uitstrekt langs de voorvlakzijde van 5 een.cassettehuis wanneer de bandcassette niet wordt gebruikt, en welke opent naar een stand om het uittrekken van de band uit het cassettehuis niet te storen wanneer de bandcassette wordt gebruikt, waarbij de deksel is geconstrueerd om in de gesloten toestand en de open toestand te worden gehandhaafd.

10 Tegenwoordig zijn videosignaalregistreer- en/of reproduceerinrichtingen met bandcassettes uitgevoerd voor praktisch gebruik in de gehele wereld. Als soorten van deze registreer- en/of reproduceerinrichtingen met bandcassettes bestaan tegenwoordig twee of drie standaardsoorten van inrich-15 tingen in de wereld. Er is geen onderlinge verwisselbaarheid tus sen inrichtingen van verschillende standaarden, maar er bestaat onderlinge verwisselbaarheid tussen inrichtingen met dezelfde standaard. Aldus kan een bandcassette geregistreerd door een registreer- en/of reproduceerinrichting worden gereproduceerd 20 door een andere registreer- en/of reproduceerinrichting van de zelfde standaard. Aldus is, teneinde onderlinge verwisselbaarheid te verzekeren tussen verschillende registreer- en/of reproduceerinrichtingen gemaakt door verschillende fabrikanten teneinde registratie en/of reproduktie uit te voeren, een standaar-25 disatie ingesteld met betrekking tot formaten van de bandcassette en de registreer- en/of reproduceerinrichting. Dit betekent dat de bovengenoemde formaten zijn gestandaardiseerd voor elke standaard en een standaardsoort bandcassette en een standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting respectievelijk zijn 30 gevormd en toegepast voor elke standaard.

Thans levert een probleem van groot belang het verwezenlijken van het verminderen van de afmetingen van het hoofdlichaam van de registreer- en/of reproduceerinrichting. Dit 8200034

ί V

- 2 - dient voor het verwezenlijken van een compactere draagbare soort registreer- en/of reproduceerinrichting en hijvoorbeeld voor het verwezenlijken van zulk een uitrusting, dat een registreer inrichting als geheel is ingebouwd in een televisiecamera.

5 In dit verband zijn pogingen ondernomen voor het verwezenlijken van een compacte soort registreer- en/of reproduceerinrichting met een compacte of miniatuursoort band-cassette, welke een bandpatroon en formaat gebruikt, die volledig verschillen van die van de standaardsoort registreer- en/of 10 reproduceerinrichting met de standaardsoort bandcassette, welke reeds uitvoerig op de markt zijn aanvaard. Evenwel gebruikt de genoemde compacte soort registreer- en/of reproduceerinrichting uitgevoerd voor verwezenlijking, een formaat dat volledig verschilt van dat van de standaardsoort registreer- en/of 15 reproduceerinrichting en onderlinge verwisselbaarheid bestaat niet daartussen. Aldus is er bij deze compacte soort registreer-en/of reproduceerinrichting een nadeel doordat een bandcassette geregistreerd door de compacte soort registreer- en/of reproduceerinrichting niet kan worden gereproduceerd door de standaard-20 soort registreer- en/of reproduceerinrichting. Dit is zeer onge makkelijk en vormt een groot nadeel voor eigenaars van de compacte soort registreer- en/of reproduceerinrichting.

Een andere poging is ook ondernomen voor het verwezenlijken van een compacte soort draagbare registreer- en/of 25 reproduceerinrichting, welke registratie en/of reproduktie uit voert met hetzelfde bandpatroon en formaat als de standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting, door gebruik van een bandcassette waarvan de maat iets is verminderd door vermindering van de bandhoeveelheid en de diameter van de rollen ten op-30 zichte van die van de standaardsoort bandcassette. Bij dit stelsel kan een bandcassette geregistreerd door de draagbare registreer- en/of reproduceerinrichting worden gereproduceerd zoals dit gebeurt door de standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting.

35 Evenwel is bij de bandcassette gebruikt in 8200034 * ί - 3 - de bovengenoemde draagbare registreer- en/of reproduceerinrichting, de afstand tussen een toevoerzijrol en een opneemzijrol gelijk gesteld aan de afstand tussen de toevoerzij- en opneem-zijrollen van de standaardsoort bandcassette, zodat de band-5 cassette gebruikt voor de draagbare registreer- en/of repro duceer inrichting kan worden aangebracht in de standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting. Wanneer echter zelfs de bandhoeveelheid is verminderd teneinde de diameter van de rollen te verminderen, is er een grens aan het verminderen van de dia-10 meter van deze rollen. Daarom was er bij dit stelsel een nadeel doordat de maat van de bandcassette als geheel niet aanzienlijk kon worden verminderd en hetzelfde is geldig voor de registreer-en/of reproduceerinrichting.

Verder kan een ander stelsel worden beschouwd 15 waarbij de bandhoeveelheid is verminderd voor het verminderen van de diameter van de rollen en verder de miniatuursoort bandcassette wordt geconstrueerd door het verminderen van de afstand tussen de toevoerzij- en opneemzijrollen. Bij dit stelsel kan als een wijziging van de standaardsoort registreer- en/of re-20 produceerinrichting, de registreer- en/of reproduceerinrichting zo worden geconstrueerd, dat een rolschijf voor het aandrijven van de opneemzijrol beweegbaar is. Bij deze wijziging van de standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting is de opneemzijrolschijf in een normale stand indien voorzien van de 25 standaardsoort bandcassette, en wordt de opneemzijrolschijf be wogen naar een stand dichter bij de toevoerzijrolschijf indien voorzien van de miniatuursoort bandcassette.

Zelfs in dit stelsel bijvoorbeeld is er echter een nadeel, doordat de miniatuursoort bandcassette geregi-30 streerd door de compacte soort registreer- en/of reproduceer inrichting niet kan worden gereproduceerd door de standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting, welke thans veel wordt gebruikt. Buitendien is er een nadeel, doordat het zeer moeilijk is een mechanisme te verwezenlijken voor het bewegen van de rol-35 schijf op de bovenbeschreven wijze. Verder heeft de registreer- 8200034

• V

- k - en/of reproduceerinrichting met de bandcassette algemeen een mechanisme voor het uittrekken van de band vanuit de bandcassette voor het plaatsen van de band volgens een vooraf bepaalde band-baan binnen de registreer- en/of reproduceerinrichting. Het is 5 daarom ook bijzonder moeilijk het bovengenoemde mechanisme voor het uittrekken van de band te construeren, zodat onderlinge verwisselbaarheid bestaat met betrekking tot de bovengenoemde compacte of miniatuursoort bandcassette en de standaardsoort bandcassette, en het verwezenlijken van zulk een mechanisme is 10 in feite onmogelijk.

Het is aldus een algemeen doel van de uitvinding te voorzien in een geschikte bandcassette waarbij de bovengenoemde nadelen zijn overwonnen.

Een ander meer speciaal doel van de uitvinding 15 is te voorzien in een bandcassette voorzien van een deksel welke sluit voor het beschermen van een band welke zich uitstrekt langs de voorvlakzijde van een cassettehuis wanneer de bandcassette niet wordt gebruikt, en opent naar een stand waarbij het uittrekken van de band uit het cassettehuis niet wordt gestoord 20 wanneer de bandcassette wordt gebruikt, waarbij de deksel is geconstrueerd om te worden gehandhaafd in de gesloten toestand en de open toestand. Aangezien overeenkomstig de bandcassette volgens de uitvinding de deksel wordt gehandhaafd in de open toestand wanneer de deksel is geopend, bij het aanbrengen van de 25 bandcassette in een bandcassette-aanpasinrichting met een uit wendige vorm en maat praktisch gelijk aan die van een standaardsoort bandcassette voorafgaand aan gebruik met betrekking tot een standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting welke registratie en/of reproduktie uitvoert indien voorzien van de 30 standaardsoort bandcassette bijvoorbeeld, is er geen noodzaak de deksel in de open stand te houden met een vinger. Aldus kan de bandcassette gemakkelijk worden opgenomen binnen de bandcassette-aanpasinrichting in een toestand waarbij de deksel in de open toestand is en verder kan de band uit het cassettehuis met ge-35 mak worden uitgetrokken.

82 0 0 Ó3 4 * ·♦ - 5 -

Nog een ander doel van de uitvinding is te voorzien in een bandcassette voorzien van een mechanisme geschikt om de bovengenoemde deksel te handhaven in de gesloten toestand en de open toestand door gebruik van een bijzonder eenvoudige 5 constructie. Aangezien de constructie van het bovengenoemde mechanisme eenvoudig is, kan het mechanisme gemakkelijk worden gemonteerd aan het zijoppervlak van een miniatuursoort bandcassette.

De uitvinding zal aan de hand van de tekening 10 in het volgende nader worden toegelicht.

Figuur 1 toont in perspectief een bandcassette volgens de uitvinding in een toestand waarbij een bandbescher-mingsdeksel open is, gezien van een onderrichting met betrekking tot het voorvlak van de bandcassette.

15 Figuren 2A, 2B, 2C en 2D zijn respectievelijk een bovenaanzicht, een zijaanzicht, een onderaanzicht en een achteraanzicht van de bandcassette van figuur 1.

Figuur 2E is een achteraanzicht van een wijziging van de bandcassette van figuur 1.

20 Figuur 3 is een bovenaanzicht en toont de inwendige constructie van de bandcassette van figuur 1 in een toestand waarbij een bovenhelft van een cassettehuis en een bovenflens van een rol zijn gedemonteerd.

Figuur k is een doorsnede langs een lijn 25 IV - IV van figuur 2A.

Figuren 5A, 5B en 5C zijn zijaanzichten voor het respectievelijk tonen van een bandbeschermingsdeksel van de bandcassette van figuur 1 voor het toelichten van de deksel in een gesloten toestand, in een open toestand en in een toe-30 stand waarbij de deksel gedeeltelijk is geroteerd tot een tussen stand.

Figuur 6 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn VI - VI van figuur 5A.

Figuur 7 is een aanzicht van een axiaal steun-35 deel van de deksel van figuur 5A op een vergrote schaal.

8200034 i - - 6 -

Figuren 8 en 9 zijn een bovenaanzicht en een zijaanzicht respectievelijk van een essentieel deel van een tweede uitvoering van een bandcassette volgens de uitvinding.

Figuur 10 is een doorsnede volgens de lijn 5 X - X van figuur 9·

Figuur 11 toont in perspectief een bladveer en een schuifstaaf van figuur 9 op een overeenkomende wijze.

Figuren 12 en 13 zijn een bovenaanzicht respectievelijk een zijaanzicht van een essentieel deel van een 10 derde uitvoering van een bandcassette volgens de uitvinding.

Figuur 1k toont in perspectief een schuif-staaf van figuur 13.

Figuur 15 is een bovenaanzicht van een voorbeeld van een compacte soort registreer- en/of reproduceer-15 inrichting waarin de bandcassette van figuur 1 is aangebracht.

Figuur l6 is een zijaanzicht van een band-cassettehuis van de inrichting van figuur 15.

Figuur 17 toont in perspectief een voorbeeld van een bandcassette-aanpasinrichting in een toestand waarbij 20 de bandcassette van figuur 1 daarin is opgenomen.

Figuur 18 is een bovenaanzicht van een voorbeeld van een standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting voorzien van de. bandcassette-aanpasinrichting van figuur 17.

Een miniatuursoort bandcassette 10 volgens de 25 uitvinding heeft een configuratie volgens figuren 1, 2A tot 2D, 3 en U. De bandcassette 10 heeft een cassettehuis 11 van een maat kleiner dan de standaardsoort bandcassette welke is aangebracht in een standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting. Een deksel 13 voor het beschermen van een magneti-30 sche band 12 aangebracht binnen de bandcassette 10, is aange bracht op het voorvlak van het cassettehuis 11. De cassette 11 bestaat uit een bovenhelft 1^ en een onderhelft 15·

Een deel van een zijoppervlakflensdeel 13a dat als geheel is gevormd op de deksel 13, wordt axiaal gedragen 35 door een draaipen 16 bij een deel in de nabijheid van een hoek- 8200034 - 7 - gedeelte van de bovenhelft 1^, zodat de deksel 13 draaibaar is voor het openen en sluiten. Een praktisch U-vormige bladveer 17 en een schuifstaaf 18, -welke wordt gedrukt in de richting van de draaipen 16 door de bladveer 17, zijn aangebracht in verband 5 met de bovengenoemde deksel 13. De deksel 13 roteert om de draaipen 16 en kan twee standen aannemen. Dit betekent in de ene stand, dat de deksel 13 is in een gesloten toestand volgens figuur 2B en in een andere toestand is de deksel 13 in een open stand volgens figuur 1. Wanneer de bandcassette 10 niet is aan-10 gebracht in een registreer- en/of reproduceerinrichting exclu sief voor de bandcassette 10 of is opgenomen in een bandcassette-aanpasinrichting (beschrijving met betrekking tot de registreer-en/of reproduceerinrichting exclusief voor de bandcassette 10 en de bandcassette-aanpasinriehting zal naderhand worden gegeven), 15 bedekt de deksel 13 het voorvlak van het cassettehuis 11 voor het beschermen van de magnetische band 12 welke is blootgesteld bij het voorvlak van het cassettehuis 11.

Buitendien zijn, zoals aangegeven in figuren 3 en 4, een toevoerzijrol (toevoerrol) 21 en een opneemzijrol 20 (opneemrol) 22 aangebracht op evenwijdige wijze binnen het cas settehuis 11. Met betrekking tot de toevoerrol 21 is de magnetische band 12 gewikkeld rond een rolnaaf 25 tussen boven- en onderflenzen 23 en 2b. Overeenkomstig is de magnetische band 12 gewikkeld rond een rolnaaf 28 tussen boven- en onderflenzen 25 26 en 27, met betrekking tot de opneemrol 22. De magnetische band 12 wordt afgewikkeld van de toevoerrol 21 en geleid door geleidingsstaven 29, 30, 31 en 32 aangebracht aan de linker en rechter eindzijden, langs de voorvlakzijde van het cassettehuis 11 voor het vormen van een bandbaan 12A naar de opneemrol 22.

30 De toevoerrol 21 is aangebracht in een toestand waarbij een ringvormig uitstekend stapgedeelte 2i+a van de onderflens 2b losjes past in een gat 33 met een grote diameter, van de onderhelft 15·

De opneemrol 22 is aangebracht op een roteer-35 bare wijze zodanig, dat een vaste as 35 ingebed is aangebracht 8200034 - 8 - op de onderhelft 15 met een schroef 3^·, en is ingestoken in een centraal gat in de rolnaaf 28. Een deel van een tandwiel 27a gevormd op het buitenste omtreksdeel van de onderflens 2J van de op'neemrol 22 is blootgesteld via een uitgesneden venster 36 5 aangebracht in de onderhelft 15.

Een beschrijving zal nu worden gegeven met betrekking tot een dekselopenings-/sluitingsconstructie, welke een essentieel deel vormt van de bandcassette volgens de uitvinding, aan de hand van figuren 5A, 5B5 5C, 6 en J.

10 Het zijoppervlakflensdeel 13a van de deksel 13 heeft een rechthoekige vorm en heeft twee zijranden 13b en 13c met een hoekgedeelte 13d daartussen gevormd. De schuifstaaf 18 is voorzien van een geleidingsgroef 19 bij het zijoppervlak van de bovenhelft 1U, op een vrij schuifbare wijze. Zoals gete-15 kend in figuur 6, heeft de schuifstaaf 18 een trapeziumvormige dwarsdoorsnede en is de geleidingsgroef 19 gevormd als een zwaluwstaart. De schuifstaaf 18 kan dus niet uit de geleidingsgroef 19 schuiven en wordt gehandhaafd binnen de geleidingsgroef 19. Zoals aangegeven in figuren 5A tot 5C en Tj strekt de 20 geleidingsgroef 19 zich in neerwaartse richting uit op hellende wijze vanaf de draaipen 16. Een topeindvlak 18a van de schuif-staaf 18 bij de zijde van de deksel 13 is gevormd als een vertikaal oppervlak, tengevolge van het verband met de vorm van het zijoppervlakflensdeel 13a. De genoemde U-vormige bladveer 17 25 past in een zijgroef 20 in een toestand gehouden door een uit stekende ribbe 20a, zodat de U-vormige bladveer 17 niet gemakkelijk slipt uit de zijgroef 20. Een achterste deel 18b van de schuifstaaf 18, dat uitsteekt binnen de zijgroef 20, wordt gedrukt door de U-vormige bladveer 17 en de schuifstaaf 18 wordt 30 aldus gedrukt in de richting van een pijl A1.

Bij het waarnemen van het positieverband tussen de draaipen 16, het hoekgedeelte 13d van het zijoppervlak-flensdeel· 13a, en de zijranden 13b en 13c, zoals in figuur 7 op vergrote schaal getekend, bestaan de betrekkingen 13 } 11 en 35 13 waarbij 11 de afstand is tussen de draaipen 16 en de 8200034 ί * - 9 - zijrand 13¾, 12 de afstand is tussen de draaipen 16 en de zijrand 13c, en 13 de afstand is tussen de draaipen 16 en het hoekge-deelte 13d.

Wanneer de deksel 13 in de gesloten stand is, 5 maakt het eindoppervlak 18a van de schuifstaaf 18 contact met en drukt de zijrand 13¾ van de zijoppervlakflens 13a over een gebied, dat zich uitstrekt tussen de hoven- en onderzijden van de draaipen zoals getekend in figuren 2B, 5A en 7· Teneinde de deksel aldus te roteren naar de deksel-openingsrichting, is het 10 nodig de schuifstaaf 18 terug te drukken naar de richting vol gens een pijl A2. Aldus -wordt de deksel 13 gehandhaafd in een vertikale rotatiepositie volgens figuren 2B, 5A en 7, dus in de gesloten positie.

Wanneer anderzijds de deksel 13 in de open 15 toestand is, maakt het eindoppervlak 18a van de schuifstaaf 18 contact met en drukt de zijrand 13c van de zijoppervlakflens 13a over een gehied dat zich uitstrekt naar de hoven- en onderzijden van de draaipen 16, zoals getekend in figuren 1 en 5B. Aldus wordt de deksel 13 gehandhaafd in een horizontale rotatieposi-20 tie volgens figuren 1 en 5B, dus in de open positie. Aangezien daarom de deksel 13 wordt gehandhaafd in de open stand, kan de bewerking zoals het aanhrengen van de handcassette 10 binnen een handcassette-aanpasinrichting en het trekken van de hand uit de handcassette 10 zoals hierna zal worden beschreven, uitge-25 voerd met gemak zonder de deksel 13 met een vinger vast te houden.

Buitendien steekt de deksel 13 vanaf het bovenvlak van de bovenhelft 1U uit over een afstand H.

Wanneer buitendien de dekselopenings-/slui-tingsbewerking wordt uitgevoerd met betrekking tot de deksel 13, 30 roteert de deksel 13 in een toestand waarbij het hoekgedeelte 13d van de zijoppervlakflens 13a de schuifstaaf 18 wegdrukt in de richting van de pijl A2 tegen de kracht in, uitgeoefend door de veer 17, zie figuur 5C. Wanneer het hoekgedeelte 13d de positie van de draaipen 16 overschrijdt langs de richting van 35 zijn hoogte voor het bereiken van een positie boven of onder de 8200034 - 10 - draaipen 16, werkt de rotatiekracht welke is aangelegd om de deksel 13 te roteren, op de deksel 13 om de schuifstaaf 18 weg te drukken. Daarom wordt de deksel 13 geroteerd naar de gesloten stand volgens figuur 5A of de open stand volgens figuur 5 5B en in die stand gehandhaafd. Wanneer dus de deksel 13 wordt geopend vanaf de toestand volgens figuur 5A door het roteren van de deksel 13 in de richting volgens een pijl B1, wordt de deksel 13 gedrukt naar de dekselopeningsrichting hij het passeren voorbij een tussenpunt van rotatie getekend in figuur 5C, 10 en de deksel 13 wordt volledig geopend zelfs wanneer de vinger van de bedieningspersoon wordt weggenomen. Wanneer anderzijds de deksel 13 wordt gesloten vanaf de toestand volgens figuur 5B door het roteren van de deksel 13 volgens de richting van de pijl B2, wordt de deksel 13 gedrukt naar de dekselsluitingsrichting 15 bij het passeren voorbij het tussenpunt van rotatie volgens figuur 5C, en de deksel 13 wordt positief gesloten zelfs wanneer de vinger van de bedieningspersoon wordt weggenomen.

Zelfs wanneer verder de deksel 13 gedeeltelijk wordt geroteerd naar de dekselopeningsrichting of de dekselslui-20 tingsrichting, keert de deksel 13 roterend terug naar de oor spronkelijk gesloten stand of open stand wanneer de hand van de bedieningspersoon wordt verwijderd, tenzij de deksel 13 is geroteerd naar een stand voorbij het tussenpunt van rotatie vol-• gens figuur 5C. Zelfs wanneer dus de deksel 13 iets wordt gero-25 teerd naar de dekselopeningsrichting bij het hanteren van de bandcassette 10, wordt de deksel 13 onmiddellijk teruggebracht naar de oorspronkelijk gesloten stand. Dit is een gewenst kenmerk met het oog op het beschermen van de band. Verder wordt gedurende de bediening, waarbij de bandcassette 10 wordt geplaatst 30 in de bandcassette-aanpasinrichting, de deksel 13 onmiddellijk teruggebracht naar de oorspronkelijk open stand wanneer de open deksel 13 door een kleine kracht per ongeluk wordt aangedrukt, en geen nadelen worden hier ingevoerd.

Een essentieel deel van een tweede uitvoerings-35 vorm van een bandcassette volgens de uitvinding is aangegeven 8200034 - 11 - in figuren 8 tot 11. In elk van deze figuren 8 tot 11 zijn die onderdelen, welke hetzelfde zijn als de overeenkomende delen in figuur 1, aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers.

Bij een bandcassette 1*0 heeft een schuif staaf 5 1+1 een rechthoekige dwarsdoorsnede volgens figuur 10. Deze schuif staaf 1*1 past in een geleidingsgroef 1*3 met een rechthoekige dwarsdoorsnede, aangebracht in een bovenhelft 1*2. Aangezien de dwarsdoorsnede van deze geleidingsgroef 1*3 van rechthoekige vorm is, is de gietvorm voor het maken van de groef 1*3 10 eenvoudiger in vergelijking met het geval van de bovenbeschreven geleidingsgroef 19 met zwaluwstaartvorm. Dit is een voordelig kenmerk bij het vormen van de bovenhelft h2. Evenwel zal de schuif-staaf 1*1 in de toestand waarin hij is, gemakkelijk slippen uit de geleidingsgroef 1*3. Aldus zijn maatregelen genomen om respec-15 tievelijk beide eindzijden van de schuifstaaf 1*1 vast te houden, zodat de schuifstaaf 1*1 niet slipt uit de geleidingsgroef 1*3.

Aldus is een eindzijde van de schuifstaaf 1*1 gevormd als een L-vorm met een uitstekend ribbegedeelte l*1a aan de zijde naar het binnengedeelte, en een uitstekend gedeelte l*1b is gevormd 20 aan de andere eindzijde van de schuifstaaf 1*1, zie figuur 11.

Een U-vormige bladveer 1*1* heeft een houder l*l*a voor het opnemen van genoemd uitstekend gedeelte l*1b, bij een deel in de nabijheid van het topeinde van een armgedeelte van deze U-vormige bladveer 1*1*. De U-vormige bladveer 1*1* past in een groef 1*5 van de 25 bovenhelft 1+2 in een toestand, waarbij de U-vormige bladveer 1*1* wordt vastgehouden door een uitstekende ribbe l*5a. Buitendien is een verdiept stapgedeelte l*6b voor het opnemen van het bovengenoemde uitstekende ribbegedeelte l*1a, gevormd aan de binnenzijde van een zijf lens gedeelte l+6a van een deksel 1*6.

30 Met betrekking tot de zijde van het flensge deelte l+6a van de schuifstaaf 1*1, past het uitstekende ribbegedeelte 1*1 a tussen het flensgedeelte l+6a en het zij oppervlak van de bovenhelft 1*2. Buitendien past met betrekking tot de zijde van de U-vormige bladveer 1*1*, het uitstekende gedeelte l+1b 35 in het gat 1+1+a. Aldus wordt de schuifstaaf 1*1 gehouden binnen 82 OG 03 4 - 12 - de geleidingsgroef 1+3 op een vrij schuifbare wijze, zodat de schuif staaf 1+1 niet slipt uit de geleidingsgroef 1+3.

Een essentieel deel van een derde uitvoeringsvorm van een bandcassette volgens de uitvinding is aan-5 gegeven in figuren 12 tot 11+. In elk van de figuren 12 tot 11+ zijn die onderdelen, welke hetzelfde zijn als die in figuren 1 en 8 tot 10, aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers.

In een bandcassette 50 heeft een schuifstaaf 51 een rechthoekige dwarsdoorsnede. Evenals in het geval van de 10 schuifstaaf 1+1 van figuur 10, is de schuifstaaf 51 gepast in de geleidingsgroef 1+3 met rechthoekige dwarsdoorsnede. Zoals getekend in figuur 1U, is een uitstekend ribbegedeelte 51a gevormd in het midden van een eindoppervlak van de schuifstaaf 51, terwijl een uitstekend gedeelte 51b is gevormd op het andere 15 eindoppervlak van de schuifstaaf 51· Het uitstekende ribbegedeel te 51a van de schuifstaaf 51 past in een groefgedeelte 52b aangebracht in een flensgedeelte 52a van een deksel 52. Buitendien past het uitstekende gedeelte 51b van de schuifstaaf 51 in het gat 1+i+a van de bladveer bh. Aldus wordt de schuifstaaf 20 51 gehouden binnen de geleidingsgroef 1+3 op een vrij schuifbare wijze, zodat de schuifstaaf 51 niet slipt uit de geleidingsgroef b3.

De werkingen van de schuif staven 1+1 en 51 met betrekking tot de deksels 1+6 en 52 van de bovengenoemde 25 bandcassettes 1+0 en 50 respectievelijk zijn overeenkomstig aan die in het geval van de bovenbeschreven bandcassette 10. De deksels 1+6 en 52 worden dus respectievelijk gehandhaafd in de gesloten positie en de .open positie.

Elk van de bovengenoemde bandcassettes 10, 30 1+0 en 50 wordt onafhankelijk aangebracht in een compacte soort registreer- en/of reproduceerinrichting, zoals aangegeven in figuren 15 en 16 en dan gebruikt. Deze bandcassettes 10, 1+0 en 50 worden eerst aangebracht in een bandcassette-aanpasinrichting en daarna aangebracht in de standaardsoort registreer- en/of 35 reproduceerinrichting zoals getekend in figuren 17 en 18 en dan 8200034 - 13 - gebruikt.

Figuur 15 toont een compacte soort registreer-en/of reproduceerinrichting 60. Zoals aangegeven in figuur 16, wordt de bandcassette 10 aangebracht in een vooraf bepaalde 5 positie binnen een cassettehuis 61 met een opwipmechanisme, door het inbrengen van de bandcassette 10 in de richting van de pijl C vanaf de zijde van de deksel 13. Daarna wordt de bandcassette 10 neerwaarts bewogen samen met het cassettehuis 61 en aangebracht in een opneemgedeelte. Aldus past een toevoerrolaan-10 drijfas 62 in de toevoerrol 21, en werkt het tandwiel 27a ge vormd bij het buitenomtreksgedeelte van de onderflens 27 van de opneemrol 22 samen met een aandrijftandwiel 63-

Met betrekking tot de bovengenoemde aanbreng-werking van de bandcassette 10, maakt de deksel 13 contact met 15 een dekselopeningsuitsteeksel aangebracht in de inrichting en wordt aldus relatief geopend. Wanneer de deksel 13 een keer is geopend, wordt de deksel 13 gehandhaafd in de open positie tengevolge van de werking van de bladveer 17 en de schuifstaaf 18. Verder treden een aanbrengstaaf 65 en een spanningsstaaf 66 20 relatief binnen in een uitsnijding 37, terwijl een aanbrengstaaf 67 en een kaapstander 68 respectievelijk en relatief binnentreden in uitsnijdingen 38 en 39*

Wanneer de werking van de registreer- en/of reproduceerinrichting 60 is ingesteld op een afspeelwerking, 25 onderscheppen de genoemde staven 655 66 en 6j de magnetische band 12 en werken daarmee samen om de magnetische band 12 uit te trekken en zij bewegen respectievelijk naar posities, aangegeven met getrokken lijnen in figuur 15· Aldus wordt de magnetische band 12 getrokken uit de bandcassette 10 voor het maken 30 van contact met een uitwiskop 78 met volle breedte. De magneti sche band 12 maakt verder contact met een geleidingstrommel 69 voorzien van roterende videokoppen over een vooraf bepaald hoekgebied, en maakt ook contact met een audio- en regelkop 70. Aldus is de magnetische band 12 aangebracht in een vooraf be-35 paalde bandloopbaan. Gedurende registreren en reproduceren wordt 8200034 -lilde magnetische hand 12 aangedreven in een toestand geklemd tussen de kaapstander 68 en een klemrol 71. Buitendien werkt het tandwiel 63 dat wordt geroteerd door een rolaandrijfmotor (niet getekend) samen met het tandwiel 27a van de opneemrol 22 en 5 deze opneemrol 22 wordt aldus aangedreven volgens een bandopneem- richting. Een signaal wordt geregistreerd op de: magnetische band 12 met een bandpatroon en formaat identiek aan die, verkregen door de standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting.

10 Wanneer een uitwerpknop (niet getekend) wordt ingedrukt, komt het cassettehuis 61 omhoog en wordt de bandcassette 10 uitgedrukt door het cassettehuis 61 tengevolge van de werking van een veer (niet getekend). In een geval dat de bandcassette 10 wordt uitgedrukt naar rechts in figuur 16, 15 treft een deel van de zijrand 13c van het zijoppervlakflensge deelte 13a van de deksel 13 die in een open stand is, dat uitsteekt buiten het bovenvlak van de bandcassette 10, een drukge-deelte 72a van een drukhefboom J2. Aldus wordt op de deksel 13 aan kracht aangelegd werkend naar een dekselsluitingsrichting 20 en de deksel 13 sluit tegen de kracht in, uitgeoefend door de U-vormige bladveer 17· Aldus wordt de bandcassette 10 verkregen uit het cassettehuis 61 in een toestand waarbij de deksel 13 is gesloten.

Figuur 17 toont een bandcassette-aanpasinrich-25 ting 80 in een toestand waarbij de bandcassette 10 daarin is opgenomen. De bandcassette-aanpasinrichting 80 heeft een uitwendige vorm en maat gelijk aan die van de standaardsoort bandcassette en bestaat uit een onderhelft 81, een bovenhelft 82 en een openings- en sluitingsdeksel 83. De bandcassette 10 is op-30 genomen binnen de bandcassette-aanpasinrichting 80 in een toe stand waarbij de deksel 13 open is en de deksel 13, welke in de open toestand wordt gehandhaafd, past binnen een opening 8U. Buitendien wordt de bandcassette 10, zoals aangegeven in figuur 18, opgenomen binnen de bandcassette-aanpasinrichting 80 door 35 het uittrekken en geleiden van de magnetische band 12 rond ge- 8200034 - 15 - leidingsstaven 85 en 86, zodat de magnetische hand 12 wordt geleid door de geleidingsstaven 85 en 86. Aangezien de deksel 13 wordt gehandhaafd in de open stand als bovenbeschreven, is er geen noodzaak, om de deksel 13 te houden in de open stand 5 bij het uitvoeren van bovengenoemde bandaanbrengwerking en deze bandaanbrengwerking kan met gemak worden uitgevoerd. De magnetische band 12 vormt een bandbaan 12B welke het voorvlak van de uitsnijdingen 87, 88 en 89 doorloopt, overeenkomstig als in het geval van de standaardsoort bandcassette. Buitendien is de 10 opneemrol 22 van de bandcassette 10 in verbinding met een tussen- tandwiel 91s dat ingrijpt in een tandconstructie 90.

Zoals aangegeven in figuur 18, wordt de band-cassette-aanpasinrichting 80, welke de bandcassette 10 bevat, aangebracht in een standaardsoort registreer- en/of reproduceer-15 inrichting 100, overeenkomstig als in het geval dat de standaard soort bandcassette is geplaatst.

Dit betekent, dat bij het plaatsen van de bandcassette-aanpasinriehting 80, een toevoerrolaandrijfas 101 wordt ingebracht in het rolaandrijfasinbrenggedeelte 25a van 20 de toevoerrol 21 van de bandcassette 10. Anderzijds wordt een opneemrolaandrijfas 102 ingebracht in een rolaandrijfasinbrenggedeelte van de tandconstructie 90 binnen de bandcassette-aanpas-inrichting 80. Buitendien treden aanbrengstaven 103 en 10U en een kaapstander 105 respectievelijk binnen in de uitsnijdingen 25 87j 88 en 89.

Bij het aanbrengen van een band onderscheppen de genoemde aanbrengstaven 103 en 10U respectievelijk de magnetische band 12 en werken daarmee samen, trekken dan de magnetische band 12 uit de bandcassette wanneer de aanbrengstaven 103 30 en 10*1· bewegen van de uitsnijdingen 87 en 88 af, en posities bereiken, aangegeven door getrokken lijnen in figuur 18. Overeenkomstig maakt de magnetische band 12, welke is getrokken buiten de bandcassette-aanpasinriehting 80, contact met een uitwiskop 106 over volle breedte en maakt contact met een geleidingstrom-35 mei 107 met roterende videkoppen over een vooraf bepaald hoek- 8200034 - 16 - gebied. De magnetische band 12 maakt verder contact met een audioregelkop 108. Daarvoor is de bovengenoemde magnetische band 12 aangebracht volgens een vooraf bepaalde bandloopbaan.

Gedurende het registreren en reproduceren 5 wordt de magnetische band 12 aangedreven in een toestand geklemd tussen de kaapstander 105 en een klemrol 109. Buitendien wordt de tandwielconstruetie 90 binnen de bandcassette-aanpasinrich-ting 80 geroteerd met een uurwerk mee door de opneemrolaandrijf-as 102. Deze rotatie van de tandwielconstruetie 90 wordt over-10 gedragen naar de opneemrol 22 via het tussengelegen tandwiel 91 voor het aandrijven van de magnetische band 12 naar een bandop-rolrichting. Aldus wordt de magnetische band 12, uitgevoerd door de kaapstander 105, opgenomen door de opneemrol 22.

Buitendien kan de bandcassette 10 worden opge-15 nomen in en gebruikt worden met een bandcassette-aanpasinrich- ting, welke is geconstrueerd om een magnetische bandbaan te vormen identiek aan die, gevormd binnen de standaardsoort bandcassette, door het bedienen van een hefboom en zonder het aanraken van de magnetische band. De deksel 13 van de bandcassette 20 10 wordt gehandhaafd in de open stand en de magnetische band 12 wordt uitgetrokken door de staven zonder te worden gestoord door de deksel 13. Aldus kan de bewerking van het uittrekken van de magnetische band 12 uit de bandcassette binnen de bandcassette-aanpasinrichting, soepel worden uitgevoerd.

25 Het dekselopenings- en sluitingsmechanisme, dat het essentiele deel van de uitvinding vormt, is niet beperkt tot de deksel van de uitvoering van de bovenbeschreven miniatuursoort bandcassette. Het dekselopenings- en sluitingsmechanisme kan overeenkomstig worden toegepast bij de deksel 30 van de standaardsoort bandcassette en verder bij de deksel van de bandcassette-aanpasinrichting volgens figuur 17·

Buitendien is het dekselopenings- en sluitingsmechanisme slechts aangebracht een een zijde van de bandcassette in de bovengenoemde uitvoeringsvormen van de uitvinding, maar 35 het dekselopenings- en sluitingsmechanisme kan worden aangebracht 8200034 - )i -

V

aan beide zijden van de bandeassette.

De uitvinding is niet beperkt tot deze uitvoeringsvormen en wijzigingen zijn binnen het kader van de uitvinding mogelijk.

8200034

Claims

1. Bandcassette voorzien van een cassette-huis en een Band opgenomen Binnen het cassettehuis waarBij deze Band een-vooroppervlak-bandbaangedeelte heeft langs het 5 voorvlak van het cassettehuis wanneer de Bandcassette niet wordt geBruikt, met.het kenmerk» dat een mechanisme (13a tot 13d, 16 tot 20) aanwezig is voor het handhaven van een deksel (13) in een open stand en een gesloten stand respectievelijk waarBij de deksel is aangeBracht Bij het voorvlak van het cassettehuis 10 op een wijze om vrij te openen en te sluiten terwijl de deksel de Band Bedekt Bij het voorvlak-Bandbaangedeelte wanneer de deksel is gesloten.

2. Bandcassette volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het mechanisme is voorzien van organen 15 (13B tot 13d, 17* 18) voor het drukken van de deksel (13) in een dekselopeningsrichting wanneer de deksel is geopend verder dan een tussengelegen punt van rotatie, en voor het drukken van de deksel in een dekselsluitingsrichting wanneer de deksel is gesloten voorBij het tussengelegen punt van rotatie.

3. Bandcassette volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het mechanisme een schuifstaaf (18) heeft welke contact maakt met een Buitenste omtreksoppervlak (13B tot 13d) van de deksel (13) Bij een gedeelte in de naBijheid van een rotatiedraaipunt (16) van de openings- en sluitings-25 deksel, en drukorganen (17) voor het drukken van de schuifstaaf naar een richting teneinde contact te maken met het Buitenste omtreksoppervlak van de deksel, en de deksel is Bepaald wat Betreft zijn Buitenste omtreksvorm in de naBijheid van het rotatiedraaipunt zodanig, dat de deksel delen (13B, 13c) heeft 30 waar afstanden tussen contactdelen welke contact maken met de schuifstaaf en het rotatiedraaipunt een minimum worden wanneer de deksel in de open en gesloten toestanden is, en een deel (13d) tussen de contactdelen respectievelijk verkregen in zowel de open als gesloten toestanden waar een afstand tussen een con-35 tactdeel en het rotatiedraaipunt groter wordt dan deze minimum 8200034 - 19- afstand. Bandcassette volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het mechanisme verder een eerste groef (19) heeft aangehracht in een zijoppervlak van het cassettehuis 5 en passend op de schuifstaaf op een vrij schuifbare wijze, en een tweede groef (20) voor het opnemen van de drukorganen (17) en ingébracht met een achterste gedeelte (18b) van de schuifstaaf voor het toelaten van het schuiven van de schuifstaaf.

5. Bandcassette volgens conclusie ij-, 10 met het kenmerk, dat de drukorganen bestaan uit een U-vormige bladveer (17) opgenomen binnen de tweede groef, en een arm van deze U-vormige bladveer contact maakt met het achtereinde van de schuifstaaf.

6. Bandcassette volgens conclusie 1, 15 met het kenmerk, dat delen (13b tot 13d) van de deksel contact maken met de schuifstaaf en als geheel zijn gevormd op een zij-oppervlak (13a) van de deksel (13).

7. Bandcassette volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bandcassette (10) zo is geconstrueerd 20 dat de bandcassette is aangebracht in een standaardsoort registreer- en/of reproduceerinrichting (100) voor het uitvoeren van registratie en/of reproduktie indien voorzien van een standaardsoort bandcassette, samen met een bandcassette-aanpasinrichting (80) met een uitwendige vorm en maat praktisch 25 gelijk aan die van de standaardsoort bandcassette, in een toe stand waarbij de band is uitgetrokken uit het cassettehuis met de deksel geopend voor het vormen van een vooraf bepaalde band-baan en de bandcassette onafhankelijk wordt aangebracht in .een. registreer- en/of reproduceerinrichting (6O) van een andere 30 soort dan de standaardsoort.

8. Inrichting in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. 8200034 -to- Verbetering van errata in de beschrijving behorende bij de octrooiaanvrage no. 82-00034 Ned. voorgesteld door Aanvrager dc^. 'j ppg 1982 Op pag. 5 moeten regels 18 en 19 worden geschrapt. ADD/RR -------~ mw1

1 B. V. d. I 17FEBI982 82 0 0 0 3 4 ----