NL8103749A - Werkwijze en inrichting voor het detecteren van een redactiepunt op een registratiemedium - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het detecteren van een redactiepunt op een registratiemedium Download PDF

Info

Publication number
NL8103749A
NL8103749A NL8103749A NL8103749A NL8103749A NL 8103749 A NL8103749 A NL 8103749A NL 8103749 A NL8103749 A NL 8103749A NL 8103749 A NL8103749 A NL 8103749A NL 8103749 A NL8103749 A NL 8103749A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
address signal
displayed
information
address
signal
Prior art date
Application number
NL8103749A
Other languages
English (en)
Other versions
NL192854C (nl
NL192854B (nl
Original Assignee
Sony Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sony Corp filed Critical Sony Corp
Publication of NL8103749A publication Critical patent/NL8103749A/nl
Publication of NL192854B publication Critical patent/NL192854B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL192854C publication Critical patent/NL192854C/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B27/00Editing; Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Monitoring; Measuring tape travel
    • G11B27/02Editing, e.g. varying the order of information signals recorded on, or reproduced from, record carriers
    • G11B27/031Electronic editing of digitised analogue information signals, e.g. audio or video signals
    • G11B27/036Insert-editing
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/005Programmed access in sequence to indexed parts of tracks of operating tapes, by driving or guiding the tape
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B20/00Signal processing not specific to the method of recording or reproducing; Circuits therefor
    • G11B20/10Digital recording or reproducing
    • G11B20/10527Audio or video recording; Data buffering arrangements
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B27/00Editing; Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Monitoring; Measuring tape travel
    • G11B27/10Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Measuring tape travel
    • G11B27/19Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Measuring tape travel by using information detectable on the record carrier
    • G11B27/28Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Measuring tape travel by using information detectable on the record carrier by using information signals recorded by the same method as the main recording
    • G11B27/32Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Measuring tape travel by using information detectable on the record carrier by using information signals recorded by the same method as the main recording on separate auxiliary tracks of the same or an auxiliary record carrier
    • G11B27/322Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Measuring tape travel by using information detectable on the record carrier by using information signals recorded by the same method as the main recording on separate auxiliary tracks of the same or an auxiliary record carrier used signal is digitally coded
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B27/00Editing; Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Monitoring; Measuring tape travel
    • G11B27/10Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Measuring tape travel
    • G11B27/19Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Measuring tape travel by using information detectable on the record carrier
    • G11B27/28Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Measuring tape travel by using information detectable on the record carrier by using information signals recorded by the same method as the main recording
    • G11B27/32Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Measuring tape travel by using information detectable on the record carrier by using information signals recorded by the same method as the main recording on separate auxiliary tracks of the same or an auxiliary record carrier
    • G11B27/322Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Measuring tape travel by using information detectable on the record carrier by using information signals recorded by the same method as the main recording on separate auxiliary tracks of the same or an auxiliary record carrier used signal is digitally coded
    • G11B27/323Time code signal, e.g. on a cue track as SMPTE- or EBU-time code
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B2220/00Record carriers by type
    • G11B2220/90Tape-like record carriers
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B2220/00Record carriers by type
    • G11B2220/90Tape-like record carriers
    • G11B2220/91Helical scan format, wherein tracks are slightly tilted with respect to tape direction, e.g. VHS, DAT, DVC, AIT or exabyte
    • G11B2220/913Digital audio tape [DAT] format
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B27/00Editing; Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Monitoring; Measuring tape travel
    • G11B27/02Editing, e.g. varying the order of information signals recorded on, or reproduced from, record carriers
    • G11B27/031Electronic editing of digitised analogue information signals, e.g. audio or video signals
    • G11B27/032Electronic editing of digitised analogue information signals, e.g. audio or video signals on tapes

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Multimedia (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Signal Processing For Digital Recording And Reproducing (AREA)
  • Management Or Editing Of Information On Record Carriers (AREA)
  • Indexing, Searching, Synchronizing, And The Amount Of Synchronization Travel Of Record Carriers (AREA)

Description

Ca/Ho/eh/1305 ^ *
Werkwijze en inrichting voor het detecteren van een redactie-punt op een registratiemedium.
De uitvinding betreft een werkwijze en inrichting voor het detecteren van een redactiepunt op een registratiemedium, en meer in het bijzonder een werkwijze en inrichting waarin gedigitaliseerde informatie opgenomen wordt in infor-5 matiesporen op het registratiemedium en een stuursignaal bevattende een adressignaal voor het identificeren van herhaald optredende intervallen op een registratiemedium in een stuur-spoor wordt vastgelegd.
Digitale informatie wordt thans direct opgenomen 10 op een registratiemedium, bijvoorbeeld een magnetische band. Dergelijke opneemtechnieken worden ook toegepast op gebieden waar tot nog toe uitsluitend analoog opgenomen werd. Geluidssignalen worden nu gedigitaliseerd in bijvoorbeeld PCM-signalen en de gedigitaliseerde geluidssignalen worden opgenomen. Der-15 gelijke geluidsopneemapparaten werkend op basis van PCM zijn bijvoorbeeld beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 2.211.997 en 4.145.683.
Het gebruik van digitale technieken voor het opnemen van geluidsinformatie verbetert de kwaliteit. Gewenste 20 delen van de gedigitaliseerde informatie kunnen bovendien gemakkelijk en nauwkeurig toegankelijk gemaakt wordt. Dit vergemakkelijkt het electronisch redigeren van een gedigitaliseerde geluidsopname.
Waar echter verlies aan informatie in een analoge 25 opname meestal gemaskeerd kan worden en niet opvalt, kan een vergelijkbaar verlies aan gedigitaliseerde informatie tengevolge van bijvoorbeeld uitval, interferentie, vingerafdrukken op het registratiemedium en dergelijke in hoge mate hinderlijk zijn. Teneinde een dergelijke storing te minimaliseren wordt 30 gedigitaliseerde informatie meestal opgenomen in een foutcor-rectiecode. Een recent ontwikkelde foutcorrectiecode die bijzonder bruikbaar is bij het terugwinnen van gedigitaliseerde informatie die onderhevig kan zijn aan uitval, interferentie * en dergelijke, is de zogenoemde kruisverwevingsfoutcorrectie-35 code die beschreven is in bijvoorbeeld de Amerikaanse octrooi- 8103749 * -¾ - 2 - aanvrage nr. 218,256. Andere foutcorrectiecoderingstechnieken zijn bekend uit de Amerikaanse octrooiaanvrage nr. 195.625. Volgens deze correctiecodes, wordt een aantal digitale woorden, bijvoorbeeld PCM woorden, in de tijd gezien verweven met el-5 kander voor het vormen van informatieblokken. Opeenvolgende informatieblokken worden opgenomen in één of meer informatie- v sporen op bijvoorbeeld magnetische band. Indien tevens een afzonderlijk stuurspoor wordt vastgelegd, kunnen adressignalen opgenomen worden in dat stuurspoor teneinde vooraf vastgestelde 10 intervallen te identificeren, bijvoorbeeld "sectorintervallen". Door het adresseren van een passende sectorinterval kan het daarin opgenomen informatieblok gemakkelijk toegankelijk gemaakt worden. Dit levert voordelen op wanneer men de informatie in bepaalde sectorintervallen wenst te redigeren. Wanneer deze 15 techniek wordt gebruikt kan men de adressignalen het beste ophogen gaande van het ene interval naar het volgende.
Wanneer een magnetische band op de boven beschreven wijze is beschreven, dat wil zeggen met een aantal informatie-sporen en één enkel stuurspoor, kan op gemakkelijke wijze elec-20 tronische redactie plaatsvinden, zodat de verschillende redac-tiepunten niet gemakkelijk worden waargenomen. Dergelijke digitaal beschreven banden hebben echter bezwaren wanneer ze gebruikt worden bij het zogenaamde "verbindend redigeren".
Bij het' verbindend redigeren worden twee afzonderlijke mag-25 netische banden fysiek aaneengevoegd of verbonden zodanig, dat de informatie op één band fysiek de informatie volgt die opgenomen is op de andere band. Er. kan· verwacht worden dat ëën zijde van de verbinding of voeg de digitaal geregistreerde informatie een fout kan bevatten. Een discontinuïteit is in 30 de gereproduceerde gedigitaliseerde informatie aanwezig wanneer een voegpunt wordt bereikt. Teneinde te voorkomen dat deze discontinuïteit de geluidssignalen die uiteindelijk worden weergegeven door de digitale registratie in ernstige mate stoort zijn technieken ontwikkeld onder de naam kruis-35 fading techniek, verstommingstechniek en dergelijke. Deze technieken zijn onder meer beschreven in de eerder genoemde Amerikaanse octrooiaanvragen nr. 195.625 en nr. 116.401.
8103749
* A
- 3 -
Wanneer de effecten veroorzaakt door de discontinuïteit op het voegredactiepunt worden geminimaliseerd is het van belang om te detecteren wanneer dit punt is bereikt. Een techniek voor het detecteren van de komst van een verbindings-5 of voegredactiepunt is beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage nr. 169.093. Volgens deze techniek wordt een stuur-
V
signaal vastgelegd en wordt de fase van het signaal tijdens het weergeven waargenomen. Wanneer de relatieve fase van het stuursignaal vertraagd is of voorloopt ten opzichte van de 10 te verwachten fase is het redactievoegpunt bereikt. Er is echter een grens aan de nauwkeurigheid van deze stuursignaal-fase-detectietechniek, zodat de juiste plaats van de voeg niet gedetecteerd kan worden met een mate van nauwkeurigheid als mogelijk is volgens de onderhavige uitvinding.
15 Een andere techniek die voorgesteld is voor het detecteren van de plaats van een voegpunt is het waarnemen van het in hoge mate optreden van fouten in de gereproduceerde informatiesignalen» Aangezien er een hoge waarschijnlijkheid van fouten is, en derhalve het optreden van fouten op het 20 voegpunt een hoge frequentie bereikt, werd verondersteld dat dit verschijnsel gebruikt kan worden om de plaats van het voegpunt te detecteren. Het is echter dikwijls moeilijk om onderscheid te maken tussen fouten die optreden op voegpunten of fouten met een hoge frequentie optreden!tengevolge van 25 uitval, vingerafdrukken, stof en dergelijke. Het gebruik van foutfrequentiedetectietechnieken kan dus dikwijls aanleiding geven tot foutieve indicaties van de plaats van een voegpunt.
Het is een doel van de uitvinding de bovengenoemde bezwaren en nadelen in het detecteren van de plaats van een 30 voegpunt te ondervangen en met name redactievoegpunten op het registratiemedium waarop digitale informatie in informatie-sporen is vastgelegd.
Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een verbeterde werkwijze en inrichting voor het de-35 tecteren van een voegpunt op een registratiemdium van het type waarbij een stuurspoor wordt toegepast waarin eén stuursignaal met inbegrip van progressief opgehoogde adressignalen is vastgelegd.
8103749 £ i - 4 -
Weer een ander doel van de uitvinding bestaat uit het verschaffen van een werkwijze en inrichting voor het detecteren van een voegpunt waarin een discontinuïteit in het adressignaal gebruikt wordt als een indicatie voor de plaats 5 van het voegpunt.
Tenslotte is een doel van de uitvinding het verschaffen van een werkwijze en inrichting voor het nauwkeurig en betrouwbaar detecteren van een redactiepunt op een registratiemedium, bijvoorbeeld een magnetische band, waarop ge-10 digitaliseerde informatie, bijvoorbeeld PCM geluidssignalen, in een aantal informatiesporen is vastgelegd.
Volgens de uitvinding wordt een voegpunt of een verbindingspunt op een registratiemedium waarop informatie in tenminste één informatiespoor is vastgelegd en waarbij een 15 periodiek optredend stuursignaal opgenomen is in een stuur-spoor, welk periodiek optredend stuursignaal een adressignaal bevat voor het identificeren van de intervallen op het regis-• tratiemedium, gedetecteerd. Het adressignaal wordt normaal van één interval naar het volgende opgehoogd zodanig, dat het 20 daardoor gerepresenteerde adres progressief verandert. Het ' adressignaal wordt weergegeven van het registratiemedium en opeenvolgende vooraf voorspelbare adressignalen worden gevormd van één interval naar het volgende als een functie van een oorspronkelijk gereproduceerd adressignaal. Overeenkomstig 25 de uitvinding bijvoorbeeld wordt een oorspronkelijk gereproduceerd adressignaal geladen in een teller en dan wanneer elk interval wordt gereproduceerd wordt de teller opgehoogd waardoor de opeenvolgende voorspelbare adressignalen worden gevormd. Wanneer een gereproduceerd adressignaal afwijkt van het voor-* 30 spelde adressignaal wordt het optreden van een voegpunt ge detecteerd.
Volgens de uitvinding wordt het optreden van het voegpunt bepaald door het waarnemen van het feit wanneer twee opeenvolgende weergegeven adressignalen verschillen van twee 35 opeenvolgende voorspelde adressignalen. Volgens de uitvinding wordt de eerder genoemde teller beladen met het adressignaal wanneer het wordt weergegeven op het tijdstip dat het voegpunt wordt geïndiceerd.
810374: — 5 — τ « \
Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt het voegpunt geïndiceerd wanneer een discontinuïteit in de weergegeven adressignalen waargenomen wordt en volgend op deze discontinuïteit de gereproduceerde adressignalen opnieuw uniform 5 veranderen in een logische zin van het ene interval naar het volgend De uitvinding wordt aan de hand van de tekeningen verduidelijkt. In de tekeningen toont: fig.IA—1C schema's die verschillende voorbeelden van spoorpatronen volgens de uitvinding representeren, 10 fig.2A-2F tijdschema's van verschillende signalen die opgenomen zijn in de informatdesporen en besturingssporen van het registratiemedium, fig.3A-3C tabellen die de verschillende formaten waarbij de uitvinding toepassing kan vinden illusteren, 15 fig.4 een schema van de opstelling van opneem- en weergeefomzettere die gebruikt kunnen worden bij het uitvoeren van een redactieverrichting, fig.5 een blokschema van een uitvoeringsvorm van het opneemgedeelte voor het opnemen van informatie op het re-20 gistratiemedium, fig.6 een blokschema van een uitvoeringsvorm van het weergeefgedeelte, fig.7 een blokschema van een uitvoeringsvorm van de uitvinding, en 25 fig.8 een blokschema van een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding.
In de figuren worden telkens dezelfde verwijzings-cijfers gebruikt. In fig. 1A-1C zijn drie voorbeelden van verschillende magnetische banden getekend. De uitvinding kan 30 worden gebruikt om digitale informatie op verschillende typen registratiemedia vast te leggen, bijvoorbeeld magnetische band, magnetische schijf, magnetische kaarten, optische schijven en dergelijke. In dit verband wordt aangenomen dat de gedigitaliseerde informatie op een magnetische band vastgelegd wordt.
35 Voorts wordt aangenomen dat de band beweegt ten opzichte van de opnemers en weergavè-elementen. De opnemers. pf koppen zijn· 81 03 7 49 p n v - 6 - zodanig opgesteld dat ze gelijktijdig verschillende sporen beschrijven. Deze sporen zijn in fig. IA op een magnetische band 1 van bijvoorbeeld 6 mm breedte aangegeven. Fig. 1B toont de sporen die, op de magnetische band van de dubbele 5 breedte zijn vastgelegd en fig. 1C toont de sporen die vastgelegd zijn op een magnetische band van 25 mm breedte. De respectievelijke sporen zijn aan elkander parallel en strekken zich in da langsrichting van de band uit- l
In fig. IA heeft de band 1 randsporen TA^ en TA2 1 · -nabij de beide randen ervan. Deze randsporen kunnen analoge/ signalen bevatten, bijvoorbeeld wanneer de band 1 gebruikt / 8103749 - 7 - * * β •wordt om digitale geluidssigalen vast te leggen, waarbij dan analoge sporen TA^ en TA^ gebruikt worden om analoge audio-signalen vast te leggen. Deze signalen zijn bruikbaar in het localiseren van gewenste delen op de magnetische band voor 5 redigeringswerkzaamheden, bijvoorbeeld het splitsen of elec-tronisch redigeren.
De band 1 heeft een -middellijn aan weerszijden waarvan de sporen TC en TT liggen. Spoor TC is een besturings-spoor waaróp een besturingssignaal wordt vastgelegd, dat in 10 detail in fig. 2B is aangegeven. Spoor TT draagt een tijdcode.
De informatiesporen TD^, TD2/ TDg en TD^ zijn gelegen of ingeklemd tussen het analoge spoor TA^ en het be-sturingsspoor TC. Op soortgelijke wijze zijn de informatiesporen TDj., TDg, TD^ en TDg gelegen of ingeklemd tussen het 15 tijdcodespoor TT en het analoge spoor TA^. De gedigitaliseerde informatie is vastgelegd in elk van de informatiesporen TD.
In het aangegeven type band kan gedigitaliseerde informatie vastgelegd worden in elk van de verschillende formaten. Drie afzonderlijke formaten worden beschreven en aangeduid met res-20 pectievelijk A, B en C. Cëdigitaliseerde informatie wordt vastgelegd in formaat A in êén spoor per kanaal. Dat wil zeggen dat indien 8 kanalen gedigitaliseerde informatie worden verschaft deze 8 kanalen vastgelegd worden in respectieve informatiekanalen TD^-TDg. In formaat B wordt digitale infor-25 matie in twee sporen per kanaal vastgelegd, dat wil zeggen * dat aangezien 8 informatiesporen ter beschikking zijn, totaal 4 kanalen vastgelegd kunnen worden waarbij kanaal 1 in de sporen TD^ en TDg, kanaal 2 in de sporen TD^ en TDg enzovoorts wordt vastglegd. In formaat C wordt gedigitaliseerde infor-30 matie vastgelegd in vier sporen per kanaal. Met de 8 informatiesporen in fig. 1 kan dus het totaal van 2 kanalen worden vastgelegd. Digitale signalen uit kanaal 1 worden vastgelegd in de sporen TD^, TDg, TDg en TD^ en digitale signalen uit kanaal 2 zijn opgenomen op de sporen TDg, TD^, .TDg en TDg.
35 Deze bijzondere wijze van registreren van digitale signalen in de verschillende sporen wordt nog in detail beschreven.
In fig. IA worden de volgende representaties ge- 8103749 » 4. - . .. · - 8 - bruikt voor de verschillende dimensies: a = informatiespoorsteek; b = informatiespoorbreedte; c = bewakingsbandbreedte, welke naburige infor-5 matiekanalen scheidt; d = ruimte tussen tussen naburige analoge-en informatiesporen vanaf de rand van het analoge spoor tot het midden van het naburige informatiespoor; e = analoge spoorbreedte, en 10 f = bandbreedte.
Een numeriek voorbeeld van de voorgaande dimensies is alsvolgt: a = 480 ym (micron1·) . · » b — 280 to 380 yin 15 c = 200 to 100 ym d = 540 ym e = 445 ym +0 20 £ = 6.30 mm_20..ym
Fig. 1B toont een magnetische band van 12,5 mm breedte. Evenals in fig. IA is de band 1 voorzien van een paar randsporen van analoge typen TA^ en TA2 en aan weerszijde 25 van de middellijn van de band is een besturingsspoor ÜC en een tijdcodespoor TT aangebracht. Informatiesporen TD^-TD^ zijn ingeklemd tussen het analoge spoor TA^ en het besturings-spoor TC. Op soortgelijke wijze zijn de informatiesporen ingeklemd tussen het tijdcodespoor TT en het ana-30 loge spoor TA2- Het zal duidelijk zijn dat een band van 12,5 mm (fig. 1B) tweemaal de breedte van de band uit. fig. IA is en een dubbel aantal informatiesporen ter beschikking staan. Elk kanaal gedigitaliseerde informatie kan natuurlijk worden vastgelegd in een vooraf vastgesteld aantal informatiesporen af-35 hankelijk van het gekozen formaat voor de registratie.
In overeenstemming met de voorgaande representatie van de verschillende dimensies is een numeriek voorbeeld van de dimensies uit fig. 1B alsvolgt: 8103749 * * - 9 - a = 440 ym· . b = 240 to 34Q ym 5 c - 200 to 100 ym ö = 500 ym. e = 325 μια a- v f = 12-65 mm-10 ym 10 -Fig. 1C toont een magnetische band 1 met een breedte van 25 mm. Deze band is voorzien van een paar aan de randen gelegen sporen TA^ en TA£ voor het vastleggen van analoge signalen terwijl aan weerszijden van de middellijn het 15 besturingsspoor TC en het tijdcodespoor TT liggen. Informatie-sporen zijn ingeklemd tussen het analoge spoor TA^ en het besturingsspoor TC. Tussen het tijdcodespoor TT en het analoge spoor TA2 liggen de informatiesporen TD^-TD^g. Er zijn 48 informatiesporen ter beschikking. Elk kanaal wordt 20 vastgelegd in een vooraf vastgesteld aantal informatiesporen in overeenstemming met het gekozen formaat.
Een voorbeeld dat kan worden gebruikt om de 48 spoorband volgens fig. 1C te verkrijgen is alsvolgt: a = 480 ym 25 · b = 280 to 380 ym c = 200 to 100 ym d == 540 ym - ' e = 325 ym 30 f » 25.35 mm-10 ym
Uit de voorgaande voorbeelden blijkt dat een uitvoeringsvorm van een bandbreedte van ongeveer 6 mm 8 informatiesporen, een bandbreedte van 12 mm 24 sporen en een bandbreedte van 25 mm 48 sporen kan bevatten.
35 Wanneer f ornaat A wordt gebruikt, zodanig, dat één spoor per kanaal voor de registratie wordt gebruikt wordt de magnetische band getransporteerd met een snelheid die de hoogste snelheid zal worden genoemd. Wanneer formaat B wordt 8103749 - 1.Ó - 9 ft.
gebruikt, zodanig, dat twee sporen per kanaal worden toegepast, kan de bandsnelheid met de helft worden verminderd en deze lagere wordt de middensnelheid genoemd. Wanneer formaat C wordt gebruikt, zodanig, dat vier sporen per kanaal toege-5 past worden voor registratie, kan de bandsnelheid opnieuw worden gehalveerd en dit wordt de langzame snelheid genoemd.
Een numeriek voorbeeld voor een band met een breedte van ongeveer 6 mm is alsvolgt:
Formaat A Formaat B Formaat C 10 aantal kanalen 84 2 aantal sporen per kanaal 1 2 4 bandsnelheid (cm/sec) 76,00 38,00 19,00
Wanneer meer sporen per kanaal gebruikt worden, 15 kan de bandsnelheid worden beperkt waardoor de bandconsumptie wordt verminderd en zogenaamde langspeelbamden verkregen worden. · Wanneer de bandconsumptie wordt beperkt met toename van de speelduur wordt het aantal kanalen eveneens gereduceerd.
In de voorgaande tabel wordt de gedigitaliseerde 20 informatie ontleend aan de analoge signalen die bemonsterd worden met een vooraf bepaalde snelheid, waarbij elk monster omgezet wordt in digitale vorm. Als numeriek voorbeeld is de bemonsteringssnelhêid f die wordt gebruikt om de gedigitali-'
S
seerde informatie te produceren in de grootte orde van 50,4 KHz.
25 Andere bemonsteringsfrequenties fg kunnen worden gebruikt.
Aangenomen wordt dat wanneer andere bemonsteringsfrequenties gebruikt worden de snelheid waarmee de- band wordt aangedreven voor het vastleggen van de gedigitaliseerde Informatie in de respectievelijke formaten op overeenkomstige wijze beperkt 30 kan worden. Voor de bemonsteringsfrequentie f in de grootte s orde van 44,1 KHz, kan de bandsnelheid voor een 6 mm band registrerend volgens formaat A de grootte orde hebben van ongeveer 66,5 cm per seconde. Voor de bemonsteringsfrequentie f s in de grootte orde Van ongeveer 32 KHz is de bandsnelheid 35 voor de 6 mm band registrerend volgens formaat A in de grootte · orde van 48,25 cm per seconde. De eerder genoemde bandsnelheden worden vanzelfsprekend gehalveerd wanneer formaat B wordt toegepast en deze bandsnelheden worden opnieuw gehalveerd wanneer formaat C toepassing vindt. 8103749 - 11 - V «
Zoals nog nader zal worden verduidelijkt is het code-ringsschema, dat wil zeggen de codeconfiguratie alsmede het type modulatie dat wordt gebruikt voor het moduleren van het gecodeerde signaal voor de opnamen,hetzelfde voor elk van de verschillende 5 formaten in de beschreven uitvoeringsvorm.
In fig.2A-2F is een voorbeeld van het besturings-signaal aangegeven, dat vastgelegd wordt in het besturings— > spoor TC en een voorbeeld van de gedigitaliseerde informatie die geregistreerd wordt in een informatiespoor TD. Fig.2B 10 is een tijdschema dat het besturingssignaal weergeeft en de fig.2C-2F zijn tijdschema's die representatief zijn voor de gedigitaliseerde informatie.
Het besturingssignaal volgens fig.2B wordt vastgelegd in het besturingsspoor TC voor alle formaten. Het bestu-15 ringssignaal bestaat uit een synchronisatiesignaal aan het begin gevolgd door een 16-bits besturingswoord gevormd uit de besturingsinformatiebits Cq-C^, gevolgd door een 28-bits , sectoradres gevormd door de adresbits sq*~S27' gevolgd door een 16-bits foutdetectiekodewoord, zoals het cyclische redundan-20 tie kode (CRC) woord. Alhoewel het controlesignaal in fig.2B bestaat uit vooraf vastgestelde segmenten, elk gevormd door een vooraf gekozen aantal bits zal het duidelijk zijn, dat „. ook andere segmenten gebruikt kunnen worden, waarbij elk van de getekende segmenten kunnen zijn gevormd uit elk gewenst 25 aantal bits , dat een besturingsinformatiewoord, een sectoradres en een foutdetectiekode kan representeren.
De term"sector" of "sectorinterval" heeft betrek-\ king op een vooraf vastgesteld tijdsinterval, korresponderend met een vooraf vastgestelde registratielengte of interval op 30 het registratiemedium- Het sectorinterval wordt bepaald door het besturingssignaal volgens fig.2B. Op eenvolgende bestu-ringssignalen worden vastgelegd in opeenvolgende aan elkaar aansluitende sectorintervallen. Wanneer elk controlesignaal in een sectorinterval wordt vastgelegd, wordt het sectoradres 35 met ëën opgehoogd. Het sectoradres dient derhalve om het betreffende sectorinterval , waarin het besturingssignaal is vastgelegd te identificeren. Het gewenste sectorinterval kan toe- gankelijk worden door het adresseren van het betreffende a— * 28 dres. Het zal duidelijk zijn, dat 2 opeenvolgende sector-40 intervals vastgelegd kunnen worden op bijvoorbeeld een stuk 8103749 * t -12- magnetische band, waarbij het korresponderende sectoradres van één sectorinterval tot de volgende met één wordt verhoogd zodat bijvoorbeeld ontstaat (000...000), (000...001), (000...010), (000...011) enz. Gedigitaliseerde informatie
5 wordt vastgelegd in de respektievelijke informatiesporen TD
gedurende elk van de opeenvolgende sectorintervallen.
aan
Het synchronisatiesignaal dat/net controlewoord voorafgaat is aangegeven op een vergrote tijdschaal in fig.2A. Het synchronisatiesignaal bezet een tijdsduur gelijk aah 10 vier besturingssignaalbitcellen, waarin een bitcel gelijk is aan het interval ingenomen door een respektievelijk bit van het controlewoord, het sectoradres en de CRC-kode. Het synchronisatiesignaal vertoont een vooraf vastgesteld constant synchronisatiepatroon voorafgegaan door een "voorwoord*.
15 Het doel van het voorwoord is om het laatste of minst signifi-kante bit van de CRC-kode onder te brengen, hetwelk is opgenomen in het direkt voorgaande besturingssignaal teneinde te waarborgen, dat het synchronisatiepatroon een getekende vorm zal hebben. Indien het laatste bit van het voorgaande bestu-,20 ringssignaal bijvoorbeeld een binaire ”1” is , hetgeen een relatief hoog niveau representeert, bevindt het voorwoord van het direkt volgende synchronisatiesignaal zich op eveneens een hoger niveau (binaire "1") gedurende een tijdsperiode'gelijk aan 0,5 T.* (waarin T* gelijk is aan de bitceltijdsduur 25 van een besturingssignaalbit). Omgekeerd is indien het laatste bit van het direkt voorgaande.· besturingssignaal een binaire "Ö" is hetgeen weergegeven wordt door een relatief laag signaal, het voorwoord van het volgende synchronisatiesignaal eveneens gelijk aan een relatief laag (0) niveau 30 gedurende 0,5 T*. Het voorwoord representeert derhalve hetzij een eerste of een tweede logische waarde afhankelijk van de toestand van het laatste bit van het direkt voorgaande besturingssignaal .
Het synchronisatiepatroon dat opgenomen is in het i 35 synchronisatiesignaal en dat het voorwoord volgt, vertoont een positief gaande o ver gang op de periode 1T* volgend op het voorwoord en vertoont dan een tegengestelde negatief gaande 8103749 « é -13- overgang over een periode 1,5T' volgend op de eerder genoemde positief gaande overgang. Het synchronisatiesignaal eindigt en het controlewoord begint op een periode 1T* volgend op deze tweede negatief gaande overgang. Dit synchronisatiepatroon 5 is gunstig omdat het verschillend is van elk bitpatroon in het controlewoord, sectoradres of CRC-kode van het besturings-signaal. Het synchronisatiepatroon kan gemakkelijk waargenomen worden tijdens een reproduktieverrichting teneinde het begin van opeenvolgende sectorintervallen te identificeren. Dit 10 synchronisatiepatroon kan ook,wanneer het wordt waargenomen, worden gebruikt om de detectie van het controlewoord, sectoradres en CRC-kode van het besturingssignaal te synchroniseren en kan ook worden gebruikt in een servobesturingsschakeling voor het besturen van de bandaandrijving tijdens een reproduk-15 tieverrichting. Wanneer de onderhavige uitvinding toegepast wordt op magnetische band, representeren overgangen in het vastgelegde signaal, zoals de aangegeven overgangen, die het synchronisatiepatroon omvatten, magnetische vectors.
Het controlewoord kan besturingsinformatie bevat-20 ten teneinde het betreffende formaat dat is gebruikt voor het vastleggen van gedigitaliseerde informatie te identificeren. De controlebits C12 "Cl5 bijvoorbeeld kunnen de bemonsterings-frequentie, die gebruikt is om het analoge signaal te digitaliseren, representeren. Aangezien de snelheid waarmee het registra-25 tiemedium wordt aangedreven gerelateerd is aan de bemonster- frequentie, kunnen de controlebits C -C deze bandsnelheid 12 15 representeren. Als voorbeeld voor de drie representatieve bemonsteringsfrequenties, die eerder zijn genoemd, kunnen de 30 controlebits C22-C15 er a^s volgt uitzien:
T
8103749 - 14 - v Bemonsteringsfrequentie Bemonsterfrequentie (kHz}
Identificatiesignaal_ ____ - C15 C14 C13 C12 -- 500 0 0 50,4 0001 44,1 001 0 v 32,0
Uit het voorgaande blijkt, dat,indien gewenst, tot zestien verschillende bemonsteringsfrequenties opgenoman kunnen war-1Ö den door het bemonsteringsfréquentie-identificatiesignaal . .
^C12~C15^*
De controlebits C -C' representeren het aantal D 11 sporen per kanaal waar in elk kanaal gedigitaliseerde informatie vastgelegd wordt. Er wordt aan herinnerd, dat in formaat A elk kanaal gedigitaliseerde informatie vastgelegd wordt in een respektievelijk informatie spoor. In formaat B wordt elk kanaal gedigitaliseerde informatie vastgelegd in twee • afzonderlijke informatie sporen. In formaat C wordt elk kanaal gedigitaliseerde informatie in vier afzonderlijke informatie— sporen vastgelegd. Het aantal sporen per kanaal kan gerepresenteerd worden door de controlebits C^-C^ als volgt: CX1 C^q Cg Sporen/kanaal . Formaat
0.0 0 1 A
25 0 0 1 2 B
0 1 0 4 C
Aanvullend aan de kodering in een gewenst kode-ringsschema, welk schema weergegeven v;ordt door de gekozene van de bits CQ-Cg, kan de gekodeerde gedigitaliseerde infor-30 matie voorafgaande aan de registratie eveneens worden gemoduleerd. In de modulator worden.ge gekodeerde gedigitaliseerde signalen gemoduleerd teneinde strikte begrenzingen aan de minimum en maximum intervals tussen opeenvolgende overgangen tot stand te brengen, waardoor storing wordt vermeden, wanneer de signalen 35 worden gereproduceerd.
8103749 * - 15 -
Het sectoradres bestaat uit de bits Sq-S^-^ en. kan gevormd worden bijvoorbeeld door een teller die synchroon met het verwerken en opnemen van elk sectorinterval wordt opgehoogd*
De stuurinformatie en de sectoradresinformatie worden bij 5 voorkeur gebruikt voor het vormen van een passende CRC-code of een andere foutdetectiecode, waaruit de aanwezigheid van een fout in het besturingswoord of controlewoord en/of sectoradres bij de weergave gedetecteerd kan worden. De vorming van een CRC-code en de wijze waarop die wordt gebruikt zijn bekende 10 technieken en worden kortheidshalve niet nader beschreven.
Zoals nog wordt beschreven, wordt het besturings-signaal uit fig.2B onderworpen aan een FM-moöulatie en wordt het FM-gemoduleerde besturingssignaal dan in het besturings-spoor TC vastgelegd. Ongeacht het formaat, dat wordt ge-15 bruikt voor de: registratie van de gedigitaliseerde informatie, is het FM-gemoduleerde besturingssignaal gemeenschappelijk voor de verschillende typen formaten. \ \
Fig.2C is een representatief tijdschema waarin de wijze, waarop de informatie vastgelegd wordt in een 20 informatiespoor TD,wordt weergegeven. Verwezen wordt naar de registratie van gedigitaliseerde informatie in één spoor per kanaal. Overeenkomstig de eerder genoemde kruis—vexwe— vingsfóutcorrectiekoderingstechniek, worden opeenvolgende bemonsteringen van een ingangsanaloog signaal, b.v. een, 25 geluidsignaal, omgezet in korresponderende digitale informs-tiewoordan, welke gebruikt worden om foutcorrecfciewoorden, zoals pariteitswoorden P, te vormen. Vervolgens wordt een vooraf vastgesteld aantal informatiewoorden. en pariteitswoor— den in tijd verweven voor het vormen van subblokken en 30 wordt een ander foutcorrectiewoord, b.v. een. Q-pariteits-woord, ontleend aan het in tijd verweven subblok. Oneven en even informatiewoorden en hun respektievelijke P-pariteits en Q-pariteits-woorden, worden kruisselings verweven voor het vormen van een informatieblok, dat bijvoorbeeld 12 informatie— 35 woorden, 4 pariteitswoorden en een foutdetectiewoord, b.v. een CRC-kodewoord, dat daaraan wordt ontleend, omvat. Een 8103749 -16- respektievelijk informatieblok wordt voorafgegaan door een . . informatiesynchronisatiesignaal en zoals weergegeven, in fig.2C, worden vier opeenvolgende informatieblokken in een sector interval vastgelegd. De informatieblokken kannen natmir-5 'lijk worden gemoduleerd vooraf gaande aan de registratie.
Vianneer formaat A wordt gebruikt, waar de gedilgi— v taliseerde informatie wordt vastgelegd in één spoor per kanaal, worden opeenvolgende 'informatieblokken seriegewijs in een korresponderend informatiespoor TD vastgelêgd- Wanneer de gedi-*0 gitaliseerde informatie vastgelegd wordt in formaat B waarin twee sporen per kanaal worden gebruikt, wordt elk van deze beide informatie sporen voorzien van opeenvolgende informatie-blokken volgens· fig.2C. Dergelijke informatieblokken behoeven echter niet noodzakelijkerwijze in serie te staan. Deze 15 Verdeling van informatieblokken kan voortgaan, zodanig, dat bijvoorbeeld in het eerste informatiespoor de informatieblokken 1, 3, 5, 7 enz. vastgelegd worden en in het tweede informatiespoor de blokken 2, 4, 6, 8 enz. worden geregistreerd.
Indien formaat G gekozen wordt, v/orden vier sporen 20 Per kanaal gebruikt voor registratie. In het eerste spoor wordt vastgelegd de informatieblokken 1, 5, 9, 13 enz., het tweede spoor draagt de blokken 2,6,20,14 enz. , het derde spoor· draagt de blokken 3,7,11,25 enz. en in het \ vierde spoor zijn de blokken 4,8,12,16 enz. vastgelegd.. j 25 Ongeacht het betreffende formaat of aantal sporen i per kanaal dat gebruikt wordt, wordt niettemin elk informatie-spoor bezet met informatieblokkenvolgens fig, 2C_ Gedurende elk sectorinterval worden dus vier opeenvolgende informatieblokken geregistreerd, waarbij elk blok voorafgegaan wordt 30 door een informatiesynchronisatiesignaal. De registratiekop, die het stuursignaal vastlegt is gericht op de informatie-signaal vastleggende koppen, zodat alle informatie sporen op één lijn liggen over de breedte van da magnetische band, d.w.zj dat alle informatiesynchronisatiesignaleanop elkaar zijn ge-35 richt en de signalen eveneens zijn gericht op het stuursignaal in het stuurspoor TC. D.w.z. dat het synchronisatiesig- j naai dat geregistreerd wordt aan de kop van het besturings- i 8103749 \ · - 17 - e signaal gericht is op de informatiesynchronisatiesignalen van de eerste informatieblokken,die vastgelegd zijn in een bepaald sectorinterval. De registratiekop voor het stuur signaal kan verplaatst zijn ten opzichte van de registratiekop-5 pen voor het' informatiesignaal over een afstand gelijk aan een heel veelvoud van een sectorinterval.
Het informatiesynchronisatiesignaal dat elk informatieblok voorafgaat (in fig.2C aangegeven roet gearceerde zones) is aangegeven in een vergrote tijdschaal in 10 fig.2D en 2E. Het informatiesynchronisatiesignaal bezet een interval korresponderend met 16 inforinatiebitcellen, waarin elke inforinatiebitcel gelijk is aan de tijdsduur van het geregistreerde informatiebit. De tijdsduur van een inforinatiebitcel T is veel kleiner dan de tijdsduur van een contro-• 15 lebitcel Τ’,.ζο is bijvoorbeeld T’ =18 T. Het informatie- synchronisatiesignaal bevat het synchronisatiepatroon omvattende een eerste over gang, die optreedt op een interval l,5T volgend op het begin van het synchronisatiesignaai; een tweede overgang welke optreedt op een interval 4,5T volgend op 20 de eerste overgang en een derde overgang optredend op een interval 4,5T volgend op de tweede overgang. Aangezien het informatiesynchronisatiesignaal van één informatieblok öi— rekt volgt na het laatste bit van het voorgaande informatieblok, kan het synchronisatiepatroon de signaalvorm vertonen 25· .uit hetzij fig.2D of 2E, afhankelijk van het logische sig- naalniveau van het laatste bit van het voorgaande informatieblok.
Het informatiesynchronisatiepatroon is uniek in die zin, dat dit patroon niet zal voorkomen in de informatie 30 in de respektievelijke informatieblokkerc. zelfs na de modulatie ervan./ Het informatiesynchronisatiepatroon wordt gevolgd na een vertragingsinterval van 0,5T, door een blokadres bestaande uit de bits dat op zijn beurt gevolgd wordt door vlagbits Ffil en FfiQ. Het blokadres ) identificeert 35 de betreffende blokpositie waarin het informatieblok vastgelegd is. Het meest signifikante bit ^ van het blokadres wordt gelijk gemaakt aan het minst signifikante bit SQ van 8103749 * * 'v · * - ie - \ " het sectoradres van de betreffende sector waarin het informa- tieblok geregistreerd is. Aangezien het blokadres 3 bits omvat, 2al het duidelijk zijn, dat 8 afzonderlijke blokposi-ties daardoor weergegeven kunnen worden. Aangezien 4 informa-S tieblokken vastgelegd worden in een sector interval en aangezien het meest signifikante blokadresbit gelijk v/ordt gemaakt aan het minst signifikante sectoradresbit SQ, zal het duidelijk zijn, dat het blokadres d^B^B^Jelke twee sec-torintervallen wordt herhaald, maar dat deel van het blokadres 10 (Bj.Bg) bij elk sectorinterval wordt herhaald.D.w.z·; dat acht afzonderlijke blokposities vastgelegd worden gedurende elke twee sectorintervallen.
De vlagbits F^ en FgQ worden gebruikt in de voor— keursuitvoering als een nadrukidentif icatiesignaal. Wanneer de uitvinding gebruikt wordt voor het vastleggen van digita-15 le geluidsignalen, worden de oorspronkelijke analoge geluid-signalen selectief onderworpen aan een naörukbewerking voorafgaande aan de digitalisering ervan. Indiër* d erge lijke analoge signalen worden benadrukt. d.w.z. indien een conven-tioneel benadrukcircuit bediend v/ordt of ingeschakeld v/ordt, 2Ό .representeert het nadrukidenfiticatiesignasl dat het analoge signaal is benadrukt. Bijvoorbeeld (Fb1?b0)=(01). Indien .· de Ingangsanaloge signalen echter niet zijn benadrukt,kan het nadrukidentificatiesignaal weergegeven worden als (F_,.F_n)=(00).
De benadrukking zal optreden over een voldoende tijds-25 duur, zodat alle gedigitaliseerde signalen uit een bepaald kanaal die opgenomen zijn in twee sectorintervallen zullen worden benadrukt. Hét is Π€Π)ΘΙ1· derhalve niet nodig cm het nadrukidentificatiesignaal in elk informatieblok op tè* Bij voorkeur v/ordt het nadrukidenticstiesignaal alleen vastgelegd wanneer het blokadres(3„Β^Β0) gelijk aan 30 ( 0 0 0) is. Indien de digitale informatie in twee sporen per kanaal wordt vastgelegd, kan het nadrukidentificatiesignaal alleen vastgelegd v/orden in één van beide sporen en zoals in het voorgaande wordt dit nadrukidentificatiesignaal alleen geregistreerd wanneer het blokadres in dat betreffende spoor 35 gelijk is aan (000). Wanneer de gedigitaliseerde informatie wordt vastgelegd in vier sporen per kanaal, kan het nadrukidentificatiesignaal vastgelegd v/orden in slechts een vooraf vastgestelde van die sporen en alleen wanneer het blokadres in dat spoor gelijk aan (000) is.
810 3/4 3 __________ - 19 -
De vlagbits Ρβ1 en F^g kunnen dientengevolge worden gebruikt om andere informatie of formaatinformatie, wanneer men dit wenst, te representeren, wanneer het blokadres afwijkt van (000) .
5 Alhoewel volgens de beschrijving het nadrukidenti- ficatiesignaal vastgelegd is in het eerste informatieblok van bijvoorbeeld evengenummerde sectörintervallen (SQ = "O") kan het nadrukidentificatiesignaal indien men dit wenst opgenomen worden in het eerste informatieblok in onevengenummerde sec— 10 torintervallen (Sg = "1").
Zoals blijkt uit öe figuren 2D en 2E, is het informatiesynchronisatiesignaalinterval gelijk aan een 16-bitsinterval dat op zijn beurt korresoor.deert met een informatie (of paritexts)woord duur.
15 Het informatiedeel van elk informatieblok is aan gegeven met een vergrote tijdschaal in fig.2F. Informatiewoor-den ^"^2 z^n a^s 1 δ-bits woorden gevormd en elk woord wordt ontleend van een respektievelijk monster van het ingangs-analoge signaal. Aanvullend aan de informs tlewoorden w, -W. ~, JL «JL m 20 bevat elk informatieblok ook oneven en even pariteitswoorden Pg en PQ en oneven en even Q-pariteitswoorden QQ en Q£.
De oneven en even informatie en pariteitswoorden zijn kruis-verweven in overeenstemming met de eerder beschreven technieken. Een foutdatectiewoord, bijvoorbeeld een 16-bits 25 CRC-kodewoord, wordt aanvullend daaraan geproduceerd als reactie op de informatie en pariteits woorden en· tevens in reactie op de blokadresbits Bq-B2 en de vlagbits Ρβ0 en F^.
Het zal duidelijk zijn, dat da informatiewborden W,-W a3-le aan hetzelfde kanaal worden ontleend. Oneven genummerde en even genummerde infornatiavoorden worden gescheiden en de respektievelijke pariteitswoorden Pg, PQ en Qn, worden ontleend aan die gescheiden inforiaatiewoorden.
Het oneven pariteitswocrd Pg wordt bijvoorbeeld gevormd als reaktie op de 6 oneven genummerde informstiewoorden. W. ...W _
35 JL -j JL-L
en het even pariteitswoórd P£ v;ordt gevormd als reaktie op 81 0 3 7 A 9 - 20 - de zes even genummerde informstlev/oorden ---^12‘ oneven genummerde informatie en de pariteitswoorden, zijn, in tijd verweven en het oneven parite it swoord wordt daar uit gevormd. De even genummerde informatie en pariteitswoor— 5 den worden op soortgelijke .wijze in tijd verweven en het even pariteitswoord Qg wordt daaruit gevormd. Al deze in tijd verweven oneven en even woorden zijn kruis verweven teneinde het getekende - informatieblok te verkrijgen. De ' pariteitswoorden zijn bij voorkeur gelegen in het centrale 10 . deel van het informatieblok en opeenvolgende oneven genummerde (en even genummerde) informatiewoorden zijn over een maximale afstand van elkander gescheiden. Opeenvolgende oneven genummerde informatiewoorden en zijn dus gescheiden door een maximale afstand, die verwerkt kan worden door ' 15 het informatieblok. Even genummerde informatiewoorden en . zijn op soortgelijke wijze gescheiden door deze maximale afstand. Deze kruisverwevingsfoutcorrectiekoderxngstechniek maakt de correctie mogelijk van wat anders een oncorrigeerbare foüt zou zijn, waarin opeenvolgende informatiewoorden 20 zijn gestoord. Aangezien er een lage waarschijnlijkheid is dat bijvoorbeeld informatiewoorden en beide gestoord zullen zijn, wanneer slechts één. van deze woorden fout is, kan het worden verkregen door interpolatietechnieken van de niet-foutieve informatiewoorden.
. 25 Fig.3A-3C tonen de relatie tussen de registratie- formaten A,B en'C, waarin elk kanaal gedigitaliseerde informatie vastgelegd wordt in één infoxmatiespoor. (formaat A) , in twee informatiesporen (formaat B) of in vier informatie— sporen (formaat C) . In formaat A volgens fig.3A worden dus 30 opeenvolgende informatieblokken op één enkel spoor vastgelegd. In formaat B volgens fig.3B worden opeenvolgende informatie-blokken afwisselend verdeeld tussen de sporen A en B, In . formaat C worden opeenvolgende informatieblokken van één enkel kanaal achtereenvolgens in de informatiesporen A,B, C 3 5 en D ondergebracht. Deze verdeling van informatieblokken in de respektievelijke informatiesporen zal in het volgende in detail worden besproken.
8103749 - 21 -
In Fig.3A-3C verwijst de uitdrukking “ informatie-opeenvolging" naar de opeenvolgende informat i eb lokke n in een bepaald kanaal en de uitdrukking "blokadres” naar bet blok— nummer waarin dat informatieblok in een informatiespoor vast—
5 gelegd is. ©e uitdrukkingen "n" en ”m" volgens fig.3A-3C
zijn bovendien gehele getallen (integers)- Het zal duidelijk zijn, dat wanneer formaat A word.t gebruikt het eerste infor— matieblok (n) geregistreerd wordt in blok nr. 0 of bijvoorbeeld het eerste sectorinterval. Het tweede informatieblok 10 (n-KL) wordt geregistreerd in blok nr.1 van dit sectorinterval enz. In het tweede sectorinterval (4n-KL), wordt het vijfde informatieblok (n*4} vastgelegd in blok nr.4, het zesde informatieblok (n+5) in blok nr. 5 enz. Bij het eerstvolgende sectorinterval' (4m4-2) worden de blokadressen -herhaald.
15 Wanneer formaat B wordt gebruikt, wordt het eer ste informatieblok (n) in blok nr.0 van spoor A in het eer— . ste sectorinterval (4m*0) geregistreerd en wordt het tweede informatieblok (n+1) geregistreerd in blok nr.0 van spoor B in dit sectorinterval. Het derde informatieblok (n-f-2) 20 wordt vastgalegd in blok nr. 1 van spoor A in dit sectorinterval en het vierde informatieblok. (ητ3) wordt vastgelegd in blok nr.1 van spoor B in dit interval. Deze verdeling van in— formatieblokken gaat verder zodanig, dat in blok nr.0,1,2,3,4,5, 6 en 7 van spoor A de informatieblokken n, n+2, n-f4 , nt6^, 25 n.8 n+10, n-KL2 en n+14 worden vastgelegd en in blok nr.0,1,2,3, 4,5,6, en 7 in spoor:B informatieblokken n-KL, n-K3, n+5, n+7, n+9,n-KLl, n+13 en n+15 worden vastgelegd. Het zal duidelijk zijn, dat deze blokadressen worden herhaald bij het be- . gin van sectorinterval 4mK2.
5° . Wanneer formaat C wordt gebruikt volgens f±g.3C, * worden de opeenvolgende informatieblokken verdeeld over de sporen A;B , C en D. Het eerste informauieblok (n) wordt dus vastgelegd in blok nr. 0 van spoor A, het tweede informatie— blok (n-Kl) in blok nr. 0 van spoor B, het derde informatiefs blok (n+2) in blok nr. 0 van spoor C en het vierde informatieblok (nK3) in blok 0 van spoor D. Deze volgorde van in— formatieblokverdelingen gaat voort teneinde de informatieblokken in de respektievelijke blcknunmars van sooren A-D vast 8103749 - 22 - te leggen. Bij het verschijnen van het sectorinterval 4jih-2 Y7orden de blokadressen in elk van de sporen A-D herhaald-
Het voorgaande kan worden sanengevat wanneer het ' registratiemedium bijvoorbeeld een band met een breedte is van ongeveer 6 mm:
Informatiespoor Formaat A Formaat B Formaat C
TD1 CHI CH1-A CH1-A
TD2 CH2 . CH2-A CH2-A
TD3 CH3 CH3-A CH1-C
10 TD4 CH4 CK4-A CH2-C
TD5 CH5 · CH1-B CH1-B
TD6 CK6 CH2-3 CH2-B
TD? CH7 CH3-3 CH1-D
TD0 CHS CH4-B CH2-D
o 15 De bovengenoemde spoortoewij zingen simplificeren op voor-deelstrekkende wijze de manier waarop informatie verdeeld of teruggewonnen wordt voor de verschillende formaten die kunnen worden gebruikt.
Fig. 4 toont schematisch een voorbeeld van de op-20 nemende omzettere of koppen die worden gebruikt voor het opnemen van gedigitaliseerde informatie in de respectievelijke informatiesporen alsmede voor het opnemen van het stuursignaal in het stuurspoor TC. Het. stelsel volgens fig, 4 is met name geschikt om informatie opgenomen in één spoor op-25 nieuw op te nemen in een ander.spoor en eveneens het èlec-tronisch redigeren mogelijk te maken waarbij informatie uit een afzonderlijke bron, bijvoorbeeld een ander registratiemedium, ingeschoven wordt in één of meer gewenste informatiesporen‘op de inprikpunten. Voor de uitvoering volgens fig. 4 30 wordt aangenomen dat de magnetische band 1 in de pijlrichting wordt aangedreven.
De koppen uit fig. 4 bestaan uit een stelsel op-neemkoppen HR, een stelsel weergeefkoppen HP en een stelsel opneerokoppen HR'. Elk stelsel koppen bestaat uit op één lijn 35 gelegen koppen die gebruikt worden voor het opnemen of weergeven van informatie in de respectievelijke informatiesporen TD alsmede de besturingskop voor het opnemen of weergeven van 8103749 - 23 - het stuursignaal in het stuurspoor TC. De opneemkoppen HR omvatten dus verschillende opneemkoppen HR^-HRg tezamen met de opneemkop HR voor het stuursignaal, welke alle op éën lijn over de breedte van de band 1 gepositioneerd zijn. Aan-5 vullende opneemkoppen HR' omvatten opneemkoppen HR' ^-HR’ g alsmede de opneemkop HR'C voor het stuursignaal.
De opneemkoppen HR worden gebruikt voor het opnemen van een oorspronkelijke informatie in respectievelijke informatie- en stuursporen van de band 1. Deze koppen kunnen 10 bijvoorbeeld worden gebruikt om een oorspronkelijke opname tot stand te brengen. De informatie opgenomen in deze sporen wordt weergegeven door bijbehorende weergeefkoppen HB. Wanneer informatie die opgenomen is in êên of meer sporen geredigeerd moet worden, dat wil zeggen dat de informatie gemodificeerd 15 of vervangen moet worden door aanvullende informatie, worden de opneemkoppen HR* selectief bediend om dergelijke aanvullende informatie op te nemen in de passende sporen.
In formaat A bijvoorbeeld kan gedigitaliseerde informatie die opgenomen is in spoor TD geredigeerd worden 20 door het gewenste inprikpunt te localiseren en dan wanneer dat inprikpunt opneemkop HR' ^ bereikt, wordt nieuwe informatie in het spoor TD^ opgenomen. Wanneer het gewenste af breekpunt is bereikt, wordt de opneemkop HR'^ buiten werking gesteld.
Wanneer informatie is opgenomen in één kanaal of één spoor en 25 ophieuw in een ander kanaal of spoor moet worden opgenomen, wordt op soortgelijke wijze informatie uit het eerste kanaal of spoor weergegeven door passende weergeefkoppen HP, waarbij de weergegeven informatie dan wordt geleid naar verschillende van de opneemkoppen HR' χ voor het opnieuw opnemen in de pas-30 sende sporen. De combinatie van de koppen HP en HR' kan worden gebruikt -voor de zogenoemde synchronisatie-opname waarin één kanaal opgenoraen wordt terwijl een ander kanaal wordt weergegeven. Zelfs wanneer de eerder genoemde redaktieverrichting of synchronisatie-opname uitgevoerd wordt wordt het stuur-35 spoor niet gemodificeerd. Zoals nog nader wordt beschreven worden stuursignalen vastgelegd in het stuurspoor wanneer een nassemblagen-redactieverrichting wordt uitgevoerd, volgens welke nieuwe informatie wordt opgenomen volgens op de voordien opgenomen informatie 8103749 ‘ . - - 24 - ' Fig. 5 toont een blokschema van een uitvoerings vorm volgens de uitvinding voor het vastleggen van gedigitaliseerde informatie in één uit verschillende formaten. Deze gedigitaliseerde informatie kan digitale audiosignalen, bij-5 voorbeeld PCM geluidssignalen representeren, welke omgezet zijn in digitale vorm overeenkomstig een geselecteerde bemonster ingsfreguent ie f en die selectief benadrukt zijn in een conventioneel benadrukkingscircuit.
De getekende registratie-apparatuur kan worden IQ gebruikt om 8 kanalen gedigitaliseerde informatie op te nemen en de ontvangen kanalen informatie vast te leggen in de respektievelijke informatiesporen. Het aantal sporen waarin elk v- kanaal informatie vastgelegd wordt hangt van het gekozen formaat af. De getekende apparatuur is dienovereenkomstig voor-15 zien van 8 ingangen 2a....2h, die elk ingericht zijn om een kanaal gedigitaliseerde informatie CH1....CH8 te ontvangen.
De ingangsklemmen 2a-2h zijn met de codearschakalingen 3a-3h gekoppeld.
Elke kodeerschakeling kan van het kruis-verwevings-2Q foutcorrectietype zijn of als alternatief kunnen de kodeer-schakelingen de gedigitaliseerde informatie in andere fout-correctiekodeerschema's koderen.Elke kodeerschakeling kan met verschillende formaten werken, zodanig, dat een bepaald kodeerschema wordt gebruikt in overeenstemming met een formaat 25 identificatiesignaal dat daaraan toegevoerd wordt. Hiertoe is een extra ingang 4a aangebracht om een formaatbesturings-signaal te ontvangen, dat gevormd kan worden door bijvoorbeeld de gebruiker van de apparatuur.
De gekodeerde gedigitaliseerde informatie gevormd · 30 door de kodeerschakelingen 3a-3h worden geleid naar de respektievelijke ingangen van een demultiplexer 6. Volstaan wordt met te vermelden, dat de demultiplexer 6 de gedigitaliseerde informatie die naar de verschillende ingangen ervan wordt geleid, verdeeld over vooraf gekozen uitgangen 35 afhankelijk van het betreffende formaat dat gekozen is.
De demultiplexer 6 is in dit verband gekoppeld met een besturingseenheid 7, die op zijn beurt met de ingang 4a is gekoppeld voor het opnemen van het formaatbesturingssignaal.
De demultiplexer bevat een aantal schakelcircuits 40 waarvan de werking wordt bepaald door de besturingseenheid 7.
8103749 - 25 -
Indien het formaatbesturingssignaal op de ingang 4a het formaat A identificeert, bestuurt de besturingseenheid 7 het schakelcircuit van de demultiplexer 6 zodanig, dat gedigitaliseerde informatie op elke ingang van de demultiplexer uit '5 de kodeerschakelingen 3a-3h wordt gekoppeld met een korres-ponderende uitgang. Dat wil zeggen, dat elk kanaal gedigitaliseerde informatie wordt verdeeld over slechts ëén enkele uitang van de demultiplexer 6.
Indien echter het formaat JDesturingssignaai naar de ingangs-XO klem'-4a het formaat B identificeert, bestuurt de besturingseenheid 7. de demultiplexer 6 teneinde elk kanaal gedigitaliseerde informatie naar een ingang te verdelen, over twee uitgangen. In dit verband zijn slechts vier kanalen (CH1-CH4) ’ gedigitaliseerde informatie toegevoerd aan de getekende 15 opneem-of registratie-apparatuur. Elk kanaal wordt verdeeld over twee uitgangen van de demultiplexer. Indian het forraaat-besturingssignaal op de ingang 4a het formaat C identificeert, bestuurt de besturingseenheid 7. de schakelcircruits van de demultiplexer .6 zodanig, dat elk kanaal gedigitaliseerde in-20 gangsinformatie naar de * demultiplexer over vier uitgangen wordt verdeeld. Wanneer het formaat C wordt gebruikt, zal het duidelijk zijn, dat slechts twee kanalen(CH1 en CH2)gedigitaliseerde informatie naar de getekende apparatuur worden gevoerd. De demultiplexer 6’wordt zodanig gestuurd, dat hij de-25 ze kanalen gedigitaliseerde informatie distribueert op de wijze zoals in de eerder aangegeven tabel is vastgelegd.
De uitgangen van & demultiplexer 6, die evëneens een verdeelschakeling genoemd kan worden, zijn gekoppeld met respectievelijk de modulatoren 8a-8h.
30 De uitgangen van de modulatoren -8’a-8h zijn ge koppeld met de informatieregistratiekoppen HR1-HR8 via registratieversterkers .'9-a- 9*h teneinde vastgelegd te worden in de informatiesporen TD^-TDg. Elk ontvangen kanaal gedigitaliseerde informatie wordt dus vastgelegd in het gekozen 35 formaat .op bijvoorbeeld, magnetische band. D.w.z. dat een gekozen kodeerschema, type modulatie, bandsnalheid en aantal sporen* per kanaal worden gebruikt, m overeenstemming met het betreffende gebruikte formaat. .
81 0 3 7 4 9 ______ 4> * -26-
Fig-5 . toont voorts een besturingskanaal waarbij het hesturingssignaal uit fig.2B wordt gevormd, gemoduleerd en vastgelegd in een afzonderlijk basturingsspoor TC." Eet besturingskanaal is gekoppeld met ingang 4a en voorts met de 5 extra ingangsklemmen 4.b en 4q. De in'gangsklem. ,4b kan een bemonster ings identificatie signaal opnamen, dat de betreffende bemonsteringsfrequentie £ , die vis gebruikt voor het digita- · liseren van de oorspronkelijke analoge ingangsinformatie identificeert of representeert, ingang 4c is ingericht om 10 een passend kloksignaal voor het synchroniseren van de werking van het besturingskanaal te ontvangen. Deze ingangs— klemmen. ‘4a , 4-b en 4 c zijn gekoppeld met een bésturings— signaalkodeerschakeling 5·, die bijvoorbeeld een contröle- woordgenerator bevat,die reageert op het formaatbesturings- 25 signaal en het bemonsteringsidentificatiesignaal oia het eerder genoemde controlewoord bestaande uit de bits C„-C,c U JLi» te vormen. De besturingssignaalkodeerschakeling bevat voorts een synchronisatiesignaalgenerator voor het vormen van het voorwoord en het synchronisatiepatroon volgens £ig. 2A ' 20 als reaktie op het kloksignaal op de ingang'4-c. De bestu— ringssignaalkodeerschakeling bevat een sectoradresgenerator, dié bijvoorbeeld een multibit binaire teller kan bevatten.
In de besturingssignaalkodeerschakeling 5* is een CRC-woord— generator opgenomen, die van een bekend type kan’zijn en die 25 wordt gevoed met het gevormde controlewoord en het sector— adres om een passend CRC-woord te vormen.
Het hesturingssignaal gevormd door de kodeerscha-keling 5 die van het type volgens fig.2B kan zijn, wordt gekoppeld met de besturingsregistratiekop HRC· via een FM— 30 modulator 10- en.een versterker 11.. Het verdient de voorkeur het hesturingssignaal als frequentie gemoduleerd signaal vast te leggen· teneinde de reproduktie en detectie ervan voor alle formaten te vergemakkelijken. D.w.z. dat zelfs alhoewel de bandsnelheid van het ene formaat ten opzichte van het andere kan verschillen, het frequentie gemoduleerde besturingssig-naal nauwkeurig gedetecteerd kan worden.
8103749 -27-
Alhoewel dit niet getekend is in fig. 5, bevat elk van de codeerschakelingen 3a-3h een informatiesynchro-nisatiesignaalgenerator voor het genereren van het informatie-synchronisatiesignaal uit de figuren 2D en 2E. Het synchro-5 nisatiepatroon volgens fig. 2D en 2E wordt gegenereerd door elke codeerschakeling. Bovendien is elke codeerschakeling in- V.
gericht om het blokadres ^oe te voeren voor het iden tificeren van de betreffende blokken die opgenomen zijn in elk sectorinterval in elk informatiespoor. Het blokadres wordt 10 onttrokken aan bijvoorbeeld de drie minst significante bits in de 30-bits teller of codeerschakeling 5. De 30-bits teller vormt zowel het sectoradres als het blokadres. De teller kan synchroon met de vorming van elk informatieblok door de codeerschakeling 3a-3h opgehoogd worden. Na vier informatieblokken 15 te hebben gegenereerd herhalen de minst significante beide bits van de 30-bits teller hun cyclus. Na acht informatieblokken gegenereerd te hebben, worden de drie minst significante bits van de teller herhaald. Het eerder genoemde blok- en sectoradres worden dus gevormd door deze 30-bits teller.
20 Uit het voorgaande zal het duidelijk zijn, dat hetzelfde blokadres opgenomen wordt voor elk informatieblok dat opgenomen is in dezelfde relatieve positie in een sectorinterval in elk van het beschikbare aantal informatiesporen.Het eerste informatieblok in alle sporen,ongeacht het formaat,bevat hëf 25 blokadres (000), het tweede blok in elk van de sporen ongeacht het kanaal waaruit het informatieblok wordt verkregen bevat het blokadres (001), enz. *
De 30-bits teller opgenomen in de codeerschakeling 5 die gebruikt wordt om de sectorblokadressen te vormen, kan" .30 worden geincrementeerd door 'een kicks ignaal, welk signaal een periode heeft gelijk aan een blokperiode en welk signaal synchroon is aan de digitale signalen die geleid worden naar de ingangen 2a-2h.
Alhoewel dit niet getekend is, kan elk van de co-35 deerschakelingen 3a-3h een nadrukidentificatiegenerator be-® vatten voor het vormen van het nadrukidentificatiesignaal FB^FBq.
0 De tijdsbepaling van de codeerschakelingen is 04 een functie van het formaat dat gebruikt wordt. Een passend tijdsbesturingscircuit bevattende een instelbare klokgenerator _ 40 kan in elke codeerschakeling worden ondergebracht, waarbij de c& werlfino van elk besturingscircuit geregeld wordt of gewijzigd_ * . * ó - 28 - wordt als reactie op het formaatstuursignaal op ingang 4a.
De juiste tijdsbepaling van de gecodeerde gedigitaliseerde informatie wordt dus consistent met het gekozen formaat.
Fig. 6 toont een blokschema van een weergeef-5 inrichting voor het weergeven van gedigitaliseerde informatie uit sporen op het registratiemedium, welke inrichting compatibel is met elk van de formaten" die. gebruikt kunnen worden voor het opnemen van informatie. Deze uitvoeringsvorm omvat weergeefkoppen HP^HPg voor het weergeven van de gedigitali-10 seerde informatie uit de sporen TD^-TDg. De koppen HP^-HPg zijn met demodulatoren 16a~16h gekoppeld over weergeefver-sterkers 12a-12h en kloksignaalterugwinnende schakelingen 14a-14h. Elk kloksignaalterugwinnend circuit bevat een fase-gekoppelde lus voor het genereren van het kloksignaal met een 15 gewenste herhalingsfreguentie, welke fasegekoppelde lus gesynchroniseerd is met bijvoorbeeld de bittijdbepalingsfre-quentie of fase van de weergegeven digitale signalen. Het synchronisatiepatroon dat vastgelegd is in de verschillende sporen aan het begin van elk informatieblok kan worden ge-20 bruikt voor synchronisatie van de fasegekoppelde lus. De bit-tijdbepaling of de kloksignalen worden dus ontleend aan de informatie die uit elk spoor weergegeven wordt.
Elke demodulator kan compatibel gemaakt worden met het betreffende type modulatie dat gebruikt is voor de 25 opname van de informatie. Elke demodulator kan dientengevolge selecteerbare demodulatorschakelingen bevatten, welke reageren op een - formaatidentificatiesignaal (bijvoorbeeld weergegeven door de stuurbits Cq-C^) van het opgenomen stuursignaal om de betreffende demoduleringsschakeling te selecteren.
30 De demodulators 16a-16h zijn gekoppeld met res pectievelijke ingangen van de multiplexer 21 via tijdbasis-foutcorrectieschakelingen 22a-22h. De multiplexer 21 wordt gestuurd door een passende besturingseenheid 21, die reageert op een gedecodeerd formaatidentificatiesignaal voor het vast-35 stellen van de passende.schakelvolgoröe voor de multiplexer.
De uitgangen van de multiplexer 21 zijn gekoppeld met de de-codeerschakelingen 24a-24h, welke decoöeerschakelingen bijvoor- 8103749 -29- beeld de kruis-verweven foutcorrectiecode kunnen decoderen, welke code gebruikt is voor het opnemen van gedigitaliseerde informatie. De uitgangen van de decodeerschakelingen 24a-24h zijn gekoppeld met respectievelijk de uitgangen 25a-25h, t'en-5 einde de oorspronkelijke kanalen gedigitaliseerde informatie CH1-CH8 terug te winnen.
De reproduktie-apparatuur uit fig. 6 bevat voorts een besturingskanaal voor het terugwinnen van het besturings-signaal (fig. 2B) , dat vastgelegd was in het besturingsspoor 10 TC. Het besturingskanaal bevat een besturingsreproduktiekop HPp die gekoppeld is met een FM-demodulator 17 via een terug-speelversterker 13 en een kloksignaalextraheerschakeling 15, welke gelijk kan zijn aan de circuits 14a-14h. De FM demodulator kan het besturings signaal dat in frequentie voorafgaande aan de re— 15 gistratie gemoduleerd is demoduleren. Dit gedemoduleerde besturings-signaal wordt dan geleid naar een foutöetectieschakeling 18.' bijvoorbeeld een CRC-controleschakeling, die inwerkt op het CRC-kodewoord opgenomen * in het besturingssignaal voor het detecteren van het feit of een fout in het besturingssignaal 20 aanwezig is , d.vr.z. dat het CP.C-controlecircuit 18 detecteert of het controlewoord C^-C^ of het sectoradres so“S27 een fout bevat. Indien geèn fout gedetecteerd wordt, wordt het besturingssignaal geleid naar de dekodeerschakeling 19 die het controlewoord (Cq-C^~) terugwint alsmede het sector-25 adres en het synchronisatiepatroon uit het besturingssignaal. Indien echter een fout gedetecteerd is in het gereproduceerde besturingssignaal, wordt een direkt voorafgaande controle— woord, dat opgeslageri was om rekening te houden met de mogelijkheid dat het volgende controlesignaal .een fout bevat, ge-80 brulkt. In dit verband kan een vertragingsschakeling met een ' vertragingstijd gelijk aan één sectorinterval gebruikt worden in b.v. de dekodeerschakeling 19.
Het teruggewonnen controlewoord (Cq-C^^) wordt aan de besturingseenheid 20- geleid om het betreffende schakel-35 stelsel tot stand te brengen door middel waarvan de gedigitaliseerde informatie die gereproduceerd wordt uit de sporen TD,-TD0 herverdeeld of hervormd wordt naar de passende kanalen.
JL ö 8103749 * *
/** V
- 30 -
Dit controlev/oorcl wordt eveneens geleid naar de dekodeerscha-kelingen.2.4a-*24h . om het passende dekodeerschema te selecteren dat compatibel is met het betreffende kcdearschema dat gebruikt is voor het registreren van de gedigitaliseerde infor-5 matie. Afhankelijk van het aantal sporen per kanaal dat gebruikt is voor de registratie, kan de tij&sbepalendë besturing van de dekodeerschakelingan compatibel worden gemaakt · met het aantal sporen per kanaal dat weergegeven wordt, vanzelfsprekend ten minste door de controlehits C^-C^. De 10 ' bemonsteringsidentificatie-informatie omvattende de bits C12~C15 kan clus worden gebruikt door digi taal-analoog schakelingen (niet getekend) voor het terugwinnen van het oorspronkelijke analoge signaal in elk kanaal.
De weergeefinrichting, volgens fig. 6 wint' bij .15 voorkeur de oorspronkelijke gedigitaliseerde informatie terug, welke informatie dan wordt geleid naar een passende omzet-schakeling voor het omzetten van de digitale signalen in hun oorspronkelijke analoge vorm. Indien bijvoorbeeld de getekende inrichting wordt gebruikt als een zogenaamde PCM-geluids-.20 opneeminrichting, heeft de gedigitaliseerde informatie aan de uitgangen van de decoöeerschakelingen 24a-24h de vorm van PCM-signalen en wordt elk PCM-signaal omgezet in een corresponderend analoog niveau teneinde het oorspronkelijke analoge geluidssignaal opnieuw te vormen.
25 De decodeerschakeling 19 wint eveneens het bestu- ringssynchronisatiesignaal (fig.2A) terug alsmede het sector-adres Sq-S2j dat deel uitmaakt van elk weergegeven stuursignaal. Dit bestüringssynchronisatiesignaal, hetwelk een herhalings-frequentie heeft die wordt bepaald door het sectorinterval, 30 wordt geleid naar een servo schakeling voor de bandaandrijf-rol om de besturing over die rol te regelen, zodanig, dat de band uniform gedurende de weergave wordt aangedreven. Het sectoradres wordt gebruikt om een bepaald sectorinterval te 00 identificeren waarin een gewenst informatieblok is opgenomen, 35 waardoor nauwkeurig bepaalde inprik- en afbreekpunten bereikt ^ kunnen worden met het oog op het redigeren. Het sectoradres ^4 kan eveneens worden gebruikt om de gewenste informatie te loca- -5> liseren die opgenomen is in ëên of meer sporen TD^-TDg. Zoals nog <© r' - 31 - nader wordt beschreven wordt het sectoradres gebruikt cm het redactie-punt te detecteren, bijvoorbeeld een voegredactiepunt cp het registratienediun Elk van de tijdbasiscorrectieschakelingen 22a-22h kan aangepast worden om tijdbasisfouten te corrigeren, welke 5 ingebracht kunnen zijn in de gedigitaliseerde informatie in . ëën of meer informatiesporen tijdens de weergave. Een dergelijke tijdbasisfout kan het gevolg zijn van jitter van de band, verlengen of inkrimpen van de band nadat informatie daarop is vastgelegd of een storing in de normale synchrone relatie tus-10 sen informatiesporen en besturingssporen tengevolge van bijvoorbeeld het redigeren van slechts één kanaal. Elke tijdhasis-correctieschakeling bevat bij voorkeur een adreseerbaar geheugen, bijvoorbeeld een geheugen met willekeurige toegang (RAM) waarvan de capaciteit tenminste cplijk is aan een sectorinterval 15 (dat wil zeggen vier informatieblokken) en bij voorkeur een geheugencapaciteit heeft die voldoende is om maximale tijd-b as is variaties die verwacht kunnen worden, te verwerken. Een geheugencapaciteit van 8 informatieblokken is meestal voldoende.
Elk informatieblok wordt geschreven in de RAM van 20 een respectievelijke tijdbasiscorrector, dat wil zeggen woord voor woord, als reactie op het kloksignaal dat onttrokken wordt aan het weergegeven signaal. Evenals bij de conventionele tijdbas is correctors, wordt de weergegeven informatie in de RAM geschreven synchroon met de tijdbasisvariaties die in de weer-25 gegeven signalen aanwezig kunnen zijn. De tijdbasiscorrectors zijn gemeenschappelijk gekoppeld met een leesklokklem 23 die gevoed kan worden met een leeskloksignaal met een vaste referent! efreguentie. Elk informatieblok wordt uit de RAM uitgelezen met een constante referentiefrequentie, waardoor de tijd-30 basisvariatiès die tijdens de weergave aanwezig zouden kunnen zijn daaruit geëlimineerd worden.
De betreffende locatie in de RAM van de tijdbasis-corrector waarin een gedemoduleerd informatieblok wordt geschreven is een functie van het blokadres in het.
35 informatieblok. In het geval van wat beschouwd kan worden als ernstige tijdbasisfouten veroorzaakt door bijvoorbeeld het redigeren, kunnen echter de informatieblokken dié zijn vastgelegd in het geredigeerde spoor schuin staan ten opzichte van de andere sporen en met name ten opzichte van het stuurspoor TC.
81 ö o 7 4 9 r * .
- 32 -
Deze schuinstand wordt niettemin geëlimineerd door de tijd-basiscorrectors 22a-22h. Met name de coïncidentie tussen het meest significante bit B2 van het blokadres en het minst significante bit Sq van het sectoradres maakt het mogelijk dat elk 5 schuinstaand informatieblok geschreven wordt op de juiste plaats van de RAM mits deze schuinstand kleiner is dan een volledig sectorinterval.' :
De informatieblokken die uitgelezen worden uit de tijdbasiscorrectoren 22a-22h worden geleid naar de multi-10 plexer 21 die elk kanaal’ gedigitaliseerde informatie terugwint uit de respectievelijke informatiesporen waarin die kanalen zijn weggeschreven. Indien bijvoorbeeld de gedigitaliseerde informatie opgenomen is in formaat A, voert de multiplexer de opeenvolgende informatieblokken die daaraan 15 zijn toegevoerd uit de tijdbasiscollectoren 22a-22h (ontleend aan de informatiesporen TD^-TDg) naar respectievelijk de decodeerschakelingen 24a-24h. Indien als alternatief de gedigitaliseerde informatie opgenomen is in formaat B voert multiplexer 21 de opeenvolgende informatieblokken die daar-20 aan zijn toegevoerd uit de tijdbasis correctors 22a-22e naar de decodeerschakeling 24a, de opeenvolgende informatieblokken die afkomstig zijn uit de tijdbasiscorrectors 22b en 22f naar de decodeerschakeling 24b enz. Indien de gedigitaliseerde informatie vastgelegd is in formaat C voert de multiplexer 25 21 de opeenvolgende informatieblokken die daaraan zijn toegevoerd uit de tijdbasiscorrectors 22a, 22e, 22c en 22g naar de decodeerschakeling 24a en de opeenvolgende informatieblokken die afkomstig zijn uit de tijdbasiscorrectors. 22bb,' 22f, .22d en 22h naar de decodeerschakeling 24b. De multiplexer kan 30 van een complementaire constructie zijn ten opzichte van de demultiplexer 6 (fig. 5).
De decodeerschakelingen bevatten CRC-controle-schakelingen om een fout te detecteren in elk informatieblok dat daaraan wordt toegevoerd (met behulp van normale CRC-35 controletechnieken), óntwevingsschakelingen om de digitale woorden die de verschillende informatieblokken vormen te ont-weven, foutcorrectieschakelingen om fouten te corrigeren die 8103749 - 33 - aanwezig kunnen zijn in de ontweven woorden (door op bekende wijze de Q- en P-pariteitswoorden te gebruiken) en interpo-latiesch'akelingen om de fouten die niet corrigeerbaar zijn te compenseren of te verhullen (door gebruik te maken van inter-5 polatietechnieken). De resulterende informatiewoorden op de uitgangen 25a-25h kunnen PCM-geluidssignalen zijn, die omgezet kunnen worden in analoge vorm door digitaal/analoog-omzettérs (niet getekend) die gekoppeld zijn met de betreffende uitgangs-klemmen.
10 Zoals in het voorgaande is vermeld wordt het sector- adres gebruikt voor het detecteren van de aanwezigheid van een verbindingsredactiepunt op het registratiemedium. Wanneer het registratiemedium een magnetische band is, kunnen, zoals gebruikelijk is in analoge geluidsregistratietechnieken, 15 twee afzonderlijke banden worden verbonden of verenigd zodanig, dat de informatie die vastgelegd is op de ene band kan volgen op de informatie die voordien op de andere band opgenomen is. Een dergelijk verbindénd redigeren kan met voordeel toegepast worden in digitale geluidsopnamen en de onderhavige uitvinding 20 verschaft een relatief eenvoudige maar toch nauwkeurige methode volgens welke de plaats van het verbindingsredactiepunt tussen twee banden vastgesteld kan worden. Wanneer eenmaal dit punt is vastgesteld, kan een relatief ongemerkte overgang tussen de informatie op de respectievelijke banden worden verkregenr 25 zoals beschreven is in de eerder genoemde Amerikaanse octrooiaanvragen 116.401 en 195.625. De decodeerschakeling 19 bevat bij voorkeur middelen waarmede dit verbindingsredactiepunt wordt gedetecteerd. Fig. 7 toont een blokschema van deze inrichting.
30 De getekende verbindingsredactiepuntdetector be staat uit een adresscheider, een vooraf instelbare teller 28, een vergelijkingsschakeliijg 27, een vertragingsschakeling 36 en een coïncidentiedetector of EN-poort 37. De adresscheider 26 wordt gevoed met het stuursignaal uit het besturingsspoor via 35 de weergeefkop HPC, welk stuursignaal gedemoduleerd is in de demodulator 17 en onderworpen is aan foutdetectie in de CRC-controleschakeling 18. De adresscheider kan een poortschakeling omvatten voor het scheiden van het sectoradres (ook het adres- 8103749 * - i - 34 - signaal genoemd) SCfS27 van het weergegeven stuursignaal.
De poortschakeling kan bijvoorbeeld in werking worden gesteld op een vooraf vastgesteld tijdstip volgend op de detectie van het synchronisatiepatroon dat aanwezig is aan het begin van 5 het stuursignaal. Het afgescheiden adressignaal kan naar andere niet-getekende schakelingen worden geleid om andere, functies uit te voeren en aanvullend daaraan kan dit afgescheiden adressignaal worden geleid'haar de vergelijkingsschakeling 27 en tevens naar een teller 28. De teller 28 is een vooraf instel-10 bare teller met een ingang, een klokaansluiting, een belastings-aansluiting en uitgangsklemmen. De ingang van de teller 28 wordt gevoed met het · afgescheiden adressignaal en de teller kan 'vooraf ingesteld of geladen worden met dit adressignaal in reactie op een belastingssignaal op de belastingsaansluiting.
15 De belastingsaansluiting van de teller 28 is, zoals is getekend, gekoppeld met de uitgang van de EN-poort 37.
De klokingang van de teller 28 is met een bron voor kloksignalen 29 gekoppeld, welke signalen ontleend worden aan bijvoorbeeld de kloksignaalontleningsschakeling 15 (zie figuur 6). 20 De klokaansluiting van de teller wordt gevoed met klokpulsen met een herhalingsfrequentie die gelijk is aan de frequentie waarmee elk sectorintèrval weergegeven wordt van de magnetische band.
De telling van de teller 28 kan meteen worden opge-25 hoogd als reactie op elke klokpuls op de klokaansluiting. De klokpulsen worden eveneens naar de vertragingsschakeling 36 geleid.
De uitgangsklemmen van de teller 28 zijn met de vergelijkingsschakeling 27 gekoppeld. De vergelijkingsschakeling 30 kan het afgescheiden adres signaal dat weergegeven wordt met elk sectorinterval van de magnetische band vergelijken met de telling in de teller 28. De telling in de teller 28 correspondeert met een "voorspelbaar” adres, dat wil zeggen het adres dat verwacht kan worden te worden gereproduceerd bij elk sector-35 interval van de magnetische band. De vergelijkingsschakeling 27 vormt een uitgangssignaal in het geval dat het weergegeven adressignaal verschilt van het voorspelde signaal of verwachte adressignaal. In dit geval wordt aangenomen dat het uitgangs- 8103749 - 35 - signaal dat gevormd wordt door de vergelijkingsschakeling een binaire "1" is.
De uitgang van de vergelijkingsschakeling 27 is door een EN-poort 35 met de vertragingsschakeling 36 gekoppeld. 5 De EN-poort bevat een tweede ingang die met een klem 33 via een inverter 34 is gekoppeld. De klem 33 wordt gevoed met een binaire "O" in het geval de CRC-controle schakeling 18 (fig.6) de afwezigheid van een fout in het weergegeven stuursignaal detecteert. In het geval van een gedetecteerde fout wordt een 10 binaire "1" naar de klem 33 geleid. Door middel van de inverter 34 wordt de EN-poort 35 alleen vrijgegeven indien het weergegeven stuursignaal vrij van feuten is. In de afwezigheid van een gedetecteerde fout in het stuursignaal kan worden aangenomen, dat het weergegeven adressignaal juist is.
15 De vertragingsschakeling 36 kan/vooraf vastgestelde vertraging verlenen aan de uitgang die door de vergelijkings-schakeling 27 wordt gevormd en welke uitgang gepoort wordt wanneer de EN-poort 35 vrijgegeven is. De aan dit uitgangssignaal door de vertragingsschakeling 36 verleende vertraging 20 is gelijk aan de periode die opeenvolgende van de weergegeven adressignalen scheidt. De vertragingsschakeling 36 verleent een vertraging gelijk aan één sectorinterval aan het uitgangssignaal dat weergegeven wordt in de vergelijkingsschakeling 27. Dit uitgangssignaal gevormd door de vergelijkingsschakeling 27 25 representeert een discontinuïteit'in het weergegeven adressignaal, welke discontinuïteit indicatief is voor een redactie-verbindingspunt. De vertragingsschakeling 36 fungeert dus om een redactieverbindingspuntindicatie op te slaan gedurende een periode die geld jk'is aan één sectorinterval. De vertragings-30 schakeling 36 kan dus als een schuif register, een vertragings-lijn of een andere vertragingsschakeling uitgevoerd zijn.
De uitgang van de vertragingsschakeling 36 en de uitgang van de EN-poort 35 zijn gekoppeld met respectievelijke ingangen van een EN-poort 37, die een redact! everbindingspunt-35 indicatie vormt in het geval dat de vertraagde uitgang van de vergelijkingsschakeling 27 alsmede de niet vertraagde uitgang daarvan samenvallen. Deze redactieverbindingspuntindicatie 8103749 1 % - 36 - wordt alleen gevormd indien twee opeenvolgende gereproduceerde adressignalen verschillen van twee opeenvolgende voorspelbare adressignalen. Dit voorkomt een te vroege indicatie van een redactieverbindingspunt in het geval dat een gestoord adres-5 signaal weergegeven wordt of een gestoord voorspeld adressignaal wordt gegenereerd zelfs indien de CRC-controleschakeling > 18 nalaat een fout in het weergegeven stuursignaal te detecteren. Elk gewenst aantal opeenvolgende misvergelijkingen tussen de weergegeven en voorspelde adressignalen kunnen als alternatief 10 gebruikt worden om een foutieve indicatie van het redactieverbindingspunt te voorkomen.
Fig. 7 toont eveneens de uitgangsklemmen van de teller 28 die via een vertragingsschakeling 30 en een schakel-circuit 31 gekoppeld zijn met de besturingsregistratiekop HR'C 15 via de opneemversterker 32. De vertragingsschakeling 30 kan een soortgelijke constructie hebben als de vertragings-schakeling 36 teneinde het voorspelde adressignaal dat. gevormd wordt door de teller 28 te vertragen met een periode gelijk aan êén sector interval. In het geval dat het voorspelde adressignaal 20 moet worden opgenomen in het s tuur spoor, dus wanneer een assem-blageredactieverrichting wordt uitgevoerd, wordt het schakel-circuit 31 bediend teneinde het vertraagde voorspelde adressignaal te koppelen met de opneemkop.
De wijze waarop de redactieverbindingspuntdetector 25 uit fig. 7 fungeert zal in het volgende worden beschreven.
Wanneer de magnetische band tijdens het weergeven wordt aangedreven, wordt het stuursignaal in het spoor TC weergegeven door de weergeef kop HPC uit fig. 6. Door de klokontlenings-schakëling 15 worden klokpulsen gegenereerd die gesynchroni-30 seerd worden met de frequentie waarmee elk sectorinterval wordt weergegeven. De klokpulsen kunnen worden gesynchroniseerd met het synchronisatiepatroon dat elk stuursignaal uit fig. 2B voorafgaat. Deze klokpulsen worden geleid naar de klokaan-sluiting 29 en worden dus met de klokingang van de teller 28 35 en ook met de vertragingsschakeling 36 gekoppeld.
Wanneer we aannemen dat het weergegeven stuursignaal foutvrij is, zal de CRC-controleschakeling 18 de afwezigheid 8103749 - 37 - van een fout in het stuursignaal detecteren. Dientengevolge wordt de binaire "O" geleid naar de schakeling 18 op de klem 33. De binaire "O" wordt door een inverter 34 geïnverteerd om de EN-poort 35 vrij te geven.
5 :Het weergegeven stuursignaal wordt bovendien geleid naar de adresscheidingsschakeling* 26 en het weergegeven adressignaal opgenomen in het stuursignaal wordt daarvan gescheiden en géleid naar de vergelijkingsschakeling 27.
Aangenomen wordt dat een eerste weergegeven?; adres 10 voordien in teller 28 is geladen. Deze teller is vooraf ingesteld met dit weergegeven adressignaal. Wanneer een volgend sectorinterval wordt weergegeven wordt deze vooraf ingestelde telling verhoogd door<.‘de klokpulsen afkomstig van de klokaan-sluiting 29 naar de klokingang van de teller. Wanneer bijvoor-15 beeld de teller 28 ingesteld is met een beginadressignaal corresponderend met adres 65 op het moment dat het adres 65 wordt weergegeven van de magnetische band, dan zal, wanneer het volgende sectorinterval wordt weergegeven, de telling in teller 28 verhoogd worden met het vooraf voorspelbare adres 66. Wanneer het 20 daarop volgende sectorinterval wordt weergegeven, komt dit voorspelbare adres op 67. Deze ophoging gaat door bij elke weergave van een sectorinterval.
Er kan verwacht worden dat het voorspelde adres dat opgehoogd is van één weergegeven sectorinterval naar het 25 volgende gelijk zal zijn aan het adressignaal dat tijdens die sectorintervallen weergegeven wordt. Wanneer het vooraf ingestelde adres in teller 28 opgehoogd wordt tot 66, zal het adres dat feitelijk weergegeven wordt van de magnetische band eveneens adres 66 zijn. De vergelijkingsschakeling 27 vormt dus een 30 binaire "O" dat een indicatie is van deze vergelijking. Bij de weergave van het daarop volgende sectorinterval wordt de teller 28 opgehoogd voor het vormen van een adres 67 en zal het. weergegeven adres eveneens 67 zijn hetgeen resulteert in een volgende binaire "0" vanuit vergelijkingsschakeling 27. Wanneer 35 dus elk opeenvolgend sectorinterval wordt weergegeven kan worden verwacht dat het adressignaal van de band gelijk zal zijn aan het voorspelde adres dat gevormd wordt door de teller 28.
8103749 » * - 38 -
Thans wordt aangenomen dat het redactieverbindings-punt op de band wordt bereikt. Het volgende adres dat stroomopwaarts van dit redactiepunt wordt vastgelegd zal in het algemeen aanzienlijk verschillen van het adres dat stroomafwaarts 5 van dat punt is opgenomen. Er wordt dus een discontinuïteit over het redactieverbindingspunt waargenomen. Overeenkomstig het voorgaande numerieke voorbeeld wordt aangenomen dat het laatste adres dat opgenomen wordt direct stroomopwaarts van het betreffende redactieverbindingspunt het adres 75 is,· en dat het daarop 10 volgende adres stroomafwaarts van het redactiepunt bijvoorbeeld adres 160 is. ·' Wanneer adres 275 weergegeven wordt van de band kan worden verwacht dat dit overeenkomt met het voorspelde adres 75 gevormd door de teller 28. Wanneer dan het daarop volgende adres 160 is, zal de teller 28 ondertussen zijn opge-15 hoogd tot het voorspelde adres 76. De vergelijkingsschakeling 27 detecteert derhalve het verschil tussen hetweergegeven en het voorspelde adres en vormt een binaire "1" aan de uitgang. Indien EN-poort 35 is vrijgegeven (dat wil zeggen hét stuursignaal . dat weergegeven wordt van de magnetische band vrij van, fouten) 20 zal de binaire "1" uit de vergelijkingsschakeling 27 door de EN-poort 35 gaan als het redactiepuntindicatiesignaal, hetwelk wordt geleid naar de vertragingsschakeling 36 waar het wordt opgeslagen of vertraagd gedurende een periode gelijk aan de tijd . die nodig is voor het weergeven^· van êên sectorinterval van de 25 band.
Wanneer hetdaarop volgende sectorinterval wordt gevormd wordt de teller 28 opgehoogd om het voorspelde adres 77 te vormen. Het adressignaal dat van de magnetische band tijdens dit sectorinterval komt is adres 161. De vergelijkingsschakeling 30 27 neemt het verschil tussen het weergegeven en het voorspelde adres waar en vormt een volgende binaire "1" aan de uitgang.
Op dit ogenblik wordt het voortgaande binaire "1” verbindings-puntindicatiesignaal dat geleid is naar de vertragingsschakeling 36 gevormd aan de uitgang van deze schakeling en valt derhalve 35 samen met het momentaan yerkregen binaire "1" redactiepuntindicatiesignaal dat thans door een vergelijkingsschakeling wordt gevormd. De EN-poort 37 neemt deze gelijkheid waar en vormt op 8103749 - 39 - de uitgang 38 een binaire "l" redactiepuntsignaal. Dit redactie-puntsignaal wordt eveneens als;laadsignaal gebruikt en wordt geleid naar de laadaansluiting van de teller 28 waardoor de teller wordt geladen of ingesteld op het weergegeven adres-5 signaal dat thans aan de ingang staat. De teller 28 wordt dus ingesteld op adres 161. Wanneer hét daarop volgende sector-interval door de band wordt weergegeven wordt de telling in de teller 28 opgehoogd teneinde het voorspelde adres 162 te vormen. Het adressignaal dat dan van de band komt zal het 10 adres 162 zijn. Daarna worden de eerder beschreven verrichtingen zoals de vergelijking tussen het weergegeven en het voorspelde adressignaal herhaald.
De inrichting uit fig. 7 vormt eveneens nieuwe adressen die op de magnetische band worden vastgelegd. In een 15 assemblageredactieverrichting bijvoorbeeld, waarin nieuwe informatie opgenomen/voSgend op voordien opgenomen informatie kunnen de opeenvolgende voorspelde adressen gevormd door de teller 28 opgenomen in corresponderende sectorintervallen in overeenstemming met de nieuw opgenomen informatie door het 20 sluiten van schakelaar 31. De vertraging van ëén sectorinter-val verkregen door de schakeling 30 dient om te waarborgen dat het juiste adressignaal in het juiste sectorinterval wordt opgenomen. De opname van het sectoradres gaat gepaard aan het opnemen van het synchronisatiesignaal en het besturingswoord 25 uit fig. 2B. Het zal duidelijk zijn dat de inrichting waarmee dit stuursignaal wordt opgenomen gelijk is aan die welke is opgenomen in de codeerschakeling 5 (fig. 5).
In de Inrichting uit fig. 7 wordt de detectie van een verbindingspunt verkregen op de uitgang 38 nadat twee 30 opeenvolgende weergegeven adressignalen verschillen van twee opeenvolgende voorspelde adressignalen. Dit redactiepuntdetectie-signaal kan als alternatief worden gevormd na elk vooraf vastgesteld aantal weergegeven adressignalen die verschillen van de betreffende voorspelde adressignalen. Het verdient de voor-35 keur tenminste twee opeenvolgende verschillen tussen de weergegeven en voorspelde adressignalen waar te nemen teneinde een foutieve of gestoorde redactiepuntredactie te minimaliseren.
81 0 ó .
- 40 -
In de uitvoering van het adressignaal volgens fig.2B wordt aangenomen dat het adres wordt weergegeven als een ' 28-bits woord. In de aanwezigheid van een redactieverbindings-punt is er dus een zeer lage waarschijnlijkheid dat twee opeen-5 volgende adressignalen continu zijn, dat wil zeggen dat ze met ëên zullen verschillen. Met het oog op deze lage waarschijn-lijkheid kunnen derhalve de vergèlijkingsschakeling 27 en de teller 28 worden vereenvoudigd tot een capaciteit van minder dan 28 bits. Een vooraf vastgesteld aantal lagere ordebits van 10 het weergegeven adres kunnen dus worden onderzocht en vergeleken met een soortgelijk aantal bits die het voorspelde adres vormen teneinde een discontinuïteit in het weergegeven adres vast te stellen waardoor het optreden van een redactieverbindings-punt wordt aangegeven. Door het vrijgaan van de EN-poort 35 15 alleen wanneer het weergegeven stuursignaal foutvrij wordt geacht, wordt de mogelijkheid van het onjuist waarnemen van een discontinue tijd in het weergegeven adressignaal tengevolge van bijvoorbeeld een daarin optredende fout aanzienlijk verkleind.
Fig. 8 toont een andere uitvoeringsvorm van de 20 redactieverbindingspuntdetector volgens de uitvinding. In deze uitvoering wordt het verbindingspunt dat opeenvolgende adressignalen stroomopwaarts van dat punt scheidt van opeenvolgende adressignalen stroomafwaarts daarvan waargenomen. Delen van de uitvoering uit fig. 8 zijn soortgelijk aan de overeenkomstig 25 aangegeven delen uit fig. 7. De uitvoering volgens fig. 8 verschilt echter van die volgens fig. 7 doordat de vertragings-schakeling 39, een opteller 40, een vergelijkingsschakeling 41 en een inverter 42 aanwezig zijn. De vertragingsschakeling 39 kan soortgelijk zijn aan de vertragingsschakeling 36 én is ge-30 koppeld met de adresscheider 26 om het weergegeven adressignaal met één sectorinterval te vertragen. De uitgang van de vertragingsschakeling 39 is met de opteller 40 gekoppeld, welke weer is ingericht om het vertraagde weergegeven adressignaal met ëën te verhogen. De uitgang van de teller 40 is 35 gekoppeld met de ingang van de vergelijkingsschakeling 41 waarvan de andere ingang verbonden is met de adresscheider 26 teneinde het weergegeven adressignaal met het opgehoogde vertraagde adressignaal te vergelijken. Het opgehoogde vertraagde 8103749 - 41 - adressignaal aan de uitgang van de opteller 40 representeert het volgende te verwachten adres dat weergegeven wordt van de band.
De vergelijkingsschakeling 41 kan een binaire "0" 5 vormen wanneer het weergegeven adressignaal gelijk is aan het verwachte adressignaal en derhalve een binaire "1" vormen wan-neer deze adressignalen verschillen. De inverter 42 inverteert de uitgang van de vergelijkingsschakeling 41 en leidt deze geïnverteerde uitgang naar een ingang van de EN-poort 35, welke 10 een andere ingang bezit die is gekoppeld met de uitgang van de vergelijkingsschakeling 27 (evenals bij de uitvoering van fig. 7) terwijl een derde ingang met de klem 33 via de inverter 34 is gekoppeld teneinde een vrijgeef signaal te ontvangen wanneer de CRC-controleschakeling 18 (fig. 6) geen fout in het weer-15 gegeven stuursignaal waarneemt.
De vergelijkingsschakeling 27 en de teller 28 functioneren op dezelfde wijze als in het voorgaande besproken is.
De teller 28 wordt dus geladen of ingesteld met een beginadres en dit adres wordt meteen opgehoogd synchroon aan het weer-20 geven van opeenvolgende sectorintervallen voor het verkrijgen van de opeenvolgende voorspelde adressen. De vergelijkingsschakeling 27 vergelijkt elk weergegeven adressignaal met een voorspeld adressignaal om een discontinuïteit waar te nemen.
In het geval van een dergelijke discontinuïteit wanneer dus 25 het weergegeven adressignaal van het voorspelde verschilt, wordt door de vergelijkingsschakeling 27 een binaire "1" naar de EN-poort 35 geleid.
De vertragingsschakeling 39 en de opteller 40 werken samen voor het vormen van het volgende te verwachten adres-30 signaal afhankelijk van het adres signaal dat van de band is gekomen. Consistent met het boven beschreven numerieke voorbeeld wordt indien adres 66 van de band wordt weergegeven dit adres met één sectorinterval in de schakeling 39 vertraagd en dan tot adres 67 door de opteller 40 opgehoogd. Dit vertraagde 35 opgehoogde adres gaat naar de vergelijkingsschakeling 41 op hetzelfde tijdstip dat het volgende adressignaal van de band komt. Te verwachten valt dat dit volgende weergegeven adres adres 67 zal zijn. Aangezien dit weergegeven adres wordt ver- 8103749 - 42 - geleken met het volgende te verwachten adres aan de uitgang van de opteller 40, vormt de vergelijkingschakeling 41 een binaire ”0" die door de inverter 42 wordt geïnverteerd voor het vrijgeven van de EN-poort 35.
5 Het weergegeven adres 67 wordt in de vertragings- schakeling 39 vertraagd en door vde opteller opgehoogd voor het vormen van het volgende te verwachten adres 68. Indien het volgende weergegeven adres gelijk is aan 68 zal de ver-gelijkingsschakeling 41 opnieuw een binaire "O" vormen om 10 de EN-poort 35 vrij te geven.
Alhoewel de vergelijkingsschakeling 41 een binaire "0" vormt omdat het weergegeven adres gelijk is aan het volgende te verwachten adres vormt de vergelijkingsschakeling 27 eveneens een binaire "0" omdat het weergegeven adres gelijk is 15 aan het voorspelde adres uit de teller 28. Deze binaire "0" gevormd door de vergelijkingsschakeling 27 dient om te voorkomen dat de EN-poort 35 het redactiepuntdetectiesignaal vormt.
Aangenomen wordt dat evenals in het voorgaande voorbeeld adres 75 van de band komt. Op het tijdstip dat dit 20 adres wordt weergegeven is het voorspelde adres in de teller 28 eveneens 75. Aangezien het direct voorgaande adres 74 was zal het volgende te verwachtei adres dat wordt gevormd door de opteller 40 gelijk zijn aan 75. De vergelijkingsschakelingen 27 en 41 vormen dus beide een binaire "O'1. Het volgende adres 25 van de band zal, zo wordt aangenomen, het adres 160 zijn, hetgeen direct stroomafwaarts van het redactieverbindingspunt ligt. Op het tijdstip dat dit adres wordt weergegeven, is het voorspelde adres uit de teller 28 gelijk aan het adres 76 en is het volgende te verwachten adres dat gevormd wordt door 30 de opteller 40 eveneens gelijk aan adres 76. Aangezien het adressignaal dat van de band komt niet gelijk is aan het voorspelde adres en evenmin aan het volgende te verwachten adres, zullen beide vergelijkingsschakelingen 27 en 41 een binaire ”1'* vormen. De inverter 42 inverteert deze binaire "1" om te voor-35 komen dat de EN-poort 3‘5 op dit tijdstip het redact ie verbindings-puntdetectiesignaal vormt.
Het adressignaal dat weergegeven wordt van de band 8103749 - 43 - in het volgende sectorinterval zal adres 161 zijn. Het voorgaande adres 160 is in de vertragingsschakeling 39 vertraagd en door de opteller 40 opgehoogd voor het vormen van het volgende te verwachten adres 161. Het feitelijk weergegeven 5 adressignaal is dus gelijk aan het volgende te verwachten adressignaal. De vergelijkingsschakeling 41 wordt dus weer een binaire "0”. Het voorspelde signaal uit de teller 28 zal echter gelijk zijn aan adres 77. Aangezien het weergegeven adres 161 van dit voorspelde adres verschilt geeft de ver-10 gelijkingsschakeling 27 een binaire "1" af aan de SN-poort 35, welke poort nu wordt gevoed met een binaire "1" op elke ingang en aan de uitgang 38 het redactieverbindingspuntdetectie-signaal vormt.
Uit de voorgaande beschrijving van de uitvoerings-15 vorm volgens fig. 8 zal duidelijk zijn dat de combinatie van de vertragingsschakeling 39, de opteller 40 en de vergelijkingsschakeling 41 samenwerkt met de vergelijkingsschakeling 27 om te waarborgen dat twee opeenvolgende verschillen tussen weergegeven en voorspelde adressignalen gedetecteerd moeten worden 20 en bovendien dat de adressignalen die worden weergeven volgend op een waargenomen discontinuïteit daarin opeenvolgende adressen moeten zijn teneinde het redactieverbindingspuntdetectiesignaal te vormen. Dat wil zeggen dat de vertragingsschakeling 39, de opteller 40 en de vergelijkingsschakeling 41 dienen om opeen-25 volgende adressen waar te nemen. De vergelijkingsschakeling 27 en de teller 28 dienen om discontinuïteiten in het weergegeven adressignaal waar te nemen. Wanneer een discontinuïteit wordt waargenomen wordt derhalve het redactiepuntdetectiesignaal gevormd indien de opeenvolgende adressen worden weergegeven 30 volgend op deze waargenomen discontinuïteit. Dat wil zeggen dat het optreden van een redactieverbindingspunt wordt aangegeven indien discontinuïteit in de weergegeven adressignalen gevolgd door uniform opeenvolgende signalen, wordt waargenomen.
8103749

Claims (15)

1. Werkwijze voor het detecteren van een verbindingspunt op een registratiemedium waarop informatie is opgenomen in tenminste éën informatiespoor en voorzien van een besturings-spoor waarin een periodiek stuursignaal is opgenoméh, omvattende v 5 een adressignaal voor het identificeren van opeenvolgende intervallen op het registratiemedium, welke informatie opgenomen is in opeenvolgende van die opeenvolgende intervallen en'.het adressignaal normaal van het ene interval naar het volgende is opgehoogd waarbij het adressignaal wordt weergegeven, gekenmerkt 10 door het detecteren van een eerste weergegeven adres signaal (28LD) , het vormen (20, 29) van opeenvolgende voorspelde adressignalen van één interval naar het volgende als een functie van dat gedetecteerde adressignaal en het waarnemen (27, 35, 36, 37. wanneer een adres signaal dat weergegeven wordt in een 15 interval verschilt van het voorspelde adressignaal dat opgewekt is voor dat interval, waardoor het optreden van een verbindingspunt wordt gedetecteerd.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door het ophogen (29) van het waargenomen adressignaal van één weer- 20 gegeven interval naar het volgende.
3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het optreden van een verbindingspunt wordt gedetecteerd door het waarnemen (27) vanhet feit wanneer twee opeenvolgend weergegeven adressignalen verschillen van twee opeenvolgend 25 voorspelde adressignalen (36, 37).
4. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het detecteren van een eerste adressignaal plaats vindt door het laden van het adres signaal dat weergegeven wordt van het registratiemedium in een teller (28) wanneer een weergegeven 30 adressignaal verschilt' van een voorspeld adressignaal.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het vormen van opeenvolgend voorspelde adressignalen plaats vindt door het vqrmen van tijdsbepalende pulsen (29) synchroon aan de intervallen die weergegeven worden van het re- 35 gistratiemedium en het ophogen van een teller (2Qj met de tijds-bepalende pulsen. 8103749 - 45 -
6. Inrichting voor het waarnemen van een redactie-punt op een registratiemedium met tenminste één spoor, waarin gedigitaliseerde informatie is opgenomen en een besturings-spoor waarin een periodiek optredend besturingssignaal is op- 5 genomen, welk besturingssignaal een adressignaal bevat dat normaal uniform in periodieke intervallen is opgehoogd omvat- V tende een weergeefkop voor het weergeven van het adressignaal, gekenmerkt door een voorspellingsschakeling (28) die reageert op het weergegeven adressignaal om een voorspeld adressignaal 10 op te wekken dat het adressignaal representeert dat verwacht wordt te worden weergegeven tijdens de periodieke intervallen en een indicator (27, 35, 36, 37) voor het vormen van een indicatie, wanneer het weergegeven adressignaal verschilt van het voorspelde adressignaal, waardoor het optreden van een 15 redactiepunt wordt waargenomen.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het voorspellingscircuit een teller (28) bevat die geladen wordt met een vooraf vastgesteld weergegeven adressignaal en dat opgehoogd wordt synchroon aan elk weergegeven interval.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het vooraf vastgestelde weergegeven adressignaal het eerste adressignaal is dat weergegeven wordt van het registratiemedium.
9. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het weergegeven vooraf vastgestelde adressignaal het weer- 25 gegeven adressignaal is dat verschilt van het voorspelde adressignaal.
10. Inrichting volgeH conclusie 6, met het kenmerk, dat de indicator een waarneemorgaaibevat (36, 37; 39, 40, 41) voor het waarnemen van het optreden van een redactiepunt wanneer 30 twee opeenvolgende adressignalen die weergegeven zijn van het registratiemedium verschillen van het voorspelde adressignaal.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het waameemorgaan een vertragingsschakeling (36) bevat voor het vertragen van de indicatie met êën interval alsmede een 35 coïncidentieschakeling Λ37) voor het waarnemen van coïncidentie van de vertraagde indicatie en een direct volgencfe indicatie teneinde daardoor het optreden van het redactiepunt waar te nemen. 8103743 * * f' . - 46 -
12. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de indicator een vertragingsschakeling (39) bevat voor het vertragen van het weergegeven adressignaal met één interval, een ophoogschakeling (40) voor het ophogen van het vertraagde 5 weergegeven adressignaal om het volgende adressignaal te vormen, een eerste vergelijkingsschakeling (41) voorbat vergelijken van • V het volgende te verwachten adressignaal met het weergegeven adressignaal om te indiceren wanneer het weergegeven adressignaal correspondeert met het volgende te verwachten adréssignaal, een 10 tweede vergelijkingsschakeling (27) voor het vergelijken van het voorspelde adressignaal met het weergegeven adressignaal om aan te geven wanneer het weergegeven adressignaal van het voorspelde adressignaal verschilt en een waarneemorgaan (42, 35) voor het waarnemen van hét redactiepunt wanneer het weergegeven 15 adressignaal correspondeert met het volgende verwachte adressignaal maar verschilt van het voorspelde adressignaal.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het waarneemorgaan voor het waarnemen van een redactie— punt een poort (35) is die reageert op de gelijktijdigheid van 20 indicaties weergegeven door de eerste en de tweede vergelijkings-schakelingen (41, 27).
14. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het registratiemedium een foutdetectiecode in het besturings-spoor bevat en waarbij een foutdetector (18) aanwezig is voor 25 het detecteren of het weergegeven stuursignaal vrij is van fouten alsmede adresscheidingsmiddelen voor het scheiden van het adressignaal van het weergegeven stuursignaal, welke indicator (27, 35, 36, 37) het optreden van een redactiepunt indiceert indien het weergegeven stuursignaal vrij is van een fout.
15. Inrichting volgens conclusie 14, gekenmerkt door een schakeling (31) , die selectief werkzaam is om het voorspelde adressignaal op te nemen in het besturingsspoor. / 81 0 3 7 4 9
NL8103749A 1980-08-08 1981-08-10 Inrichting voor het detecteren van een discontinuïteit in een geregistreerd signaal. NL192854C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP10966480 1980-08-08
JP10966480A JPS5736476A (en) 1980-08-08 1980-08-08 Pcm signal recorder and reproducer

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8103749A true NL8103749A (nl) 1982-03-01
NL192854B NL192854B (nl) 1997-11-03
NL192854C NL192854C (nl) 1998-03-04

Family

ID=14516028

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8103749A NL192854C (nl) 1980-08-08 1981-08-10 Inrichting voor het detecteren van een discontinuïteit in een geregistreerd signaal.

Country Status (18)

Country Link
US (1) US4466029A (nl)
JP (1) JPS5736476A (nl)
AT (1) AT376507B (nl)
AU (1) AU544905B2 (nl)
BE (1) BE889911A (nl)
BR (1) BR8105110A (nl)
CA (1) CA1181166A (nl)
CH (1) CH648141A5 (nl)
DE (1) DE3131413A1 (nl)
ES (1) ES8301042A1 (nl)
FR (1) FR2488433B1 (nl)
GB (1) GB2081957B (nl)
IT (1) IT1137860B (nl)
MX (1) MX149854A (nl)
NL (1) NL192854C (nl)
SE (1) SE451644B (nl)
SU (1) SU1176858A3 (nl)
ZA (1) ZA815385B (nl)

Families Citing this family (34)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS58139354A (ja) * 1982-02-15 1983-08-18 Sony Corp デイジタル信号記録再生装置
JPH0656708B2 (ja) * 1982-03-02 1994-07-27 ソニー株式会社 タイムコ−ド読取装置
JPS58161115A (ja) * 1982-03-18 1983-09-24 Matsushita Electric Ind Co Ltd デイジタル録音再生装置
JPS59140738A (ja) * 1983-01-31 1984-08-13 Sony Corp Pcm信号の処理装置
JPS59217254A (ja) * 1983-05-23 1984-12-07 Nec Corp Vtrの調相装置
JPS609287A (ja) * 1983-06-29 1985-01-18 Fuji Photo Film Co Ltd 映像記録装置のカツト制御装置
US4586093A (en) * 1983-07-21 1986-04-29 Sony Corporation Method and apparatus for synchronizing playback of tapes recorded in different formats
GB8323112D0 (en) * 1983-08-26 1983-09-28 British Broadcasting Corp Recording of digital data
JP2640342B2 (ja) * 1986-07-28 1997-08-13 三菱電機株式会社 Pcm記録再生装置及びpcm再生装置
EP0323119B1 (en) * 1987-12-29 1994-07-20 Sony Corporation Method for transmitting digital data
US4956806A (en) * 1988-07-12 1990-09-11 International Business Machines Corporation Method and apparatus for editing source files of differing data formats using an edit tracking file
JPH02289951A (ja) * 1989-02-08 1990-11-29 Sanyo Electric Co Ltd キュー信号の記録方法及び検出装置
US5172363A (en) * 1989-04-13 1992-12-15 Philip Greenspun Method and apparatus for automatic recording of marker during information recording
US5018027A (en) * 1989-05-10 1991-05-21 Gse, Inc. Method of and means for providing information to edit a video tape
JP2969782B2 (ja) * 1990-05-09 1999-11-02 ソニー株式会社 符号化データ編集方法及び符号化データ編集装置
US5162954A (en) * 1990-07-31 1992-11-10 Seagate Technology Inc. Apparatus for generating an index pulse in a data storage system
JPH04209384A (ja) * 1990-11-30 1992-07-30 Sharp Corp 磁気テープ記録/再生装置
EP0501621A3 (en) * 1991-02-26 1994-07-06 Hewlett Packard Co Address prediction and verification for burst cycle data reads
US5615222A (en) * 1994-02-04 1997-03-25 Pacific Communication Sciences, Inc. ADPCM coding and decoding techniques for personal communication systems
DE4410279C1 (de) * 1994-03-24 1995-06-14 Sonopress Prod Verfahren und Vorrichtung zum Prüfen der Schnittstellenlage von in Kassetten konfektionierten Magnetbändern
US6151366A (en) * 1998-04-17 2000-11-21 Advanced Microdevices, Inc. Method and apparatus for modulating signals
JP3989665B2 (ja) * 2000-03-03 2007-10-10 株式会社リコー 光情報記録媒体
EP1208566A2 (en) * 2000-04-05 2002-05-29 Sony Uk Ltd INFORMATION IDENTIFICATION, RECORDING AND REPRODUCTION
GB2361130A (en) * 2000-04-05 2001-10-10 Sony Uk Ltd Identifying video and/or audio material
US6614729B2 (en) * 2000-09-26 2003-09-02 David D. Griner System and method of creating digital recordings of live performances
US20050192820A1 (en) * 2004-02-27 2005-09-01 Simon Steven G. Method and apparatus for creating and distributing recordings of events
US10051629B2 (en) 2015-09-16 2018-08-14 At&T Intellectual Property I, L.P. Method and apparatus for use with a radio distributed antenna system having an in-band reference signal
US9705571B2 (en) 2015-09-16 2017-07-11 At&T Intellectual Property I, L.P. Method and apparatus for use with a radio distributed antenna system
US10009063B2 (en) 2015-09-16 2018-06-26 At&T Intellectual Property I, L.P. Method and apparatus for use with a radio distributed antenna system having an out-of-band reference signal
US10136434B2 (en) 2015-09-16 2018-11-20 At&T Intellectual Property I, L.P. Method and apparatus for use with a radio distributed antenna system having an ultra-wideband control channel
US10079661B2 (en) * 2015-09-16 2018-09-18 At&T Intellectual Property I, L.P. Method and apparatus for use with a radio distributed antenna system having a clock reference
US10009901B2 (en) 2015-09-16 2018-06-26 At&T Intellectual Property I, L.P. Method, apparatus, and computer-readable storage medium for managing utilization of wireless resources between base stations
KR20190018156A (ko) * 2016-06-10 2019-02-21 에이티 앤드 티 인텔렉추얼 프라퍼티 아이, 엘.피. 클럭 기준을 갖는 무선 분산형 안테나 시스템과의 사용을 위한 방법 및 장치
AU2017277417A1 (en) * 2016-06-10 2019-01-17 At&T Intellectual Property I, L.P. Method and apparatus for use with a radio distributed antenna system having an in-band reference signal

Family Cites Families (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3714382A (en) * 1970-12-02 1973-01-30 Sykes Datatronics Inc Method and system for bidirectional search and positioning magnetic recording tape using a reel turn sensor controlled coarse positioning
US3727203A (en) * 1972-03-01 1973-04-10 E Crossman Address comparator with time interval matching transport characteristics
JPS5143065B2 (nl) * 1972-06-30 1976-11-19
JPS54139406A (en) * 1978-04-21 1979-10-29 Sony Corp Digital signal transmission method
DE2944405A1 (de) * 1978-11-01 1980-05-22 Minnesota Mining & Mfg Verfahren und anordnung zum schneiden bzw. montieren digital aufgezeichneter nf-signale
GB2034954B (en) * 1978-11-20 1983-09-01 Tsubishi Denki Kk Pcm Recording and reproduction system
JPS55101175A (en) * 1979-01-05 1980-08-01 Sony Corp Pcm signal reproducing device
JPS5616979A (en) * 1979-07-19 1981-02-18 Sony Corp Signal reproducting unit
US4423441A (en) * 1979-08-30 1983-12-27 Mitsubishi Denki Kabushiki Kaisha PCM Record reproducer
US4340916A (en) * 1980-04-11 1982-07-20 Sony Corporation Apparatus and method for detecting discontinuities in time code addresses

Also Published As

Publication number Publication date
US4466029A (en) 1984-08-14
IT1137860B (it) 1986-09-10
JPS5736476A (en) 1982-02-27
BR8105110A (pt) 1982-04-27
GB2081957A (en) 1982-02-24
DE3131413A1 (de) 1982-06-03
FR2488433A1 (fr) 1982-02-12
SE451644B (sv) 1987-10-19
AU544905B2 (en) 1985-06-20
DE3131413C2 (nl) 1990-04-12
NL192854C (nl) 1998-03-04
FR2488433B1 (fr) 1988-08-12
AU7388281A (en) 1982-02-11
SU1176858A3 (ru) 1985-08-30
ATA351681A (de) 1984-04-15
GB2081957B (en) 1985-01-30
AT376507B (de) 1984-11-26
IT8123456A0 (it) 1981-08-10
ZA815385B (en) 1982-08-25
SE8104760L (sv) 1982-03-31
MX149854A (es) 1983-12-29
BE889911A (fr) 1981-12-01
CA1181166A (en) 1985-01-15
ES504634A0 (es) 1982-11-01
CH648141A5 (fr) 1985-02-28
NL192854B (nl) 1997-11-03
JPS6412033B2 (nl) 1989-02-28
ES8301042A1 (es) 1982-11-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8103749A (nl) Werkwijze en inrichting voor het detecteren van een redactiepunt op een registratiemedium
CA1161946A (en) Method and apparatus for recording digitized information on a record medium
KR850001677B1 (ko) Pcm신호 기록방법
US4211997A (en) Method and apparatus employing an improved format for recording and reproducing digital audio
KR880000322B1 (ko) 시간축 보정장치
JPS6412143B2 (nl)
EP0397472B1 (en) Rotary head recording and playback apparatus and method
NL192706C (nl) Werkwijze voor het redigeren van een naast een besturingssignaal op een registratiemedium opgenomen, digitaal signaal.
JP2932886B2 (ja) ディジタル信号記録方法
US5905704A (en) Data reproducing apparatus for reproducing data from sector units of a recording medium
JPS6016028B2 (ja) タイムコ−ド読取装置
JP2702939B2 (ja) デイジタル信号再生装置
CA1319750C (en) Method for recording/reproducing expanded digital signals in conventional format
JP3042607B2 (ja) 同期検出回路
US5321561A (en) Format for recording digital audio onto magnetic tape with enhanced editing and error correction capability
JP2540804B2 (ja) デジタル信号記録再生装置
JPH0793905A (ja) ディジタル信号記録再生フォーマット
KR850001678B1 (ko) Pcm신호 기록 재생장치
KR100213020B1 (ko) 프레임 동기신호 검출장치 및 이를 이용한 광자기 디스크 신호재생을 위한 프레임 신호 검출장치
JP2640342B2 (ja) Pcm記録再生装置及びpcm再生装置
JPH05205277A (ja) 光ヘツドのトラツキング位置検出方式
JPH0831267B2 (ja) ディジタル記録方法
JPS62275358A (ja) フラグ記録再生方式
JPH0646485B2 (ja) デイジタルデ−タ記録再生装置
JPH0778417A (ja) 再生装置

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 20010810