NL8103336A - Inrichting voor het aan- en afvoeren van originelen bij een kopieerapparaat. - Google Patents

Inrichting voor het aan- en afvoeren van originelen bij een kopieerapparaat. Download PDF

Info

Publication number
NL8103336A
NL8103336A NL8103336A NL8103336A NL8103336A NL 8103336 A NL8103336 A NL 8103336A NL 8103336 A NL8103336 A NL 8103336A NL 8103336 A NL8103336 A NL 8103336A NL 8103336 A NL8103336 A NL 8103336A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
original
duplex
originals
copy
image
Prior art date
Application number
NL8103336A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Oce Nederland Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Oce Nederland Bv filed Critical Oce Nederland Bv
Priority to NL8103336A priority Critical patent/NL8103336A/nl
Priority to EP82200825A priority patent/EP0073071B1/en
Priority to DE8282200825T priority patent/DE3267274D1/de
Priority to EP84201285A priority patent/EP0159419A1/en
Priority to US06/396,817 priority patent/US4462681A/en
Priority to JP57121959A priority patent/JPS5818645A/ja
Publication of NL8103336A publication Critical patent/NL8103336A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03GELECTROGRAPHY; ELECTROPHOTOGRAPHY; MAGNETOGRAPHY
    • G03G15/00Apparatus for electrographic processes using a charge pattern
    • G03G15/22Apparatus for electrographic processes using a charge pattern involving the combination of more than one step according to groups G03G13/02 - G03G13/20
    • G03G15/23Apparatus for electrographic processes using a charge pattern involving the combination of more than one step according to groups G03G13/02 - G03G13/20 specially adapted for copying both sides of an original or for copying on both sides of a recording or image-receiving material

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Conveyance By Endless Belt Conveyors (AREA)
  • Exposure Or Original Feeding In Electrophotography (AREA)
  • Control Or Security For Electrophotography (AREA)
  • Sheets, Magazines, And Separation Thereof (AREA)
  • Counters In Electrophotography And Two-Sided Copying (AREA)
  • Projection-Type Copiers In General (AREA)
  • Holders For Sensitive Materials And Originals (AREA)

Description

« ' * * * *
Oc§-Nederland B.V., te Venlo
Inrichting voor het aan- en afvoeren van originelen bij een kopieerapparaat.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aan- en afvoeren van originelen bij een kopieerapparaat omvattende originelen-transportwegen bestaande uit §en of meer toevoerbanen voor het toevoeren van originelen aan de afbeeldingsmiddelen van het kopieer-5 apparaat, tenminste twee afvoerbanen voor het van de afbeeldingsmiddelen afvoeren van originelen, waarbij in tenminste §δη van deze afvoerbanen de originelen worden gekeerd,en een terugvoerbaan om gekeerde originelen aan de afbeeldingsmiddelen toe te voeren.
Dergelijke inrichtingen zijn onder meer bekend uit Brits 10 octrooischrift nr. 1 544 045 en IBM Technical Disclosure Bulletin Vol.14, nr. 5, pagina 1547, oktober 1971. Deze bekende inrichtingen zijn geschikt voor de verwerking van zowel simplexoriginelen, d.w.z. enkel-zijdig van informatie voorziene originelen, als duplexoriginelen, d.w.z. dubbelzijdig van informatie voorziene originelen. In de praktijk komen 15 regelmatig gemengde documenten voor, die zijn samengesteld uit §en of meer simplexoriginelen en een of meer duplexoriginelen. Zulke documenten kunnen bij gebruikmaking van de bekende inrichtingen alleen volledig worden gekopieerd, indien de inrichting wordt ingesteld op het verwerken van duplexoriginelen. In dat geval worden ook de simplexoriginelen als 20 duplexorigineel beschouwd, zodat ook de bianco zijden van deze originelen ter kopiering aan de afbeeldingsmiddelen van het kopieerapparaat worden toegevoerd, hetgeen vanzelfsprekend overbodig is. Is de aan- en afvoerinrichting voor de originelen gekoppeld aan een kopieerapparaat waarmee naar keuze simplex- of duplexkopieen kunnen worden 25 gemaakt, zoals in voomoemd Brits octrooischrift nr. 1 544 045 is beschreven, en wordt van het gemengde document een uit simplexkopieSn bestaande kopieset verlangd, dan bevat de verkregen kopieset evenveel bianco kopievellen als er simplexoriginelen in het gemengde document aanwezig zijn.
30 Een ander nadeel bij het gebruik van de bekende aan- en afvoerin-richtingen is, dat de bedienaar bij ieder aangeboden document moet nagaan welke typen originelen zich daarin bevinden. Vergissingen zijn 8103336 r ό ϊ 2 daarbij mogelijk en wordt een gemengd document voor een simplexorigineel aangezien en als zodanig in de aan- en afvoerinrichting verwerkt, dan wordt een kopieset verkregen, waarin kopieen van e§n zijde van de duplexoriginelen ontbreken.
5 De uitvinding beoogt voornoemde nadelen op te heffen. Dit wordt volgens de uitvinding bereikt doordat wordt voorzien in een inrichting van de in de aanhef bedoelde soort, welke inrichting is gekenmerkt doordat in een voor simplex- en duplexoriginelen gemeenschappelijk.deel van de originelentransportwegen detect!emiddelen aanwezig zijn, 10 die vaststellen of de van de afbeeldingsmiddelen afgewende zijde van een aangevoerd origineel is voorzien van informatie en doordat besturingsmiddelen aanwezig zijn die,indien informatie door de detectiemiddelen is vastgesteld, tenminste na elke oneven passage van het origineel over de afbeeldingsmiddelen, het transport van dat origineel 15 via een afvoerbaan waarin het origineel wordt gekeerd, verzorgen. Volgens de uitvinding wordt bereikt, dat de inrichting zelf vaststelt of een aangevoerd origineel simplex dan wel duplex is, dat een aange-boden duplexorigineel automatisch wordt gekeerd en met zijn andere zijde aan de afbeeldingsmiddelen van het kopieerapparaat wordt toegevoerd 20 en dat de bianco zijde van een simplexorigineel niet aan de afbeeldingsmiddelen van het kopieerapparaat wordt toegevoerd. Voorts wordt bereikt, dat de bedienaar van de inrichting niet meer hoeft na te gaan uit welke soort originelen het te kopieren document bestaat. Aldus wordt aan-zienlijke tijdwinst bij de uitvo'ering van een kopieeropdracht 25 gerealiseerd. Deze en andere voordelen van de uitvinding worden in de hiernavolgende beschrijving nader toegelicht, waarbij wordt verwezen naar de Figuren, die voorstellen:
Figuur 1: een schematische voorstelling van een originelen aan- en afvoerinrichting volgens de uitvinding, 30 Figuur 2: een schematische doorsnede van een electrofotografisch kopieerapparaat, dat is uitgerust met een originelen aan- en afvoerinrichting volgens Figuur 1,
Figuren 2A-2D: een schematische voorstelling van inrichtingen voor het keren van een kopievel, 35 Figuren 3A-3B: schematische voorstelling.van de aandrijving van de foto- geleidende band in het kopieerapparaat volgens Fig. 2.
8103336 $ i 3
De in Figuur 1 weergegeven originelen aan- en afvoerinrichting 1 omvat een eerste houder 2, die via een s charm erend deksel 3 in de bovenplaat 4 van het kopieerapparaat (zie Figuur 2] toegankelijk is. Nabij het vrije uiteinde van de steunplaat 5 van deze houder is een op zichzelf 5 bekend bladafneemmechanisme 6 aangebracht. De originelentoevoerbaan van de aan- en afvoerinrichting wordt gevormd door transportrollen of -schijven 7 en 8, een geleiding 9, een transportband 10 die in de door pijl 11 aangegeven richting over de rollen 12 en 13 loopt, transport-rollen of -schijven 14 en 15 die met de transportband 10 samenwerken 10 en een geleiding 16 die uitmondt bij het belichtingsvenster 17 van een kopieerapparaat.
De transportband 10 werkt nog samen met een transportband 18, die over de rollen 19 en 20 in de door pijl 21 aangegeven richting loopt en die op zijn beurt samenwerkt met een transportband 22, die over de rollen 15 23 en 24 loopt en in de door pijl 25 aangegeven richting wordt aangedreven. Met de transportband 22 werken transportrollen of -schijven 26 en 27 samen. Parallel aan transportband 22 en op geringe afstand daarvan zijn geleideplaten 28 en 29 opgesteld. V56r de kneep tussen de transportrol 26 en de over rol 24 lopende transportband 22, 20 alsmede v55r de kneep tussen de over de rollen 13 en 20 lopende transportbanden 10 en 18 is een geleideplaat (30 resp. 31) opgesteld die is voorzien van openingen (32 resp. 33), waardoor met behulp van in de Figuur niet weergegeven middelen lucht kan worden geblazen. De geleideplaten 30 en 31 eindigen nabij het belichtingsvenster 17 en 25 laten een opening vrij waardoor originelen van het belichtingsvenster 17 kunnen worden afgevoerd. Het transport van een origineel vanaf het belichtingsvenster 17 kan geschieden via een haan, gevormd door geleideplaat 30, transportband 22 en de daarmee samenwerkende transport-rollen 26 en 27 en transportband 18 waardoor het origineel wordt 30 gekeerd en op het belichtingsvenster 17 wordt teruggevoerd, of via een baan, gevormd door geleideplaat 31, de samenwerkende transportbanden 10 en 18 en een geleideplaat 34, waardoor het origineel in een tweede houder 35 wordt afgelegd. Vanuit de houder 35 kunnen de originelen met behulp van een bladafneemmechanisme 36 worden weggenomen en worden 35 ingevoerd in de kneep tussen de transportbanden 18 en 22 om aldus opnieuw op het belichtingsvenster 17 te worden aangevoerd.
In de geleiding 9 van de originelentoevoerbaan is een detector 37 8103336 4 $ aangebracht, die de naar hem toegekeerde zijde van een doorgevoerd origineel aftast, teneinde vast te stellen of daarop wel of geen informatie aanwezig is. De detector 37 kan bestaan uit een aftastin-richting van het type dat ook in automatische belichtingsregelingen 5 voor kopieerapparaten wordt toegepast. Dergelijke aftastinrichtingen zijn bekend en worden o.a. in Amerikaans octrooischrift nr. 4 124 295 beschreven. De aanwezigheid van informatie kan bijvoorbeeld worden vastgesteld door een kontrastmeting, of door meting van de optische dichtheid ten opzichte van een vastgestelde referentiewaarde.
10 Detectiemiddelen, waarvan de werking op contrastmeting of meting van de optische dichtheid berust, zijn niet geschikt om de juiste aard van transparante originelen, die altijd simplexoriginelen zijn, te bepalen. Transparante originelen zullen door zulke detectiemiddelen als duplexoriginelen worden beschouwd. 0m ook transparante originelen goed 15 te kunnen karakteriseren, kunnen in de geleiding 9, naast de eerder genoemde detectiemiddelen 37, nog op zichzelf bekende detectiemiddelen 37A worden aangebracht, die de transparantie van het aangevoerde origineel vaststellen. De detectiemiddelen 37A kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een lichtbron aan de ene zijde van de geleiding 9 en 20 daartegenover aan de andere zijde van geleiding 9 een fotogevoelige opnemer. Overschrijdt de gemeten transparantie een bepaalde waarde, dan wordt het origineel altijd als simplex beschouwd.
De detectiemiddelen 37 en 37A kunnen ook op een andere plaats in de originelentransportweg zijn aangebracht, mits zij zich bevinden op een 25 plaats die ligt v65r het punt waar de transportwegen voor simplex- en duplexoriginelen van elkaar scheiden. De detectiemiddelen kunnen bijvoorbeeld ook boven het belichtingsvenster 17 zijn aangebracht of in het voor simplex- en duplexoriginelen gemeenschappelijke baanstuk van de afvoerbanen.
3Q Boven het belichtingsvenster 17 van het kopieerapparaat bevindt zich een kamer 38, die in verticale richting beweegbaar is en twee eindposities kan innemen. In de ene positie bevindt de kamer zich op geringe afstand boven het belichtingsvenster, aldus een opening vrijlatend waardoor de originelen kunnen worden aan- en afgevoerd. In de andere positie druktzij 35 tegen het belichtingsvenster en dient zij als aandrukorgaan voor te kopieren originelen. De kamer 38 is voorzien van openingen 39 en 40, waardoor met niet weergegeven middelen lucht kan worden geblazen, in de 8103336 ¥ ------------------------------------ J $ » 5 door de pijlen aangegeven richting.
Gezien vanaf de aan- en afvoerinrichting 1 Is achter het belichtings-venster 17 nog een vergaarhak 41 geplaatst, die dient voor het vergaren van afgewerkte originelen.
5 De aan- en afvoerinrichting 1 is voorts nog uitgerust met een besturingseenheid 1Q0, die via een ingangslijn 101 is verbonden met de detectoren 37 en 37A en via uitgangslijnen 102, 103 en 104 met de middelen voor het blazen van lucht door respectievelijk de openingen 32 , 33 en39 en 40. De werking van originelen aan- en afvoerinrichting 10 zal hiema nog uitvoerig worden beschreven.
Figuur 2 toont schematisch een electrofotografisch kopieerapparaat, voorzien van een originelen aan- en afvoerinrichting volgens de uit-vinding. Een op het helichtingsvenster 17 gevoerd origineel wordt door niet getekende flitslampen belicht, waarbij via een spiegel 42 en een 15 lens 43 de informatie van dit origineel wordt geprojecteerd op een fotogeleidende band 44, weIke band met een konstante snelheid langs de diverse bewerkingsstations beweegt. Voordat de fotogeleidende band 44 het projectievlak doorloopt is hij door een oplaadinrichting 45 elektrostatisch geladen en zijn de buiten het beeldvlak vallende 20 geladen delen van de hand uitbelicht door de belichtingsinrichtingen 46 en 47. Na de passage door het projectievlak loopt de fotogeleidende band 44 langs een ontwikkelinrichting 48, waar het op de band gevormde electrostatische beeld met behulp van bijvoorheeld ontwikkelpoeder wordt ontwikkeld, vervolgens via een aantal in de Figuur niet genummerde 25 geleiderollen over een aandrukrol en tevens aandrijfrol 49 in het beeld-overdrachtsstation. Vervolgens loopt de band via een geleiderol en langs een lamp 50 naar een reinigingsstation 51 waar op de band achtergebleven resten ontwikkelpoeder worden verwijderd. Tenslotte loopt de band via een aantal geleiderollen langs een lamp 52 die eventueel nog op de band 30 achtergebleven electrostatische lading neutraliseert, en dan weer langs de oplaadinrichting 45, waar hij opnieuw electrostatisch wordt geladen zodat erop een volgend electrostatisch beeld kan worden gevormd.
In het beeldoverdrachtsstation bevindt zich boven de fotogeleidende band 44 en de aandrukrol 49 een het poederbeeld overnemende rol 53. De 35 rol 53 heeft een verzonken, vlak gedeelte 54, waarin een van de rubberdoekcylinders van offsetdrukmachines bekend klemmechanisme is aan-gebracht, waarmee een van een zachte, elastische buitenbekleding, 8103336 6 ί. Λ
* J
bijvoorbeeld siliconenrubher, voorziene drager rond het cylindrische omtreksdeel van rol 53 kan worden gespannen. De rol 53 werkt samen met twee rollen 55 en 56, die dezelfde diameter hebben als rol 53, en even* eens zijn voorzien van een verzonken vlak gedeelte en op dezelfde 5 wijze als rol 53 zijn bekleed met een elastische buitenbekleding. De rollen 53, 55 en 56 worden door in Figuur 2 niet weergegeven, gemeen-schappelijke aandrijfmiddelen aangedreven, waarbij zij in de door de pijlen aangegeven richting roteren. Het vlakke gedeelte 54 van rol 53 loopt synchroon met de vlakke gedeelten van de rollen 55 en 56. Nabij de 10 achterlopende randen van de vlakke gedeelten van de rollen 55 en 56 is een op zichzelf bekende, in de Figuur niet weergegeven klem aangebracht, waarin de rand van een aangevoerd kopievel kan worden ingeklemd. Rond een deel van de omloopbaan van rol 55 zijn rollen 57 opgesteld, welke rollen, evenals rol 53, met niet weergegeven middelen worden verwarmd.
15 De rollen 57 bestaan uit een metalen pijp waarvan de buitenomtrek is bekleed met hittebestendig, elastisch materiaal, bijvoorbeeld siliconenrubber. Een onbedrukt kopievel wordt vanaf een stapel 58 via geleiding 59, met behulp van de daarin opgestelde, in de Figuur niet genummerde transportmiddelen, aan de rol 55 toegevoerd en met zijn 20 voorlopende rand in de klem van deze rol gevoerd. Achter de kneep tussen de rollen 53 en 55, in welke kneep het beeld op het kopievel wordt overgedragen, bevindt zich de ingang van een geleiding 60, die uitmondt op een eindloze transportband 61, die loopt over rollen 62 en 63 en waarop een aangevoerd vel door een zuigdoos 64 wordt vastgehouden. De 25 transportrichting van de transportband 61 is omkeerbaar. Achter de transportband 61 bevindt zich de ingang tot de geleiding 65. Via deze geleiding en de daarop volgende geleidingen 66 en 67 wordt een gerede simplexkopie in een opvanghak 68 gevoerd. De rol 62 kan van de in de Figuur aangegeven stand met niet weergegeven middelen worden 30 verplaatst in de met stippellijnen aangegeven stand, waardoor de transportband 61 de door stippellijnen aangegeven positie inneemt. Door de rol 62, nadat een enkelzijdig bedrukt kopievel op de transportband 61 is aangevoerd, in de gestippelde positie te brengen en de transportrichting van de transportband 61 daarna om te keren, wordt het kopievel 35 via een geleiding 69 toegevoerd aan rol 56, en met zijn voorlopende rand in de klem van deze rol ingevoerd. In de kneep tussen rollen 53 en 56 wordt de tweede zijde van het kopievel van een beeld voorzien, waarna 8103336 r- "· " ........ ........
7 * het vel wordt ingevoerd in een geleiding 70. De geleiding 70 splitst zich faij een wissel 71 in een geleiding 72, die eindigt in de opvangbak 68, en een geleiding 73, die uitmondt in de naar opvangbak 68 voerende geleiding 67. De wissel 71 kan twee standen innemen, waarbij ofwel 5 geleiding 72 ofWel geleiding 73 toegankelijk is. Voor het keren van het ontvangstmateriaal kan, in plaats van een keerinrichting bestaande uit een verplaatsbare, in transportrichting omkeerbare transportband 61, een andere keerinrichting toegepast worden. In de Figuren 2A-2D zijn enkele alternatieve uitvoeringsvormen voor een keerinrichting 10 scheraatisch weergegeven. In de uitvoeringsvorm van Figuur 2A wordt de voorlopende rand van het via geleiding 6Q aangevoerde, enkelzijdig bedrukte kopievel ingevoerd in de opening tussen twee evenwijdig en op korte afstand van elkaar staande platen 80 en 81. Door openingen in de bovenplaat 81 wordt lucht geblazen in de door pijlen aangegeven 15 richting, waardoor het kopievel tussen de platen wordt verier getransporteerd. Nadat het kopievel geheel of nagenoeg geheel tussen de platen is gevoerd, worden de platen om een draaipunt 82 gezwenkt en in de door stippellijnen aangegeven stand gebracht. Door de openingen in plaat 81 wordt nu lucht geblazen in de door gestippelde jiijlen 20 aangegeven richting, waardoor het vel wordt uitgevoerd en in de klem van rol 56 wordt gebracht.
In de uitvoeringsvorm van Figuur 2B bestaat de keerinrichting uit een plaat 83, die om een draaipunt 84 zwenkbaar is, en een beweegbare klem 85. De voorlopende rand van een via geleiding 60 aangevoerd kopievel 25 wordt in klem 85 geklemd, waarna de klem 85 door niet weergegeven middelen langs plaat 83 wordt bewogen in de richting van het draaipunt 84. Daarna zwenkt plaat 83 in de door een stippellijn aangegeven positie en wordt klem 85 weer in de uitgangspositie teruggebracht, waardoor het vel via geleiding 69 in de klem van rol 56 wordt geschoven.
30 De keerinrichting volgens Figuur 2C omvat een geleideplaat 86, waarvan het benedenstuk zwenkbaar is om draaipunt 87, en een achter de plaat opgestelde, van een klem 88 voorziene rol 89, welke rol in beide richtingen kan roteren. Het vel ontvangstmateriaal wordt vanaf rol 55 over de geleideplaat 86 in de klem 88 van rol 89 gevoerd. Daarna roteert 35 de rol 89 eerst rechtsom en daarna linksom. Als rol 89 linksom gaat roteren, zwenkt het benedenstuk van plaat 86 in de door een stippellijn aangegeven positie, waardoor het vel ontvangstmateriaal naar de klem 8103336 8 van rol 56 wordt getransporteerd.
Bij de keerinrichting volgens Figuur 2D zijn de rollen 53, 55 en 56 niet meer voorzien van een vlak, verzonken gedeelte. De rollen 55 en 56 zijn nu nabij hun heide uiteinden voorzien van uitsparingen 90 resp. 91.
5 Ter hoogte van deze uitsparingen zijn over de rollen 55 en 56 en rollen 92 en 93 kettingen 94 en 95 gespannen. Ketting 94 is: op regelmatige afstand, overeenkomend met de omtrek van de rol 55, voorzien van klemmen 96. Ketting 95 is van een klem 97 voorzien. Een van de voorraad-stapel aangevoerd kopievel wordt met zijn voorlopende rand ingevoerd 10 in §§n der klemmen 96 van ketting 94 en door de kneep tussen de rollen 53 en 55 getransporteerd. In het trajekt waar de kettingen 94 en 95 samenlopen, opent zich de klem 96 en wordt het kopievel door een uitstootorgaan 98, dat in de door de pijl aangegeven richting kan roteren, uitgestoten. De achterlopende rand van het vel wordt gegrepen 15 door de klem 97 op ketting 95. De ketting 95 transporteert het kopievel vervolgens naar de kneep tussen de rollen 53 en 56.
De besturingseenheid 100 fungeert als centrale besturingseenheid voor de originelen aan- en afvoerinrichting 1 en het kopieerapparaat. In het geheugen van de besturingseenheid die bijvoorbeeld uit een micro-20 computer hestaat zijn de programme's voor het uitvoeren van de verschillende kopieeropdrachten opgeslagen. Via diverse, in de Figuur niet weergegeven besturingslijnen worden besturingssignalen aan de besturingseenheid toegevoerd en door de besturingseenheid aan de verschillende funkties van het kopieerapparaat afgegeven.
25 Volgens de uitvinding bevat de besturingseenheid 100 een ingangslijn 101, die verbonden is met de detector in de originelen-aanvoerbaan en waarlangs de besturingseenheid wordt getnformeerd of een aangevoerd origineel simplex of duplex is, en uitgangslijnen 102, 103 en 104 waarlangs de luchttoevoer naar respectievelijk de openingen 32, 33 en 39 30 en 40 in respectievelijk de platen 30, 31 en 38 wordt geregeld.
Daar het kopieerapparaat zelf vaststelt welk soort originelen ter kopieVing wordt aangeboden, hoeft de bedienaar op het bedieningspaneel van het kopieerapparaat nog slechts aan te geven welke soort kopiefe'n hij wenst. Daarbij zijn er drie mogelijkheden, te-weten: alle kopieen 35 simplex, alle kopie&n duplex, kopie simplex als origineel simplex is en duplex als origineel duplex is. De werking van het kopieerapparaat, bij de uitvoering van de verschillende kopieemogelijkheden wordt nu nader 8103336 > t 9 toegelicht.
De kopieeropdracht om simplexkopieen te vervaardigen verloopt als volgt: Het document wordt, in de logische volgorde met blad 1 naar de bodem-plaat 5 gericht, in houder 2 gelegd. Op het bedieningspaneel van het 5 kopieerapparaat wordt het programme simplexkopieen gekozen. Het onderste blad (blad 1) van de stapel in houder 2 wordt door het bladafneem-mechanisme 6 afgenomen en via de rollen 7 en 8, geleiding 9 en transport-band 10 naar het belichtingsvenster 17 gevoerd. In de geleiding 9 wordt de van het belichtingsvenster 17 afgewende zijde van het origineel door 10 de detector 37 afgetast en via de ingangslijn 101 wordt de besturings-eenheid 100 geTnformeerd dat het origineel bijvoorbeeld simplex is. Deze informatie wordt, wanneer meer dan §en kopie van het document wordt gevraagd, in een geheugenregister van de besturingseenheid opgeslagen.
Op het belichtingsvenster 17 wordt het origineel in kopieerpositie 15 gebracht. met behulp van een luchtstroom, die door de openingen 39 in kamer 38 wordt geblazen. Nadat het origineel is gepositioneerd wordt de luchttoevoer naar plaat 38 afgebroken en beweegt kamer 38 naar beneden om het origineel tegen het belichtingsvenster 17 te drukken. Het origineel wordt nu belicht en het op de fotogeleidende band gevormde 20 ladingsbeeld wordt door ontwikkelinrichting 48 ontwikkeld, waarna het poederbeeld in de kneep tussen rollen 49 en 53 door drukuitoefening wordt overgedragen op de verwarmde rol 53. In de kneep tussen de rollen 53 en 55 wordt het inmiddels verweekte poederbeeld overgedragen op een kopievel, dat intussen vanaf stapel 58 is aangevoerd in de klem 25 van rol 55. De simplexkopie wordt via geleiding 60, transportband 61 en geleidingen 65, 66 en 67 naar opvangbak 68 gevoerd. Nadat het op belichtingsvenster 17 gepositioneerde origineel is belicht, wordt kamer 38 omhoog bewogen waardoor het origineel van het belichtingsvenster 17 kan worden weggevoerd. Hoeft geen verdere kopie meer te worden gemaakt, 30 dan wordt lucht geblazen door openingen 39, waardoor het origineel wordt afgelegd in vergaarfaak 41. Moet een volgende kopie worden gemaakt, dan wordt lucht geblazen door openingen 40, terwijl tevens lucht wordt geblazen door openingen 32 in geleideplaat 30. Hierdoor wordt het origineel via geleideplaat 31 tussen de samenwerkende transportbanden 10 35 en 18 gevoerd en door deze transportbanden afgevoerd naar houder 35. Tegelijk met de afvoer van het op het belichtingsvenster 17 liggende origineel start de toevoer van het volgende origineel uit houder 2. Dit 8103336 3* C .
10 origineel wordt weer door detector 37 afgetast en de informatie, bij-voorbeeld dat het origineel duplex is, wordt doorgegeven aan de besturingseenheid 100 en in het geheugenregister opgeslagen. Nadat de voorzijde van dit origineel is belicht, wordt door de openi'ngen 40 van 5 kamer 38 lucht geblazen, terwijl tevens lucht wordt geblazen door de openingen 33 in plaat 31. Het origineel wordt nu over geleideplaat .30 getransporteerd langs de baan waarin het wordt gekeerd en op belichtingsvenster 17 wordt teruggevoerd om de achterzijde te kopiSren. Daarna wordt het origineel 6fwel opnieuw getransporteerd langs de baan 10 waarin het wordt gekeerd en dan in houder 41 afgelegd, bfwel tussen transportband 10 en 18 afgevoerd riaar de houder 35. Bij iedere volgende kopieset, die van het document dient te worden vervaardigd, worden de originelen vanuit houder 35 op het belichtingsvenster 17 gevoerd. Duplexoriginelen worden daarbij als volgt verwerkt: het origineel wordt 15 op het belichtingsvenster gevoerd en dan onmiddellijk langs de keermiddelen geleid en opnieuw op het belichtingsvenster gebracht, dan wordt het belicht, opnieuw langs de keermiddelen gevoerd en op het belichtingsvenster gebracht en weer belicht. Deze behandeling van duplexoriginelen is noodzakelijk om de simplexkopieen in de jiiiste 20 volgorde in houder 68 af te leveren.
Het telkens omkeren van een uit houder 35 aangevoerd duplexorigineel, . betekent produktieverlies. Dit produktieverlies kan vermeden worden door bij elke even kopieset, die van het document wordt vervaardigd, de duplexoriginelen op de volgende wijze te verwerken. Het duplexorigineel 25 wordt op het belichtingsvenster 17 gevoerd, belicht, via de keermiddelen gekeerd en opnieuw op het belichtingsvenster 17 gebracht en weer belicht. De bij de eerste belichting horende simplexkopie wordt dan via geleiding 60 op transportband 61 gevoerd, waarna de transportband in de door stippellijnen aangegeven positie wordt gebracht, zijn transport-30 richting wordt omgekeerd, en de kopie via geleiding 69 wordt ingevoerd in de klem van rol 56. De transportband*61 keert terug in zijn uitgangspositie en transporteert de vervolgens arriverende kopie van de tweede belichting in de geleiding 65. Zodra deze laatste kopie houder 68 heeft bereikt of vrijwel heeft hereikt wordt de op rol 56 vastgehouden 35 kopie via geleidingen 7Q en 72 naar de houder 68 getransporteerd. Na aan beide zijden te zijn gekopieerd wordt het duplexorigineel teruggevoerd in houder 35 of rechtstreeks van de aanlegruit naar vergaarbak 41 8103336 ? < 11 overgebracht. Wordt het duplexorigineel voor de vervaardiging van een volgende kopie naar houder 35 teruggevoerd, dan wordt het in de juiste orientatie in deze houder 35 afgelegd, zodat, bij de vervaardiging van de volgende (oneven) kopieset, de verkregen simplexkopieSn weer na 5 elkaarvia de geleidingen 65, 66 en67naar de houder 68 gebracht kunnen worden.
Produktieverlies kan ook voorkomen worden door geleiding 66 uit te breiden met een tweede geleiding 66A e.n voor de toegang van geleiding 66A een wissel 66B aan te brengen, zoals in Figuur 1 met stippellijnen 10 is aangegeven. De wissel 66B kan twee standen innemen, waarbij oiwel de toegang tot geleiding 66A ofwel de toegang tot het resterende deel van geleiding 66 open is. Bij de vervaardiging van elke even kopieset van het te kopieren document wordt een duplexorigineel uit houder 35 op belichtingsvenster 17 aangevoerd, belicht, via de keermiddelen gekeerd 15 en opnieuw op het belichtingsvenster gevoerd en weer belicht. De van de. eerste belichting stammende simplexkopie wordt nu via geleiding 60, transportband 61 en geleidingen 66, 66A en 67 naar de houder 68 gevoerd, terwijl de simplexkopie van de tweede belichting langs de kortere weg, dus via geleiding 66 in plaats van 66A, wordt getransporteerd en daarbij 20 de voorgaande simplexkopie inhaalt, waardoor de goede kopievolgorde in houder 68 wordt hersteld.
De kopieeropdracht om duplexkopieen te vervaardigen wordt als volgt uitgevoerd: Het te kopiSren document wordt op de hiervoor beschreven wijze in houder 2 gelegd en voor de vervaardiging van de eerste kopieset 25 verwerkt zoals hiervoor met hetrekking tot de vervaardiging van simplexkopieen is beschreven. Aan de kopiezijde verloopt de kopieercyclus nu echter als volgt:
Een enkelzijdig bedrukt kopievel wordt via geleiding 6Q op transportband 61 gevoerd. Indien het heeld op dit enkelzijdig bedrukt vel afkomstig is 30 van een duplexorigineel, wordt het vel ingevoerd in de klem van rol 56 en wordt op de achterzijde van dit vel het tweede beeld. van datzelfde duplexorigineel afgedrukt. De duplexkopie wordt daarna via de geleidingen 70 en 72 naar de houder 68 gevoerd. Is het heeld op het enkelzijdig bedrukte kopievel afkomstig van een simplexorigineel, dan wordt het vel 35 in de klem van rol 56 ingevoerd indien ook het volgende af te drukken beeld van een simplexorigineel afkomstig is. De duplexkopie wordt weer via de geleidingen 7Q en 72 naar de houder 68 afgevoerd. Indien het 8103336 12 volgende af te drukken heeld ntet van een simplex- maar van een duplex-origineel afkomstig is, of indien het op het enkelzijdig bedrukte kopievel aanwezige beeld afkomstig is van het laatste origineel uit het te kopieren document, dan wordt het enkelzijdig bedrukte kopievel als 5 simplexkopie via de geleidingen 65, 66 en 67 naar houder 68 afgevoerd. Waar het op een enkelzijdig bedrukt kopievel aanwezige beeld, alsmede het volgende af te drukken beeld, van afkomstig zijn, leidt de besturingseenheid 100 af uit de informatie die door detector 37 in geleiding 9 omtrent de te verwerken originelen is doorgegeven.
10 Bij de vervaardiging van.een tweede en volgende kopieset van het te kopieren document worden simplexoriginelen vanuit houder 35 op de aanlegruit 17 gevoerd, belicht en daarna naar houder 35 of houder 41 afgevoerd. Duplexoriginelen worden vanuit houder 35 op de aanlegruit 17 gevoerd, belicht, langs de keermiddelen gekeerd en opnieuw op de 15 aanlegruit 17 gevoerd, beliclit en dan afgevoerd naar houder 35 of houder 41. Bij elke even kopieset, die wordt vervaardigd, worden duplexkopieen, die van een duplexorigineel afkomstig zijn, via de geleidingen 70, 73 en 67 naar houder 68 afgevoerd, terwijl duplexkopieen, die van twee opeenvolgende simplexoriginelen afkomstig zijn, via geleidingen 70 en 20 72 naar de houder 68 worden gevoerd. Bij elke oneven kopieset worden alle duplexkopieen via geleidingen 7Q en 72 getransporteerd. Eventuele simplexkopieen worden steeds via de geleidingen 65, 66 en 67 afgevoerd. Bij de kopieeropdracht om simplexkopieen te vervaardigen als het origineel simplex is en duplexkopieen als het origineel duplex is, 25 worden de originelen, bij de vervaardiging van de eerste en volgende kopieset, verwerkt zoals hiervoor is beschreven voor de uitvoering van de opdracht om duplexkopieen te vervaardigen. Aan de kopiezijde worden de simplexkopieen steeds via de geleidingen 60, 65, 66 en 67 naar de houder 68 gevoerd. De duplexkopieen worden bij elke oneven kopieset via 30 de geleidingen 70. en 72 afgevoerd en bij elke even kopieset via de geleidingen 7Q, 73 en 67.
De hiervoor met betrekking tot de Figuren 1 en 2 beschreven aan-en afvoerinrichting kan nog worden voorzien van een additionele, in de Figuur 1 met stippellijnen weergegeven, gehogen geleidebaan 170, die 35 uitmondt in houder 35 en waarvan de in geleideplaat 28 liggende ingang door een beweegbare klep 171 kan worden geopend en gesloten. Bij toepassing van de geleidebaan 170 wordt een duplex origineel bij de 8103336 ψ- . ------ ----- -- —-·*·----- · 13 uitvoering van elke hiervoor heschreven kopieeropdracht als volgt verwerkt: het origineel wordt vanuit houder 2 of houder 35 op belich-tingsvenster 17 gevoerd, helicht, en daama via de baan gevormd door geleideplaten 30, 28 en 29 en de transportbanden 22 en 18 gekeerd 5 en op het belichtingsvenster teruggevoerd en dan weer helicht. Daarna wordt het origineel via de geleideplaten 30 en 28 en de geleidehaan 170 naar houder 35 afgevoerd.
Door een duplexorigineel, nadat zijn beide zijden zijn gekopieerd, via de gebogen geleidehaan 170 naar houder 35 af te voeren, wordt het 10 origineel gekeerd, waardoor het steeds met dezelfde zi'jde naar beneden gericht in houder 35 wordt afgelegd. Nu kunnen hij de uitvoering van elke kopieeropdracht de kopieSn, die bij de vervaardiging van de tweede en volgende kopieset worden verkregen, op dezelfde wijze naar houder 68 worden afgevoerd als de kopieen, verkregen bij de vervaardiging van de 15 eerste kopieset. De geleidingen 73 en 66A kunnen dan vervallen.
De middelen voor het detecteren van de aard van een ter kopiSring aangeboden origineel kunnen, faehalve in een aan- en afvoerinrichting van het hiervoor heschreven type, waarin de heide zijden van een duplexorigineel na elkaar worden gekopieerd, ook worden toegepast in 20 op zichzelf bekende, volgens een ander principe werkende aan- en afvoerinrichtingen. Bijvoorheeld kunnen zij worden toegepast in een inrichting zoals heschreven in het reeds genoemde IBM Technical Disclosure Bulletin, Vol. 14, nr. 5, pag. 1547, oktoher 1971, die van het type is, waarin van een origineel, nadat het aan de afheeldings-25 middelen is toegevoerd, zoveel kopieen worden gemaakt als nodig zijn. Ook kunnen de detectiemiddelen worden toegepast in een aan- en afvoerinrichting van het type waarin eerst alle eerste zijden van de duplexoriginelen aan de afheeldingsmiddelen worden toegevoerd en daarna alle tweede zijden.
30 Deze inrichtingen bevatten doorgaans twee afvoerhanen, waarvan de ene afvoerbaan dient om simplexoriginelen, nadat hun heeldzijde is gekopieerd, in hun oorspronkelijke orife'ntatie naar de originelenstapel terug te voeren, en de andere afvoerbaan dient om duplexoriginelen, nadat hun ene zijde is gekopieerd, omgekeerd naar de originelenstapel 35 terug te voeren. Bij deze inrichtingen vallen de aanvoerbaan en de terugvoerbaan voor gekeerde duplexoriginelen samen. Een dergelijke aan- en afvoerinrichting is bijvoorbeeld heschreven in Amerikaans 8103336 14 .
octrooischrift 4 099 150. De kopieerapparaten, waarop deze aan- en afvoerinrichtingen worden toegepast, zijn aan de kopiezijde uitgerust met een tussenmagazijn voor de tijdelijke opslag van (enkelzijdig bedrukte) kopieb'n. De kopieeropdracht om simplexkopieen te vervaardigen, 5 verloopt nu als volgt: In de eerste circulatie worden de na elkaar aan de afbeeldingsmiddelen toegevoerde originelen §Sn keer belicht en de kopieSn ervan worden afgelegd in het tussenmagazijn. De originelen worden teruggevoerd naar de stapel, waarhij de besturingsmiddelen er , automatisch voor zorgen dat simplexoriginelen via de ene baan worden 10 getransporteerd en duplexoriginelenvia de andere baan, waarin zij omge-keerd naar de stapel worden teruggevoerd. In de tweede tot en met voorlaatste circulatie van de originelen worden de simplexoriginelen έβη keer gekopieerd en de aangeboden zijde van duplexoriginelen wordt twee keer gekopieerd. Telkens als een origineel in de tweede tot en met voor-15 laatste circulatie wordt aangevoerd wordt de onderste kopie uit het tussenmagazijn afgevoerd naar de opvangbak. De kopieSn, die in de tweede tot en met voorlaatste circulatie van simplexoriginelen worden ver-vaardigd worden weer afgelegd in het tussenmagazijn. Van de twee kopieen, die van een aangeboden zijde van een duplexorigineel worden vervaardigd, 20 wordt §§n kopie op de juiste plaats tussen de naar de opvangbak gevoerde kopieen gevoegd, terwijl de andere kopie naar het tussenmagazijn wordt gevoerd. In de laatste circulatie van de originelen worden de simplexoriginelen niet meer gekopieerd, maar wordt wel steeds een kopie van het tussenmagazijn naar de opvangbak getransporteerd. De aangeboden zijde 25 van een duplexorigineel wordt een keer gekopieerd en de kopie ervan wordt op de juiste plaats tussen de van het tussenmagazijn afgevoerde kopieen gevoegd.
Hoe kopieeropdrachten, alle kopieen duplex en kopie simplex als origineel simplex is en duplex als origineel duplex is, worden uitgevoerd, zal de 30 vakman zonder nadere toelichting duidelijk zijn. Het zal verder duidelijk zijn, dat de hiervoor beschreven kopieeropdracht alle kopieen duplex, ook zo kan worden uitgevoerd, dat alle na elkaar aangevoerde kopievellen aan beide zijden bedrukt worden, ongeacht van welk soort origineel de afgedrukte informatie afkomstig is. Bij toepassing van een originelen 35 aan- en afvoerinrichting volgens Figuur 1, die niet is voorzien van een geleiding 170, worden dan bij de vervaardiging van de tweede en volgende kopieset de duplexoriginelen verwerkt zoals hiervoor bij de produktie- 8103336 |Γ " - —*-· - - · ·*·"' 15 verlies gevende methode voor uitvoering van de kopieeropdracht alle kopieen simplex, is beschreven.
De fotogeleidende band 44 in het kopieerapparaat is eindloos gemaakt door de uiteinden van een baan fotogeleidend materiaal met 5 elkaar te verbinden, bijvoorbeeld op de wijze zoals in de Nederlandse octrooiaanvrage nr. 7506264 is beschreven. De omloopbaan van de fotogeleidende band in het kopieerapparaat heeft een lengte die iets minder is dan een geheel veelvoud van de diameter van rol 53. De fotogeleidende band 44 is zodanig in zijn omloopbaan gebracht, dat de 10 verbindingsnaad 150 in de band (zie Figuur 2) de contactzone tussen de rollen 49 en 53 tegelijk met het vlakke, verzonken gedeelte 54 van rol 53 doorloopt. Door tolerantie-afwijkingen in de lengte van de fotogeleidende band 44, de diameter van rol 53 en de aandrijving van de rollen 49 en 53, verandert de positie van de verbindingsnaad 150 ten opzichte van het 15 terugspringende gedeelte 54 geleidelijk, zodat een vrijwel voortdurende correctie van de beweging van de fotogeleidende band 44 noodzakelijk is. De synchronisatie tussen de verbindingsnaad 150 en het verzonken gedeelte 54 kan op diverse manieren worden bereikt. Enkele aantrekkelijke uitvoeringsvormen worden in de Figuren 3A en 3B weergegeven.
20 In de uitvoeringsvorm van Figuur 3A is de as van rol 49, die de fotogeleidende band 44 aandrijft, via twee verschillende overbrengingen 151 en 152 gekoppeld aan de as van de door niet weergegeven middelen continu aangedreven rol 53. Tussen de overbrengingen 151 en 152 en de rol 49 zijn vrijloopkoppelingen 153 en 154 gemonteerd. De overbrengingen 25 151 en 152 hebben een gering verschil in overbreng'verhouding, maar beide overbrengingen drijven rol 49 aan met een omtreksnelheid, die iets kleiner is dan die van de rol 53. Wanneer geen contact is tussen de rollen 49 en 53, wordt de rol 49 via de ene of de andere overbrenging aangedreven, afhankelijk van de positie die de verbindingsnaad 150 op 30 dat moment ten opzichte van het verzonken gedeelte 54 inneemt.
Wanneer de rollen 49 en 53 met elkaar in contact zijn, wordt de aandrijving van de rol 49 en de daarover bewegende fotogeleidende band 44 overgenomen door de mantel van de continu aangedreven rol 53, waardoor de voortbewegingssnelheid van de fotogeleidende band 44 gelijk 35 wordt aan de omtreksnelheid van rol 53.
0m de positie van de verbindingsnaad 150 ten opzichte van het verzonken gedeelte 54 te detecteren is de fotogeleidende band voorzien van een 8103336
v V
16 markedng 155 en rol 53 van een marker! ng 156. Op een vaste plaats in de omloopbaan van de fotogeleidende band 44, respectievelijk de rol 53, worden deze markeringen door detectiemiddelen gedetecteerd. Op het ogenblik dat de markering 155 op de fotogeleidende band wordt 5 gedetecteerd, wordt een pulsgenerator gestart en bij de eerstvolgende detectie van de markering 156 op rol 53, wordt het aantal door de pulsgenerator afgegeven pulsen in een komparatorschakeling vergeleken met een tevoren ingestelde waarde. Wanneer het aantal afgegeven pulsen een bepaalde waarde naar boven of naar beneden afwijkt van de 10 ingestelde waarde, moet voor de aandrijving van rol 49 van de ene naar de andere overbrenging worden overgeschakeld. Omdat de overschakeling van de ene naar de andere overbrenging een verandering van de positie van de fotogeleidende band 44 ten opzichte van rol 53 tot gevolg heeft, geschiedt de overschakeling niet onmiddellijk, maar eerst nadat het 15 laatste beeld, dat op de fotogeleidende band aanwezig was op het ogenblik dat het aantal afgegeven pulsen de grenswaarde had bereikt, op rol 53 is overgedragen. Hierdoor wordt een juiste positie van de beelden op de kopieSn gewaarborgd. Wei wordt op het ogenblik dat het aantal afgegeven pulsen de grenswaarde bereikt, het tijdstip van de 20 flitsbeli.chting van een op belichtingsvenster 17 aangevoerd origineel over een bepaald interval vervroegd of vertraagd, zodat ook de beelden, die na de overschakeling van de overbrenging op rol 53 worden overgedragen de juiste positie op het ontvangstmateriaal zullen innemen. Volgens de uitvoeringsvorm van Figuur 3B wordt de rol 49, wanneer zij 25 geen kontakt heeft met rol 53, aangedreven door een stappenmotor 160.
De sturing 161.van deze stappenmotor wordt geregeld door e§n van de rotatie-impulsgevers 162 of 163 die vast op de aandrijfas van de continu aangedreven rol 53 zijn gemonteerd. Tussen de beide rotatie-impulsgevers is een klein verschil in het aantal per omwenteling 30 afgegeven pulsen. Welke rotatie-impulsgever de stappenmotor stuurt is weer afhankelijk van de positie die de verbindingsnaad ten opzichte van het verzonken gedeelte inneemt en wordt geregeld zoals hiervoor met betrekking tot de uitvoeringsvorm van Figuur 3A is beschreven.
Als variant op de in Figuur 3B weergegeven uitvoering kan in plaats van 35 een stappenmotor, een PLL (phase locked loop) gestuurde gelijkstroom-motor worden toegepast.
8103336 r t 17
Behaive op de hiervoor beschreven wijzen, kan de verbindingsnaad 150 ook in de juiste positie ten opzichte van het verzonken gedeelte 54 gehouden worden door in de overbrenging tussen de assen van rol 49 en de continu aangedreven rol 53 een schakelmechanisme aan te brengen, 5 waarmee, als de rollen 49 en 53 niet met elkaar in kontakt zijn, de overbrenging kan worden ontkoppeld en de rol 49 ten opzichte van rol 53 kan worden gedraaid, om de verbindingsnaad in de juiste positie te brengen. Voor dit doel geschikte schakelmechanismen zijn bijvoorbeeld bekend bij offsetdrukmachines, waar zij worden toegepast om de positie 10 van de rollen onderling te regelen. De positie van de verbindingsnaad 150 ten opzichte van het verzonken gedeelte 54 kan ook in dit geval worden gedetecteerd zoals hiervoor met betrekking tot de tfitvoeringsvorm van Fig. 3A is beschreven.
8103336

Claims (7)

1. Inrichting voor het aan- en afvoeren van simplex- en duplex-originelen bij een kopieerapparaat omvattende originelentransportwegen bestaande uit een of meer toevoerbanen (7-9, 14-16) en (18, 19, 20, 22) voor het toevoeren van originelen aan de afbeeldingsmiddelen (17) van het 5 kopieerapparaat, tenminste twee afvoerbanen (31, 10, 18; 30, 22, 28, 29) voor het van de afbeeldingsmiddelen afvoeren van originelen, waarbij in tenminste β§η van deze afvoerbanen (30, 22, 28, 29) de originelen worden gekeerd en een terugvoerbaan (18, 19, 20, 22) om gekeerde originelen aan de afbeeldingsmiddelen toe te voeren, met het kenmerk, dat in een 10 voor simplex- en duplexoriginelen gemeenschappelijk deel (7-9, 14-16, 17, 30, 31) van de originelentransportwegen detectiemiddelen (37, 37A) aan-wezig zijn die vaststellen of de van de afbeeldingsmiddelen afgewende zijde van een aangevoerd origineel is voorzien van informatie, en dat besturingsmiddelen (100) aanwezig zijn die, indien informatie door de 15 detectiemiddelen is vastgesteld, tenminste na eike oneven passage van het origineel over de afbeeldingsmiddelen, het transport van dat origineel via een afvoerhaan (30, 22, 28, 29) waarin het origineel wordt gekeerd, verzorgen.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 20 detectiemiddelen (37) bestaan uit middelen voor het faepalen van het kontrast op het origineel.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de detectiemiddelen (37) bovendien middelen (37A) bevatten. voor het meten van de transparantie van een origineel.
4. Inrichting volgens e§n of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat zij twee afvoerhanen (30, 22, 28, 29 en 30, 28, 170) omvat waarin een doorgevoerd origineel wordt gekeerd.
4 * • .
5. Inrichting volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de toevoerbaan en de terugvoerbaan samenvallen,
6. Kopieerapparaat voorzien van een.originelen aan- en afvoer- inrichting (1) volgens §§n of meer der voorgaande conclusies.
7. Kopieerapparaat geschikt voor het automatisch vervaardigen van duplexkopieen van duplexoriginelen, omvattende afbeeldingsmiddelen (17) voor het vormen van een beeld op een beeldopnamemateriaal (44), middelen 35 (6) voor het v.anaf een stapel toevoeren van een origineel aan de afbeeldingsmiddelen (17), middelen (30, 22, 26, 27, 28, 29, 18) voor het keren en opnieuw aan de afbeeldingsmiddelen (17) toevoeren van het origineel, 8103336 , % middelen (31, 10, 18, 34) voor het terugvoeren van het origineel naar een stapel, overdrachtsmiddelen (53, 55) voor het overdragen van een op het beeldopnamemateriaal (44) gevormd beeld op een kopievel, middelen (61) voor het keren en opnieuw aan de overdrachtsmiddelen (53, 56) 5 toevoeren van het kopievel en middelen (70, 72; 70, 73, 67) voor het afvoeren van de duplexkopie naar een vergaarbak (68), met het kenmerk, dat de middelen (70, 72; 70, 73, 67) voor het afvoeren van de duplexkopie naar de vergaarbak twee transportbanen (70, 72 en 70, 73, 67) omvatten, waarvan de eerste transportbaan (70, 72) zo is gevormd dat de duplexkopie 10 met de eerstbedrukte zijde naar beneden gericht in de vergaarbak (68) wordt afgelegd en de tweede transportbaan (70, 73, 67) zo is gevormd dat de duplexkopie met de laatstbedrukte zijde naar beneden gericht in de vergaarbak (68) wordt afgelegd en dat besturingsmiddelen (100) aanwezig zijn die het transport van de duplexkopieen regelen, zodanig dat elke 15 van hetzelfde origineel vervaardigde oneven duplexkopie via de eerste (70, 72) en elke even duplexkopie via de tweede (70, 73, 67) transportbaan wordt getransporteerd. 8103336
NL8103336A 1981-07-14 1981-07-14 Inrichting voor het aan- en afvoeren van originelen bij een kopieerapparaat. NL8103336A (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8103336A NL8103336A (nl) 1981-07-14 1981-07-14 Inrichting voor het aan- en afvoeren van originelen bij een kopieerapparaat.
EP82200825A EP0073071B1 (en) 1981-07-14 1982-07-02 Copying machine suitable for the production of duplex copies from duplex originals
DE8282200825T DE3267274D1 (en) 1981-07-14 1982-07-02 Copying machine suitable for the production of duplex copies from duplex originals
EP84201285A EP0159419A1 (en) 1981-07-14 1982-07-02 Copying machine having means for detecting the type of original to be copied
US06/396,817 US4462681A (en) 1981-07-14 1982-07-09 Apparatus for producing duplex copies from duplex originals
JP57121959A JPS5818645A (ja) 1981-07-14 1982-07-13 複写機

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8103336 1981-07-14
NL8103336A NL8103336A (nl) 1981-07-14 1981-07-14 Inrichting voor het aan- en afvoeren van originelen bij een kopieerapparaat.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8103336A true NL8103336A (nl) 1983-02-01

Family

ID=19837784

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8103336A NL8103336A (nl) 1981-07-14 1981-07-14 Inrichting voor het aan- en afvoeren van originelen bij een kopieerapparaat.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US4462681A (nl)
EP (2) EP0073071B1 (nl)
JP (1) JPS5818645A (nl)
DE (1) DE3267274D1 (nl)
NL (1) NL8103336A (nl)

Families Citing this family (16)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4561765A (en) * 1982-02-01 1985-12-31 Canon Kabushiki Kaisha Image forming apparatus
US4508447A (en) * 1983-04-21 1985-04-02 Xerox Corporation Alternative feeding document recirculation
GB8315729D0 (en) * 1983-06-08 1983-07-13 Xerox Corp Copiers
JPS60136760A (ja) * 1983-12-26 1985-07-20 Minolta Camera Co Ltd 複写機
GB2178411B (en) * 1985-07-02 1990-03-14 Konishiroku Photo Ind Document feeding apparatus
DE3788304T2 (de) * 1986-05-17 1994-06-09 Mita Industrial Co Ltd Elektrostatisches Kopiergerät, fähig zum beidseitigen Kopieren.
JPH07120095B2 (ja) * 1986-05-30 1995-12-20 キヤノン株式会社 画像形成装置
JPS6323170A (ja) * 1986-07-01 1988-01-30 Minolta Camera Co Ltd 複写機
US4758862A (en) * 1987-04-16 1988-07-19 Kentek Information Systems, Inc. Electrographic printer/copier with duplex printing
JPH0253082A (ja) * 1988-08-18 1990-02-22 Minolta Camera Co Ltd 複写機
US4974035A (en) * 1989-12-04 1990-11-27 Xerox Corporation Automatic duplex copying with interleaved tabs
JPH03215871A (ja) * 1990-01-19 1991-09-20 Ricoh Co Ltd 複写装置における自動両面複写制御方法
DE59208432D1 (de) * 1992-06-29 1997-06-05 Gretag Imaging Ag Verfahren und Vorrichtung zur Bearbeitung von Streifen eines fotografischen Bandmaterials
JPH09297433A (ja) * 1996-05-08 1997-11-18 Minolta Co Ltd ディジタル複写機
US7566055B2 (en) * 2004-09-03 2009-07-28 Xerox Corporation Substrate inverter systems and methods
US7227394B2 (en) 2004-10-27 2007-06-05 Xerox Corporation Signal synchronizer system and method

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2521932A1 (de) * 1975-05-16 1976-11-25 Agfa Gevaert Ag Kopiergeraet
CA1083655A (en) * 1976-06-01 1980-08-12 Gary B. Gustafson Apparatus for producing collated copies from two sided originals
JPS53116841A (en) * 1977-03-22 1978-10-12 Ricoh Co Ltd Copying apparatus
JPS53115226A (en) * 1977-03-17 1978-10-07 Ricoh Co Ltd Copying machine
US4218128A (en) * 1977-01-11 1980-08-19 Ricoh Company, Ltd. Duplex copying machine
JPS5947311B2 (ja) * 1977-03-15 1984-11-17 富士ゼロツクス株式会社 自動原稿取扱装置
US4212457A (en) * 1978-03-27 1980-07-15 Xerox Corporation Pre/post-collation copying system
US4229101A (en) * 1979-07-02 1980-10-21 Xerox Corporation Duplex/simplex precollation copying system

Also Published As

Publication number Publication date
US4462681A (en) 1984-07-31
JPH0360431B2 (nl) 1991-09-13
EP0073071A1 (en) 1983-03-02
DE3267274D1 (en) 1985-12-12
JPS5818645A (ja) 1983-02-03
EP0159419A1 (en) 1985-10-30
EP0073071B1 (en) 1985-11-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US3719266A (en) Sheet stacking apparatus
JP2693520B2 (ja) 複写機の自動反転原稿給紙装置
US4169674A (en) Recirculating sheet feeder
US4218128A (en) Duplex copying machine
NL8103336A (nl) Inrichting voor het aan- en afvoeren van originelen bij een kopieerapparaat.
US3601392A (en) Sheet registering apparatus
JPH0419549B2 (nl)
NL8003240A (nl) Kopieerapparaat geschikt voor het vervaardigen van duplexkopieen van simplexoriginelen.
JPS5825628B2 (ja) 片面及び両面複写装置
JPS5834381B2 (ja) トレ−ソウチ
FR2507347A1 (fr) Machine de reproduction perfectionnee sur les deux faces d&#39;une feuille de copie
US4018523A (en) Reproducing apparatus and process for forming multiple copies of a document
JP2004236252A (ja) クリーニング装置及びこれを備えた画像形成装置
US4327905A (en) Duplex copying apparatus
EP0848301B1 (en) Sheet joggler system
US4134671A (en) Intersecting optical and copy sheet path method and apparatus
JPH03175460A (ja) 複写機における光学系のフェール検知装置
JPH0318541A (ja) シートの運搬及び位置決めのための装置
JP3254500B2 (ja) 画像形成装置
EP0032765A1 (en) Procedure and device for transporting originals to and from the reproduction station of a copying machine
US4018522A (en) Color electrophotographic copying machine
US4333639A (en) Recirculating document feed for electrophotographic apparatus
JPH0145063B2 (nl)
JP2002290678A (ja) 原稿読取装置
JPH06250462A (ja) 画像形成装置

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed