NL2021519B1 - Zelfrijdende landbouwmachine, bijvoorbeeld een zelfrijdende bandhark - Google Patents

Zelfrijdende landbouwmachine, bijvoorbeeld een zelfrijdende bandhark Download PDF

Info

Publication number
NL2021519B1
NL2021519B1 NL2021519A NL2021519A NL2021519B1 NL 2021519 B1 NL2021519 B1 NL 2021519B1 NL 2021519 A NL2021519 A NL 2021519A NL 2021519 A NL2021519 A NL 2021519A NL 2021519 B1 NL2021519 B1 NL 2021519B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
agricultural machine
self
unit
elongated
units
Prior art date
Application number
NL2021519A
Other languages
English (en)
Inventor
Willem Breure Hendrik
Original Assignee
Ploeger Oxbo Europe B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ploeger Oxbo Europe B V filed Critical Ploeger Oxbo Europe B V
Priority to NL2021519A priority Critical patent/NL2021519B1/nl
Priority to EP19782772.8A priority patent/EP3843521B1/en
Priority to US17/268,820 priority patent/US11864496B2/en
Priority to PCT/NL2019/050538 priority patent/WO2020046114A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2021519B1 publication Critical patent/NL2021519B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B63/00Lifting or adjusting devices or arrangements for agricultural machines or implements
    • A01B63/02Lifting or adjusting devices or arrangements for agricultural machines or implements for implements mounted on tractors
    • A01B63/023Lateral adjustment of their tools
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B73/00Means or arrangements to facilitate transportation of agricultural machines or implements, e.g. folding frames to reduce overall width
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B73/00Means or arrangements to facilitate transportation of agricultural machines or implements, e.g. folding frames to reduce overall width
    • A01B73/02Folding frames
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D57/00Delivering mechanisms for harvesters or mowers
    • A01D57/20Delivering mechanisms for harvesters or mowers with conveyor belts
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D84/00Haymakers not provided for in a single one of groups A01D76/00 - A01D82/00

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een zelfrijdende landbouwmachine, bijvoorbeeld een zelfrijdende bandhark, welke zelfrijdende landbouwmachine is voorzien van ten minste een motor, ten minste twee langwerpig uitgevoerde eenheden voor het in bedrijf uitvoeren van een agrarische bewerking op het land, een voorwielas en een op afstand van de voorwielas gelegen achterwielas, waarbij de voorwielas en/of de achterwielas met behulp van de motor aan te drijven is/zijn voor het verplaatsen van de landbouwmachine, waarbij elke langwerpig uitgevoerde eenheid verplaatsbaar is met behulp van een in- en uitklapmechanisme van een transportpositie naar een werkpositie en vice versa, zodat in de transportpositie van de eenheden de maximale breedte van de zelfrijdende landbouwmachine kleiner is dan in de werkpositie van de eenheden, waarbij in de werkpositie de agrarische bewerking over in hoofdzaak de lengte van elke langwerpig uitgevoerde eenheid op het land uit te voeren is.

Description

Korte aanduiding: Zelfrijdende landbouwmachine, bijvoorbeeld een zelfrijdende bandhark
BESCHRIJVING
De uitvinding heeft betrekking op een zelfrijdende landbouwmachine, bijvoorbeeld een zelfrijdende bandhark, welke zelfrijdende landbouwmachine is voorzien van ten minste een motor, ten minste twee langwerpig uitgevoerde eenheden voor het in bedrijf uitvoeren van een agrarische bewerking op het land, een voorwielas en een op afstand van de voorwielas gelegen achterwielas, waarbij de voorwielas en/of de achterwielas met behulp van de motor aan te drijven is/zijn voor het verplaatsen van de landbouwmachine, waarbij elke langwerpig uitgevoerde eenheid verplaatsbaar is met behulp van een in- en uitklapmechanisme van een transportpositie naar een werkpositie en vice versa, zodat in de transportpositie van de eenheden de maximale breedte van de zelfrijdende landbouwmachine kleiner is dan in de werkpositie van de eenheden, waarbij in de werkpositie de agrarische bewerking over in hoofdzaak de lengte van elke langwerpig uitgevoerde eenheid op het land uit te voeren is.
Een dergelijke zelfrijdende bandhark (merger) is bijvoorbeeld bekend uit EP 2 661 169 A2. In de uit deze publicatie bekende zelfrijdende landbouwmachine liggen in de werkpositie van de machine, zoals bijvoorbeeld is getoond in figuur 1 van EP 2 661 169 A2, drie langwerpig uitgevoerde eenheden nagenoeg op een lijn voor het uitvoeren van een agrarische bewerking op het land. De buitenste eenheden zijn met behulp van een in- en uitklapmechanisme van een transportpositie naar een werkpositie en vice versa te verplaatsen, terwijl de centrale eenheid met behulp van een opklap- en neerlaatmechanisme kan worden opgeklapt van een nabij het land gelegen positie naar een hoger van het land gelegen positie. De bekende zelfrijdende landbouwmachine omvat derhalve buitenste eenheden die vanuit een transportpositie voor transport over bijvoorbeeld de openbare weg, zoals getoond in figuur 7 van EP 2 661 169 A2 naar een vaste werkpositie kunnen worden verplaatst.
In een eerste aspect is het een doel van de uitvinding om een verbeterde zelfrijdende landbouwmachine te verschaffen. In een tweede aspect is het een doel van de uitvinding om een zelfrijdende landbouwmachine te verschaffen waarin in de werkpositie de eenheden verschillende configuraties kunnen innemen voor het op verschillende wijzen kunnen uitvoeren van de agrarische bewerking op het land.
Dit doel van de uitvinding wordt bereikt met de zelfrijdende landbouwmachine zoals is geclaimd in conclusie 1.
In de geclaimde zelfrijdende landbouwmachine is ten minste een van de ten minste twee langwerpig uitgevoerde eenheden voorzien van een verplaatsingseenheid waarmee in de werkpositie de afstand tussen de ten minste twee langwerpig uitgevoerde eenheden in de langsrichting van de ten minste twee langwerpig uitgevoerde eenheden gezien in te stellen is.
Met behulp van de verplaatsingseenheid is een verplaatsing, een zogenaamde sideshift, uit te voeren met ten minste een van de twee langwerpig uitgevoerde eenheden in de werkpositie van deze eenheden, waardoor de afstand tussen de eenheden in de werkpositie kan worden gevarieerd. In de werkpositie betekent in een positie van de eenheden waarin de agrarische bewerking op het land over in hoofdzaak de gehele lengte van de langwerpig uitgevoerde eenheden uit te voeren is. De agrarische bewerking kan bijvoorbeeld het oppakken van een plantmateriaal en in een rij of zwad afleggen van het plantmateriaal zijn. Op deze wijze is het bijvoorbeeld mogelijk om afhankelijk van de omstandigheden een agrarische bewerking wel of niet onder de landbouwmachine uit te voeren door de afstand tussen de eenheden in de werkpositie voldoende groot te maken. Door de afstand tussen de eenheden in de werkpositie is bijvoorbeeld een zogenaamde middenafleg bij een als bandhark uitgevoerde landbouwmachine mogelijk. Tevens is het mogelijk om de eenheden slechts tijdelijk zonder afstand daartussen tegen elkaar te positioneren zodat een agrarische bewerking uit te voeren is over de totale lengte van de twee tegen elkaar gepositioneerde eenheden. De lengte van een enkele langwerpig uitgevoerde eenheid kan bijvoorbeeld 5 meter bedragen, waarbij in de werkpositie van de eenheid de lengte zich dwars op de rijrichting van de landbouwmachine uitstrekt. Door de verplaatsingseenheid is het mogelijk om met de landbouwmachine verschillende werkbreedten in te stellen, waardoor de landbouwmachine in de werkpositie flexibel is.
De ten minste ene langwerpig uitgevoerde eenheid is in de werkpositie voor de eerste wielas, de voorwielas, gelegen, waarbij in de transportpositie de ten minste ene langwerpig uitgevoerde eenheid grotendeels of volledig achter de eerste wielas is gelegen. Op deze wijze is de breedte van de landbouwmachine in de transportpositie drastisch te reduceren, bijvoorbeeld met minimaal een factor anderhalf (1,5) ten opzichte van de werkpositie van de langwerpig uitgevoerde eenheden. Bij voorkeur bedraagt de factor breedte werkpositie: breedte transportpositie van de landbouwmachine minimaal 2:1 .
In een aspect is met behulp van de verplaatsingseenheid de langwerpig uitgevoerde eenheid in de werkpositie daarvan in ten minste drie posities ten opzichte van de andere eenheid verplaatsbaar. Bijvoorbeeld is de eenheid vanuit een middenpositie naar links verplaatsbaar ten opzichte van de rijrichting naar een eerste eindpositie alsmede vanuit een middenpositie naar rechts verplaatsbaar ten opzichte van de rijrichting naar een tweede eindpositie voor het variëren van de afstand tussen de eenheden. In een dergelijke landbouwmachine is de afstand relatief snel aan te passen aan de in bedrijf meest gebruikelijke afstanden in de werkpositie tussen de eenheden. Het aantal afstanden is bovendien eenvoudig uit te breiden indien de andere eenheid eveneens is voorzien van een verplaatstingseenheid die de andere eenheid eveneens op drie verschillende posities kan instellen ten opzichte van de andere eenheid. De verschillende in te stellen afstanden corresponderen bijvoorbeeld met voorkeurs werkbreedten voor de uit te voeren agrarische bewerking op het land.
Het is tevens mogelijk dat de verplaatsingseenheid een eenheid of beide eenheden op elke positie tussen geen afstand tussen de eenheden in de werkpositie en maximale afstand tussen de eenheden in de werkpositie kan positioneren voor het uitvoeren van de agrarische bewerking met de landbouwmachine op het land.
In een bijzonder betrouwbare en onderhoudsarme uitvoering is de verplaatsingseenheid voorzien van een stangenmechanisme alsmede van ten minste een aandrijforgaan, bijvoorbeeld in de vorm van een hydraulische cilinder. Door de stangen in het stangenmechanisme als een parallellogram op te stellen kan op een eenvoudige en bedrijfszekere wijze een betrouwbare en robuuste verplaatseenheid worden verschaft. Bovendien is een dergelijk stangenmechanisme eenvoudig te onderhouden en te controleren. Door het aandrijforgaan diagonaal op te stellen in het parallellogram is ondanks de relatief grote massa van de langwerpige eenheid slechts een enkel aandrijforgaan vereist in de verplaatsingseenheid voor het verplaatsen van de eenheid in de werkpositie daarvan in een dwars op de rijrichting van de landbouwmachine zich uitstrekkende richting. Het stangenmechanisme is bovendien eenvoudig te combineren met het in- en uitklapmechanisme van elke eenheid. Tenslotte omvat de landbouwmachine een drukregelmechanisme voor het verschaffen van een constante of tijdelijke drukontlasting van de eenheid op de ondergrond. Door het toepassen van een pendelorgaan dat scharnierbaar onder veerkracht is verbonden tussen de langwerpig uitgevoerde eenheid en de verplaatsingseenheid is een verbeterde en optimale bodemvolging van de eenheid in de werkpositie voor het uitvoeren van de agrarische bewerking mogelijk. Verder omvat de verplaatsingseenheid een verplaatsingsmechanisme in de vorm van een hydraulische cilinder waarmee op eenvoudige wijze de langwerpig uitgevoerde eenheid naar voren of naar achteren te verstellen is onder een variabele hellingshoek ten opzichte van de ondergrond voor het instellen van de werkdiepte van de eenheid voor het uitvoeren van de agrarische bewerking.
Tenslotte heeft de uitvinding verder betrekking op het gebruik van een hierboven beschreven zelfrijdende landbouwmachine. Om onnodige herhalingen te voorkomen wordt voor de voordelen van het gebruik van de landbouwmachine verwezen naar de reeds in dit document beschreven voordelen in bedrijf van de zelfrijdende landbouwmachine. Bij een bandhark is een bijzonder voordeel van de verplaatsingseenheid dat deze zowel een zijafleg als een middenafleg van plantmateriaal zoals hooi, gras of luzerne mogelijk maakt op het land zonder dat de bandhark bij een wissel tussen zijafleg en middenafleg lang stil moet staan voor te wisselen tussen een zijafleg en een middenafleg. Een dergelijke wissel kan binnen een kort tijdsbestek van minder dan een minuut of maximaal een paar minuten worden uitgevoerd. Tevens kan de breedte van het te vormen zwad op het land worden aangepast naar de gewenste breedte en/of aan de omstandigheden op het land.
De hierboven beschreven aspecten zullen hierna aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld in combinatie met de figuren worden uitgelegd. De uitvinding is echter niet tot het hierna beschreven uitvoeringsvoorbeeld beperkt. Veel meer is een aantal varianten en modificaties mogelijk, die eveneens van de gedachte van de uitvinding gebruikmaken en derhalve in het beschermingsgebied vallen. In het bijzonder wordt de mogelijkheid genoemd om de eigenschappen/aspecten die enkel zijn genoemd in de beschrijving en/of zijn getoond in de figuren te combineren met de eigenschappen van de conclusies voor zover compatibel.
Figuur 1 toont een zijaanzicht van een zelfrijdende bandhark in de transportbedrijfsmodus;
Figuren 2a,b tonen een zijaanzicht van een zelfrijdende bandhark in de bedrijfsmodus voor het uitvoeren van een agrarische bewerking op het land, meer in het bijzonder het vormen van een zwad op het land, waarbij in figuur 2a de eenheden dicht bij elkaar opgesteld zijn en in figuur 2b een afstand tussen de eenheden aanwezig is;
Figuur 3 toont details van een in- en uitklapmechanisme alsmede van een verplaatsingseenheid voor een langwerpig uitgevoerde eenheid van de in de figuren 1 en 2a,b getoonde bandhark;
Figuren 4a-c tonen verschillende met behulp van de verplaatsingseenheid in te nemen posities van de in de figuren 1-3 getoonde langwerpig uitgevoerde eenheid;
Figuur 5 toont een zijaanzicht van het in- en uitklapmechanisme, de verplaatsingseenheid alsmede de langwerpig uitgevoerde eenheid van de in de figuren 1 en 2a,b getoonde bandhark;
Figuur 6 toont een perspectivisch aanzicht van de in de figuur 5 getoonde componenten van de bandhark;
Figuren 7a-b tonen de langwerpig uitgevoerde eenheid in een opgeklapte toestand en in een werkpositie;
Figuur 8 toont in een onderaanzicht deels het in- en uitklapmechanisme, de verplaatsingseenheid alsmede een deel van de langwerpig uitgevoerde eenheid;
Figuren 9a,b tonen het in- en uitklapmechanisme, alsmede de verplaatsingseenheid zonder de langwerpig uitgevoerde eenheid
In de figuren worden dezelfde onderdelen voorzien van dezelfde verwijzingstekens.
De figuren 1 en 2a,b tonen een zelfrijdende landbouwmachine, meer in het bijzonder een zelfrijdende bandhark 1. Hoewel de uitvinding beschreven in de conclusies bijzonder geschikt is voor toepassing in een zelfrijdende bandhark 1, kan de in de conclusies beschreven uitvinding tevens worden toegepast in andere zelfrijdende hooibouwmachines of zelfrijdende landbouwmachines, in het bijzonder landbouwmachines waarin variatie van de werkbreedte tussen twee eenheden in de werkpositie voordelig is.
De bandhark 1 is voorzien van ten minste een motor (niet getoond), van twee langwerpig uitgevoerde eenheden 3a, 3b, van een eerste wielas 5 (voorwielas) en een op afstand van de eerste wielas 5 gelegen tweede wielas 7 (achterwielas). De eerste wielas 5 en de tweede wielas 7 zijn met behulp van de motor aan te drijven voor het verplaatsen van de bandhark 1 over het land of over de openbare weg. Als alternatief is tevens enkel de eerste 5 of de tweede wielas 7 met behulp van de motor aan te drijven. De eerste wielas 5 en/of de tweede wielas 7 kan stuurbaar zijn uitgevoerd voor het sturen van de landbouwmachine in het veld of over de weg.
Met behulp van de twee langwerpig uitgevoerde eenheden 3a, 3b is in bedrijf een agrarische bewerking op het land uit te voeren. Meer in het bijzonder is elke getoonde langwerpig uitgevoerde eenheid 3a, 3b voorzien van een transportband 11a, 11b alsmede van een product-oppakmechanisme 13a, 13b voor het oppakken van een plantmateriaal-product van het land, bijvoorbeeld voor het oppakken van hooi of een soortgelijk product, en het verplaatsen van het product tot op de transportband 11 a, 11 b met behulp waarvan het product links of rechts ten opzichte van de rijrichting R van de bandhark zoals is weergegeven door pijl R in figuur 2a weer op het land af te leggen is, bijvoorbeeld voor het vormen van een zwad. Een zwad is een rij van gewassen die door oogstmachines zoals de getoonde bandhark 1 neergelegd wordt op het land voor een volgende bewerking. De vervolgbewerking kan bijvoorbeeld hakselen, persen of oprapen met een opraapwagen zijn. Er wordt ruimte gemaakt voor de banden/wielen 21, 22, 23, 24 van de bandhark 1 of een andere oogstmachine voor een volgende oogstgang of voor het uitvoeren van een volgende agrarische bewerking op het land.
In de in figuur 2a getoonde werkpositie van de bandhark 1 zijn de transportbanden 11a, 11b van de twee langwerpig uitgevoerde eenheden 3a, 3b zodanig ten opzichte van elkaar gepositioneerd dat de transportbanden 11a, 11b een geheel kunnen vormen voor het afleggen van het product links of rechts ten opzichte van de rijrichting R van de bandhark 1. Optioneel kunnen de transportbanden 11a, 11b het product links en rechts ten opzichte van de rijrichting R van de bandhark 1 afleggen. In de in figuur 2a weergegeven situatie wordt het product, bijvoorbeeld gras, over nagenoeg de gehele breedte B opgepakt met behulp van de productoppakmechanismen 13a, 13b en weer afgelegd in rijen op het land via de transportbanden 11a, 11b. In de werkpositie zijn de twee langwerpig uitgevoerde eenheden 3a, 3b voor de voorwielas gelegen zodat de bandhark niet met de wielen daarvan over het op te pakken product kan rijden, aangezien het product voor de machine met de eenheden 3a, 3b wordt opgepakt en zo neergelegd wordt dat de wielen niet in contact kunnen komen met het in rijen door de eenheden 3a, 3b neergelegde gras. De breedte B is minstens 1,5 groter dan de breedte tussen de buitenzijden van de voorwielen of achterwielen van de bandhark 1.
In de bandhark 1 is elke langwerpig uitgevoerde eenheid 3a, 3b verplaatsbaar van een transportpositie zoals is getoond in figuur 1 naar een werkpositie zoals is getoond in figuren 2a,b en vice versa. In de transportpositie van de eenheden 3a, 3b is de maximale breedte van de bandhark 1 kleiner dan de breedte B (figuur 2a) in de werkpositie van de eenheden 3a, 3b. De bandhark 1 heeft een inen uitklapmechanisme 15 voor het verplaatsen van de langwerpig uitgevoerde eenheden 3a, 3b tussen de werkpositie en de transportpositie. De bandhark 1 is door de langwerpig uitgevoerde eenheden ten minste 1,5 breder in de werkpositie dan in de transportpositie. De lengte van een langwerpig uitgevoerde eenheid bedraagt 2,5-
7,5 meter, normaliter ongeveer 5 meter. Het in- en uitklapmechanisme 15 werkt hydraulisch en zal hieronder verder worden toegelicht. Elke langwerpig uitgevoerde eenheid 3a, 3b sluit in de werkpositie (figuren 2a,b) een hoek van 90 graden in met de rijrichting van de landbouwmachine, bij voorkeur is deze hoek gelegen tussen 80-100 graden. Elke langwerpig uitgevoerde eenheid 3a, 3b sluit in de transportpositie (figuur 1) een hoek van 0 graden in met de rijrichting van de landbouwmachine. Deze hoek kan variëren tussen 0-15 graden bij voorkeur tussen 0-5 graden. In de bandhark 1 getoond in de figuren is de hoek, vanuit een (niet getoond) bovenaanzicht gezien, tussen de werkpositie en de transportpositie van elke eenheid 3a, 3b ongeveer 90 graden. Anders gezegd, met behulp van het in- en uitklapmechanisme 15 zijn de ten minste twee langwerpige uitgevoerde eenheden 3a, 3b in de werkpositie voor de voorwielas 5 gelegen, waarbij in de transportpositie de ten minste twee langwerpige uitgevoerde eenheden grotendeels of volledig achter de voorwielas 5 zijn gelegen.
De twee langwerpig uitgevoerde eenheden 3a, 3b zijn nagenoeg identiek uitgevoerd en in spiegelbeeld met behulp van het in- en uitklapmechanisme 15 aan het chassis 40 van de bandhark 1 bevestigd.
De bandhark 1 omvat verder een cabine 17 die zodanig is gepositioneerd dat deze boven de eerste wielas 5 tussen de werkpositie en de transpositie van de langwerpig uitgevoerde eenheden is gelegen. Op deze wijze wordt een optimaal zicht aan de bestuurder verschaft zowel in de transportbedrijfsmodus (figuur 1) van de bandhark 1 als in de werkpositiemodus (figuren 2a,b) van de bandhark 1.
In de werkpositie is elke eenheid 3a,3b voor de eerste wielas 5 gelegen, waarbij in de transportpositie elke eenheid 3a, 3b grotendeels of zelfs volledig achter de eerste wielas 5 is gelegen.
In de werkpositie van de eenheden 3a, 3b is de agrarische bewerking over in hoofdzaak de lengte van elke langwerpig uitgevoerde eenheid op het land uit te voeren. De lengtes van de eenheden 3a, 3b bij elkaar geteld komen in de in figuur 2a weergegeven werkpositie overeen met de breedte B. De twee langwerpig uitgevoerde eenheden 3a, 3b zijn elk voorzien van een verplaatsingseenheid 25 waarmee in de werkpositie de afstand A (figuur 2b) tussen de ten minste twee langwerpig uitgevoerde eenheden 3a, 3b in de langsrichting, weergegeven door pijl B, van de twee langwerpig uitgevoerde eenheden gezien in te stellen is.
De details van de verplaatsingseenheid 25 zijn getoond in figuur 3, terwijl de werking daarvan is weergegeven in de figuren 4a-c zoals hierna in meer detail zal worden besproken.
De figuren 4a-c tonen dat met behulp van de verplaatsingseenheid 25 de langwerpig uitgevoerde eenheid 3a in de werkpositie daarvan vanuit een middenpositie zoals getoond in figuur 4b naar links in de richting van pijl P2 (figuur 4c) verplaatsbaar is ten opzichte van de rijrichting R naar een eerste eindpositie zoals getoond in figuur 4c alsmede vanuit een middenpositie (figuur 4b) naar rechts in de richting van pijl P1 (figuur 4a) verplaatsbaar is ten opzichte van de rijrichting R naar een tweede eindpositie zoals getoond in figuur 4a voor het variëren van de afstand tussen de eenheden 3a, 3b in de werkpositie.
Hoewel in de figuren 3-9b enkel de verplaatsingseenheid 25 van de langwerpig uitgevoerde eenheid 3a is getoond, kan de langwerpig uitgevoerde eenheid 3b eveneens zijn voorzien van een met de verplaatsingseenheid 25 overeenkomende / identieke verplaatsingseenheid (zoals bijvoorbeeld is getoond in figuur 2b) die in spiegelbeeld is uitgevoerd aan de bandhark 1. Elke eenheid 3a, 3b is via een verplaatsingseenheid 25 en een in- en uitklapmechanisme 15 aan het chassis 40 van de landbouwmachine 1 is verbonden. De verplaatsingseenheid 25 is opgesteld tussen het in- en uitklapmechanisme 15 en de langwerpig uitgevoerde eenheid 3a, 3b.
Zoals getoond in de figuren 3-4c omvat de verplaatsingseenheid 25 een stangenmechanisme 31, 33, 35, 37 alsmede ten minste een aandrijforgaan 41.
Het stangenmechanisme 31, 33, 35, 37 is vanuit een bovenaanzicht gezien opgesteld in een parallellogram. Het stangenmechanisme is gevormd uit ten minste twee in de werkpositie van de eenheid 3a zich in hoofdzaak dwars op de rijrichting R uitstrekkende stangen 35, 37 die middels scharnierverbindingen metten minste twee daartussen zich uitstrekkende stangarmen 31, 33 zijn verbonden, waarbij het aandrijforgaan 41 met een uiteinde scharnierbaar met die stang 35 is verbonden die het verst van de eenheid 3a is gelegen, en met een ander tegenoverliggend uiteinde scharnierbaar met de armstang 33 is verbonden nabij de stang 37. Het aandrijforgaan 41, meer in het bijzonder een hydraulische cilinder is in hoofdzaak diagonaal opgesteld in het parallellogram zoals zichtbaar is uit de bovenaanzichten getoond in de figuren 4a-c. Op deze wijze is het mogelijk om de relatief zware eenheid met slechts een enkel aandrijforgaan te verplaatsen in de werkpositie zoals is aangegeven in de figuren 4a-4c.
Verwijzend naar bijvoorbeeld figuur 3 omvat elk in- en uitklapmechanisme 15 een arm 51, een eerste aandrijfelement 53 dat scharnierbaar is verbonden met de arm 51 en met een kantelstuk 57 van de verplaatsingseenheid 25. De arm 51 is met behulp van een tweede aandrijfelement 54 roteerbaar om een rotatieas 55 verbonden met het frame of het chassis 40 van de bandhark 1.
Met behulp van het eerste aandrijfelement 53 is de eenheid 3a samen met de verplaatsingseenheid 25 van de werkpositie, zie figuur 7b, naar een opgeklapte positie ten opzichte van de ondergrond 90, zie figuur 7a, op een bepaalde hoogte van de ondergrond te klappen en omgekeerd. Uiteraard is het ook mogelijk dat het eerste aandrijfelement 53 zodanig wordt bediend dat een tussenpositie tussen de posities getoond in de figuren 7a en 7b kan worden ingenomen indien gewenst of indien omstandigheden hierom vragen. Een dergelijk te bedienen eerste aandrijfelement 53 verschaft een relatief grote flexibiliteit aan de bandhark 1 om de eenheden 3a, 3b tijdelijk omhoog te tillen bijvoorbeeld voor het passeren van hindernissen.
Met behulp van het tweede aandrijfelement 54 is de arm 51 samen met de eenheid 3a en de verplaatsingseenheid 25 te roteren om de rotatie-as 55 vanuit de opgeklapte positie zoals getoond in figuur 7a naar de transportpositie getoond in figuur 1. Omgekeerd zijn de eenheden 3a, 3b vanuit de in figuur 1 getoonde transportpositie van de eenheden door het bedienen van het tweede aandrijfelement en daarmee het roteren van de arm 51 om de rotatie-as 55 naar de in figuur 7a getoonde positie te brengen. Door het bedienen van het eerste aandrijfelement 53 worden de eenheden 3a, 3b daarna samen met de daaraan bevestigde verplaatsingseenheden 25 vanuit de in figuur 7a getoonde positie naar de in de figuren 2a,b en 7b getoonde positie geklapt. Deze positie komt overeen met de werkpositie van de langwerpig uitgevoerde eenheden 3a, 3b.
In de in de figuren 2a en 7b getoonde positie bevindt de eerste eenheid 3a zich in de in figuur 4a getoonde positie en bevindt de tweede eenheid 3b (niet getoond) zich in een met de in figuur 4c getoonde corresponderende positie, zodat er nagenoeg geen afstand tussen de eenheden 3a, 3b in de werkpositie aanwezig is zoals is weergegeven in figuur 2a. Hoewel in de getoonde bandhark 1 beide langwerpig uitgevoerde eenheden 3a, 3b via een verplaatsingseenheid 25 aan het chassis 40 of het frame van de bandhark 1 zijn verbonden, is het ook mogelijk in een alternatieve uitvoering van de uitvinding om slechts een van de twee eenheden 3a, 3b uit te rusten met een verplaatsingseenheid 25.
Vanuit de in figuur 2a weergegeven posities van de eenheden 3a, 3b kunnen de eenheden 3a, 3b van elkaar af worden verplaatst met behulp van de verplaatsingseenheden 25 zodat er een afstand A ontstaat tussen de eenheden 3a, 3b in de werkpositie zoals is weergegeven in figuur 2b.
De afstand tussen de eenheden 3a, 3b in de werkpositie is maximaal indien de eerste eenheid 3a maximaal naar links P2 ten opzichte van de rijrichting R is verplaatst (figuur 4c) en de tweede eenheid 3b (niet getoond) maximaal naar rechts ten opzichte van de rijrichting R is verplaatst. Zoals duidelijk zal zijn dat door de in de figuren 4a-c weergeven posities van de eenheid 3a de afstand tussen geen of nagenoeg geen afstand en de maximale afstand tussen de eenheden 3a, 3b te variëren is.
Indien er een voorafbepaalde afstand is van bijvoorbeeld 1,5 meter tussen de eenheden 3a, 3b in de werkpositie kan een product middels het productoppakmechanisme 13a, 13b van het land worden opgepakt, en met behulp de transportband 11a van de eenheid 3a naar rechts ten opzichte van de rijrichting R van de bandhark 1 in de richting van de tweede eenheid 3b worden verplaatst, voor het vormen van een middenafleg, bijvoorbeeld voor het vormen van een zwad tussen de wielen 21, 22, 23, 24 van de bandhark 1. Een dergelijke middenafleg is in deze situatie eveneens met de tweede eenheid 3b te verschaffen door met behulp van de transportband 11b van de eenheid 3b het product naar links ten opzichte van de rijrichting R van de bandhark 1 in de richting van de eerste eenheid 3a te verplaatsen.
Het eerste en het tweede aandrijfelement 53, 54 van het in- en uitklapmechanisme zijn beide als een hydraulische cilinder uitgevoerd. Dergelijke hydraulische cilinders zijn kostengunstig en bedrijfszeker. Indien gewenst kunnen ook andere op zich voor een vakman bekende aandrijfelementen worden ingezet.
De verplaatsingseenheid 25 is verder voorzien van een aan de hand van de figuren 5 en 6 beschreven drukregelmechanisme om in de werkpositie van de eenheid 3a de belasting van bodemcontactelementen 61 van de eenheid te variëren, in het bijzonder om de belasting op een constante wijze te verlagen.
Het drukregelmechanisme omvat ten minste een hydraulische cilinder 71 alsmede een parallelarm 73. De parallelarm 73 is aan een uiteinde met het kantelstuk 57 verbonden en een aan het andere uiteinde met een draagmechanisme 75 is verbonden. De hydraulische cilinder 71 is met een uiteinde aan het kantelstuk 57 verbonden en met het andere uiteinde aan het draagmechanisme 75. De stang 35 van het stangenmechanisme van de verplaatsingseenheid is eveneens met het kantelstuk 57 verbonden en de tegenover gelegen stang 37 is met het draagmechanisme voor het dragen van de eenheid 3a verbonden. Vanuit een zijaanzicht gezien vormt de hoger gelegen stangarm 31, met de lager gelegen maar parallel aan de stangarm 31 zich uitstrekkende parallelarm 73 samen met het draagmechanisme 75 en het kantelstuk 57 een parallellogram. In dit parallellogram zoals getoond in figuur 5 strekt de hydraulische cilinder 71 zich diagonaal uit, vanuit een positie nabij het kantelstuk 57 die lager is gelegen dan het stangenmechanisme 31, 33, 35, 37 van de verplaatsingseenheid 25 naar een positie nabij het draagmechanisme 75 nagenoeg op dezelfde hoogte als het stangenmechanisme 31, 33, 35, 37. Met behulp van een de hydraulische cilinder 71 is er kracht F1 op te wekken waarmee het gewicht van de eenheid 3a grotendeels of zelfs volledig kan worden gedragen. In principe is de met de hydraulische cilinder 71 op te wekken kracht F1 zodanig dat de belasting van elk van de bodemcontactelementen 61 slechts maximaal 25 % van de massa van de eenheid 3a is, bij voorkeur maximaal 10 % van de massa van de eenheid 3a is. Met behulp van het drukregelmechanisme is de druk van de eenheid 3a op de bodemcontactelementen 61 relatief constant te houden, ongeacht de hoogte van de eenheid 3a ten opzichte van het land. De hydraulische cilinder 71 is voorzien van een accumulator (niet getoond) zodat dat de cilinder 71 in bedrijf op een nagenoeg contante werkdruk kan worden gehouden alsmede van een in te stellen drukreduceerventiel (niet getoond) voor het instellen van de gewenst druk in de accumulator.
De verplaatsingseenheid 25 omvat verder een pendelorgaan 81 dat aan het draagmechanisme 75 is bevestigd. Het pendelorgaan 81, zie in het bijzonder figuur 9b omvat twee bevestigingsposities 83, 84 waaraan de langwerpig uitgevoerde eenheid 3a te bevestigen is. Het pendelorgaan 81 is scharnierbaar via een om een scharnieras 87 scharnierbaar koppelstuk 89 verbonden met het draagmechanisme 75 van de verplaatsingseenheid 25 en is verder via twee veren 91, 93 waartussen de scharnieras 87 is gelegen met het draagmechanisme 75 van de verplaatsingseenheid 25 verbonden. Het koppelstuk 89 en het pendelorgaan 81 vormen een geheel dat aan de scharnieras 87 wordt bevestigd. Een dergelijk scharnierbaar pendelorgaan 81 verschaft een bijzonder goede bodemvolging van de eenheid 3a, in het bijzonder in de lengterichting daarvan. De veren 91, 93 zijn dempende elementen. In plaats van veren 91, 93 zouden tevens rubberen veren of hydraulische cilinders kunnen worden toegepast als dempend element. De veren 91, 93 zorgen ervoor dat indien de eenheid 3a,3b van het land wordt getild, de eenheid 3a,b niet scheef in de lucht zal komen te hangen.
De verplaatsingseenheid 25 is tevens voorzien van een verplaatsingsmechanisme 95 in de vorm van een hydraulische cilinder. Dit verplaatsingsmechanisme 95 is met een uiteinde scharnierbaar verbonden met het draagmechanisme 75 van de verplaatsingseenheid en met het andere uiteinde 97 verbonden met de eenheid 3a, waarbij door activatie van het verplaatsingsmechanisme 95 de hellingshoek van de eenheid 3a in de rijrichting gezien ten opzichte van de ondergrond te variëren is, zodat de werkdiepte van het product-oppakmechanisme 13a in stellen is.
Met behulp van de in de figuren getoonde mechanismen is een bandhark 1 te verschaffen met een grote functionaliteit, dat wil zeggen:
- een links-rechts verstelling, zogenaamde side-shift, van de langwerpige eenheid 3a, 3b in de werkpositie met behulp van de verplaatsingseenheid 25 in de vorm van een vanuiteen bovenaanzicht gezien in een parallellogram opgesteld stangenmechanisme met een aandrijforgaan 41;
- een drukontlasting met behulp van een drukregelmechanisme dat vanuit een zijaanzicht gezien een in een parallellogram opgesteld mechanisme met een hydraulische cilinder 71 omvat, waarbij de eenheden 3a, 3b met behulp van het drukregelmechanisme beter over het land te verplaatsen zijn voor het uitvoeren van de agrarische bewerking met de product-oppakmechanismen 13a, 13b;
- een betere bodemvolging van de langwerpig uitgevoerde eenheden 3a, 3b in de werkpositie door middel van het hierboven beschreven en in de figuren getoonde pendelorgaan 81;
- in- en uitklapmechanisme 15 voor in en uitklappen van de eenheden 3a, 3b tussen een transportpositie zodat de landbouwmachine een maximale breedte omvat die bijvoorbeeld voldoet aan de vereisten om te rijden over de openbare weg en een werkpositie waarin de eenheden 3a, 3b een zo groot mogelijke breedte opspannen om de agrarische bewerking zo efficiënt als mogelijk binnen een bepaald tijdsbestek uit te voeren;
- een verplaatsingsmechanisme 95 voor het kantelen van de productoppakmechanismen 13a, 13b naar voren of naar achteren voor het optimaliseren van het oppakken van het product op het land afhankelijk van de omstandigheden.
De links-rechtsverstelling van elke langwerpig uitgevoerde eenheid 3a, 3b maakt in combinatie met de draairichting van de transportband 11a, 11b, die zowel het daarop aanwezige product naar links ten opzichte van de rijrichting R als naar rechts kan transporteren een groot aantal aflegcombinaties mogelijk. Op deze wijze kunnen in de werkpositie de eenheden 3a, 3b verschillende configuraties innemen voor het op verschillende wijzen kunnen uitvoeren van de agrarische bewerking op het land, meer in het bijzonder het afleggen van het product op het land. Zo is het mogelijk dat beide transportbanden 11a, 11b van de eenheden 3a, 3b in de werkpositie tegen elkaar zonder afstand daartussen ten opzichte van elkaar worden gepositioneerd. In deze positie van de transportbanden 11a, 11b kunnen beide transportbanden 11a, 11b naar rechts of beide naar links roteren om het product op het land af te leggen of kunnen beide transportbanden 11a, 11b tegengesteld aan elkaar naar buiten draaien voor het zowel links als rechts afleggen van het product op het land. Een andere mogelijkheid is dat beide transportbanden 11a, 11b van de eenheden 3a, 3b in de werkpositie op afstand van elkaar met behulp van de verplaatsingseenheden 25 worden verplaatst zodat daartussen een vrije ruimte wordt gevormd. De afstand is bovendien met behulp van de verplaatsingseenheid 25 in te stellen naar een gewenste afstand. In deze “op afstand van elkaar gelegen positie van de transportbanden 11a, 11b kunnen beide transportbanden 11a, 11b naar binnen roteren (middenafleg), of kunnen beide naar rechts of beide naar links roteren om het product op het land af te leggen of kunnen beide transportbanden 11a, 11b tegengesteld aan elkaar naar buiten draaien voor het zowel links als rechts afleggen van het product op het land. Hierdoor is een bandhark 1 te verschaffen die zeer flexibel 5 is in de werkbreedte daarvan, hetgeen voordelen biedt voor het optimaliseren van de uit te voeren vervolgbewerking(en) op het land.

Claims (22)

  1. CONCLUSIES
    1. Zelfrijdende landbouwmachine, bijvoorbeeld een zelfrijdende bandhark, welke zelfrijdende landbouwmachine is voorzien van ten minste een motor, ten minste twee langwerpig uitgevoerde eenheden voor het in bedrijf uitvoeren van een agrarische bewerking op het land, een voorwielas en een op afstand van de voorwielas gelegen achterwielas, waarbij de voorwielas en/of de achterwielas met behulp van de motor aan te drijven is/zijn voor het verplaatsen van de landbouwmachine, waarbij elke langwerpig uitgevoerde eenheid verplaatsbaar is met behulp van een in- en uitklapmechanisme van een transportpositie naar een werkpositie en vice versa, zodat in de transportpositie van de eenheden de maximale breedte van de zelfrijdende landbouwmachine kleiner is dan in de werkpositie van de eenheden, waarbij in de werkpositie de agrarische bewerking over in hoofdzaak de lengte van elke langwerpig uitgevoerde eenheid op het land uit te voeren is, met het kenmerk, dat ten minste een van de ten minste twee langwerpig uitgevoerde eenheden is voorzien van een verplaatsingseenheid waarmee in de werkpositie de afstand tussen de ten minste twee langwerpig uitgevoerde eenheden in de langsrichting van de ten minste twee langwerpig uitgevoerde eenheden gezien in te stellen is.
  2. 2. Zelfrijdende landbouwmachine volgens conclusie 1, waarbij elke eenheid is voorzien van een transportband alsmede van een productoppakmechanisme voor het oppakken van een product van het land, bijvoorbeeld voor het oppakken van hooi of een soortgelijk product, en het verplaatsen van het product tot op de transportband met behulp waarvan het product naar links of naar rechts ten opzichte van de rijrichting van de landbouwmachine verplaatsbaar is, bijvoorbeeld voor het vormen van een zwad.
  3. 3. Zelfrijdende landbouwmachine volgens conclusie 2, waarbij in de werkpositie de twee langwerpig uitgevoerde eenheden zonder of nagenoeg zonder afstand daartussen ten opzichte van elkaar positioneerbaar zijn zodat met behulp van de transportbanden van de twee langwerpig uitgevoerde eenheden het product naar links en/of naar rechts ten opzichte van de rijrichting van de landbouwmachine verplaatsbaar is.
  4. 4. Zelfrijdende landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de ten minste twee langwerpige uitgevoerde eenheden in de werkpositie voor de voorwielas zijn gelegen, waarbij in de transportpositie de ten minste twee langwerpige uitgevoerde eenheden grotendeels of volledig achter de voorwielas zijn gelegen.
  5. 5. Zelfrijdende landbouwmachine volgens conclusie 4, waarbij elke langwerpig uitgevoerde eenheid in de werkpositie een hoek van 80-100 graden insluit met de rijrichting van de landbouwmachine, bij voorkeur is de hoek ongeveer 90 graden, waarbij elke langwerpig uitgevoerde eenheid in de transportpositie een hoek van 0-15 graden insluit met de rijrichting van de landbouwmachine, bij voorkeur is de hoek 0-5 graden.
  6. 6. Zelfrijdende landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, waarbij met behulp van de verplaatsingseenheid de langwerpig uitgevoerde eenheid in de werkpositie daarvan vanuit een middenpositie naar links verplaatsbaar is ten opzichte van de rijrichting naar een eerste eindpositie alsmede vanuit een middenpositie naar rechts verplaatsbaar is ten opzichte van de rijrichting naar een tweede eindpositie voor het variëren van de afstand tussen de eenheden.
  7. 7. Zelfrijdende landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de ten minste ene verplaatsingseenheid is opgesteld tussen het in- en uitklapmechanisme en de langwerpig uitgevoerde eenheid.
  8. 8. Zelfrijdende landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de landbouwmachine twee verplaatsingseenheden omvat, waarbij elke verplaatsingseenheid aan een van de twee langwerpig uitgevoerde eenheden is toegewezen.
  9. 9. Zelfrijdende landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de verplaatsingseenheid een stangenmechanisme omvat alsmede ten minste een aandrijforgaan.
  10. 10. Zelfrijdende landbouwmachine volgens conclusie 9, waarbij het stangenmechanisme is opgesteld in een parallellogram.
  11. 11. Zelfrijdende landbouwmachine volgens conclusie 9 of 10, waarbij het stangenmechanisme is gevormd uit ten minste twee in de werkpositie van de eenheid zich in hoofdzaak dwars op de rijrichting uitstrekkende stangen die middels scharnierverbindingen met ten minste twee daartussen zich uitstrekkende stangarmen zijn verbonden, waarbij het aandrijforgaan met een uiteinde scharnierbaar met een van de stangen is verbonden, en met een ander tegenoverliggend uiteinde scharnierbaar met een van de twee armstangen nabij de andere stang of direct met de andere stang is verbonden.
  12. 12. Zelfrijdende landbouwmachine volgens conclusie 10 of 11, waarbij het aandrijforgaan in hoofdzaak diagonaal is opgesteld in het parallellogram.
  13. 13. Zelfrijdende landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elk in- en uitklapmechanisme is voorzien van een arm, van een eerste aandrijfelement dat is verbonden met de arm die is verbonden met het frame van de zelfrijdende landbouwmachine, welke arm met behulp van een tweede aandrijfelement roteerbaar is, waarbij met behulp van het eerste aandrijfelement de eenheid van de werkpositie naar een opgeklapte positie op een bepaalde hoogte van de ondergrond te klappen is en omgekeerd, waarbij met behulp van het tweede aandrijfelement de arm samen met de eenheid te roteren is vanuit de opgeklapte positie naar de transportpositie en omgekeerd.
  14. 14. Zelfrijdende landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de verplaatsingseenheid is voorzien van een drukregelmechanisme om in de werkpositie van de eenheid de drukbelasting van bodemcontactelementen van de eenheid te regelen.
  15. 15. Zelfrijdende landbouwmachine volgens conclusie 14, waarbij het drukregelmechanisme ten minste een hydraulische cilinder omvat.
  16. 16. Zelfrijdende landbouwmachine volgens conclusie 14 of 15, waarbij het drukregelmechanisme een parallelarm omvat dat aan een uiteinde met een kantelstuk is verbonden een aan het andere uiteinde met een draagmechanisme is verbonden.
  17. 17. Zelfrijdende landbouwmachine volgens conclusie 16 indien afhankelijk van conclusies 9, waarbij de parallelarm met het stangenmechanisme, het kantelstuk en het draagmechanisme vanuit een zijaanzicht gezien in de werkpositie van de langwerpig uitgevoerde eenheid de vorm van een parallellogram omvat.
  18. 18. Zelfrijdende landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de verplaatsingseenheid met behulp van een pendelorgaan aan de langwerpig uitgevoerde eenheid te bevestigen is, welk pendelorgaan scharnierbaar via een om een scharnieras scharnierbaar koppelstuk is verbonden met de verplaatsingseenheid, waarbij het pendelorgaan verder met twee dempende elementen is verbonden met de verplaatsingseenheid, waarbij tussen de twee dempende elementen de scharnieras is gelegen.
  19. 19. Zelfrijdende landbouwmachine volgens conclusie 16 en 18, waarbij het draagmechanisme van de verplaatsingseenheid is verbonden met het pendelorgaan.
  20. 20. Zelfrijdende landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de landbouwmachine verder is voorzien van een verplaatsingsmechanisme dat met een uiteinde is verbonden met de verplaatsingseenheid en met het andere uiteinde verbonden ofte verbinden is met de langwerpig uitgevoerde eenheid, waarbij door activatie van het verplaatsingsmechanisme de hellingshoek van de eenheid in de rijrichting gezien ten opzichte van de ondergrond te variëren is.
  21. 21. Zelfrijdende landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de twee eenheden nagenoeg identiek zijn uitgevoerd en elke eenheid via de verplaatsingseenheid aan het chassis van de landbouwmachine is verbonden.
  22. 22. Gebruik van een zelfrijdende landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies.
NL2021519A 2018-08-30 2018-08-30 Zelfrijdende landbouwmachine, bijvoorbeeld een zelfrijdende bandhark NL2021519B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2021519A NL2021519B1 (nl) 2018-08-30 2018-08-30 Zelfrijdende landbouwmachine, bijvoorbeeld een zelfrijdende bandhark
EP19782772.8A EP3843521B1 (en) 2018-08-30 2019-08-20 Self-propelled agricultural machine
US17/268,820 US11864496B2 (en) 2018-08-30 2019-08-20 Self-propelled agricultural machine
PCT/NL2019/050538 WO2020046114A1 (en) 2018-08-30 2019-08-20 Self-propelled agricultural machine

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2021519A NL2021519B1 (nl) 2018-08-30 2018-08-30 Zelfrijdende landbouwmachine, bijvoorbeeld een zelfrijdende bandhark

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2021519B1 true NL2021519B1 (nl) 2020-04-24

Family

ID=63556418

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2021519A NL2021519B1 (nl) 2018-08-30 2018-08-30 Zelfrijdende landbouwmachine, bijvoorbeeld een zelfrijdende bandhark

Country Status (4)

Country Link
US (1) US11864496B2 (nl)
EP (1) EP3843521B1 (nl)
NL (1) NL2021519B1 (nl)
WO (1) WO2020046114A1 (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US11833553B2 (en) 2019-12-20 2023-12-05 W.M. Barr & Company, Inc. Spray wand
NL2026042B1 (en) 2020-07-10 2022-03-15 Ploeger Oxbo Europe B V A method for performing an agricultural operation on a predefined working area which is processed by means of an agriculture machine
NL2026328B1 (nl) 2020-08-24 2022-04-14 Ploeger Oxbo Europe B V Inrichting die verplaatsbaar is in een rijrichting over land, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste een oppakmechanisme voor het oppakken van product van het land, alsmede van ten minste een transportband
NL2031340B1 (en) 2022-03-21 2023-09-29 Ploeger Oxbo Europe B V A windrow forming device
NL2033062B1 (en) 2022-09-16 2024-03-25 Ploeger Oxbo Europe B V A windrow forming device

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1993002542A1 (en) * 1991-08-02 1993-02-18 C. Van Der Lely N.V. A soil cultivating machine
DE4341610A1 (de) * 1993-12-07 1995-06-08 Eggenmueller Alfred Verfahren und Einrichtung zum Bilden von Mehrfachschwaden
US20120060458A1 (en) * 2002-03-21 2012-03-15 Kuhn S.A. Agricultural mower comprising a carrying vehicle and several work units
EP2661169A2 (en) * 2011-01-03 2013-11-13 Oxbo International Corporation Self-propelled merger

Family Cites Families (27)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3177638A (en) * 1960-09-30 1965-04-13 Arthur L Johnson Wide swath mower convertible for highway travel
NL6401807A (nl) * 1964-02-26 1965-08-27
US4184314A (en) * 1978-02-21 1980-01-22 Hobbs Oliver K Foldable tri-section vine fluffer
US4409780A (en) * 1982-03-11 1983-10-18 Kansas State University Research Foundation Folding header assembly
US4903470A (en) * 1987-09-14 1990-02-27 Claas Ohg Self-propelling harvester thresher with two-part cutting mechanism
DE3842400A1 (de) * 1988-12-16 1990-06-21 Claas Ohg Selbstfahrender maehdrescher mit geteiltem schneidwerk
DE19635992A1 (de) * 1996-09-05 1998-03-12 Same Spa Selbstfahrende landwirtschaftliche Erntemaschine
US5893262A (en) * 1997-04-10 1999-04-13 Ati Global, Inc. Material aerating and mixing machine
DE19918551B4 (de) * 1999-04-23 2015-04-02 Deere & Company Erntemaschine
DE19951080A1 (de) * 1999-10-23 2001-04-26 Deere & Co Selbstfahrendes landwirtschaftliches Fahrzeug
US6837033B2 (en) * 2002-05-23 2005-01-04 Deere & Company Agricultural bi-mower with cantilever beam suspension
US7310929B2 (en) * 2003-03-31 2007-12-25 Oxbo International Corporation Windrow merging apparatus
DE10317816A1 (de) * 2003-04-16 2004-11-04 Claas Selbstfahrende Erntemaschinen Gmbh Feldhäcksler mit positionierbarer Fahrerkabine
US7404283B2 (en) * 2003-08-06 2008-07-29 Deere & Company Crop collecting assembly for an agricultural harvester
FR2865104B1 (fr) * 2004-01-19 2006-03-24 Kuhn Sa Faucheuse agricole munie d'un dispositif de convoyage pivotant autour d'un axe vertical
DE102005004004A1 (de) * 2005-01-27 2006-08-17 Maschinenfabrik Bernard Krone Gmbh Selbstfahrende landwirtschaftliche Erntemaschine
FR2881609B1 (fr) * 2005-02-09 2007-03-09 Kuhn Sa Sa Engin agricole pour la coupe de produits comportant un vehicule porteur et des unites de travail
FR2885484B1 (fr) * 2005-05-10 2007-06-15 Kuhn Sa Sa Engin agricole comportant un vehicule moteur et plusieurs unites de travail destinees a couper des produits vegetaux
US7165384B1 (en) * 2005-12-13 2007-01-23 Maschinenfabrik Kemper Gmbh & Co Kg Crop picking head with road travel support device
DE102006059797A1 (de) * 2006-12-15 2008-06-19 Claas Saulgau Gmbh Vorrichtung mit einer ersten und einer zweiten Arbeitseinheit
US8091331B2 (en) * 2008-08-15 2012-01-10 Oxbo International Corporation Windrow merger
US8863489B2 (en) * 2011-03-30 2014-10-21 H & S Manufacturing Co., Inc. Tine drive cam for windrow merger
ITPD20120242A1 (it) * 2012-08-06 2014-02-07 Cressoni S P A Flli Testata ripiegabile per macchina spannocchiatrice e/o mietitrebbia e metodo di ripiegatura di una testata di macchina spannocchiatrice e/o mietitrebbia
US20140260168A1 (en) * 2013-03-15 2014-09-18 Rci Engineering Llc Continuous windrow merger
FR3008576B1 (fr) * 2013-07-17 2016-02-05 Kuhn Sa Machine de recolte de fourrage perfectionnee
US9999178B2 (en) * 2015-06-12 2018-06-19 Oxbo International Corporation Cam for a windrow merger and pickup head having a variable radius
EP3158846B1 (en) * 2015-10-09 2020-06-24 Kverneland Group Kerteminde AS Carrier assembly

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1993002542A1 (en) * 1991-08-02 1993-02-18 C. Van Der Lely N.V. A soil cultivating machine
DE4341610A1 (de) * 1993-12-07 1995-06-08 Eggenmueller Alfred Verfahren und Einrichtung zum Bilden von Mehrfachschwaden
US20120060458A1 (en) * 2002-03-21 2012-03-15 Kuhn S.A. Agricultural mower comprising a carrying vehicle and several work units
EP2661169A2 (en) * 2011-01-03 2013-11-13 Oxbo International Corporation Self-propelled merger

Also Published As

Publication number Publication date
EP3843521C0 (en) 2024-03-06
US20210352845A1 (en) 2021-11-18
WO2020046114A1 (en) 2020-03-05
EP3843521A1 (en) 2021-07-07
US11864496B2 (en) 2024-01-09
EP3843521B1 (en) 2024-03-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2021519B1 (nl) Zelfrijdende landbouwmachine, bijvoorbeeld een zelfrijdende bandhark
US10076071B2 (en) Machine for harvesting fodder
EP1364569B1 (en) Mower
BE1022622B1 (nl) Maaiermontageframe
BE1022551B1 (nl) Oogstmachine voor gebruik in de landbouw
US7404283B2 (en) Crop collecting assembly for an agricultural harvester
EP1616474B1 (en) A towed mower comprising a running frame and two mowing aggregates
EP2687074B1 (en) Support carriage for an agricultural machine
EP2042025B1 (en) A mower with a lateral conveyor
BE1024333A1 (nl) Maaibordsteun voor een oogstmachine
CA2890534C (en) Device for harvesting long agricultural products and agricultural self-propelled unit for harvesting agricultural products comprising the device
NL1006945C2 (nl) Werktuigdrager.
NL1007596C1 (nl) Opklapbare inrichting voor het bewerken van zich op de grond bevindend gewas.
DK3058804T3 (en) hay-making machine
NL1033509C2 (nl) Inrichting voor het maaien van gras.
JP5278423B2 (ja) 茎葉収穫機
BE1024692A1 (nl) Rooimachine
NL2021518B1 (nl) Zelfrijdende landbouwmachine, bijvoorbeeld een zelfrijdende bandhark
NL8602334A (nl) Voertuig voorzien van voorwielbesturing en een pendelende maai-inrichting.
JP5277526B2 (ja) 茎葉収穫機
JP2796585B2 (ja) 農産物収穫機の安全装置
NL1006116C1 (nl) Inrichting voor het verplaatsen van zich op de grond bevindend gewas.
NL1021248C2 (nl) Zelfrijdende landbouwmachine met onderstel met lage bodemdruk.
NL1006989C2 (nl) Opklapbare inrichting voor het bewerken van zich op de grond bevindend gewas.
NL8602066A (nl) Machine voor het bewerken van gewas.