NL2010138C2 - Sifon met vergroot waterslot. - Google Patents

Description

Sifon met vergroot waterslot

De uitvinding betreft een sifon voor het afsluiten van een afvoerbuis, welke sifon een behuizing omvat met een in 5 een behuizingswand aangebrachte instroomopening, een in een behuizingswand aangebrachte uitstroomopening en een tussen de instroomopening en de uitstroomopening vanaf boven neerhangende scheidingswand met een doorstroomopening, waarbij de doorstroomopening lager ligt dan zowel de instroomopening 10 als de uitstroomopening.

De scheidingswand vormt twee kamers in de behuizing, die via de laag gelegen doorstroomopening met elkaar in verbinding staan. Wanneer water via de instroomopening de behuizing binnenkomt, zal het via deze kamers naar de 15 uitstroomopening stromen. Wanneer geen water meer aangevoerd wordt, zal er in de twee kamers water blijven staan, waardoor de doorgang tussen de instroomopening en de uitstroomopening afgesloten is. Hierdoor ontstaat een waterslot.

Echter door verdamping kan het niveau in de 20 behuizing dalen en uiteindelijk lager komen dan de doorstroomopening, waardoor weer een open verbinding ontstaat. Volgens normen dient deze hoogte van het zogenaamde waterslot 5 centimeter te zijn. Doordat de hoogte van de doorstroomopening, de instroomopening en de uitstroomopening 25 al snel 1 a 2 centimeter is, zal de minimale hoogte van een sifon minimaal 7 centimeter zijn.

Het is gewenst om de hoogte van de sifon te verkleinen, terwijl de hoogte van het waterslot gelijk blijft.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt met een 30 sifon volgens de aanhef, die gekenmerkt wordt doordataangrenzend aan ten minste één opening een flexibel wanddeel is voorzien.

Het flexibele wanddeel verlengt de wanddelen, zoals 2 de scheidingswand en de wanden met de instroomopening en uitstroomopening, van de sifon. Hierdoor wordt een grotere waterslot hoogte verkregen in de sifon. Wanneer water door de sifon stroomt, zal het flexibele wanddeel wegbuigen, waardoor 5 het water ongehinderd kan doorstromen en de capaciteit van de sifon niet beperkt wordt. Wanneer het water in rust komt, zal het flexibele wanddeel weer in ruststand komen en daarmee de betreffende wand verlengen.

Met het flexibele wanddeel is het dus mogelijk om de 10 hoogte van de behuizing kleiner te maken, terwijl een gelijke waterslot hoogte behouden blijft.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding omvat het flexibele wanddeel een flexibele flap, die met een eind is aangebracht aan een eerste behuizingswand en met een 15 vrij eind aanligt tegen een tegenoverliggende tweede behuizingswand. De flexibele flap voorziet in een extra barrière tegen een ongehinderde doorgang tussen de instroomopening en de uitstroomopening. Wanneer al het water uit de kamers is verdampt of anderszins is verdwenen zorgt de 20 eenrichtingsklep alsnog voor een afsluiting, die voorkomt dat stank vanuit de uitstroomopening via de behuizing naar de instroomopening kan stromen.

Verder zorgt de flexibele flap er voor dat een deel van het water minder snel verdampt, doordat een directe 25 verbinding met de, vaak warmere, omgeving afgesloten is.

Ook voorkomt de flexibele flap dat bij overdruk in het riool onaangename geuren via de sifon een gebruiksruimte, zoals een badkamer, binnenkomen.

Een flexibele flap, zoals een siliconenflap, vormt 30 zich makkelijk naar de wand, waar de flap tegenaan ligt. Mocht eventueel vuil blijven kleven aan de wand, dan nog zal de flexibele flap een goede afdichting verzorgen. Ook zullen haren niet achter een dergelijke flexibele flap blijven 3 hangen, waardoor verstopping op dit punt voorkomen wordt. Ook wordt lekkage door achterblijvende haren voorkomen.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de sifon volgens de uitvinding is in de doorstroomopening een 5 eenrichtingsklep aangebracht. De eenrichtingsklep is daarbij gevormd door de flexibele wand. Wanneer nu het water aan de zijde van de instroomopening verdampt, zal het water in de kamer verbonden met de uitstroomopening, tegen de eenrichtingsklep aandrukken en deze verder dicht drukken. Ook 10 wanneer aan weerszijden van de eenrichtingsklep een zelfde hoeveelheid water staat, wordt een goede stankafsluiting behouden, zolang het contactvlak van het vrije eind van de klep en de bodem onder water staat.

Zelfs wanneer al het water in de kamer met de 15 instroomopening is verdampt, zal toch een goede stankafsluiting verkregen worden. Als gevolg is aldus de effectieve hoogte van het waterslot, die gewoonlijk bepaald wordt door de hoogte tussen de uitstroomopening en de doorstroomopening, groter. Bij de uitvinding wordt namelijk de 20 hoogte van het waterslot bepaald door de hoogte tussen de uitstroomopening en de doorstroomopening, inclusief de hoogte van de doorstroomopening, c.q. de eenrichtingsklep.

In het geval de eenrichtingsklep een flexibele flap is, dan heeft het de voorkeur dat het vrije eind van de 25 flexibele flap in het kanaal gericht is in stromingsrichting. Wanneer water terug wil stromen, zal het tegengehouden worden door de flexibele flap. Daarnaast zal het terugstromende water het in stromingsrichting gerichte vrije eind aandrukken tegen de wand van het kanaal waardoor een betere afdichting 30 ontstaat.

In een andere uitvoeringsvorm van de sifon volgens de uitvinding wordt de scheidingswand ten minste gedeeltelijk gevormd door de eenrichtingsklep in het kanaal.

4

Het flexibele wanddeel kan aan een vaste wand, zoals bijvoorbeeld de scheidingswand zijn aangebracht, maar het flexibele wanddeel kan ook een volledige wand in de sifon vormen.

5 Verder kan de eenrichtingsklep zijn aangebracht in de uitstroomopening en/of de instroomopening.

Deze en andere kenmerken van de uitvinding worden nader toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.

Figuren IA - 1C tonen dwarsdoorsnede aanzichten van 10 een eerste uitvoeringsvorm van een sifon volgens de uitvinding in verschillende toestanden.

Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een sifon volgens de uitvinding.

Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede aanzicht van een 15 derde uitvoeringsvorm volgens de uitvinding.

Figuur 4 toont een variant op de uitvoeringsvorm volgens figuur 3.

Figuur IA toont een dwarsdoorsnede aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm 1 van een sifon volgens de uitvinding. 20 De sifon 1 heeft een behuizing 2 met een instroomopening 3 en een uitstroomopening 4. Vanaf de bovenzijde hangt een scheidingswand 5 naar in de behuizing, waardoor een eerste kamer 6 en een tweede kamer 7 ontstaat. Onder de scheidingswand 5 is een doorstroomopening 8, waarin een 25 flexibele flap 9 als flexibele wand en eenrichtingsklep is aangebracht.

In figuur IA is het waterniveau 10, 11 in beide kamers 6, 7 gelijk. Bij een conventionele sifon, zonder flexibele flap 9, is de hoogte van het waterslot hl. Zodra 30 namelijk het waterniveau in de kamers 6, 7 zakt tot de doorstroomopening 8, zal er weer een open verbinding ontstaan tussen de instroomopening 3 en uitstroomopening 4. Door volgens de uitvinding een flexibel wanddeel 9 aan te brengen, 5 kan de hoogte van het waterslot vergroot worden tot h2 (zie figuur 1B).

In figuur 1B is het waterniveau 10 door bijvoorbeeld verdamping gezakt tot onder de doorstroomopening 8. Omdat in 5 de tweede kamer 7 nog een waterkolom 11 aanwezig is, zal deze de flap 9 tegen de bodem van de behuizing 2 dichtdrukken.

Figuur 1C toont de toestand waarbij water via de instroomopening 3 in de behuizing 2 stroomt. Door de initieel grotere waterkolom 10, zal de flap 9 open gedrukt worden 10 waardoor het water via de afvoeropening 4 kan wegstromen.

Figuur 2 toont een tweede uitvoeringsvorm 20 van de sifon volgens de uitvinding. De sifon 20 heeft een behuizing 21 met een instroomopening 22 en een uitstroomopening 23. Op de uitstroomopening 23 is een afvoerbuis 29, die voorzien is 15 van een mof, aangesloten. Vanaf de bovenzijde hangt een scheidingswand 24 neer, waardoor een eerste kamer 25 en een tweede kamer 26 gevormd wordt.

Bij deze sifon 20 is in het kanaal gevormd door de eerste en tweede kamer 25, 26 in de instroomopening 22 een 20 eerste flexibele flap 27 aangebracht en aan de behuizingswand aangrenzend aan de uitstroomopening 23 is een tweede flexibele flap 28.

De eerste flap 27 reduceert de verdamping van water in de eerste kamer 25, terwijl de tweede flap 28 de hoogte van 25 het waterslot vergroot, doordat hiermee de lengte van de behuizingswand vergroot wordt. Pas wanneer voldoende waterdruk aanwezig is, zal de flexibele flap 28 open gedrukt worden en kan het water wegstromen.

De flexibele flappen 27 en 28 zorgen er in deze 30 uitvoering voor, dat het water in de beide kamers 25, 26 afgesloten is ten opzichte van de afvoerbuis 29 en de omgeving, waardoor verdamping van het water in deze twee kamers 25, 26 aanzienlijk tegengegaan wordt.

6

Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede aanzicht van een derde uitvoeringsvorm 70 van een sifon volgens de uitvinding.

De sifon 70 heeft een behuizing 71 met een instroomopening 72, een doorstroomopening 73 en een 5 uitstroomopening 74. Aangrenzend aan de doorstroomopening 73 is aan de scheidingswand 76 een flexibele afsluitende flap 75 aangebracht.

Rond de neerhangende wand 76 en de doorstroomopening 73 is een rondlopende opstaande wand 77 aangebracht, die een 10 extra barrière vormt in het waterslot. Ook hier geldt dat door de flexibele afsluitende flap 75 de hoogte van de sifon 70 kleiner kan zijn.

Figuur 4 toont een variant op de uitvoeringsvorm volgens figuur 3. Bij deze variant is op de rondlopende 15 opstaande wand 77 een tweede flexibele flap 78 voorzien.

Hierdoor wordt de waterslothoogte verder vergroot, of kan de totale hoogte van de behuizing 71 verkleind worden bij gelijkblijvende waterslothoogte.

Claims (5)

1. Sifon voor het afsluiten van een afvoerbuis, welke sifon een behuizing omvat met een in een behuizingswand 5 aangebrachte instroomopening, een in een behuizingswand aangebrachte uitstroomopening en een tussen de instroomopening en de uitstroomopening vanaf boven neerhangende scheidingswand met een doorstroomopening, waarbij de doorstroomopening lager ligt dan zowel de instroomopening als de uitstroomopening, met 10 het kenmerk, dat aangrenzend aan ten minste één opening een flexibel wanddeel is voorzien.

2. Sifon volgens conclusie 1, waarbij het flexibele wanddeel een flexibele flap omvat, die met een eind is aangebracht aan een eerste behuizingswand en met een vrij eind 15 aanligt tegen een tegenoverliggende tweede behuizingswand.

3. Sifon volgens conclusie 2, waarbij in de doorstroomopening een eenrichtingsklep is aangebracht.

4. Sifon volgens conclusie 3, waarbij het vrije eind van de flexibele flap in het kanaal gericht is in 20 stromingsrichting.

5. Sifon volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een eenrichtingsklep is aangebracht in de uitstroomopening en/of de instroomopening.