NL2010120C2 - Stankafsluiter met flexibele afsluiter. - Google Patents

Description

Stankafsluiter met flexibele afsluiter

De uitvinding betreft een stankafsluiter omvattende: - een behuizing met een instroomopening en een, in 5 gebruik lager gelegen, uitstroomopening; - een in de behuizing aangebrachte neerhangende wand met nabij de onderzijde een doorstroomopening, waarbij door de behuizing en de neerhangende wand een kanaal vanaf de instroomopening via de doorstroomopening naar de 10 uitstroomopening gevormd wordt.

Een stankafsluiter is alom bekend en wordt gebruikt voor het luchtdicht afsluiten van een afvoerbuis, zodat de onaangename geuren uit het riool niet via een afvoerput in een ruimte kunnen komen.

15 Het is gebruikelijk om in de stankafsluiter een zogenaamd waterslot te voorzien zodat lucht de stankafsluiter niet kan passeren, maar water of een andere vloeistof vrij via de stankafsluiter naar een afvoerbuis kan stromen. Het waterslot wordt verkregen door in de stankafsluiter een U- 20 vormig kanaal te voorzien, zodat in de bocht van de U-vorm water kan staan en daarmee het kanaal luchtdicht kan afsluiten.

Ook zorgt een dergelijk waterslot er voor, dat bij overdruk in het riool geen geuren de ruimte binnen komen. Het 25 is echter wel noodzakelijk dat er voldoende water in de stankafsluiter aanwezig is, omdat anders de overdruk het water weg drukt en er alsnog geuren in de ruimte kunnen komen.

Om te voldoen aan de vastgestelde normen is het noodzakelijk om een zekere waterslot hoogte aan te houden.

30 Deze waterslot hoogte is typisch 5 centimeter. Deze hoogte zorgt er voor, dat de stankafsluiter gedurende een bepaalde tijd zijn afsluitende functie behoud. Gedurende deze tijd zal het water verdampen, totdat het waterniveau onder de U-bocht 2 komt en lucht via de stankafsluiter kan stromen.

Door deze waterslot hoogte van ten minste 5 centimeter, zal de hoogte van een stankafsluiter ook meer dan 5 centimeter zijn. Het is echter gewenst om een plattere 5 stankafsluiter te verschaffen, terwijl toch dezelfde lucht-afdichtende functie behouden blijft.

Dit doel wordt bereikt met een stankafsluiter volgens de aanhef, welke stankafsluiter gekenmerkt wordt door een flexibele, unidirectionele afsluiter aangebracht in het 10 kanaal nabij de doorstroomopening.

Door de unidirectionele afsluiter wordt voorkomen, dat onaangename geuren vanuit het riool, de stankafsluiter kunnen passeren. Doordat verder de doorstroomopening nabij de onderzijde van de neerhangende wand is voorzien, zal bij de 15 doorstroomopening water zich verzamelen, zoals bij een gebruikelijke stankafsluiter. Echter, wanneer het water voor een gebruikelijke stankafsluiter te laag zou zijn en er een directe verbinding zou ontstaan tussen de instroomopening en de uitstroomopening, zal de unidirectionele afsluiter alsnog 20 het kanaal afsluiten en voorkomen dat er onaangename geuren passeren.

De unidirectionele afsluiter zorgt er verder voor, dat bij overdruk in het riool, de stankafsluiter afgesloten wordt.

25 Doordat de unidirectionele afsluiter nabij de doorstroomopening is aangebracht, zal het water bijvoorkeur vanaf onder door de afsluiter stromen. De afsluiter zelf kan dan zelf sluiten door de zwaartekracht. Een afsluiter in de vorm van een flexibele siliconenflap zal vanzelf neervallen en 30 daarmee de doorgang afsluiten.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de stankafsluiter volgens de uitvinding omvat de flexibele, unidirectionele afsluiter een aan een wanddeel van het kanaal 3 aangebrachte eerste flexibele flap.

Bijvoorkeur ligt de eerste flexibele flap met het vrije eind aan tegen de wand van het kanaal.

De flexibele flap heeft als voordeel, dat deze zich 5 gemakkelijk aanpast aan de vorm van het vlak, waar deze tegenaan ligt. Hierdoor zullen eventuele verontreinigingen de werking van de afsluiter niet gelijk beïnvloeden. Ook haren en dergelijke zullen niet achter een flexibele flap blijven hangen.

10 Daarnaast kan een flexibele flap gemakkelijk gevormd zijn als een stansdeel uit een vel flexibel materiaal. Dit is kostengunstig.

Bij een andere uitvoeringsvorm van de stankafsluiter volgens de uitvinding is een tweede flexibele flap aangebracht 15 aan een wanddeel van het kanaal tegenover de eerste flexibele flap en liggen de vrije einden van de eerste en tweede flexibele flap tegen elkaar liggen. Ook kunnen de beide flappen langs de randen met elkaar verbonden zijn, zodat een soort manchet gevormd wordt.

20 Bij deze uitvoering liggen de vrije einden van de flexibele flappen tegen elkaar aan, waardoor de contact oppervlakken gelijk zijn en een goede afdichting aanwezig is. Wanneer bijvoorbeeld een flexibele flap aanligt tegen een wand van een ander materiaal kan het voorkomen, dat de afdichting 25 niet optimaal is door het verschil in oppervlakte structuur van de wand en de flexibele flap.

Bij een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de stankafsluiter volgens de uitvinding ligt een deel van de flexibele flappen lager dan de uitstroomopening.

30 Doordat een deel van de flexibele flap(pen) lager ligt dan de uitstroomopening, zal er gewoonlijk water tegen de flexibele flap(pen) aanliggen. Dit water drukt tegen de flappen zodat een verbeterde afdichting verkregen wordt.

4

Bij voorkeur ligt een deel van het kanaal lager dan de uitstroomopening. Meer bij voorkeur ligt de doorstroomopening ten minste voor een deel lager dan de uitstroomopening. Hierdoor wordt een U-vormig kanaal 5 verkregen, dat een stankafsluiter functie kan geven, zodra er water of een andere vloeistof in het kanaal aanwezig is.

Deze en andere kenmerken van de uitvinding worden nader toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.

Figuur 1 toont een perspectivisch dwarsdoorsnede 10 aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede aanzicht van de uitvoering volgens figuur 1.

Figuren 3A en 3B tonen een schematisch dwarsdoorsnede aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm volgens 15 de uitvinding in twee verschillende toestanden.

Figuur 4 toont een schematisch dwarsdoorsnede aanzicht van een derde uitvoeringsvorm volgens de uitvinding.

Figuur 5 toont een dwarsdoorsnede aanzicht van een vierde uitvoeringsvorm volgens de uitvinding.

20 Figuur 6 toont in perspectivisch aanzicht een afvoergoot met een vijfde uitvoeringsvorm van een stankafsluiter volgens de uitvinding.

Figuur 7 toont in perspectivisch aanzicht en met gedeeltelijk weggenomen delen een variant van de 25 stankafsluiter volgens figuur 6.

Figuur 8 toont een dwarsdoorsnede aanzicht van een uitvoeringsvorm van een sifon volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een perspectivisch dwarsdoorsnede aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm 1 volgens de 30 uitvinding. Bij deze uitvoeringsvorm is onder een douchegoot met een bodem 2 en opstaande wanden 3 met flensen 4 een behuizing 5 voorzien.

De behuizing 5 is aan de bovenzijde voorzien van een 5 instroomopening 6 (zie ook figuur 2) op de overgang met de bodem 2. Naast de instroomopening 6 is een neerhangende wand 7 voorzien. Aan de onderzijde van de neerhangende wand 7 is een doorstroomopening 8 voorzien, waarlangs water naar de 5 uitstroomopening 9 kan stromen.

De neerhangende wand 7 sluit via een tussenbehuizing met deksel 10 aan op de uitstroomopening 9, zodat een kanaal gevormd is van de instroomopening 6 via de doorstroomopening 8 naar de uitstroomopening 9. De deksel 10 kan weggenomen 10 worden, zodat toegang verkregen kan worden tot de uitstroomopening 9 voor het bijvoorbeeld reinigen van de achterliggende afvoerbuis.

Nabij de doorstroomopening 8 is een unidirectionele afsluiter in de vorm van een flexibele flap 11 aangebracht. De 15 flexibele flap 11 is aan de bovenzijde bevestigd aan pennen 12 aan de neerhangende wand 7. Het vrije eind van de flexibele flap 11 ligt aan tegen een bodemdeel 13 en sluit daar tegen af.

In gebruik zal water W via de instroomopening 6 in 20 de stankafsluiter stromen. Vervolgens loopt het water via de doorstroomopening 8 en de unidirectionele afsluiter 11 naar de uitstroomopening 9.

In stilstand zal het water aan de rechterzijde van de flexibele flap 11 verdampen. Het water aan de linkerzijde 25 van de flexibele flap 11 zal echter blijven staan en tegen het vrije eind van de flap 11 drukken, zodat nog steeds een goede afdichting behouden blijft.

In de getoonde uitvoering volgens figuren 1 en 2 kan de behuizing 5 gemakkelijk uitgenomen worden, door de 30 behuizing in richting van de afvoerbuis te schuiven. Het is echter ook mogelijk om deze uitvoering is vast onderdeel van de douchegoot te maken. In een dergelijke vaste uitvoering heeft het de voorkeur dat de flexibele flap 11 verwisselbaar 6 is, zodat bij slijtage deze vervangen kan worden.

Figuren 3A en 3B tonen een tweede uitvoeringsvorm 20 van een stankafsluiter volgens de uitvinding. De stankafsluiter 20 heeft een behuizing 21 met een 5 instroomopening 22 en een uitstroomopening 23, die aansluit op een afvoerbuis 24.

Naast de instroomopening 22 hangt een tussenwand 25, die aan de onderzijde grenst aan een doorstroomopening 26. Tussen de neerhangende tussenwand 25 en de behuizing 21 is 10 nabij de doorstroomopening 26 een unidirectionele afsluiter van twee flexibele flappen 27, 28 voorzien.

De aanhechting van de flexibele flappen 27, 28 ligt lager dan de uitstroomopening 23, zodat een kleine hoeveelheid water W op de flappen 27, 28 kan blijven, waardoor de flappen 15 27, 28 meer tegen elkaar aangedrukt worden.

De opstaande flexibele flappen 27, 28 zorgen verder voor een tweede schot, dat samen met de neerhangende wand 25 een sifon vormt, waar een waterslot gevormd kan worden. Pas wanneer het water niveau tot de vrije randen van de flexibele 20 flappen 27, 28 komt, zal het water in de afvoerbuis 24 gaan stromen.

Zolang er voldoende water W in de behuizing 21 aanwezig is, zal het water de afsluiting verzorgen en zullen de flexibele flappen 27, 28 gewoonlijk uit elkaar staan.

25 Wanneer, zoals getoond in figuur 3B, het water W

verdampt is, zullen de vrije einden van de flexibele flappen 27, 28 omhoog steken en tegen elkaar aan liggen, waardoor een goede afsluiting verkregen wordt.

Figuur 4 toont een derde uitvoeringsvorm 30 van de 30 uitvinding. Ook deze stankafsluiter 30 heeft een behuizing 31 met een instroomopening 32 aan de bovenzijde en een uitstroomopening 33. Naast de instroomopening 32 is een neerhangende wand 34 aangebracht, die aan de onderzijde grenst 7 aan een doorstroomopening 35.

Nabij de doorstroomopening 35 is aan de wand van de behuizing 31 een flexibele flap 36 aangebracht, die met het vrije eind omhoog gericht aanligt tegen de neerhangende wand 5 34. Deze flexibele flap 36 vormt een unidirectionele afsluiter. De aanhechting van de flexibele flap 36 ligt tegen de onderzijde van de uitstroomopening 33.

Ook bij deze uitvoering vormt de opstaande flexibele flap 36 een tweede schot, dat samen met de neerhangende wand 10 34 een waterslot.

Figuur 5 toont een vierde uitvoeringsvorm 50 van een stankafsluiter volgens de uitvinding. Deze stankafsluiter 50 kan bij voorkeur worden aangebracht tegen een wand 51.

De stankafsluiter 50 heeft een behuizing 52 met een 15 instroomopening 53 en een uitstroomopening 54. Verder is in de behuizing 52 een flexibele flap 55, die zowel de instroomopening 53 als de uitstroomopening 54 afsluit. Verder vormt de flexibele flap 55 een scheidingswand.

Wanneer water via de instroomopening 53 de behuizing 20 52 instroomt, zal de flexibele flap 55 worden weggedrukt, waardoor het water naar de uitstroomopening 54 kan stromen, maar waardoor ook water in de tweede kamer 56 komt.

De flexibele flap 55 zal door het eigen gewicht aanliggen tegen de wanden en daarmee een afsluitende werking 25 geven.

Figuur 6 toont een afvoergoot 130 met een stankafsluiter volgens de uitvinding. De afvoergoot 130 heeft een langwerpige opvanggoot 131 met U-vormige dwarsdoorsnede.

In het midden is de afvoergoot 130 voorzien van een 30 opvangbehuizing 132 met een afvoeropening 133. In deze opvangbehuizing 132 is een hol insteekdeel 134 aangebracht.

Tussen de opvangbehuizing 132 en het insteekdeel 134 wordt zo een eerste kamer 135 met een instroomopening gevormd.

8

Aan de onderzijde is in het insteekdeel 134 een doorstroomopening 136 met een flexibele flap 137 naar de tweede kamer 138 voorzien. De tweede kamer 138 mondt vervolgens weer uit op de afvoeropening 133.

5 De flexibele flap 137 zal door het eigen gewicht en eventueel door voorspanning tegen de bodem afdichtend aanliggen.

Figuur 7 toont een variant 140 voor het insteekdeel 134 volgens figuur 6. Het insteekdeel 140 heeft een 10 doosvormige behuizing 141. Aan weerszijden zijn doorstroomopeningen 142 voorzien, waarin telkens twee tegen elkaar liggende flexibele flappen 143, 144 respectievelijk 145, 146 zijn aangebracht.

Figuur 8 toont een dwarsdoorsnede aanzicht van een 15 uitvoeringsvorm 60 van een sifon volgens de uitvinding. De sifon 60 heeft een behuizing 61 met aan de bovenzijde een instroomopening 62 en aan de zijkant een uitstroomopening 63.

Vanaf de rand van de instroomopening 62 hangt een wand 64 neer, die boven de bodem 65 eindigt. Tussen de 20 onderrand van de wand 64 en de bodem 65 wordt een doorstroomopening 66 gedefinieerd, waarin een flexibele flap 67 als eenrichtingsklep is aangebracht.

Zelfs wanneer een minimale hoeveelheid op de bodem ligt, zal de doorstroomopening 66 geurdicht worden afgesloten 25 door de flexibele flap. Hierdoor kan de totale hoogte van de sifon 60 kleiner zijn, dan bij de bekende sifons.

Claims (7)

1. Stankafsluiter omvattende: - een behuizing met een instroomopening en een, in 5 gebruik lager gelegen, uitstroomopening; - een in de behuizing aangebrachte neerhangende wand met nabij de onderzijde een doorstroomopening, waarbij door de behuizing en de neerhangende wand een kanaal vanaf de instroomopening via de doorstroomopening naar de 10 uitstroomopening gevormd wordt; gekenmerkt door - een flexibele, unidirectionele afsluiter aangebracht in het kanaal nabij de doorstroomopening.

2. Stankafsluiter volgens conclusie 1, waarbij de 15 flexibele, unidirectionele afsluiter een aan een wanddeel van het kanaal aangebrachte eerste flexibele flap omvat.

3. Stankafsluiter volgens conclusie 2, waarbij de eerste flexibele flap met het vrije eind aanligt tegen de wand van het kanaal.

4. Stankafsluiter volgens conclusie 2, waarbij een tweede flexibele flap is aangebracht aan een wanddeel van het kanaal tegenover de eerste flexibele flap en waarbij de vrije einden van de eerste en tweede flexibele flap tegen elkaar liggen.

5. Stankafsluiter volgens één van de conclusies 2 - 4, waarbij een deel van de flexibele flappen lager ligt dan de uitstroomopening.

6. Stankafsluiter volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een deel van het kanaal lager ligt dan de 30 uitstroomopening.

7. Stankafsluiter volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de doorstroomopening ten minste voor een deel lager ligt dan de uitstroomopening.