NL2001873C2

NL2001873C2 - Inrichting voor het bereiden van dranken en werkwijze voor het reinigen van een dergelijke inrichting.

Info

Publication number: NL2001873C2
Application number: NL2001873A
Authority: NL
Inventors: Marcel Martinus Jacobus Johannes Boekhoorn; Maarten Arns; Harry Schippers
Original assignee: Toeca Internat Company B V
Priority date: 2007-02-07
Filing date: 2008-08-04
Publication date: 2009-08-10
Also published as: AU2008213213B2; US8534081B2; EP2118593A1; CN101680697A; WO2008097088A9; RU2009133320A; CL2008000398A1; ZA200905816B; MX2009008520A; WO2008097088A1; NL2000750C2; AR065210A1; CA2678443A1; RU2474375C2; BRPI0806442A2; AU2008213213A1; AU2009210876A1; KR20090126257A; JP2010517564A; US20110000229A1

Description

Inrichting voor het bereiden van dranken en werkwijze voor het reinigen van een dergelijke inrichting

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bereiden van dranken. De 5 uitvinding heeft tevens betrekking op een meerwegkoppeling ten gebruike in een inrichting overeenkomstig de uitvinding. De uitvinding heeft vervolgens betrekking op een werkwijze voor het reinigen van een inrichting overeenkomstig de uitvinding.

In de niet-gepubliceerde internationale octrooiaanvrage PCT/NL2008/050068 wordt een 10 inrichting voor het koelen van dranken beschreven, met behulp van welke inrichting een drank, zoals een milkshake, snel en effectief kan worden afgekoeld door de drank te vermengen met een gedoseerde hoeveelheid vloeibaar cryogeen koelmedium, in het bijzonder vloeibare stikstof. Om instantane bevriezing van de drank te kunnen voorkomen, wordt middels roeren een draaikolk aangebracht in de drank tijdens het 15 toevoegen van het koelmedium aan de drank. Naast de wijze van toevoegen van het cryogene koelmedium aan de drank vormt het periodiek reinigen van een dergelijke inrichting tevens een kritisch proces. De behoefte bestaat om dit reinigingsproces te optimaliseren, waardoor reiniging van de toevoerleiding op relatief eenvoudige en efficiënte wijze kan plaatsvinden.

20

De uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een inrichting voor het bereiden van dranken die op relatief eenvoudige en efficiënte wijze kan worden gereinigd.

De uitvinding verschaft daartoe een inrichting van het in aanhef genoemde type, 25 omvattende: ten minste één drankvoorraadhouder, ten minste één onder tussenkomst van ten minste één toevoerleiding met de drankvoorraadhouder verbonden doseerelement voor het doseren van een hoeveelheid drank, ten minste één drinkbekerhouder ingericht voor het losneembaar houden van ten minste één drinkbeker voor het kunnen opvangen van een door het doseerelement afgegeven gedoseerde 30 hoeveelheid drank, welke drinkbekerhouder is voorzien ten minste één afvoer, ten minste één met de afVoer van de drinkbekerhouder verbonden afvoerleiding, en ten minste één met de toevoerleiding verbonden, en ten opzichte van de toevoerleiding afsluitbare spoelwatervoorraad voor het doorspoelen van de toevoerleiding. Door het laten aansluiten van de spoelwatervoorraad op de toevoerleiding voor drank, en het 2 laten aansluiten van de afvoerleiding op de drinkbekerhouder kan de inrichting overeenkomstig de uitvinding, en in het bijzonder de toevoerleiding en de drinkbekerhouder, op relatief eenvoudige wijze ter plaatse worden gereinigd. De inrichting overeenkomstig de uitvinding omvat daarmee een reinigingscircuit, of althans 5 reinigingssysteem, dat integraal deel uitmaakt van de inrichting als zodanig, waardoor de inrichting constructief relatief eenvoudig en derhalve goedkoop kan worden uitgevoerd. Bovendien zal doorgaans geen specialist (meer) benodigd zijn voor het reinigen van de inrichting, doordat de reiniging van de inrichting volledig autonoom met behulp van een besturingseenheid zou kunnen plaatsvinden, hetgeen de 10 operationele kosten eveneens ten goede komt. Het spoelwater wordt prima facie gevormd door drinkwater, hetgeen vanuit financieel oogpunt en oogpunt van gezondheid voordelig zal zijn. Eventueel kan het spoelwater in de inrichting worden verrijkt met een reinigingsmiddel om de inrichting te kunnen reinigen, waarbij de inrichting optioneel als bijzondere vorm van reinigen tevens kan worden 15 gedesinfecteerd. Onder het bereiden van een drank wordt verstaan het afgeven van een gedoseerde hoeveelheid drank, in het bijzonder een gekoelde drank. Diverse dranken kunnen worden bereid met behulp van de inrichting overeenkomstig de uitvinding, waaronder milkshakes, alcoholische (mix)dranken, ijsdranken, in het bijzonder slush puppies, fruitdranken, in het bijzonder smoothies, frisdranken, yoghurt, kwark, soepen, 20 en water. Het is echter tevens mogelijk om softijs te koelen met behulp van de inrichting overeenkomstig de uitvinding. Derhalve wordt softijs tevens beschouwd als een drank in de context van dit octrooischrift. Voor een nadere specificatie inzake het koelen van dranken wordt verwezen naar de eerdere internationale octrooiaanvrage PCT/NL2008/050068, waarvan de inhoud door middel van deze verwijzing wordt 25 geacht te zijn inbegrepen in dit octrooischrift.

Het is voordelig ingeval het doseerelement is verbonden met een afsluitelement voor het in hoofdzaak vloeistofdicht kunnen afsluiten van de drinkbekerhouder. Bij voorkeur is de oriëntatie van de drinkbekerhouder ten opzichte van het afsluitelement wijzigbaar is 30 tussen een op afstand van het afsluitelement gepositioneerde geopende toestand en een op het afsluitelement aansluitende gesloten toestand. In de geopende toestand kan een drinkbeker worden gepositioneerd in de drinkbekerhouder en worden verwijderd uit de drinkbekerhouder. In de gesloten toestand kan het spoelwater op relatief efficiënte wijze in de drinkbekerhouder worden gespoten zonder dat het met drankresten en dergelijke 3 verontreinigde spoelwater uit de drinkbekerhouder zullen spatten. Het door de drinkbeker laten opvangen van een gedoseerde hoeveelheid drank, en eventueel koelmedium en/of additief, kan zowel in de gesloten toestand als in de geopende toestand plaatsvinden. Echter, ingeval de drinkbekerhouder is voorzien van een 5 drinkbeker is het veelal niet mogelijk om de drinkbekerhouder af te sluiten, waardoor het afvullen van de drinkbeker doorgaans in de geopende toestand van de drinkbekerhouder zal plaatsvinden. Het kan wenselijk zijn het spoelwatemiveau in de drinkbekerhouder tijdens het reinigingsproces van de inrichting te laten toenemen, teneinde de drinkbekerhouder zo optimaal mogelijk te kunnen reinigen. Het laten 10 toenemen van het spoelwatemiveau in de drinkbekerhouder kan relatief eenvoudig worden gerealiseerd door de snelheid waarmee het spoelwater aan de drinkbekerhouder wordt toegevoegd hoger te laten zijn dan de snelheid waarmee het spoelwater uit de drinkbekerhouder wordt verwijderd. Het afsluitelement voor het afsluiten van de drinkbekerhouder is bij voorkeur ten minste gedeeltelijk vervaardigd uit een afdichtend 15 materiaal, zoals bijvoorbeeld een elastomeer, teneinde lekkages en daarmee de kans op spatten zoveel mogelijk te beperken.

In een voorkeursuitvoering omvat de inrichting ten minste een roerelement ingericht om ten minste gedeeltelijk te worden gepositioneerd in een door de drinkbekerhouder 20 omsloten ruimte. Het roerelement zal doorgaans primair, alhoewel niet noodzakelijk, zijn ingericht om ten minste gedeeltelijk te worden opgenomen in een in de drinkbekerhouder gepositioneerde drinkbeker, teneinde een gedoseerde hoeveelheid drank actief te kunnen vermengen met een gedoseerde hoeveelheid koelmedium en/of additief. Echter, het is tevens voordelig ingeval het roerelement wordt toegepast voor 25 het in beweging brengen van in de drinkbekerhouder opgenomen spoelwater tijdens het reinigen van de inrichting overeenkomstig de uitvinding. Door het actief in beweging brengen en houden van het spoelwater kan de drinkbekerhouder intensief en volledig worden gereinigd, hetgeen het reinigingsproces ten goede komt. In een bijzondere voorkeursuitvoering is het afsluitelement voor het afsluiten van de drinkbekerhouder 30 ingericht voor omsluiting van ten minste een deel van het roerelement. Daarbij zal het roerelement doorgaans ten minste gedeeltelijk zijn opgenomen in het afsluitelement. Dit zal de stabiliteit van het roerelement veelal ten goede komt, doch bovendien de toegepaste constructie relatief eenvoudig kunnen houden.

4

Doorgaans zal de drankvoorraadhouder een beperkt volume hebben, doordat dit vanuit logistiek en hygiënisch oogpunt voordelig is. Teneinde de capaciteit van de inrichting te kunnen vergroten is het voordelig ingeval de spoelwatervoorraad onder tussenkomst van een (eerste) meerwegkoppeling is verbonden met de toevoerleiding, welke eerste 5 meerwegkoppeling is ingericht voor simultane koppeling aan meerdere drankvoorraadhouders. Door meerdere drankvoorraadhouders gelijktijdig op te nemen in de inrichting kan de capaciteit van de inrichting (aanzienlijk) worden vergroot. Middels de meerwegkoppeling kunnen de voorraadhouders successievelijk worden gekoppeld aan de toevoerleiding, waardoor de voorraadhouders na elkaar kunnen 10 worden geledigd. Het ontsluiten en afsluiten van de respectievelijke drankvoorraadhouders kan aldus tevens worden gereguleerd met behulp van de meerwegkoppeling. Teneinde de drankvoorraadhouders gefacilieerd te kunnen koppelen aan de meerwegkoppeling, omvat de eerste meerwegkoppeling bij voorkeur meerdere respectievelijke koppelleidingen. De eerste meerwegkoppeling omvat bij voorkeur 15 tevens meerdere respectievelijke afsluitventielen voor het selectief kunnen afsluiten van de koppelleidingen, en daarmee van de voorraadhouders, ten opzichte van de toevoerleiding. Daarbij omvat elk afsluitventiel bij nadere voorkeur afdichtingsmiddelen voor het in hoofdzaak vloeistofdicht kunnen afsluiten van de koppelleiding ten opzichte van de toevoerleiding. De afdichtingsmiddelen zijn daarbij 20 bij voorkeur een uit een elastomeer vervaardigd. Teneinde de afsluiting van de koppelleidingen te kunnen optimaliseren is het voordelig ingeval de eerste meerwegkoppeling voorspanningsmiddelen omvat voor het dringen van de afsluitventielen naar een de koppelleidingen ten opzichte van de toevoerleiding afsluitende toestand. Op deze wijze kunnen enerzijds lekkages vanuit de 25 voorraadhouder(s) naar de toevoerleiding worden tegengegaan, doch kunnen tevens lekkages vanuit de toevoerleiding naar de voorraadhouder(s) worden tegengegaan. Dit laatste is met name relevant ingeval spoelwater door de toevoerleiding wordt geleid, waarbij het ongewenst is dat spoelwater terecht komt in één of meerdere door de één of meerdere afsluitelementen afgesloten koppelleidingen terecht zou komen, hetgeen tot 30 een verontreiniging van de koppelleidingen en van de voorraadhouder(s), en daarmee van de inrichting zou kunnen leiden.

In een voorkeursuitvoering omvat de eerste meerwegkoppeling een axiaal roteerbare nokkenas voorzien van meerdere nokken, waarbij elke nok is ingericht voor het 5 bedienen van ten minste één afsluitventiel. Door de oriëntatie van de nokken onderling te laten afwijken kunnen de afsluitelementen, door rotatie van de nokkenas, successievelijk worden bediend, waardoor de koppelleidingen successievelijk kunnen worden gesloten dan wel kunnen worden ontsloten ten opzichte van de toevoerleiding.

5 Op deze wijze kunnen de verschillende voorraadhouders aldus successievelijk (in lijn) worden geleegd. Dit heeft als aanvullend voordeel dat de op reeds geledigde voorraadhouders aangesloten koppelleidingen tijdens het reinigingsproces (eveneens in lijn) kunnen worden ontsloten om vervolgens te worden gereinigd met behulp van het spoelwater, zonder dat daarbij zich het risico voordoet dat de overige, nog niet 10 (volledig) geledigde voorraadhouders, aansluitende koppelleidingen worden gereinigd. Het bedienen van de nokkenas geschiedt bij voorkeur door toepassing van ten minste één motor. Doorgaans zal de meerwegkoppeling tevens zijn voorzien van één of meerdere positiesensoren om de oriëntatie van de met de nokkenas verbonden nokken, en daarmee de oriëntatie van de afsluitelementen ten opzichte van de koppelleidingen te 15 registreren. Door het koppelen van de motor en de ten minste ene positiesensor aan een besturingseenheid kan een nauwkeurige besturing van de meerwegkoppeling worden gerealiseerd. Bij voorkeur is de eerste meerwegkoppeling modulair opgebouwd, waarbij elke module ten minste één koppelleiding en ten minste één met de koppelleiding samenwerkend afsluitventiel omvat. Op deze wijze kan het aantal koppelleidingen 20 relatief eenvoudig worden aangepast aan de situationele omstandigheden, hetgeen de meerwegkoppeling een grote mate van flexibiliteit verschaft.

Alhoewel het toevoeren van drank respectievelijk spoelwater aan het doseerelement zou kunnen geschieden op basis van gravitatie, geniet het doorgaans de voorkeur ingeval de 25 toevoerleiding is voorzien van ten minste één pomp voor het pompen van drank respectievelijk spoelwater naar het doseerelement. Middels een pomp kan de drank respectievelijk het spoelwater op gedoseerde wijze en met een constant debiet aan het doseerelement worden toegevoerd, hetgeen het uiteindelijk doseren van de drank ten goede komt. Bovendien kan op deze wijze worden gewaarborgd dat de drank 30 respectievelijk het spoelwater (geforceerd) wordt verplaatst, waardoor haperen van het vloeistoftransport in de inrichting, bijvoorbeeld als gevolg van eventuele gasbellen in de inrichting, kan worden tegengegaan. In een voorkeursuitvoering is de toevoerleiding voorzien van ten minste één debietmeter. Middels de debietmeter kan de hoeveelheid door de toevoerleiding verplaatste drank respectievelijk spoelwater per tijdseenheid 6 relatief nauwkeurig worden geregistreerd. Dit vergemakkelijkt enerzijds het doseren van de drank in de drinkbeker, terwijl anderzijds op deze wijze relatief eenvoudig kan worden bepaald hoeveel spoelwater zich in de drinkbekerhouder bevindt, veronderstellende dat de (gemiddelde) afvoersnelheid van het spoelwater vanuit de 5 drinkbekerhouder bekend is. Daarbij is het tevens denkbaar dat de afvoerleiding tevens is voorzien van ten minste één debietmeter om het spoelwatemiveau in de drinkbekerhouder relatief nauwkeurig te kunnen bepalen. De debietmeter is bij voorkeur onder tussenkomst van een besturingseenheid gekoppeld aan de pomp, teneinde het debiet van de drank respectievelijk het spoelwater te kunnen reguleren. Het is tevens 10 denkbaar dat de pomp is voorzien van een debietmeter, waardoor de debietmeter integraal deel kan uitmaken van de pomp.

In een voorkeursuitvoering is de spoelwatervoorraad onder tussenkomst van ten minste één spoelleiding verbonden met de ten minste ene toevoerleiding. De 15 spoelwatervoorraad kan worden gevormd door het waterleidingnet. Doch doorgaans zal de spoelwatervoorraad ten minste één voorraadvat, in het bijzonder een boiler, omvatten voor het op voorraad kunnen houden en bij voorkeur tevens kunnen verwarmen van een hoeveelheid spoelwater. Het moge duidelijk zijn dat het voorraadvat op het waterleidingnet kan zijn aangesloten om (dis)continue aanvulling van het voorraadvat 20 mogelijk te maken. Het toepassen van een separate spoelleiding facilieert doorgaans het aansluiten van de spoelwatervoorraad op de toevoerleiding, en in het bijzonder, indien toegepast, op de met de toevoerleiding verbonden eerste meerwegkoppeling. Bovendien is het door toepassing van de spoelleiding relatief eenvoudig mogelijk om het spoelwater te verrijken met één of meerderen additieven, in het bijzonder een 25 reinigingsmiddel. Daartoe omvat de inrichting ten minste één met de spoelleiding verbonden reinigingsmiddelvoorraadhouder. Het toegepaste reinigingsmiddel kan zeer divers van aard zijn en kan bijvoorbeeld worden gevormd door natronloog of kalium(per)chloraat. In een bijzondere voorkeursuitvoering is de ten minste ene afvoerleiding is gekoppeld met de spoelleiding. Op deze wijze ontstaat een 30 spoelwatercircuit in de inrichting overeenkomstig de uitvinding voor het kunnen recirculeren van spoelwater, hetgeen vanuit economisch, ecologisch, en praktisch oogpunt doorgaans bijzonder voordelig is.

7

In een voorkeursuitvoering is de toevoerleiding voorzien van ten minste één geleidbaarheidssensor. Door het meten van de elektrische geleidbaarheid in de toevoerleiding kan de ionenconcentratie in de zich door de toevoerleiding bevindende vloeistof worden bepaald, waardoor de aanwezigheid van reinigingsmiddel (veelal 5 gevormd door één of meerdere oplosbare zouten) in de toevoerleiding kan worden vastgesteld. Het moge duidelijk zijn dat het reinigingsmiddel zoveel mogelijk, en bij voorkeur volledig, uit de toevoerleiding dient te zijn verwijderd alvorens een gedoseerde hoeveelheid drank kan worden afgegeven door de inrichting.

10 De afvoerleiding is bij voorkeur (tevens) gekoppeld met een afvalhouder voor het uiteindelijk definitief kunnen verwijderen van het verontreinigde spoelwater uit de toevoerleiding, de afvoerleiding, en - indien toegepast - de spoelleiding. De afvalhouder kan worden gevormd door een opvangvat, doch kan tevens worden gevormd door het riool. Teneinde de stroming van het zich in de afvoerleiding 15 bevindend spoelwater te kunnen reguleren is het voordelig ingeval de inrichting een tweede meerwegkoppeling omvat voor selectieve onderlinge koppeling van de afvoerleiding, de voorraadhouder voor reinigingsmiddel, de afvalhouder, en de spoelleiding. Op deze wijze kan worden bepaald of het uit de afvoerleiding afkomstige spoelwater dient te worden gerecirculeerd dan wel dat dit spoelwater dient te worden 20 afgevoerd. Ingeval het uit de afvoerleiding afkomstige spoelwater dient te worden gerecirculeerd kan daarbij tevens met behulp van de tweede meerwegkoppeling worden bepaald of het te recirculeren spoelwater al dan niet dient te worden verrijkt met additieven, in het bijzonder reinigingsmiddel.

25 In een voorkeursuitvoering is het doseerelement gekoppeld met ten minste één additiefvoorraadhouder voor het met een gedoseerde hoeveelheid additief verrijken van een door het doseerelement gedoseerde hoeveelheid drank. Het verrijken van de drank met het additief zou bijvoorbeeld in het doseerelement kunnen geschieden. Echter, het is tevens denkbaar dat het additief pas in de drinkbeker aan de drank zal worden 30 toegevoegd. Voorbeelden van mogelijke additieven zijn kleurstoffen, smaakstoffen, geurstoffen, verdikkingsmiddelen, conserveringsmiddelen, et cetera.

Daarnaast is het denkbaar om een gekoelde drank te laten bereiden door de inrichting overeenkomstig de uitvinding door toepassing van ten minste één, met het 8 doseerelement gekoppelde koelmediumvoorraadhouder voor het met een gedoseerde hoeveelheid koelmedium koelen van een door het doseerelement gedoseerde hoeveelheid drank. Het koelmedium wordt daarbij bij voorkeur gevormd door een cryogeen koelmedium, in het bijzonder vloeibare stikstof, voor het snel en effectief 5 kunnen afkoelen van de gedoseerde hoeveelheid drank, waarbij de hoeveelheid te gebruiken koelmedium beperkt zal zijn. Nadere details over het middels een cryogeen koelmedium koelen van dranken worden beschreven in de eerdere internationale octrooiaanvrage PCT/NL2008/050068.

10 De uitvinding heeft tevens betrekking op een meerwegkoppeling ten gebruike in de inrichting overeenkomstig de uitvinding. Constructieve details alsmede de voordelige werking van de meerwegkoppeling zijn in het bovengaande reeds uitvoerig beschreven.

De uitvinding heeft daarnaast betrekking op een werkwijze voor het reinigen van een 15 inrichting overeenkomstig de uitvinding, omvattende de stappen: A) het doorspoelen van de toevoerleiding met uit de spoelwatervoorraad afkomstig spoelwater, B) het in de drinkbekerhouder opvangen van door de toevoerleiding gespoeld spoelwater, en C) het vanuit de drinkbekerhouder afvoeren van opgevangen spoelwater. Door toepassing van de werkwijze overeenkomstig de uitvinding kunnen op relatief eenvoudige en efficiënte 20 wijze de toevoerleiding, het doseerelement, en de drinkbekerhouder worden gereinigd, hetgeen de zuiverheid en daarmee hygiëne van de inrichting ten goede komt. Ingeval een (eerste) meerwegkoppeling worden toegepast kunnen tijdens het reinigingsproces tevens de één of meerdere koppelleidingen die zijn verbonden met reeds geledigde drankvoorraadhouders worden ontsloten, waardoor ook deze koppelleidingen kunnen 25 worden gereinigd.

Bij voorkeur omvat de werkwijze tevens stap D), omvattende het, vóór het door de drinkbekerhouder laten opvangen van spoelwater afsluiten van de drinkbekerhouder. Door het afsluiten van de drinkbekerhouder kunnen spatten van spoelwater en/of andere 30 substanties uit de drinkbekerhouder, en daarmee bevuiling van de inrichting worden tegengegaan. Bovendien maakt het afsluiten van de drinkbeker het mogelijk dat de werkwijze tevens stap E) omvat, omvattende het, na het afsluiten van de drinkbekerhouder volgens stap D), actief in beweging brengen van zich in de drinkbekerhouder bevindend spoelwater. Het actief in beweging brengen van het zich in 9 de drinkbekerhouder bevindende spoelwater geschiedt bij voorkeur door toepassing van een roerelement. Echter, het is tevens denkbaar dat gasbellen, in het bijzonder luchtbellen, worden geblazen in het zich in de drinkbekerhouder bevindende spoelwater. Het actief in beweging brengen van het spoelwater vergroot doorgaans de 5 effectiviteit van het reinigingsproces op substantiële wijze. Vanuit oogpunt van effectiviteit van het reinigingsproces geniet het tevens de voorkeur dat de werkwijze stap F) omvat, omvattende het, vóór het doorspoelen van de toevoerleiding volgens stap A), verwarmen van het spoelwater. De ideale temperatuur van spoelwater hangt af van de aard van de inrichting, en met name van de aard van de toegepaste drank. Ingeval de 10 te bereiden drank bijvoorbeeld eiwitten bevat, hetgeen bijvoorbeeld het geval is bij het bereiden van milkshakes, dan geniet het de voorkeur dat de spoelwater in eerste instantie niet warmer is dan 40 graden Celsius om stolling (neerslaan) van eiwitten in de inrichting te kunnen voorkomen. Na het uitspoelen van de eiwitten kan eventueel warmer spoelwater met een temperatuur hoger dan 40 graden Celsius worden toegepast 15 om de uiteindelijke reiniging en eventueel desinfectering van de inrichting te kunnen optimaliseren.

In een voorkeursuitvoering omvat de werkwijze tevens stap G), omvattende het, vóór het doorspoelen van de toevoerleiding volgens stap A), toevoegen van reinigingsmiddel 20 aan het spoelwater. Het reinigingsmiddel kan daarbij een ontsmettende (desinfecterende) werking hebben op de inrichting, en daarmee de intensiteit van het reinigingsproces ten goede komen.

De werkwijze overeenkomstig de uitvinding omvat bij voorkeur tevens stap H) omvat, 25 omvattende het, na het vanuit de drinkbekerhouder afvoeren van opgevangen spoelwater volgens stap C), opnieuw doorspoelen van de toevoerleiding met ten minste een deel van het opgevangen spoelwater. Op deze wijze zal althans een deel van het reeds gebruikte (verontreinigde) spoelwater worden gerecirculeerd, hetgeen vanuit economisch, ecologisch, en praktisch oogpunt doorgaans voordelig zal zijn.

30

Bij voorkeur omvat de werkwijze tevens stap I), omvattende het, tijdens het doorspoelen van de toevoerleiding met spoelwater volgens stap C), meten van de geleidbaarheid van door de toevoerleiding stromend spoelwater. Door het meten van de geleidbaarheid in de toevoerleiding kan de eventuele aanwezigheid van reinigingsmiddel worden gedetecteerd. Het zich in de toevoerleiding bevindende reinigingsmiddel zal vervolgens worden uitgespoeld door (schoon) spoelwater, teneinde de inrichting bedrijfsklaar te kunnen maken van het bereiden van een drank.

10 5 De werkwijze omvat bij voorkeur tevens stap J), omvattende het, na het vanuit de drinkbekerhouder afvoeren van opgevangen spoelwater volgens stap C), opvangen van het spoelwater in een afvalhouder. Uiteindelijk zal het gebruikte (verontreinigde) spoelwater worden opgevangen in de afvalhouder, veelal gevormd door een afvalvat en/of een riool.

10

In een bijzondere voorkeursuitvoering van de werkwijze overeenkomstig de uitvinding, omvat de werkwijze de stappen: K) het verwarmen van spoelwater tot een temperatuur van maximaal 40 graden Celsius overeenkomstig stap F); L) het doorspoelen van de toevoerleiding met het verwarmde spoelwater overeenkomstig stap A); M) het in de 15 drinkbekerhouder opvangen van door de toevoerleiding gespoeld spoelwater overeenkomstig stap B); N) het vanuit de drinkbekerhouder afvoeren van opgevangen spoelwater overeenkomstig stap C); O) het verzamelen van vanuit de drinkbekerhouder afgevoerd spoelwater in een afvalhouder overeenkomstig stap J); P) het verwarmen van spoelwater tot een temperatuur van tussen 50 en 100 graden Celsius overeenkomstig 20 stap F); Q) het verrijken van het verwarmde spoelwater met ten minste één reinigingsmiddel overeenkomstig stap G); R) het doorspoelen van de toevoerleiding met het verwarmde spoelwater overeenkomstig stap A); S) het in de drinkbekerhouder opvangen van door de toevoerleiding gespoeld spoelwater overeenkomstig stap B); T) het vanuit de drinkbekerhouder afvoeren van opgevangen spoelwater overeenkomstig 25 stap C); U) het opnieuw door de toevoerleiding en de drinkbekerhouder leiden van ten minste een deel van het opgevangen spoelwater overeenkomstig stap H); V) het verzamelen van vanuit de drinkbekerhouder afgevoerd spoelwater in een afvalhouder overeenkomstig stap J); W) het doorspoelen van de toevoerleiding met spoelwater overeenkomstig stap A); en X) het meten van de elektrische geleidbaarheid van het 30 spoelwater in de toevoerleiding overeenkomstig stap I). In deze bijzondere voorkeursuitvoering kunnen drie fasen worden onderscheiden: het voorspoelen met lauw spoelwater gevormd door stappen K) tot en met O); het intensief reinigen met warm spoelwater gevormd door stappen P) tot en met V); en het naspoelen gevormd door stap W). Het meten van de geleidbaarheid in de toevoerleiding overeenkomstig 11 stap X) zal tijdens het naspoelen plaatsvinden. Echter, is het tevens denkbaar dat het meten van de geleidbaarheid overeenkomstig stap X) in alle van voomoemde fasen wordt toegepast.

5 De uitvinding zal worden verduidelijkt aan de hand van in navolgende figuren weergegeven niet-Iimitatieve uitvoeringsvoorbeeiden. Hierin toont: figuur 1 een gedetailleerd vooraanzicht op een deel van een uitvoeringsvorm van een inrichting 1 voor het bereiden van dranken overeenkomstig de uitvinding, figuur 2 een processchema waarin de werking en met name het reinigen van de 10 inrichting volgens figuur 1 worden getoond, en figuur 3 een dwarsdoorsnede van de eerste meerwegkoppeling zoals gebruikt in de inrichting volgens figuren 1 en 2.

Figuur 1 toont een gedetailleerd vooraanzicht op een deel van een uitvoeringsvorm van 15 een inrichting 1 overeenkomstig de uitvinding. De inrichting 1 omvat een thermisch isolerende bekerhouder 2, welke bekerhouder 2 is ingericht voor losneembare opname van een wegwerpbare of meer duurzame drinkbeker 3. De inrichting 1 omvat tevens een roerelement 4 dat in de getoonde toestand deels in de drinkbeker 3 is gepositioneerd. De inrichting 1 omvat verder een doseerelement 5, welk doseerelement 5 is gekoppeld met 20 een toevoerleiding 6 voor drank, alsmede met (niet-weergegeven) toevoerleidingen voor koelmedium respectievelijk additief. Het doseren element is ingericht voor het (tijdgestuurd) doseren van een hoeveelheid drank, koelmedium en additief in de drinkbeker 3. Nadere details over het toevoegen van voomoemde componenten aan de drinkbeker 3 zijn beschreven in de internationale octrooiaanvrage 25 PCT/NL2008/050068. De bekerhouder 2, en daarmee de drinkbeker 3, zijn in dit uitvoeringsvoorbeeld langs een eerste geleiding 7 verticaal verplaatsbaar ten opzichte van het roerelement 4 en het doseerelement 5. Na bereiding van de gekoelde drank zal de bekerhouder 2 en daarmee de drinkbeker 3 in neerwaartse, van het roerelement 4 afgekeerde richting worden verplaatst tot een intermediaire positie waarin een 30 bovenrand 8 van de drinkbeker 3 zich (juist) lager dan het roerelement 4 bevindt. De inrichting 1 omvat tevens een langs een tweede geleiding 9 horizontaal verplaatsbaar manipuleerelement 10. Het manipuleerelement 10 is ingericht als zogenaamd “piek & place” element, en is ingericht voor het in voomoemde intermediaire positie omgrijpen van de drinkbeker 3, zodanig dat de bovenrand 8 van de drinkbeker 3 doorgaans zal 12 rusten op het manipulcerelement 10. De drinkbeker 3 zal in deze positie worden gehouden onderwijl de bekerhouder 2 verdergaand in neerwaartse richting zal worden verplaatst tot een onderste positie, waarin een bovenrand 11 van de bekerhouder 2 zich (juist) onder een onderrand 12 van de drinkbeker 3 bevindt. Vervolgens zal het 5 manipuleerelement 10 de drinkbeker 3 doorgaans in een rechtlijnige (horizontale) beweging verplaatsen naar een afgifteopening (niet-weergegeven), alwaar de drinkbeker 3 voorzien van vers gekoelde drank uit de inrichting 1 kan worden genomen en kan worden geconsumeerd. Zoals getoond zal de bekerhouder 2 zich recht onder het roerelement 4 zijn gepositioneerd na verwijdering van de drinkbeker 3, waardoor de 10 bekerhouder 2 is ingericht voor het opvangen van van het roerelement 4 af sijpelende drankrestanten. De bekerhouder 2 is derhalve voorzien van een afvoer 13 die zal zijn aangesloten op een afvoerleiding (niet-weergegeven) voor het kunnen afvoeren van opgevangen drankresten. Ingeval het roerelement 4 en de bekerhouder 2 na het bereiden van een gekoelde drank zouden worden schoongespoeld met al dan niet van 15 reinigingsmiddel voorzien spoelwater, toegediend via de toevoerleiding 6 voor drank, dan zou dit spoelwater tevens kunnen worden opgevangen door en worden afgevoerd via de bekerhouder 2. Daarbij wordt de bekerhouder 2 vóór het reinigen in opwaartse richting verplaatst tot het roerelement 4 in hoofdzaak volledig in de bekerhouder 2 is opgenomen. De bekerhouder 2 wordt daarbij afgesloten door een met het roerelement 4 20 verbonden afsluitelement 14, teneinde het buiten de bekerhouder 2 spatten van drankrestanten en reinigingsmiddel, en daarmee bevuiling van de inrichting 1 als zodanig te kunnen minimaliseren. Tijdens het reinigen van het roerelement 4 is het doorgaans voordelig om het roerelement 4 te laten roteren, waardoor drankrestanten en reinigingsmiddel zich relatief eenvoudig van het roerelementen zullen verwijderen, en 25 waardoor bovendien de bekerhouder 4 intensiever zal kunnen worden gereinigd.

Figuur 2 toont een processchema waarin de werking en met name het reinigen van de inrichting 1 volgens figuur 1 worden getoond. De in figuur 2 getoonde onderdelen maken allen integraal deel uit van de inrichting 1, doch zijn in deze figuur slechts 30 schematisch weergegeven. In dit uitvoeringsvoorbeeld omvat de inrichting 1 omvat de inrichting 1 zeven drankvoorraadhouders 15 die onder tussenkomst van een eerste meerwegkoppeling 16 zijn gekoppeld met de toevoerleiding 6 voor het toevoeren van drank aan het doseerelement 14. De eerste meerwegkoppeling 16 omvat meerdere koppelleidingen 17 voor het koppelen van de drankvoorraadhouders 15 aan de 13 toevoerleiding 6. De koppelleidingen 17 kunnen individueel worden afgesloten en worden ontsloten door toepassing van een corresponderend aantal afsluitelementen 18. Op deze wijze kunnen de drankvoorraadhouders 15 één voor één worden geledigd. De afsluitelementen 18 zijn bedienbaar via een door een elektromotor 19 aangedreven 5 nokkenas 20. Een constructief detailaanzicht van de eerste meerwegkoppeling 16 is getoond in figuur 3. De toevoerleiding 6 voor drank is voorzien van een pomp 21 voor het verplaatsen van drank naar het doseerelement 14. De toevoerleiding 6 is tevens voorzien van een geleidbaarheidssensor 22 voor het meten van de elektrische geleidbaarheid van zich in de toevoerleiding 6 bevindende vloeistof. In dit 10 uitvoeringsvoorbeeld omvat de inrichting 1 een spoelwatervoorraad 23 die onder tussenkomst van een afsluiter 24 is verbonden met een boiler 25. De boiler 25 is ingericht voor het verwarmen van zich in de boiler 25 bevindend spoelwater tot een vooraf gedefinieerde temperatuur. Daartoe is de boiler 25 voorzien van een verwarmingselement 26, een spoelwatemiveausensor 27, alsmede een eerste thermische 15 schakelaar 28 ingericht voor het uitschakelen van de boiler 27 ingeval het spoelwater een temperatuur heeft bereikt van 40 graden Celsius, en een tweede thermische schakelaar 29 ingericht voor het uitschakelen van de boiler 27 ingeval het spoelwater een temperatuur heeft bereikt van 90 graden Celsius. De inrichting 1 omvat een afsluiter 30 voor het afsluiten van de boiler 27 van een spoelleiding 31. De spoelleiding 31 is 20 onder tussenkomst van de eerste meerwegkoppeling 16 verbonden met de toevoerleiding 6, waardoor de eerste meerwegkoppeling 16 alsmede de toevoerleiding 6 kunnen worden doorspoeld en op deze wijze worden gereinigd met spoelwater. Het spoelwater wordt opgevangen in de bekerhouder 2, waarna het spoelwater wordt afgevoerd via een met de bekerhouder 2 verbonden afVoerleiding 32. De afVoerleiding 25 32 is onder tussenkomst van een tweede meerwegkoppeling 33 verbonden met de spoelleiding. De tweede meerwegkoppeling 33 is tevens gekoppeld met een afValhouder 34. Daarnaast is de tweede meerwegkoppeling 33 onder tussenkomst van een pomp 35 gekoppeld met een reinigingsmiddelvoorraadhouder 36. De tweede meerwegkoppeling 33 is, behoudens het aantal koppelingen, constructief identiek aan de eerste 30 meerwegkoppeling 16. Middels de tweede meerwegkoppeling 33 kan het via de afVoerleiding 32 afgevoerde spoelwater althans gedeeltelijk worden teruggeleid in de spoelleiding 31, waarbij het te recirculeren spoelwater tevens kan worden verrijkt met reinigingsmiddel. Middels de tweede meerwegkoppeling 33 is het tevens mogelijk om het via de afVoerleiding 32 afgevoerde spoelwater op te vangen in de afValhouder 34.

14

De geleidbaarheidssensor 22 kan de aanwezigheid en de concentratie van reinigingsmiddel in de toevoerleiding 6 detecteren, waardoor de kans op gezondheidsrisico’s worden geminimaliseerd. De spoelleiding 31 omvat een stromingsrestrictie voor het forceren van een juiste stromingsrichting in de spoelleiding 5 39 (richting de toevoerleiding 6). De inrichting 1 omvat verder verschillende additiefvoorraadhouders 37 voor het in totaal kunnen voorzien van de drank van vier verschillende smaken. Middels een pomp kan het gewenste additief worden verpompt naar het doseerelement 14, alwaar de dosering van het additief zal plaatsvinden. Daar de additieven doorgaans uit suikerhoudende vloeibare substanties bestaan die relatief lang 10 houdbaar zijn, en waarbij de kans op bederf minimaal is, maken de componenten benodigd voor het toevoegen van additief aan de drank, behoudens het doseerelement 14, geen deel uit van het reinigingscircuit in de inrichting 1 volgens de uitvinding. Door het integreren van een reinigingscircuit in de inrichting 1 overeenkomstig de uitvinding kan de inrichting 1 relatief snel, effectief, en goedkoop worden gereinigd, hetgeen de 15 betrouwbaarheid en de duurzaamheid van de inrichting 1 ten goede komt. Tijdens het reinigen worden in het bijzonder de toevoerleiding 4, de ontsloten koppelleidingen 17, het doseerelement 14 (of althans een deel daarvan), de bekerhouder 2 en het roerelement 4 intensief gereinigd. Ingeval de inrichting 1 zoals getoond zou zijn ingericht voor het bereiden van milkshakes, dan zou het bij het reinigen van de inrichting 1, de inrichting 1 20 vooreerst enkele minuten (doorgaans maximaal 4 minuten) kunnen worden voorgespoeld met lauw (schoon) spoelwater met een temperatuur van 40 graden Celsius, waarna het spoelwater zal worden opgevangen in de afvalhouder 34. Vervolgens zal met reinigingsmiddel verrijkt, relatief warm spoelwater met een temperatuur van circa 90 graden Celsius enkele minuten (doorgaans 6 a 7 minuten) 25 worden gecirculeerd door het reinigingscircuit, waarna het verontreinigde spoelwater wordt opgevangen in de afvalhouder 34. Na het uitzakken van het spoelwater uit de betreffende leidingen, zal de inrichting 1 worden nagespoeld met in (schoon en relatief koud) koelwater totdat de geleidbaarheidssensor 22 detecteert dat al het reinigingsmiddel uit de toevoerleiding 6 is gespoeld, en dat aldus geen reinigingsmiddel 30 meer aanwezig is in de toevoerleiding 6.

Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede van de eerste meerwegkoppeling 16 zoals gebruikt in de inrichting 1 volgens figuren 1 en 2, waarbij is opgemerkt dat - vanuit oogpunt van duidelijkheid - de in Figuur 3 getoonde meerwegkoppeling 16 is ingericht voor het 15 koppelen van zes leidingen, onderwijl de eigenlijk toegepaste meerwegkoppeling 16 is ingericht voor het voor het koppelen van negen leidingen, hetgeen overigens niets afdoet aan het werkingsprincipe van de meerwegkoppeling 16. De meerwegkoppeling 16 omvat een inlaat 40 voor spoelwater en een uit laat 41 voor spoelwater respectievelijk 5 drank. Zoals getoond zijn alle vier koppelleidingen 17 in de getoonde toestand afgesloten door de afsluitelementen 18. Om deze afsluiting te kunnen optimaliseren is elk afsluitelement 18 voorzien van een uit een elastomeer vervaardigd topelement 42. Elk afsluitelement 18 wordt richting de afsluitende toestand gedrukt door toepassing van een veer 43. Elk afsluitelement 18 is gekoppeld met een trekframe 44, welk 10 trekframe 44 is ingericht voor samenwerking met een aan de nokkenas 20 bevestigde nok 45. De nok 45 is excentrisch verbonden met de nokkenas 20, waarbij de oriëntatie van de nokken 45 ten opzichte van de nokkenas 20 onderling verschilt, waardoor de koppelleidingen 17 successievelijk kunnen worden ontsloten. Zoals reeds gemeld wordt de nokkenas 20 aangedreven door een elektromotor 19. Een positiesensor 46 registreert 15 de actuele positie van de nokkenas 20, en daarmee de oriëntatie van de afsluitelementen 18 ten opzichte van de koppelleidingen 17. Op deze wijze kan worden geregistreerd welke drankvoorraadhouders 15 al dan niet reeds geledigd zijn. Het detecteren van het leeg geraken van een drankvoorraadhouder 15 geschiedt doorgaans met behulp van een in de toevoerleiding 6 opgenomen debietmeter (niet-weergegeven). De 20 meerwegkoppeling 16 is modulair opgebouwd, in het in figuur 3 getoonde voorbeeld uit vier modules, waarbij iedere module een trekframe 44, een nok 45, een afsluitelement 18, en een koppelleiding 17 omvat. Op deze wijze kan het aantal koppelingen van de meerwegkoppeling 16 relatief eenvoudig worden aangepast, hetgeen de flexibiliteit van de meerwegkoppeling 16 ten goede komt.

25

Het moge duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot de hier weergegeven en beschreven uitvoeringsvoorbeelden, maar dat binnen het kader van de bijgaande conclusies legio varianten mogelijk zijn, die voor de vakman op dit gebied voor de hand zullen liggen.

30

Claims

1. Inrichting voor het bereiden van dranken, omvattende: - ten minste één drankvoorraadhouder, 5. ten minste één onder tussenkomst van ten minste één toevoerleiding met de drankvoorraadhouder verbonden doseerelement voor het doseren van een hoeveelheid drank, - ten minste één drinkbekerhouder ingericht voor het losneembaar houden van ten minste één drinkbeker voor het kunnen opvangen van een door het 10 doseerelement afgegeven gedoseerde hoeveelheid drank, welke drinkbekerhouder is voorzien ten minste één afvoer, - ten minste één met de afvoer van de drinkbekerhouder verbonden afvoerleiding, en - ten minste één met de toevoerleiding verbonden, en ten opzichte van de 15 toevoerleiding afsluitbare spoelwatervoorraad voor het doorspoelen van de toevoerleiding.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het doseerelement is verbonden met een afsluitelement voor het in hoofdzaak vloeistofdicht afsluiten van de 20 drinkbekerhouder.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de oriëntatie van de drinkbekerhouder ten opzichte van het afsluitelement wijzigbaar is tussen een op afstand van het afsluitelement gepositioneerde geopende toestand en een op het 25 afsluitelement aansluitende gesloten toestand.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting ten minste ene roerelement omvat ingericht om ten minste gedeeltelijk te worden gepositioneerd in een door de drinkbekerhouder omsloten ruimte. 30

5. Inrichting volgens conclusie 2 of 3 en conclusie 4, met het kenmerk, dat het afsluitelement is ingericht voor omsluiting van ten minste een deel van het roerelement.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spoelwatervoorraad onder tussenkomst van een eerste meerwegkoppeling is verbonden met de toevoerleiding, welke eerste meerwegkoppeling is ingericht voor simultane koppeling aan meerdere drankvoorraadhouders. 5

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de eerste meerwegkoppeling meerdere koppelleidingen omvat voor koppeling van de drankvoorraadhouders aan de eerste meerwegkoppeling.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de eerste meerwegkoppeling meerdere afsluitventielen omvatten voor het selectief kunnen afsluiten van de koppelleidingen ten opzichte van de toevoerleiding.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat elk afsluitventiel 15 afdichtingsmiddelen omvat voor het in hoofdzaak vloeistofdicht kunnen afsluiten van de koppelleiding ten opzichte van de toevoerleiding.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de eerste meerwegkoppeling voorspanningsmiddelen omvat voor het dringen van de 20 afsluitventielen naar een de koppelleidingen ten opzichte van de toevoerleiding afsluitende toestand.

11. Inrichting volgens een der conclusies 8-10, met het kenmerk, dat de eerste meerwegkoppeling een axiaal roteerbare nokkenas voorzien van meerdere nokken 25 omvat, waarbij elke nok is ingericht voor het bedienen van ten minste één afsluitventiel.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de inrichting ten minste één motor omvat voor aandrijving van de nokkenas.

13. Inrichting volgens een der conclusies 8-12, met het kenmerk, dat de eerste meerwegkoppeling modulair is opgebouwd, waarbij elke module ten minste één koppelleiding en ten minste één met de koppelleiding samenwerkend afsluitventiel omvat.

14. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de toevoerleiding is voorzien van ten minste één pomp voor het pompen van drank respectievelijk spoelwater naar het doseerelement.

15. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de toevoerleiding is voorzien van ten minste één debietmeter.

16. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de toevoerleiding is voorzien van ten minste één geleidbaarheidssensor. 10

17. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spoelwatervoorraad onder tussenkomst van ten minste één spoelleiding is verbonden met de ten minste ene toevoerleiding.

18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de inrichting ten minste één met de spoelleiding verbonden reinigingsmiddelvoorraadhouder omvat voor het met reinigingsmiddel verrijken van zich in de spoelleiding bevindend spoelwater.

19. Inrichting volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat de ten minste ene 20 afvoerleiding is gekoppeld met de spoelleiding.

20. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afvoerleiding is gekoppeld met een afvalhouder.

21. Inrichting volgens een der conclusies 17-19, en conclusie 20, met het kenmerk, dat de inrichting een tweede meerwegkoppeling omvat voor selectieve onderlinge koppeling van de afvoerleiding, de voorraadhouder voor reinigingsmiddel, de afvalhouder, en de spoelleiding.

22. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het doseerelement is gekoppeld met ten minste één additiefvoorraadhouder voor het met een gedoseerde hoeveelheid additief verrijken van een door het doseerelement gedoseerde hoeveelheid drank.

23. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het doseerelement is gekoppeld met ten minste één koelmediumvoorraadhouder voor het met een gedoseerde hoeveelheid koelmedium koelen van een door het doseerelement gedoseerde hoeveelheid drank. 5

24. Meerwegkoppeling ten gebruike in een inrichting volgens één der conclusies 6- 13.

25. Werkwijze voor het reinigen van een inrichting volgens een der conclusies 1-23, 10 omvattende de stappen: A) het doorspoelen van de toevoerleiding met uit de spoelwatervoorraad alkomstig spoelwater, B) het in de drinkbekerhouder opvangen van door de toevoerleiding gespoeld spoelwater, en

15 C) het vanuit de drinkbekerhouder afvoeren van opgevangen spoelwater.

26. Werkwijze volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens stap D) omvat, omvattende het, vóór het door de drinkbekerhouder laten opvangen van spoelwater afsluiten van de drinkbekerhouder. 20

27. Werkwijze volgens conclusie 25 of 26, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens stap E) omvat, omvattende het, na het afsluiten van de drinkbekerhouder volgens stap D), actief in beweging brengen van zich in de drinkbekerhouder bevindend spoelwater. 25

28. Werkwijze volgens een der conclusies 25-27, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens stap F) omvat, omvattende het, vóór het doorspoelen van de toevoerleiding volgens stap A), verwarmen van het spoelwater.

29. Werkwijze volgens een der conclusies 25-28, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens stap G) omvat, omvattende het, vóór het doorspoelen van de toevoerleiding volgens stap A), toevoegen van reinigingsmiddel aan het spoelwater.

30. Werkwijze volgens een der conclusies 25-29, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens stap H) omvat, omvattende het, na het vanuit de drinkbekerhouder afvoeren van opgevangen spoelwater volgens stap C), opnieuw doorspoelen van de toevoerleiding met ten minste een deel van het opgevangen spoelwater. 5

31. Werkwijze volgens een der conclusies 25-30, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens stap I) omvat, omvattende het, tijdens het doorspoelen van de toevoerleiding met spoelwater volgens stap C), meten van de geleidbaarheid van door de toevoerleiding stromend spoelwater. 10

32. Werkwijze volgens een der conclusies 25-31, met het kenmerk, dat de werkwijze tevens stap J) omvat, omvattende het, na het vanuit de drinkbekerhouder afvoeren van opgevangen spoelwater volgens stap C), opvangen van het spoelwater in een afvalhouder. 15

33. Werkwijze volgens een der conclusies 25-32, omvattende de stappen: K) het verwarmen van spoelwater tot een temperatuur van maximaal 40 graden Celsius overeenkomstig stap F), L) het doorspoelen van de toevoerleiding met het verwarmde spoelwater 20 overeenkomstig stap A), M) het in de drinkbekerhouder opvangen van door de toevoerleiding gespoeld spoelwater overeenkomstig stap B), N) het vanuit de drinkbekerhouder afvoeren van opgevangen spoelwater overeenkomstig stap C),

25 O) het verzamelen van vanuit de drinkbekerhouder afgevoerd spoelwater in een afvalhouder overeenkomstig stap J), P) het verwarmen van spoelwater tot een temperatuur van tussen 50 en 100 graden Celsius overeenkomstig stap F), Q) het verrijken van het verwarmde spoelwater met ten minste één reinigingsmiddel 30 overeenkomstig stap G), R) het doorspoelen van de toevoerleiding met het verwarmde spoelwater overeenkomstig stap A), S) het in de drinkbekerhouder opvangen van door de toevoerleiding gespoeld spoelwater overeenkomstig stap B), T) het vanuit de drinkbekerhouder afvoeren van opgevangen spoelwater overeenkomstig stap C), U) het opnieuw door de toevoerleiding en de drinkbekerhouder leiden van ten minste een deel van het opgevangen spoelwater overeenkomstig stap H),

5 V) het verzamelen van vanuit de drinkbekerhouder afgevoerd spoelwater in een afvalhouder overeenkomstig stap J), W) het doorspoelen van de toevoerleiding met spoelwater overeenkomstig stap A), en X) het meten van de elektrische geleidbaarheid van het spoelwater in de 10 toevoerleiding overeenkomstig stap I).