NL193431C - Magneetbandinrichting. - Google Patents

Description

1 193431

Magneetbandinrichting ‘ De uitvinding heeft betrekking op een magneetbandinrichting, voorzien van een metalen trommelvoet, een trommel die een magneetkop omvat en roteerbaar aan de trommelvoet is gemonteerd, een paar uit 5 kunststof vervaardigde vangorganen, een metalen plateauvoet die bandgeleidingsopeningen omvat, middelen waarmee de trommelvoet aan de plateauvoet wordt bevestigd, waarbij de vangorganen nabij de bandgeleidingsopeningen zijn aangebracht, en bandgeleidingsorganen welke bestemd zijn om langs de bandgeleidingsopeningen te worden bewogen en met de vangorganen contact te maken om een magneetband in contact met de roteerbare trommel te brengen.

10 Een dergelijke magneetbandinrichting is bekend uit het Duitse Offenlegungsschrift 3.643.125. In figuur 1A van dit Duitse Offenlegungsschrift is alleen de trommel op de trommelvoet aangebracht. Alle andere onderdelen, in het bijzonder de vangorganen, zijn op de plateauvoet gemonteerd. In figuur 1B van het Offenlegungsschrift zijn daarentegen ook de vangorganen op de trommelvoet aangebracht. In dit Offenlegungsschrift is naar aanleiding van de met betrekking tot de constructie volgens de figuren 1A en 1B 15 gestelde vervaardigings-technische problemen onder meer voorgesteld de vangorganen aan te brengen op de plateauvoet door het van buitenaf inbrengen van een kunststof in, in de plateauvoet aangebrachte, openingen.

In dergelijke magneetbandinrichtingen dient te worden gestreefd naar een zo groot mogelijke constantheid van de bandhellingshoek ofwel het verkrijgen van een zo groot mogelijke nauwkeurigheid met 20 betrekking tot de positionering van de trommel ten opzichte van de plateauvoet, in het bijzonder bij temperatuurschommelingen.

Vandaar dat de magneetbandinrichting, zoals deze in de aanhef is omschreven, het kenmerk heeft, dat de trommelvoet een paar openingen omvat die aan weerszijden daarvan zijn gelegen, waarbij de vangorganen met de trommelvoet zijn verbonden door het van buitenaf inbrengen van een kunststof in 25 genoemde openingen en dat zowel de trommelvoet als de plateauvoet uit hetzelfde plaatmetaal zijn vervaardigd.

Beide maatregelen in combinatie dragen ertoe bij dat mogelijke temperatuurschommelingen de positionering van de trommel ten opzichte van de plateauvoet niet beïnvloeden. Zou een van deze maatregelen achterwege worden gelaten, dan zou de winst van de ene maatregel door de andere maatregel 30 weer althans in sterke mate ongedaan worden gemaakt. Wanneer de vangorganen met de plateauvoet zouden worden verbonden door het van buitenaf inbrengen van een kunststof in desbetreffende openingen in de plateauvoet, dan kan bij een montage van de trommelvoet met de trommel op de plateauvoet door de aan deze montage inherente onnauwkeurigheid aan het voordeel van de gelijke materiaalkeuze van plateauvoet en trommelvoet afbreuk worden gedaan. Uiteraard is, door een verschil in warmteuitzettings-35 coëfficiënt en een als gevolg daarvan mogelijke vervorming van de plateauvoet en/of de trommelvoet, een niet gelijke keuze van het metaal van de plateauvoet en trommelvoet funest, ook al zouden de vangorganen door ingieten op de bovengenoemde wijze met de trommelvoet worden verbonden. Bij vervorming van de trommelvoet kan immers ook een onnauwkeurigheid in de positie van de vangorganen op de trommelvoet optreden.

40 In Patent abstract JP-A-6.2028.992 is een magneetbandinrichting beschreven van het type als in de aanhef is omschreven, waarbij kunststof vangorganen zijn geïntegreerd met een, op een plateauvoet te monterén trommelvoet. Ook de trommelvoet is hier dan ook gevormd uit de genoemde kunststof, zodat onnauwkeurigheden in de positionering van plateauvoet ten opzichte van trommelvoet bij optredende temperatuurschommelingen zich hier niet zullen voordoen.

45

De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: figuur 1 een bovenaanzicht van een essentieel deel van een bekende magneetbandinrichting; figuur 2 een verticaal aanzicht van het deel volgens figuur 1; figuur 3 een verticaal aanzicht van het vangorgaan en de bandgeleidingsorganen, aangegeven in figuur 50 2; figuur 4 een bovenaanzicht van een trommelvoet, welke een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding toont; figuur 5 een verticaal aanzicht van de voet volgens figuur 4; figuur 6 een perspectivisch aanzicht van een deel van de trommelvoet volgens figuur 4; en 55 figuur 7 een perspectivisch aanzicht van een vangorgaan, dat integraal met de in figuur 6 afgebeelde trommelvoet is gevormd.

193431 2

Figuur 1 is een bovenaanzicht van een essentieel deel van een bekende magneetbandinrichting en figuur 2 is een verticaal aanzicht daarvan. Deze bekende inrichting omvat een plateauvoet 1, bestaande uit plaatmetaal, een paar bandgeleidingsopeningen 2, welke in de plateauvoet 1 zijn gevormd, een trommelvoet 3, bijvoorbeeld bestaande uit een gegoten zinken onderdeel en door middel van eerste schroeven 4 aan de 5 plateauvoet 1 bevestigd, een paar vangorganen 5, welke uit gegoten zink bestaan en integraal met de trommelvoet 3 bij de voorste uiteinden aan de tegenover elkaar gelegen zijden van de trommelvoet 3 zijn gevormd, een motor 6 die op de trommelvoet 3 is bevestigd, een stationaire trommel 7, die door middel van een roteerbare as 10 van de motor 6 te worden geroteerd, en een magneetkop 11, die op de roteerbare trommel 9 is gemonteerd.

10 Figuur 3 is een verticaal aanzicht van bandgeleidingsorganen 12, welke bestemd zijn om langs elke bandgeleidingsopening 2 te worden bewogen. De bandgeleidingsorganen 12 bestaan uit een steun-onderdeel 13 voor het ondersteunen van de bandgeleidingsorganen 12, een geleidingsstij! 14 en een positioneerstijl 15, welke zich het ondereind van de geleidingsstijl 14 uitstrekt. Elk vangorgaan 5 omvat een bovenste aanslag 16 en een onderste aanslag 17.

15 Tijdens het bedrijf wordt een (niet afgebeelde) magneetband in een (niet afgebeelde) cassette door de bandgeleidingsorganen 12, die zich langs de bandgeleidingsopeningen 2 bewegen naar buiten getrokken en in aanraking gebracht met de roteerbare trommel 9 en de stationaire trommel 7, waardoor signalen aan het oppervlak van de magneetband worden uitgelezen. Op dit moment helt de magneetband onder een vooraf bepaalde hoek (welke hierna zal worden betiteld als een bandhellingshoek) ten opzichte van een rotatie-20 oppervlak van de magneetkop 11. Voorts wordt elke positioneerstijl 15 in contact met de bovenste aanslag 16 en de onderste aanslag 17 van elk vangorgaan 5 gebracht teneinde daardoor de loodrechte stand van elke geleidingsstijl 14 te verzekeren.

Bij de bovengenoemde bekende inrichting bestaande trommelvoet 3 en de vangorganen 5 uit gegoten zink, terwijl de plateauvoet 1 uit plaatmetaal bestaat, dat goedkoop is. Derhalve worden de plateauvoet 1 en 25 de trommelvoet 3, die uit verschillende materialen bestaan, aan elkaar bevestigd door middel van de eerste schroeven 4. Dat wil zeggen, dat de warmteuitzettingscoëfficiënten van de plateauvoet 1 en de trommelvoet 3 van elkaar verschillen. Als gevolg daarvan veroorzaakt een verandering in de omgevingstemperatuur een verschillende mate van uitzetting of samentrekking van de plateauvoet 1 en de trommelvoet 3, waardoor een vervorming van ten minste de plateauvoet 1 of de trommelvoet 3 optreedt. Derhalve treedt een fout in 30 de positierelatie tussen de plateauvoet 1 en de trommelvoet 3 op met het gevolg, dat de bandhellingshoek niet constant kan worden gehouden, en de loodrechte stand van de geleidingsstijlen 14 niet kan worden verzekerd. Als gevolg daarvan kan de magneetkop 11 de signalen niet op de juiste wijze uitlezen. Voorts doet zich nog het probleem voor, dat de uit gegoten zink bestaande vangorganen 5 moeten worden bewerkt om na het vormen daarvan een nauwkeurige configuratie daarvan te verzekeren.

35 Thans zal een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding onder verwijzing naar de figuren 4-7 worden beschreven, waarbij dezelfde of overeenkomstige onderdelen als die, weergegeven in figuur 1-3, van dezelfde verwijzingen zijn voorzien en een toelichting daarop zal worden weggelaten.

Onder verwijzing naar de figuren 4 en 5 is met de verwijzing 20 een trommelvoet aangegeven, welke uit plaatmetaal bestaat. De trommelvoet 20 is voorzien van een aantal voetmontageopeningen 21, welke in drie 40 posities zijn gelegen, een aantal trommelmontageopeningen 22, die in twee posities zijn gevormd, en een paar vangorganen 23, welke uit een kunststof bestaan en zich aan de voorste uiteinden aan de tegenover elkaar gelegen zijden van de trommelvoet 20 bevinden.

Zoals aangegeven in figuur 6 bezit de trommelvoet 20 een opening 24 om daarin een kunsthars te injecteren. Bij de vervaardiging van het stelsel, bestaande uit de trommelvoet 20 en het vangorgaan 23, 45 wordt de trommelvoet 20 in een metalen vorm geplaatst en wordt kunststof aan de tegenover elkaar gelegen zijden van de trommelvoet 20 geïnjecteerd om het vangorgaan 23 te vormen. Derhalve vult de kunststof de opening 24 waardoor een stelsel, bestaande uit de trommelvoet 20 met het vangorgaan 23 wordt verkregen, die integraal met elkaar zijn gevormd, als aangegeven in figuur 7.

Zoals bovenvermeld, wordt de trommelvoet 20 bestaande uit plaatmetaal met het vangorgaan 23 als één 50 eenheid door het gieten gevormd. De motor 6 wordt in een motoropening 25 van de trommelvoet 20 gemonteerd en de tweede schroeven 8 worden in de trommelmontageopeningen 22 ingebracht, waardoor een roteerbaar kopstelsel ontstaat, dat voorzien is van de trommelvoet 20, de vangorganen 23, de motor 6, de stationaire trommel 7 en de roteerbare trommel 9. Het roteerbare kopstelsel wordt op de plateauvoet 1 uit plaatmetaal gemonteerd en de eerste schroeven 4 worden in de voetmontageopeningen 21 ingebracht, 55 waardoor het roteerbare kopstelsel aan de plateauvoet 1 wordt bevestigd.

Bij een dergelijke constructie treedt, aangezien de trommelvoet en de plateauvoet uit plaatmetaal bestaan, geen fout in de positionele relatie tussen de trommelvoet en de plateauvoet op. Voorts kan,

Claims (1)

1. 3 193431 aangezien de vangorganen integraal met de trommelvoet door gieten zijn gevormd, een vorm-nauwkeurigheid van de vangorganen worden verkregen zonder dat na het vormen daarvan een bewerking nodig is. De bovenbeschreven uitvoeringsvorm wordt bij voorkeur toegepast bij een DAT (Digital Audio Tape)-5 recorder, maar kan ook worden toegepast op elke andere magneetbandinrichting, zoals een VTR (Video Tape Recorder). 10 Magneetbandinrichting, voorzien van een metalen trommelvoet (20), een trommel (7, 9) die een magneetkop (11) omvat en roteerbaar aan de trommelvoet (20) is gemonteerd, een paar uit kunststof vervaardigde vangorganen (23), een metalen plateauvoet (1) die bandgeleidingsopeningen (2) omvat, middelen (21,4) waarmee de trommelvoet (20) aan de plateauvoet (1) wordt bevestigd, waarbij de vangorganen (23) nabij 15 de bandgeleidingsopeningen (2) zijn aangebracht, en bandgeleidingsorganen (12) welke bestemd zijn om langs de bandgeleidingsopeningen (2) te worden bewogen en met de vangorganen (23) contact te maken om een magneetband in contact met de roteerbare trommel (7, 9) te brengen, met het kenmerk, dat de trommelvoet (20) een paar openingen (24) omvat die aan weerszijden daarvan zijn gelegen, waarbij de vangorganen (23) met de trommelvoet (20) zijn verbonden door het van buitenaf inbrengen van een 20 kunststof in genoemde openingen (24) en dat zowel de trommelvoet (20) als de plateauvoet (1) uit hetzelfde plaatmetaal zijn vervaardigd. Hierbij 4 bladen tekening