NL193110C - Draadrijger voor een naaimachine met lusvormer. - Google Patents

Draadrijger voor een naaimachine met lusvormer. Download PDF

Info

Publication number
NL193110C
NL193110C NL9300024A NL9300024A NL193110C NL 193110 C NL193110 C NL 193110C NL 9300024 A NL9300024 A NL 9300024A NL 9300024 A NL9300024 A NL 9300024A NL 193110 C NL193110 C NL 193110C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
thread
wire
loop former
loop
former
Prior art date
Application number
NL9300024A
Other languages
English (en)
Other versions
NL193110B (nl
NL9300024A (nl
Inventor
Kouichi Sakuma
Original Assignee
Suzuki Manufacturing
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Suzuki Manufacturing filed Critical Suzuki Manufacturing
Publication of NL9300024A publication Critical patent/NL9300024A/nl
Publication of NL193110B publication Critical patent/NL193110B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL193110C publication Critical patent/NL193110C/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D05SEWING; EMBROIDERING; TUFTING
    • D05BSEWING
    • D05B87/00Needle- or looper- threading devices
    • DTEXTILES; PAPER
    • D05SEWING; EMBROIDERING; TUFTING
    • D05BSEWING
    • D05B49/00Take-up devices, e.g. levers, for the needle thread
    • DTEXTILES; PAPER
    • D05SEWING; EMBROIDERING; TUFTING
    • D05BSEWING
    • D05B57/00Loop takers, e.g. loopers
    • D05B57/30Driving-gear for loop takers
    • D05B57/34Driving-gear for loop takers in overedge-stitch sewing machines
    • DTEXTILES; PAPER
    • D05SEWING; EMBROIDERING; TUFTING
    • D05DINDEXING SCHEME ASSOCIATED WITH SUBCLASSES D05B AND D05C, RELATING TO SEWING, EMBROIDERING AND TUFTING
    • D05D2207/00Use of special elements
    • D05D2207/02Pneumatic or hydraulic devices
    • D05D2207/04Suction or blowing devices

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Sewing Machines And Sewing (AREA)

Description

1 193110
Draadrijger voor een naaimachine met lusvormer
De onderhavige uitvinding betreft een draadrijger voor een naaimachine met een naainaald, ten minste één beweegbare lusvormer en draadtoevoerinrichtingen voor het verschaffen van draden aan de naainaald, de 5 draadrijger en de lusvormer, waarbij de lusvormer en de naainaald in bedrijf samenwerken om de draden te kruisen, alsmede organen om de draadrijger met zijn uitvoereinde in positie te brengen met een van de naaielementen en een persgasinrichting om de draad door de buisvormige draadrijger te blazen.
Een dusdanige draadrijger is bekend uit het Duitse Offenlegungsschrift 2.539.227, waarbij de draadrijger koppelbaar is met de naainaald om de voor de naainaald bedoelde draad van de draadtoevoer door het oog 10 van deze naainaald te brengen.
Omdat deze draadrijger zich in het gebied boven de tafel van de naaimachine bevindt moet hij opzij van de naald gezwenkt kunnen worden. Daardoor moet de buis van deze draadrijger een langsgleuf hebben om dan de draad vrij te geven.
In de onderhavige naaimachine werkt de draadrijger samen met de lusvormer onder de tafel van de 15 naaimachine. Hiervoor is een op deze situatie gerichte draadrijger vereist.
Hiertoe is een naaimachine verschaft, die zich onderscheidt, doordat elke lusvormer bestaat uit een langwerpige buis met een draadinvoer aan het ene uiteinde en een draaduitvoer aan het andere uiteinde hiervan, en dat elke draadrijger is verdeeld in twee telescopisch ten opzichte van elkaar verschuifbare delen, waarvan het eerste deel vast op de naaimachine is aangebracht en het draadopname-einde omvat 20 en het tweede deel onder invloed van de aandrijfmiddelen in lijn met de opening van de draadinvoer van de lusvormer een axiale heen-en-weergaande beweging naar en van deze opening kan uitvoeren.
In het bijzonder in het geval van een zogenaamde overlockmachine, waarbij meer dan één en gewoonlijk twee, lusvormers zijn aangebracht, bijvoorbeeld van het openzoomsteektype, is een aanmerkelijke vereenvoudiging van het in bedrijf stellen van de naaimachine bereikt, d.w.z. bij het opspannen van draden, 25 zodat de naaimachine in bedrijf genomen kan worden. Juist in het geval van meer dan één lusvormer neemt ook de complexiteit bij het handmatig opspannen toe.
Voorafgaand aan de beschrijving van de figuren, die samenhangen met de onderhavige uitvinding, wordt eerst een korte beschrijving gegeven van de werking van een bekende naaimachine, die bekend staat als een overlock-naaimachine van het open-zoomsteektype, teneinde het functioneren van de lusvormers hierin 30 te verduidelijken.
Zoals getoond in figuur 11 is een overlook naaimachine van het open-zoomsteektype een enkelnaalds/ drie-draads overlockmachine met een naald 31, welke aan een naaldstang 30 is bevestigd die in hoofdzaak verticaal kan bewegen synchroon met een hoofdas en schuin staat ten opzichte van een stoftoevoerrichting. De naald 31 steekt door een naaldplaat 34 en beweegt in hoofdzaak verticaal. De enkelnaalds/drie-draads 35 overlockmachine omvat verder een onderste lusvormer 33, die heen en weer beweegt onder een naaldplaat 34 langs een boogvormige baan die een baan van de naald 31 kruist, en een bovenste lusvormer 32, die heen en weer beweegt volgens een elliptische baan. Deze elliptische baan kruist de baan van de onderste lusvormer 33 aan de zijkant van de naaldplaat 34 en kruist de baan van de naald 31 boven de naaldplaat 34. De enkelnaalds/drie-draads overlockmachine kan in stof een zoom maken door een door de naald 31 40 gestoken naalddraad, een door de onderste lusvormer 33 gestoken onderste lusvormerdraad S2 en een door de bovenste lusvormer 32 gestoken bovenste lusvormerdraad S1 te kruisen.
Bij deze overlockmachine is, zoals getoond in figuur 12, de bovenste lusvormer 32 in nabijheid van zijn uiteinde voorzien van een draaduitlaat, dat wil zeggen een draadgat 32a waardoor de bovenste lusvormerdraad S1, die door een bovenste lusvormerdraadgeleiding 35 wordt geleid en naar buiten wordt getrokken. 45 Zoals ook in figuur 12 wordt getoond, is de onderste lusvormer 33 in de nabijheid van zijn uiteinde voorzien van een draaduitlaat, dat wil zeggen een draadgat 33a waardoorheen de onderste lusvormerdraad S2 naar buiten wordt getrokken. Een draadvasthoudgedeelte 33b is voorzien van een draadgroef 33c, teneinde de onderste lusvormerdraad S2 niet te verstoren, en aan het achterste gedeelte van de lusvormer is een draadgeleiding 33d aangebracht. De onderste lusvormerdraad S2 die geleid wordt door een onderste 50 lusvormerdraadgeleiding 36 wordt vastgehouden op een onderste lusvormerdraadgeleiding 37, en vervolgens vastgehouden op de draadgeleiding 33d aan het achterste gedeelte van de lusvormer, voordat de draad door het draadgat 33b aan het uiteinde loopt. Een gedeelte van de onderste lusvormerdraad S2 tussen de draadgeleiding 33d aan de achterkant van de lusvormer en het draadgat 33b is in de draadgroef 33c opgenomen en daar vastgehouden.
55 In de bovenste en onderste lusvormers 32 en 33 volgens de stand van de techniek, is nauwkeurig werk vereist, met gebruik van een pincet, voor het door het draadgat 32b in de bovenste lusvormer en het draadgat 33b in de onderste lusvormer steken van de draad, het met de draadgeleiding 33b aan de
193110 Z
achterkant van de lusvormer in aangrijping brengen van de draad, en het in de draadgroef 33c opnemen van de onderste lusvormerdraad S2. Verder loopt de draad op een gecompliceerde wijze door het lusvormerdeel, zoals getoond in figuur 12, zodat men zich kan vergissen in de volgorde voor het inleggen van de dragen (bijvoorbeeld bij de overlockmachine van het open-zoomsteektype in de volgorde van 1: 5 bovenste lusvormerdraad, 2: onderste lusvormerdraad; 3: naalddraad), hetgeen resulteert in problemen zoals draadbreuk aan het begin van de naaibewerking en naaldbreuk. Aangezien de draadgroef 33c, die aangebracht is in het draadvasthoudgedeelte 33b voor de onderste lusvormerdraad S2 open is aan het vooroppervlak, kan de opgenomen onderste lusvormerdraad S2 uit de draadgroef 33c bungelen zodat deze verward kan raken in de andere draad, hetgeen tot problemen leidt. Aangezien de lusvormers 32 en 33 10 bevestigd zijn aan een smal gedeelte onder de naaldplaat 34, is het moeilijk om deze met een vinger of met een pincet te bereiken, en in het bijzonder is vakmanschap vereist voor het door de onderste lusvormer-draadgeleiding 33d van de onderste lusvormer 33 en het draadgat 33a in de onderste lusvormer 33 steken van de draad, welke diep kunnen zijn gepositioneerd. Een onvakkundig persoon kan de draden niet juist inleggen, ofwel is een lange tijd nodig voor het inleggen van de draden, zodat de productie gedurende lange 15 tijd moet worden onderbroken. Tijdens het naaien kan het in elkaar verward raken van de draden, hetgeen wordt veroorzaakt tijdens een herstelbewerking, bijvoorbeeld na draadbreuk, weer draadbreuk veroorzaken.
Voorgaande en andere doeleinden, kenmerken, aspecten en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijker worden uit de volgende gedetailleerde beschrijving van de onderhavige uitvinding aan de hand 20 van de tekening.
Figuur 1 toont een gehele draadinleginrichting voor een naaimachine volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 2 toont de in de Japanse octrooiaanvrage JP 2-310938 beschreven buisvormige lusvormers die toegepast kunnen worden bij een andere draadinleginrichting van een naaimachine volgens de uitvinding; 25 figuur 3 toont een belangrijk deel van een draadinrichting van figuur 1; figuur 4 toont een principe van een draadinlegbewerking; figuur 5 toont verscheidene uitvoeringsvormen van een draadinvoergedeelte; figuur 6 toont een toestand die een draadinlegbewerking van een draadinleginrichting van figuur 1 toelaat; 30 figuur 7 toont een groot deel van een draadinleginrichting van figuur 1; figuur 8 toont een belangrijk deel van een draadinleginrichting van figuur 1; figuur 9 toont een andere uitvoeringsvorm van een draadinleginrichting van een naaimachine volgens de uitvinding; figuur 10 toont een draadlegger toegepast op een draadinleginrichting van een naaimachine volgens de 35 uitvinding; figuur 11 toont een conventionele overlockmachine; en figuur 12 toont een conventioneel draadinlegkanaal.
40 Een uitvoeringsvorm van de uitvinding zal nu hierna aan de hand van de tekeningen worden beschreven.
Figuur 1 toont een gehele draadinleginrichting van een naaimachine volgens de uitvinding welke toegepast is bij een overlockmachine welke voorzien is van twee lusvormers (bovenste lusvormer 1 en onderste lusvormer 2). De draadinleginrichting is bevestigd aan een montageplaat 3 aan een vooroppervlak van de naaimachine.
45 De draadinleginrichting is op wezenlijke wijze gevormd door gastoevoermiddelen, dat wil zeggen een luchtpomp 4 voor het toevoeren van lucht, holle draadgeleidingsmiddelen, dat wil zeggen verbindingslei-dingen 5 en 6 en verbindingsleidingen 5' en 6' voor het naar de lusvormers 1 en 2 toevoeren van de door de luchtpomp geleverde lucht, draadinvoergedeelten 7 en 8 welke afwisselend verbonden kunnen worden met de leidingen 5 en 6 (zie figuur 3), en verbindingsmiddelen, dat wil zeggen een geleidingsplaat 9 en een 50 een verbindingsgedeelte vormende bewegende plaat 10 voor het met de einden 1a en 2a van de lusvormers verbinden van de leiding 5' en 6'. Een draadgeleidingsgedeelte 24 voor een extra dikke (niet getoonde) draad is aan de montageplaat 3 bevestigd. De extra dikke draad die in het draadgeleidingsgedeelte 24 is ingevoerd kan door de lusvormers 1 en 2 worden gestoken, onder gebruikmaking van een door de draadinleginrichting gestoken draad.
55 Volgens figuur 1 bestaan de bovenste lusvormer 1 en de onderste lusvormer 2 tussen de draaduitlaten 1b en 2b en de draadinlaten 1a en 2a uit buisvormige organen 1c resp. 2c, waarbij de draadinlaten 1a en 2a vormen de opneemgedeelten verbonden kunnen worden met draadinvoergedeelten 7 en 8, welke elk 3 193110 perslucht kunnen toevoeren. De opneemgedeelten {1a en 2a) hebben een toelopende of klokvorm om de lusvormerdraden gemakkelijk daarin te kunnen invoeren.
De luchtpomp 4 levert de perslucht aan de leiding wanneer een bedieningstoets 4a wordt ingedrukt, en zuigt de lucht uit de leiding wanneer de toets 4a omhoog wordt bewogen. Alhoewel onafhankelijke 5 luchtpompen 4 met respectievelijk de leidingen 5 en 6 kunnen samenwerken, is bij de weergegeven uitvoeringsvorm slechts een luchtpomp 4 aangebracht welke naar keuze gekoppeld kan worden met één van de leidingen door een keuzehefboom 11. Zoals in figuur 3 wordt getoond, is de luchtpomp 4 door een pijp 12 verbonden met een keuzeklep 13. Door de keuzehefboom 11 te bedienen verbindt de keuzeklep 13 de pijp 12 met één van de leidingen 5 en 6. In plaats van de tweewegklep kan de keuzeklep 13, afhankelijk 10 van het aantal lusvormers, worden uitgevoerd met meer kleppen, zoals een driewegklep.
Van elke leiding 5 en 6 is één einde verbonden met de keuzeklep 13 voor de luchtpomp 4, zodat de perslucht in die leiding kan worden ingevoerd, en de draad naar de lusvormer kan worden overgebracht, onder gebruikmaking van de perslucht. Zoals schematisch in figuur 4 wordt getoond, is de leiding 5 aan zijn ene einde voorzien van een draadinvoergedeelte 7 (8), waarmee de persgasinvoerpijp (welke "luchtinvoer-15 pijp” genoemd zal worden) 41 die met de pomp 4 is verbonden, is gekoppeld (de leiding 6 is niet in detail beschreven omdat deze dezelfde constructie heeft). Het einde van de luchtinvoerpijp 41 is bij voorkeur in de leiding 5 gestoken. Alhoewel dit niet is getoond, heeft het draadinvoergedeelte 7 bij voorkeur een klokvorm teneinde het insteken van de draad te vergemakkelijken.
Wanneer de perslucht van de luchtinvoerpijp 41 wordt toegevoerd, wordt bij gedeelte A nabij de uitlaat 20 van de luchtinvoerpijp 41 een luchtstroom gevormd. Een naar het gedeelte A gerichte kracht wordt bij een gedeelte B opgewekt in en nabij het draadinvoergedeelte 7 volgens de wet van Bernoulli, zodat de in het draadinvoergedeelte 7 gestoken draad S in de leiding 5 naar binnen getrokken wordt. De draad wordt naar de draaduitlaat toegevoerd door de met hoge snelheid uit de luchtinvoerpijp stromende lucht. Indien de luchtinvoerpijp 41 een diameter zou hebben die groter is dan die van de leiding. Zou een relatief grote 25 hoeveelheid perslucht toegevoerd worden, waardoor de in een lange sectie tussen de leiding 5 en de draaduitlaat 1b van de lusvormer aanwezige lucht een weerstand zou vormen die de perslucht zou terugdrukken. De hoeveelheid uit de luchttoevoerpijp 41 toegevoerde lucht wordt daarom bij voorkeur zodanig bepaald dat de lucht gelijkmatig zonder te veel weerstand uit de draaduitlaat 1 b wordt afgevoerd, maar toch met een voldoende stromingssnelheid om de draad S toe te voeren. Aannemende dat de 30 luchtinvoerpijp 41 bijvoorbeeld een diameter van d1 heeft en de luchtgeleidingsmiddelen, dat wil zeggen leiding 5 een diameter van d2 heeft, heeft een verhouding d-, < d2 de voorkeur. Door de diameter van de luchtinvoerpijp 41 op de bovenbeschreven wijze te bepalen, kan een voldoende stromingssnelheid worden verkregen om de draad naar binnen te trekken, met een relatief kleine hoeveelheid lucht, en de draad S kan gelijkmatig overgebracht worden naar de draaduitlaat 1 b, waardoor de weerstand tijdens de overdracht 35 wordt onderdrukt.
Een andere uitvoeringsvorm van de leiding 5 en de luchtinvoerpijp 41 zal hierna worden beschreven aan de hand van de figuren 5(a) - (e). In figuur 5(a) heeft de leiding 5 een constante diameter over zijn gehele lengte, en een met de luchtinvoerpijp 41 verbonden gedeelte dat daarin is gestoken, overeenkomend met figuur 4. In figuur 5(b) zijn de leiding 5 en de luchtinvoerpijp 41 aan de luchtpompzijde van elkaar geschei-40 den, en is het luchtinvoergedeelte 7 met de leiding 5 verbonden. De wet van Bernoulli wordt niet gebruikt, en de eigen stroming van de perslucht wordt gebruikt. De fabricage is eenvoudiger dan die, overeenkomstig de uitvoeringsvorm van figuur 5(a), maar er is een relatief grote luchtpomp nodig. In figuur 5(c) is in de leiding 5 een insteekpijp 7a van het draadinvoergedeelte 7 gestoken. De draad wordt door negatieve druk, die opgewekt wordt wanneer de lucht door een smalle ruimte stroomt tussen de leiding 5 en de draad-45 insteekpijp 7a, aangetrokken. Bij deze uitvoeringsvorm is de afstand 11 tussen de leiding 5 en de draad-insteekpijp 7a kleiner dan de diameter d3 van de draadinsteekpijp 7a. Bij uitvoeringsvormen in figuren 5(d) en 5(e), is de luchtinvoerpijp 41, waarvan de diameter kleiner is dan die van een verbindingsgedeelte tussen de leiding 5 en het draadinvoergedeelte 7, met het verbindingsgedeelte verbonden. In figuur 5(e) is de klokvormige insteekopening 7b van het draadinvoergedeelte 7 naar een bedieningspersoon toe gericht 50 teneinde het insteken van de draad te vergemakkelijken. De leiding en het draadinvoergedeelte in de draadinleginrichting volgens de uitvinding kunnen andere constructies hebben dan de weergegeven constructies.
De einden van de leidingen 5 en 6 aan de zijde van de lusvormer zijn op telescopische wijze verschuifbaar verbonden met de verbindingsleidingen (die hierna slechts ’’leidingen" genoemd zullen worden) 5' en 55 6’ met diameters groter dan die van de leidingen 5 en 6. De leidingen 5' en 6' worden bewogen en verschoven door later beschreven verbindingsmiddelen, en de einden van de leidingen 5' en 6’ kunnen dan in contact komen met de opneemgedeelten 1a en 2a van de lusvormers 1 en 2 (figuur 6). Deze leidingen 5 193110 4 en 6 en de leidingen 5' en 6' worden gedragen door een aan de montageplaat 3 bevestigde geleidingsplaat 9. In het bijzonder is de geleidingsplaat 9 voorzien van armgedeelten 9a en 9b welke zodanig zijn gebogen dat deze de leidingen 5 en 6 kruisen. Het armgedeelte 9a is voorzien van gaten voor het bevestigen van de leidingen 5 en 6. Het armgedeelte 9b is voorzien van gaten die de leidingen 5' en 6' verschuifbaar dragen.
5 Op met de geleidingsplaat 9 overeenkomstige wijze, is de montageplaat 3 voorzien van een armgedeelte 3a dat zodanig is gebogen dat de leidingen 5' en 6’ worden gekruist. Het armgedeelte 3a is voorzien van gaten waardoor de leidingen 5' en 6' kunnen steken. De gaten in de montageplaat 3 hebben diameters die enigszins groter zijn dan die van de gaten in de geleidingsplaat 9 teneinde een radiale verschuiving van de bewegende leidingen 5' en 6’ mogelijk te maken. Vanwege de klokvorm (toelopende wanden) van de 10 opneemgedeelten 1a en 2a van de lusvormers 1 en 2 is een mogelijke radiale afwijking van de middens van de leidingen 5' en 6' ten opzichte van de middens van de lusvormers (buisvormige organen 1c en 2c) geëlimineerd wanneer de leidingen 5' en 6' tegen de opneemgedeelten 1a en 2a worden gedrukt, waardoor de middens met elkaar samenvallen.
Vervolgens zullen verbindingsmiddelen voor het met de opneemgedeelten 1a en 2a van de lusvormers 1 15 en 2 verbinden van de leidingen 5' en 6' hierna worden beschreven. De verbindingsmiddelen worden gevormd door de aan de montageplaat 3 bevestigde geleidingsplaat 9, een met een bewegende plaat 10 verbonden verbindingsgedeelte en een tussen de einden van het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 10 en de geleidingsplaat 9 aangebrachte veer 14. Ook is aan de montageplaat 3 een steunplaat 15 voor het ondersteunen en geleiden van het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 10 bevestigd. De 20 leidingen 5' en 6' zijn met het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 10 verbonden door middel van veren 16 en 17, en worden te zamen met het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 10 door de veer 14 naar de lusvormer gedwongen. Figuur 7 toont in het bijzonder een verbinding tussen de leiding 5' en het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 10 (de leiding 6' heeft dezelfde verbindingsconstructie en zal hierna dus niet worden beschreven). Een veersteunplaat 5'a en een positioneringsplaat 5’b zijn aan de 25 leiding 5' bevestigd. De veer 16 is met zijn ene einde bevestigd aan de veersteunplaat 5'a en met het andere einde bevestigd aan het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 10. Bij de in figuur 7(a) getoonde toestand, waarbij de leiding 5' niet met de opneemgedeelten 1a van de lusvormer 1 is verbonden, dat wil zeggen in de bedrijfstoestand van de naaimachine, wanneer het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 10 tegen de voorbelastingskracht van de veer 14 in naar een niet-bedrijfspositie wordt 30 getrokken (in de figuur naar rechts), wordt de leiding 5' tegelijkertijd naar rechts bewogen door middel van de positioneringsplaat 5'b. Wanneer het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 10 in de niet-bedrijfspositie verkeert (rechter eindstand), dwingt de veer 16 de leiding 5’ tegen het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 10 teneinde de beweging daarvan te voorkomen. Ondertussen, wanneer het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 10 werkzaam is voor het met de opneemgedeelten 1a van de 35 lusvormer 1 verbinden van de leiding 5', neemt de veer 16 de slag op die wordt veroorzaakt wanneer de leiding 5' in contact komt met het opneemgedeelte 1a door middel van de veer 14. Wanneer verder de leiding 5' verbonden is met de opneemgedeelten 1a, werkt de veerkracht van de samengedrukte veer 16 samen met de veerkracht van de veer 14 teneinde de leiding 5' aan de opneemgedeelten 1a te fixeren.
Ondertussen is het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 10 voorzien van een lange opening 40 10a, waarin een beveiligingsinrichting, dat wil zeggen een aanslag 18, aangrijpt. De aangrijping van de aanslag 18 en de lange opening 10a in het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 10 beperkt enerzijds de beweging van het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 10 tijdens de rotatie van de (niet getoonde) hoofdas, en beperkt anderzijds de rotatie van de hoofdas wanneer het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 10 zich in de lusvormerzijde bevindt (dat wil zeggen bij de draadinlegbewerking).
45 Zoals getoond in figuur 8(a), wordt de aanslag 18 verschuifbaar ondersteund door de montageplaat 3 en een op het gestel aangebracht aanslaglager 19, en de axiale beweging daarvan wordt beperkt door ringen 21 en 21' die aan de aanslag 18 zijn bevestigd. De aanslag 18 wordt weggedrukt van de aanslag- en positioneringsplaat 20 door een veer 22 welke aangebracht is tussen de ring 21' welke bevestigd is aan de aanslag 18 en de aanslagsteun 19. Wanneer de aanslag 18 in de figuur gezien naar rechts bewogen wordt 50 door tegen een bedieningsgedeelte 18a van de aanslag 18 te duwen, grijpt bij deze constructie het einde 18b daarvan aan op een uitsparing 20a in de aanslag- en positioneringsplaat 20 die te zamen met de hoofdas roteert. De axiale beweging wordt door het contact van de ring 21 met de montageplaat 3 begrensd. De aanslag 18 gaat naar de axiaal beweegbare toestand ten gevolge van een aangrijpingsrelatie van het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 10 met de lange opening 10a. Dan wordt de aanslag 55 18 in de figuur gezien naar links bewogen door de drukkracht van de veer 22, totdat de ring 21a in contact is met de montageplaat 3.
De constructie voor het beperken van de beweging van het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 5 193110 10 tijdens de rotatie van de hoofdas, zal hierna worden beschreven. De aanslag 18 heeft een axiaal gepositioneerd gedeelte 18c met middelmatige diameter en een gedeelte 18d met kleine diameter. Op overeenkomstige wijze is de lange opening 10a in het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 10 voorzien van een cirkelvormig gedeelte 10b en een groef 10c. Het cirkelvormig gedeelte 10b heeft een 5 diameter die enigszins groter is dan de diameter van het gedeelte 18c met middelmatige diameter, teneinde de axiale beweging van het gedeelte 18c van de aanslag 18 met middelmatige diameter mogelijk te maken. De groef 10c heeft een groefbreedte die enigszins groter is dan de diameter van het gedeelte 18d met kleine diameter teneinde de samenwerking met het gedeelte 18d met kleine diameter mogelijk te maken, maar is kleiner dan de diameter van het gedeelte 18c met middelmatige diameter. Wanneer dienovereen-10 komstig het gedeelte 18c van de aanslag 18 met middelmatige diameter in aangrijping komt met het cirkelvormige gedeelte 10b van het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 10, zoals getoond in figuur 8(b), kan de axiale beweging van de aanslag 18 optreden, maar de beweging van het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 10 naar de lusvormer toe wordt verhinderd.
Wanneer in deze toestand de hoofdas zich in de vooraf bepaalde positie bevindt en de aanslag 18 wordt 15 ingedrukt, komt het einde 18b daarvan in aangrijping met de uitsparing 20a in de stop- en positionerings-plaat 20. Tegelijkertijd beweegt het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 10 naar de lusvormer waarbij de groef 10c in aangrijping verkeert met het gedeelte 18d van de aanslag met kleine diameter, omdat het verbindingsgedeelte van de bewegende plaat 10 naar de lusvormer toe wordt gedwongen door de veer 14. De inrichting gaat dus naar de toestand die de draadinlegbewerking mogelijk maakt. In deze 20 toestand verhindert het einde 18b van de aanslag 18 de rotatie van de hoofdas.
Bij de automatische draadinleginrichting van figuur 1 bevindt de lusvormerdraadopnemer 23 (bij de in figuur 12 afgebeelde bekende uitvoering van de lusvormerdraadopnemer met 36 aangegeven) zich ter plaatse van het verbindingsgedeelte van de lusvormers 1 en 2 en de leidingen 5' en 6', dat wil zeggen tussen de opneemgedeelten 1a en 2a van de lusvormers 1 en 2 en het armgedeelte 3a van de montage-25 plaat 3. De lusvormerdraadopnemer 23 is bevestigd aan de bovenste lusvormermontage-as in de figuur, en beweegt in hoofdzaak heen en weer in verticale richting overeenkomstig de rotatie van de hoofdas, teneinde de lusvormerdraad van de onderste lusvormer 2 tijdens de naaibewerking omhoog te trekken en toe te voeren. De lusvormerdraadopnemer 23 kan aangedreven worden door een ander aandrijfsysteem, dan dat voor de beweging van de bovenste lusvormermontage-as. Ondertussen reciproceert de bovenste lusvormer 30 1 zelf in hoofdzaak in verticale richting, waarbij zijn draadinlaat 1a samenwerkt met een draadgeleidingsgat (niet getoond) dat in het armgedeelte 3a van de montageplaat 3 is gemonteerd, teneinde de functie van de lusvormerdraadopnemer te verkrijgen. De lusvormerdraadopnemer 23 is voorzien van een lange opening 23a waarvan bovenste en ondereinden aan de lusvormerdraad trekken en deze toevoeren. In de draadinlegbewerking, dat wil zeggen wanneer de leiding 6' verbonden is met het opneemgedeelte 2a van de 35 onderste lusvormer 2, wordt de verbinding van de leiding 6' naar buiten bewogen door de lange opening 23a.
Hierna zal een draadinlegbewerking die de draadinleginrichting volgens deze uitvinding gebruikt, worden beschreven.
Op de eerste plaats roteert de hoofdas van de naaimachine wanneer tegen het bedieningsgedeelte 18a 40 van de aanslag 18 wordt gedrukt. Wanneer het einde 18b van de aanslag 18 in aangrijping komt met de uitsparing 20a in de stop- en positioneringsplaat 20 die synchroon met de hoofdas roteert, wordt de verdere rotatie van de hoofdas verhinderd. De aldus aangedrukte aanslag 18 beweegt naar de stop- en positioneringsplaat 20, en de geleidingsbewegingsplaat 10 komt los van het gedeelte 18c van de aanslag 18 met middelmatige diameter. Het gedeelte 18d met kleine diameter grijpt dan de groef 10c van de lange opening 45 10a in de geleidingsbewegingsplaat 10 aan, en beweegt dus naar de lusvormer door de voorbelastings-kracht van de veer 14. In deze toestand komen de einden van de leidingen 5' en 6' die bevestigd zijn aan de bewegende geleidingsplaat 10 door middel van de veren 16 en 17 in contact met de opneemgedeelten 1a en 2a van de lusvormers 1 en 2 door de gaten in het armgedeelte 3a van de montageplaat 3. Bij deze werking nemen de op de leidingen 5' en 6' gemonteerde veren 16 en 17 de contactslag op, en oefenen 50 deze de krachten uit voor het naar de opneemgedeelten 1a en 2a drukken van de einden van de leidingen 5' en 6'. Aangezien de opneemgedeelten 1a en 2a bovendien de klokvormen hebben, vallen de einden van de leidingen 5' en 6' automatisch samen met de middens van de ringvormige organen 1c en 2c van de lusvormers.
In deze toestand wordt de draad S met een geschikte lengte (ongeveer 1 cm) in één van de draadinvoer-55 gedeelten gestoken, bijvoorbeeld het draadinvoergedeelte 7 voor de bovenste lusvormer. Ook wordt de keuzehefboom 11 voor de luchtpomp 4 omgeschakeld naar de zijde van de bovenste lusvormer (zijde van leiding 5), zodat de bedieningstoets 4a ingedrukt wordt voor het in de leiding 5 toevoeren van perslucht. De 19311O 6 stroming van deze perslucht wekt een negatieve druk op voor het naar de nabijheid van de luchtinvoerpijp 41 trekken van de draad ten gevolge van de wet van Bernoulli, zodat de in het draadinvoergedeelte 7 gestoken draad S in de leiding 5 naar binnen getrokken wordt, en tegelijkertijd de stroom perslucht de draad langs het draadoverdrachtkanaal transporteert, dat zich uitstrekt van de lusvormerzijde van de leiding 5 via 5 de leiding 5' naar het buisvormige orgaan 1c teneinde de draad snel van het einde 1b van de bovenste lusvormer 1 toe te voeren. Wanneer de draad niet volledig door één keer indrukken van de luchtpomp 4 wordt getransporteerd, wordt de handeling twee of meer keren herhaald, waardoor de draadinlegbewerking op zekere wijze kan worden voltooid.
Vervolgens wordt de keuzehefboom 11 van de luchtpomp 4 naar de onderste lusvormerzijde (zijde 10 leiding 6) omgeschakeld, en wordt de bedieningstoets 4a ingedrukt, zodat de draad S snel naar het uiteinde van de onderste lusvormer 2 toegevoerd kan worden door de perslucht, op overeenkomstige wijze als voor de bovenste lusvormerdraad.
In de bovenstaande beschrijving wordt de draad in de leiding 5 naar binnen getrokken en snel door het draadoverdrachtkanaal getransporteerd naar de draaduitlaat van de lusvormer, door de positieve werking 15 van de luchtpomp 4. Bij de draadinlegbewerking volgens de uitvinding kan de omgekeerde werking van de luchtpomp 4 echter worden gebruikt voor het intrekken van de draad.
Een draadinleginrichting die voor deze draadinlegmethode geschikt is, wordt in figuur 9 getoond. In figuur 9 is de leiding 5 voorzien van een klep 25 voor het sluiten van het draadoverdrachtkanaal. Het luchtinvoer-gedeelte 7 heeft een constructie gelijk aan die welke getoond is in figuur 5(c). Dat wil zeggen: deze heeft 20 een constructie waarbij een draadinsteekpijp 7a in de leiding 5 is gestoken. Ook is het draadoverdrachtkanaal van de leiding 5 verdeeld in twee leidingen die verbonden zijn door een buigzaam orgaan zoals een kunststof slang of een rubber slang 26, en de klep 25 is zodanig aangebracht dat deze in de rubber slang 26 kan knijpen. De klep 25 knijpt in de rubber slang 26 wanneer dat nodig is om het overdrachtkanaal in de leiding 5 te sluiten.
25 Bij de boven omschreven constructie wordt de bedieningstoets 4a van de luchtpomp 4 ingedrukt teneinde de lucht in de luchtpomp 4 af te voeren. In deze toestand wordt de klep 25 van de leiding 5 bediend teneinde deze te sluiten. Wanneer vervolgens de bedieningstoets 4a in de ingedrukte stand wordt gehouden, wordt de draad S door het draadinvoergedeelte 7 gestoken, en wordt de bedieningstoets 4a losgelaten. Daardoor beweegt de bedieningstoets 4a omhoog, en wordt in de leiding 5 een stroom lucht 30 terug naar de luchtpomp 4 opgewekt. Deze terugstromende lucht zuigt de draad S, die door de draad-insteekopening 7b in de leiding 5 is gestoken naar binnen. Bij deze werking wordt de draad S niet naar de luchtpomp toe getrokken, maar naar de draadoverdrachtzijde van de leiding 5 getrokken, omdat het einde van het draadinvoergedeelte 7 in de draadoverdrachtzijde van de leiding 5 is gestoken. Daarna wordt de bedieningstoets 4a ingedrukt teneinde de perslucht naar de leiding 5 toe te voeren. Ten gevolge van de 35 stroom perslucht wordt de in de leiding 5 naar binnen getrokken draad S snel door het draadoverdrachtkanaal getrokken, dat zich door de leiding 5' naar het ringvormige orgaan 1c uitstrekt, naar het uiteinde 1b van de bovenste lusvormer 1. Op deze wijze kan de draad S snel naar de lusvormer worden bewogen, omdat de draad S tevoren in de leiding 5 naar binnen gezogen is door de omgekeerde werking van de luchtpomp 4. De draad kan door de onderste lusvormer 2 worden geleid op een overeenkomstige wijze door 40 de keuzehefboom 11 te bedienen.
Persgastoevoermiddelen zijn niet essentieel in de draadinleginrichting voor de naaimachine. Zo kan een draadinlegger 27 zoals getoond in figuur 10, welke gevormd is van een metaaldraadorgaan met flexibiliteit en geschikte stijfheid, gebruikt worden om de draad van het draadinvoergedeelte naar het uiteinde van de lusvormer te steken. In dit geval is de draadgeleiding eveneens gevormd door de holle leiding, zodat de 45 gecompliceerde draadgeleidingswerking niet noodzakelijk is, en de draadinlegbewerking vergemakkelijkt kan worden.
Het voorgaande is een wijze voor het inleggen van de gewone lusvormerdraad. Om een extra dikke draad in te leggen, die niet door de draadgeleidingsmiddelen gestoken kan worden (leidingen 5 en 6), wordt één van de boven beschreven manieren gebruikt om de draad S naar het uiteinde van de lusvormer toe te 50 voeren. Vervolgens wordt de draad afgesneden op een positie bovenstrooms van de lusvormer, dat wil zeggen tussen de draadinvoeropening van de lusvormer en een positie tussen de leidingen 5’ en 6. Daarna wordt de door het draadgeleidingsgedeelte 24 gestoken extra dikke draad aan de draad S vastgebonden aan de lusvormerzijde. Vervolgens wordt aan de uit het lusvormereinde uitstekende draad S getrokken, waardoor de extra dikke draad naar het uiteinde geleid kan worden.
55 Bij de bovenstaande beschrijving is de naaimachine voorzien van de lusvormer met de holle constructie. De draadinleginrichting volgens de uitvinding kan echter niet alleen toegepast worden bij de van de lusvormer met holle constructie voorziene naaimachine, maar ook bij de van de conventionele lusvormer

Claims (1)

  1. 7 193110 voorziene naaimachine. In dit geval wordt de draadinleginrichting volgens de uitvinding gebruikt om de draad uit de einden van de leidingen 5' en 6’ te trekken en vervolgens de uitgetrokken draad door de lusvormer te trekken, waarbij gebruik gemaakt wordt van de draadinlegger 27 zoals getoond in figuur 10. Ook is in dit geval de conventionele gecompliceerde draadinlegbewerking niet nodig, zodat het inleggen van 5 de draad gemakkelijk kan worden uitgevoerd. Natuurlijk kunnen de draadinleginrichting en -werkwijze volgens de uitvinding niet alleen toegepast worden op de drie-draads-overiocknaaimachine die voorzien is van de twee lusvormers maar ook op elke naaimachine die van één of meer lusvormers is voorzien. 10 Draadrijger voor een naaimachine met een naainaald (31), ten minste één beweegbare lusvormer (1, 2) en draadtoevoerinrichtingen voor het verschaffen van draden aan de naainaald, de draadrijger en de lusvormer, 15 waarbij de lusvormer en de naainaald in bedrijf samenwerken om de draden te kruisen, alsmede organen om de draadrijger met zijn uitvoereinde in positie te brengen met een van de naaielementen en een persgasinrichting om de draad door de buisvormige draadrijger te blazen, met het kenmerk, dat elke lusvormer (1,2) bestaat uit een langwerpige buis (1c, 2c) met een draadinvoer (1a, 2a) aan het ene uiteinde en een draaduitvoer (1b, 2b) aan het andere uiteinde hiervan, en dat elke draadrijger is verdeeld in twee 20 telescopisch ten opzichte van elkaar verschuifbare delen, waarvan het eerste deel (5, 6) vast op de naaimachine is aangebracht en het draadopname-einde (7, 8) omvat en het tweede deel (5', 6') onder invloed van de aandrijfmiddelen (9, 10, 14, 15, 16, 17, 18, 20) in lijn met de opening van de draadinvoer (1a, 2a) van de lusvormer een axiale heen en weer gaande beweging naar en van deze opening kan uitvoeren. Hierbij 11 bladen tekening
NL9300024A 1992-02-24 1993-01-06 Draadrijger voor een naaimachine met lusvormer. NL193110C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP3674992 1992-02-24
JP4036749A JP2865470B2 (ja) 1992-02-24 1992-02-24 ミシンの糸通し装置

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL9300024A NL9300024A (nl) 1993-09-16
NL193110B NL193110B (nl) 1998-07-01
NL193110C true NL193110C (nl) 1998-11-03

Family

ID=12478386

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9300024A NL193110C (nl) 1992-02-24 1993-01-06 Draadrijger voor een naaimachine met lusvormer.

Country Status (15)

Country Link
US (1) US5327841A (nl)
JP (1) JP2865470B2 (nl)
KR (1) KR0174758B1 (nl)
CN (1) CN1037540C (nl)
AU (1) AU657656B2 (nl)
CA (1) CA2080669C (nl)
DE (1) DE4224233C2 (nl)
FI (1) FI100027B (nl)
FR (1) FR2687695B1 (nl)
GB (1) GB2264309B (nl)
IT (1) IT1263258B (nl)
NL (1) NL193110C (nl)
NZ (1) NZ244525A (nl)
SE (1) SE508775C2 (nl)
ZA (1) ZA927507B (nl)

Families Citing this family (32)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP3355214B2 (ja) 1993-03-26 2002-12-09 株式会社鈴木製作所 ミシンの糸通し装置
JP3334946B2 (ja) * 1993-06-08 2002-10-15 株式会社鈴木製作所 ミシンの糸供給装置
JP3829205B2 (ja) * 1996-05-09 2006-10-04 株式会社バルダン 刺繍ミシンの上糸供給構造及び上糸供給方法
US6880472B2 (en) * 2002-12-17 2005-04-19 Juki Corporation Looper threading apparatus for sewing machine
JP2006000372A (ja) * 2004-06-17 2006-01-05 Brother Ind Ltd ミシン
JP4310289B2 (ja) * 2005-04-18 2009-08-05 東海工業ミシン株式会社 環縫いミシン
JP2008036341A (ja) * 2006-08-10 2008-02-21 Juki Corp ミシン
JP2008104719A (ja) * 2006-10-26 2008-05-08 Juki Corp ミシンの糸通し装置
JP2008119361A (ja) 2006-11-15 2008-05-29 Juki Corp ミシン
JP2008237551A (ja) 2007-03-27 2008-10-09 Juki Corp ミシン
CN101363171B (zh) * 2008-09-12 2012-05-09 武汉北方天鸟佳美电脑绣花机制造有限公司 缝纫机或电脑绣花机的弯针运转方法
JP4741701B2 (ja) * 2009-08-17 2011-08-10 株式会社鈴木製作所 ミシンの気体搬送糸通し装置
RU2571257C2 (ru) * 2010-11-29 2015-12-20 Ягуар Интернэшнл Корпорэйнш Продевающее устройство для нижнего петлителя швейной машины
JP5935073B2 (ja) 2011-06-16 2016-06-15 株式会社鈴木製作所 ミシンの気体搬送糸通し装置
JP5974214B2 (ja) * 2011-09-20 2016-08-23 株式会社鈴木製作所 ミシンの気体搬送糸通し装置
JP6078736B2 (ja) 2012-07-13 2017-02-15 株式会社鈴木製作所 ミシンの気体搬送糸通し装置
JP6324780B2 (ja) * 2014-03-18 2018-05-16 蛇の目ミシン工業株式会社 ロックミシン
JP6324779B2 (ja) * 2014-03-18 2018-05-16 蛇の目ミシン工業株式会社 ロックミシン
TWI598486B (zh) * 2014-04-08 2017-09-11 曾賢長 具有送線供氣導引選擇機構之縫紉機結構
DE102014108765B4 (de) * 2014-06-23 2016-07-21 Hsien-Chang Tseng Nähmaschine mit einer Bauform mit Wahlvorrichtung zum Fadengeben und -führen
CN104041997B (zh) * 2014-06-30 2016-01-13 河南科技大学 一种鞋帮收口穿线装置
JP6448997B2 (ja) * 2014-11-26 2019-01-09 蛇の目ミシン工業株式会社 ミシンの糸通し装置
JP6429316B2 (ja) * 2014-12-05 2018-11-28 蛇の目ミシン工業株式会社 ミシンの圧縮空気供給装置
JP6401035B2 (ja) * 2014-12-05 2018-10-03 蛇の目ミシン工業株式会社 ロックミシン
JP6433315B2 (ja) * 2015-01-26 2018-12-05 蛇の目ミシン工業株式会社 ロックミシン
JP6680462B2 (ja) * 2015-03-30 2020-04-15 蛇の目ミシン工業株式会社 ミシンの糸通し装置
JP6581810B2 (ja) * 2015-05-27 2019-09-25 Juki株式会社 環縫いミシンのルーパ糸通し装置
JP6570943B2 (ja) * 2015-09-18 2019-09-04 蛇の目ミシン工業株式会社 糸挿入器
JP6866968B2 (ja) * 2016-02-10 2021-04-28 株式会社鈴木製作所 ミシンの糸通し装置
JP6702824B2 (ja) * 2016-08-12 2020-06-03 蛇の目ミシン工業株式会社 ロックミシン
RU194652U1 (ru) * 2019-07-10 2019-12-18 Федеральное государственное бюджетное образовательное учреждение высшего образования "Северо-Осетинская государственная медицинская академия" Министерства здравоохранения Российской Федерации Нитевдеватель для людей с ограниченными возможностями
CN110241532A (zh) * 2019-07-12 2019-09-17 拓卡奔马机电科技有限公司 一种缝纫机针杆的穿线装置

Family Cites Families (22)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US981125A (en) * 1910-04-04 1911-01-10 Morris Schoenfeld Device for threading needles.
US2413014A (en) * 1944-08-19 1946-12-24 Man Sew Corp Means for threading needles
US3333560A (en) * 1965-10-05 1967-08-01 Singer Co Stitch-forming mechanisms for sewing machines
US3364889A (en) * 1966-02-10 1968-01-23 Singer Co Thread handling systems and devices for sewing machines
US3508690A (en) 1966-05-25 1970-04-28 Smit Spa Soc Macchine Per L In Device for the automatic threading of a fringing machine needle
US3540392A (en) * 1969-04-01 1970-11-17 Singer Co Vacuum needle threader and thread wiper mechanism
US3763804A (en) * 1971-04-29 1973-10-09 R Reich Method and apparatus for threading yarn ends into the working needles of embroidery stitching and sewing machines
US4010702A (en) * 1974-09-03 1977-03-08 Toshio Miyamoto Automatic threading device for sewing machines
JPS5130054A (en) * 1974-09-03 1976-03-13 Toshio Myamoto Mishinniokerukyushisochi
US4075959A (en) * 1977-04-06 1978-02-28 The Singer Company Pneumatic thread and fiber feeding devices
US4188896A (en) * 1978-05-22 1980-02-19 The Singer Company Diaphragm pump for needle threading
US4198915A (en) * 1978-10-05 1980-04-22 The Singer Company Vacuum-type pneumatic needle threading assist
DE2914117C2 (de) * 1979-04-07 1985-10-03 Union Special Gmbh, 7000 Stuttgart Fadensteuereinrichtung für den Greiferfaden von Doppelkettenstichnähmaschinen
US4305314A (en) * 1980-06-27 1981-12-15 E & M Enterprises Tool for changing master pins in an Almont lock
JPS6043995B2 (ja) * 1982-12-24 1985-10-01 ジューキ株式会社 ミシンにおけるル−パ−の糸通し装置
US4649843A (en) * 1984-07-19 1987-03-17 Tokyo Juki Industrial Co., Ltd Sewing machine
DE3710231C1 (de) * 1987-03-27 1988-06-23 Union Special Gmbh Fadensteuereinrichtung fuer den Greiferfaden einer Kettenstichnaehmaschine mit einer rotierenden Fadenaufnehmerscheibe
JPH0644958B2 (ja) * 1987-03-30 1994-06-15 アイシン精機株式会社 ル−パ装置
US4977842A (en) * 1988-05-31 1990-12-18 Brother Kogyo Kabushiki Kaisha Overlock sewing machine with a threading mechanism for easily threading a looper
JP2624512B2 (ja) * 1988-05-31 1997-06-25 ブラザー工業株式会社 オーバーロックミシン
JPH02310938A (ja) * 1989-05-25 1990-12-26 Sanyo Electric Co Ltd ワイヤボンディング方法
US5165582A (en) * 1991-08-13 1992-11-24 Andrews Patricia L Sewing machine threading guide and method

Also Published As

Publication number Publication date
SE9202886D0 (sv) 1992-10-05
SE508775C2 (sv) 1998-11-02
FI924502A (fi) 1993-08-25
JPH05228285A (ja) 1993-09-07
AU2538092A (en) 1993-08-26
ITRM920838A1 (it) 1994-05-20
FI100027B (fi) 1997-08-29
CA2080669C (en) 2001-12-04
GB9222366D0 (en) 1992-12-09
FR2687695A1 (fr) 1993-08-27
KR0174758B1 (ko) 1999-02-18
DE4224233A1 (de) 1993-08-26
ZA927507B (en) 1993-07-23
NL193110B (nl) 1998-07-01
GB2264309A (en) 1993-08-25
GB2264309B (en) 1996-04-10
CN1037540C (zh) 1998-02-25
CA2080669A1 (en) 1993-08-05
NL9300024A (nl) 1993-09-16
SE9202886L (sv) 1993-08-25
AU657656B2 (en) 1995-03-16
JP2865470B2 (ja) 1999-03-08
FI924502A0 (fi) 1992-10-06
DE4224233C2 (de) 1999-12-09
US5327841A (en) 1994-07-12
FR2687695B1 (fr) 1995-07-21
KR930018074A (ko) 1993-09-21
CN1075758A (zh) 1993-09-01
NZ244525A (en) 1996-09-25
ITRM920838A0 (it) 1992-11-20
IT1263258B (it) 1996-08-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL193110C (nl) Draadrijger voor een naaimachine met lusvormer.
US5603462A (en) Changing threads in a sewing machine
US4133280A (en) Automatic method and apparatus for closing a toe end of a hose utilizing a straight line stitch
JPS6114064B2 (nl)
US4555899A (en) Spun yarn splicing device
TWI829982B (zh) 絲線處理裝置
JP3355214B2 (ja) ミシンの糸通し装置
US4481761A (en) Pneumatic yarn splicing method and apparatus
JPS5854840B2 (ja) ミシン用糸引上げ機構
JP2641439B2 (ja) スプライシング結合部を形成する方法と装置
JPS60132875A (ja) 圧縮空気式糸撚継ぎ装置
CS212316B2 (en) Appliance for depositing and tensioless feeding the single prefixed lenth of thread or similar
US20200308746A1 (en) Sewing or Looping Device for Closing a Tubular Knitted Article
US3855769A (en) Strand threading mechanism for ring textile machines
FR2480804A1 (fr) Procede d&#39;attache d&#39;un fil a une meche sur un metier a filer et dispositif pour la mise en oeuvre de ce procede
US20030182923A1 (en) Yarn false twist texturing machine
JP2542322B2 (ja) パンティストッキング縫製機内のストッキングの自動位置決め装置
US4381021A (en) Handtool for threading yarns in yarn-processing apparatus
KR100460792B1 (ko) 재봉기의 윗실 클램프장치
EP3575456A1 (en) A yarn balloon limiter at a spinning unit of a ring spinning machine, a ring spinning machine, a method of threading yarn into the balloon limiter of yarn and a method of handling a cop
KR100471102B1 (ko) 실흡인장치 및 실흡인, 절단장치
KR0119525Y1 (ko) 와이어 장력 조절장치
JP2000211815A (ja) 糸吸引装置
JPS623741B2 (nl)
CN112160042A (zh) 一种后罗拉锁罩及细纱断头粗纱停喂装置

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Effective date: 20130106