NL1023120C2

NL1023120C2 - Werkwijze voor het optimaliseren van schakels van een schakelketting alsmede schakels voor een schakelketting.

Info

Publication number: NL1023120C2
Application number: NL1023120A
Authority: NL
Inventors: Andre Teubert; Wolfgang Oberle
Original assignee: Luk Lamellen & Kupplungsbau
Priority date: 2002-04-10
Filing date: 2003-04-07
Publication date: 2006-04-25
Also published as: JP2005522648A; EP1499817B1; WO2003087621A1; AU2003232603A1; CN1292179C; NL1023120A1; DE50305579D1; BR0304403A; EP1499817A1; CN1659391A; JP4376067B2; US20050209035A1; DE10391574D2; DE10316441A1; US8052561B2; ATE344406T1; KR20050014805A

Description

5

Titel: Werkwijze voor het optimaliseren van schakels van een schakelketting alsmede schakels voor een schakelketting.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het optimaliseren van schakels van een schakelketting voor toepassing in een variator van een kegelschijvenomspanningsaandrijving. De uitvinding betreft verder een schakel voor een dergelijke schakelketting.

10 Kegelschijvenomspanningsaandrijvingen met continu variabele overbrenging worden in moderne motorvoertuigen niet alleen in toenemende mate gebruikt vanwege het daarmee te verkrijgen rijcomfort, maar ook vanwege mogelijke verbruiksbesparingen.

Een voor de duurzaamheid en voor het koppeloverdrachtsvermogen 15 van de variator van een dergelijke kegelschijvenomspanningsaandrijving beslissend element is het omspanningsmiddel zelf, dat bijvoorbeeld is uitgevoerd als een schakelketting, zoals deze in figuur 5 in een kleine uitsnede schematisch is weergegeven. Een dergelijke schakelketting is samengesteld uit schakels 10, die via wiegstukken 12 onderling zijn 20 verbonden. De schakels 10 zijn in een aantal met betrekking tot de looprichting van de schakelketting naast elkaar aangebrachte rijen achter elkaar opgesteld, waarbij in figuur 5 de schakel 10i behoort bij een in de aanzichtsrichting voren gelegen rij, de schakel IO2 bij een aan de voorste rij grenzende rij en de schakel IO3 bij een verdere rij. Voor het verbinden van 25 de schakels dienen de wiegstukken 12, die telkens dwars op de looprichting door de schakelopeningen 14 reiken. Daarbij reiken door elke schakelopening twee wiegstukparen I61 en I62, waarbij de wiegstukken 12i en 122 bij het wiegstukpaar I61 horen en de wiegstukken 12e en 124 bij het wiegstukpaar I62. Zoals blijkt nemen de buitenzijden van de van elkaar 30 afgekeerde wiegstukken 12i en 124 van de wiegstukparen I61 respectievelijk I62 steun op de met betrekking tot de looprichting van de schakelketting voren gelegen respectievelijk achter gelegen binnenzijde van de 1023120 2 schakelopening 14. De naar elkaar toegekeerde wiegstukken 122 en 124 nemen telkens steun op de binnenzijden van schakelopeningen van schakels, die in aangrenzende rijen zijn aangebracht. De naar elkaar toegekeerde vlakken van de wiegstukken van elk wiegstukpaar vormen 5 walsvlakken, waarop de wiegstukken ten opzichte van elkaar afrollen, wanneer de straal R, waarmee het betreffende gebied van de schakelketting gekromd is, wijzigt.

Een dergelijke schakelketting alsmede de bijbehorende variator met twee kegelschijvenparen, waar de schakelketting omheen loopt, is op 10 zich bekend en wordt daarom ook niet beschreven.

Figuur 6 toont een schakel 10 en een wiegstuk 12 op vergrote schaal.

Het wiegstuk 12 is voorzien van twee langsbenen 18 en twee opstaande benen 20, die tezamen de schakelopening 14 omsluiten. Het 15 wiegstuk 12, waarvan het walsvlak is aangeduid met 20, ligt overeenkomstig figuur 6 aan de rechterzijde tegen de binnenzijde van de schakelopening 14 aan, waarbij de aanligvlakken zodanig op elkaar zijn afgestemd, dat een aanliggen slechts plaatsvindt in het gebied van de overgang tussen de langsbenen 18 naar de opstaande benen 20 en in het 20 gebied van het midden van het opstaande been 20 geen aanligging plaatsvindt. Wanneer de schakel 10 overeenkomstig figuur 6 van rechts naar links beweegt, worden overeenkomstig aan de door de schakelketting overgedragen kracht op de aanligvlakken krachten overgedragen, die in de figuur door telkens pijlen F zijn aangeduid, die de krachtzwaartepunten en 25 krachtrichtingen tonen. Ten gevolge van de verspringing van het krachtaangrijppunt ten opzichte van het midden van het langsheen zijn in de langsbenen 18 zowel trek- als ook buigspanningen werkzaam. Evenzo is in de opstaande benen een buigspanning en een trekspanning werkzaam.

Uit de aard der zaak hangen de voor een schakel vereiste 30 afmetingen bij vooraf bepaald materiaal en vooraf bepaalde geometrische 1023120_ 3 kadereisen af van de betreffende variator, bijvoorbeeld de deling daarvan, minimale en maximale omloopstraal van de schakelketting enzovoorts, alsmede van het over te dragen koppel van de in de schakel werkzame spanningen.

5 Doel van de uitvinding is schakels zodanig uit te voeren dat bij vooraf bepaalde kadereisen de schakel met het doel minimaal materiaalverbruik en aldus minimaal gewicht is geoptimaliseerd.

Een eerste oplossing voor het bereiken van dit doel wordt verkregen met een werkwijze voor het optimaliseren van schakels van een 10 schakelketting voor toepassing in een variator van een kegelschijvenomspanningsaandrijving, welke schakelketting in een aantal dwars op de looprichting van de schakelketting naast elkaar aangebrachte rijen achter elkaar opgestelde schakels omvat, die elkaar dwars ten opzichte van de looprichting overlappen en die via daar dwars op de looprichting 15 doorheen reikende wiegstukken zijn verbonden, waarbij door een opening van elke schakel twee wiegstukparen reiken, waarvan de van elkaar afgekeerde wiegstukken tegen de voren gelegen respectievelijk achter gelegen binnenzijde van de schakelopening aanliggen en waarvan de naar elkaar toegekeerde wiegstukken tegen de voren gelegen respectievelijk 20 achter gelegen binnenzijde van schakelopeningen van aangrenzende schakels aanliggen, waarbij de naar elkaar toegekeerde vlakken van de wiegstukken van elk wiegstukpaar bij kromming van de schakelketting onderling op elkaar afrollen, bij welke werkwijze de krachtinleiding van de wiegstukken in de schakels zodanig plaatsheeft, dat de uit de 25 krachtinleiding resulterende buigbelasting van de zich in looprichting uitstrekkende langsbenen en/of de zich loodrecht op de looprichting uitstrekkende opstaande benen van de schakels onder vooraf bepaalde randvoorwaarden wordt geminimaliseerd.

Een voordeelbiedende uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens 30 de uitvinding is daarin gelegen, dat het buigmoment MB van het langsheen 1023120 4 overeenkomstig de navolgende formule onder vooraf bepaalde randvoorwaarden voor de schakelketting wordt geminimaliseerd: ΜΒ=-^^·ίΐ-— met k -~ *^ , waarbij * + l l L2) II* L2 5 ' F = ingeleide kracht

He = hefboomarm van de ingeleide kracht F

II = vlaktetraagheidsmoment van het langsheen (= been- hoogte3*dikte/12) 10 12 = vlaktetraagheidsmoment van het opstaande been (= been- breedte3*dikte/12) LI = totale lengte van het langsheen L2 = totale lengte van het opstaande been 15 Het buigmoment MA van het opstaande been wordt onder vooraf bepaalde randvoorwaarden voor de schakelketting volgens de navolgende formule geminimaliseerd: met * = ,waarf>ij

20 l k + l l 12)J

F = ingeleide kracht

He = hefboomarm van de ingeleide kracht F

II = vlaktetraagheidsmoment van het langsheen (= been- hoogte3*dikte/12) 25 12 = vlaktetraagheidsmoment van het opstaande been (= been- breedte3*dikte/12) LI = totale lengte van het langsheen L2 = totale lengte van het opstaande been 1023120 __ 5

Een verdere oplossing voor het aan de uitvinding ten grondslag liggende probleem wordt verkregen met een schakel voor een schakelketting voor toepassing in een variator van een kegelschijvenomspanningsaandrijving, welke schakelketting dwars op de looprichting van de schakelketting naast 5 elkaar aangebrachte rijen achter elkaar opgestelde schakels omvat, die elkaar dwars op de looprichting overlappen en die via daar dwars op de looprichting doorheenreikende wiegstukken zijn verbonden, waarbij door een opening van elke schakel twee wiegstukparen reiken, waarbij de van elkaar afgekeerde wiegstukken tegen de voren gelegen respectievelijk 10 achter gelegen binnenzijde van de schakelopening aanliggen en waarvan de naar elkaar toegekeerde wiegstukken tegen de voren gelegen respectievelijk achter gelegen binnenzijden van de schakelopeningen van aangrenzende schakels aanliggen, waarbij de naar elkaar toegekeerde vlakken van de wiegstukken van elk wiegstukpaar bij kromming van de schakelketting op 15 elkaar afrollen, welke schakel zodanig gedimensioneerd is, dat het op zijn zich in looprichting van de schakelketting uitstrekkende langsheen en/of het op z'n zich loodrecht op de looprichting van de schakelketting uitstrekkende opstaande been als gevolg van de krachtinleiding van de wiegstukken uitgeoefende buigmomenten onder de vooraf bepaalde randvoorwaarden 20 minimaal is.

Bij een voordeelbiedende uitvoeringsvorm van de schakel volgens de uitvinding is het buigmoment MB van het langsheen corresponderend aan de navolgende formule onder vooraf bepaalde randvoorwaarden voor de schakelketting minimaal: 25 aad F*He (Λ He} A , Z2*L1 MB = —r* met k =-, waarbij F = ingeleide kracht

He = hefboomarm van de ingeleide kracht F

1023120 6 11 = vlaktetraagheidsmoment van het langsheen (= been- hoogte3*dikte/l 2) 12 = vlaktetraagheidsmoment van het opstaande been (= been-breedte3*dikte/12) 5 LI = totale lengte van het langsheen L2 = totale lengte van het opstaande been

Bij een verdere uitvoeringsvorm is het buigmoment MA van het opstaande been corresponderend aan de navolgende formule onder vooraf 10 bepaalde randvoorwaarden voor de schakelketting minimaal:

( 1 ( Ηβλ \ 12*LI

MA = F*He* 1--· 1--- met k =-, waarbij

( k + 1 ^ 12 J J /1*L2 J

F = ingeleide kracht

15 He = hefboomarm van de ingeleide kracht F

11 = vlaktetraagheidsmoment van het langsheen (= been- hoogte3*dikte/12) 12 = vlaktetraagheidsmoment van het opstaande been (= been-breedte3*dikte/12) 20 LI = totale lengte van het langsheen L2 = totale lengte van het opstaande been

De waarde voor k ligt op voordeelbiedende wijze tussen 1 en 3,5.

De uitvinding wordt in het navolgende aan de hand van 25 schematische tekeningen bij wijze van voorbeeld en met verdere details toegelicht.

Daarbij toont:

Figuur 1 een eenvoudig model van een schakel in zijaanzicht,

Figuur 2 een deel van het model volgens figuur 1 ter verklaring 30 van snijkrachten en — momenten, 1 0231 20_ _ 7

Figuur 3 een deel van figuur 1 ter verklaring van het verloop van de buigmomenten, I Figuur 4 een zijaanzicht van een helft van een gebruikelijke en een geoptimaliseerde schakel, 5 Figuur 5 een deel van een met een straal R rondomlopende schakelketting en

Figuur 6 een zijaanzicht van een op zich bekende schakel met een daarin aangebracht wiegstuk.

Figuur 1 is een vereenvoudigde schematische weergave van de 10 schakel 20 van figuur 6, die door de met een dikke lijn weergegeven rechthoek met de langsbenen 18 en de opstaande benen 20 is weergegeven. LI duidt de totale lengte van een langsheen respectievelijk van de schakel aan. L2 duidt de totale lengte van een opstaand been 20 respectievelijk de hoogte van de schakel aan. De pijlen F verduidelijken, op de wijze als in 15 figuur 6, de werkzame krachten. He duidt de afstand aan van de werklijn van de grenzend aan een langsheen werkende kracht van het langsheen respectievelijk de lengte van de op het langsheen betrekking hebbende hefboomarm van de kracht F. J2 duidt het vlaktetraagheidsmoment van het langsheen, dat wil zeggen SH3*D/12, waarbij SH de hoogte van het 20 langsheen is (figuur 4). Het vlaktetraagheidsmoment 12 van het opstaande been bedraagt SB3*D/12, waarbij SB de breedte van het opstaande been is (figuur 4) en D de dikte van de schakel is.

Figuur 2 verduidelijkt de bekeken snijkrachten en momenten, waarbij FA de in het opstaande been werkzame, in de richting van het 25 opstaande been verlopende kracht is, MA het als gevolg van de door de schakel overgedragen, in langsrichting van de schakelketting werkzame kracht F opgewekt buigmoment van het opstaande been is en MB het door de kracht F opgewekte buigmoment van het langsheen is. Het zal duidelijk zijn, dat met F telkens de totale, door een beugel overgedragen kracht is 30 aangeduid, waarvan elk langsheen de helft opneemt.

1023120 8

Figuur 3 verduidelijkt de als gevolg van de kracht in een opstaand been 20 en de langsbenen 18 werkzame buigmomenten MA en MB.

Een analyse en berekening, waarbij het buigmomentenverloop eerst deels wordt vastgesteld en daarna de buigmomenten in hun totahteit 5 worden vastgesteld, wordt gegeven door de weergave van figuur 3. Het buigmoment in het opstaande been 20 is uitgaande van bet midden daarvan naar buiten toe eerst constant en binnenwaarts (-) gericht, neemt dan af tot 0 om buitenwaarts (+) gericht te zijn en is langs het totale langsheen 18 constant en buitenwaarts gericht. De grote van het buigmoment MB in de 10 langsbenen wordt verkregen uit: ,.q F*He (Λ He\ . , I2*L1 MB =-· 1-- met k =- k + l ^ L2 J II* L2

De grote van het buigmoment MA in de opstaande benen wordt 15 verkregen uit:

MA = F* He- MB

F * He Λ He\ MB = ——— · 1- — k +1 ^ L2 20 12* Li en k =- II* L2 Γ i ( He\ MA = F* He* 1——· 1-— - L * + l ^ L2 25 In zijn totaliteit zijn de navolgende afhankelijkheden en invloeden vast te stellen:

Het buigmoment MB in de langsbenen is over de totale lengte LI constant. De invloed van de hefboomarm He op het buigmoment MB is nagenoeg lineair. Neemt de verhouding lengte van het langsheen LI ten 30 opzichte van lengte van het opstaande been L2 toe, dan neemt het 1 0231 20___

I buigmoment MB af. Neemt de verhouding 12/11 toe, dan neemt het I

buigmoment MB eveneens af. Des te stijver het opstaande been is in I

vergelijking tot het langsheen, des te minder buigmoment wordt in het I

langsheen ingeleid. Een vermindering van de hoogte SH van het langsheen I

5 bewerkstelligt een verhoudingsgewijs geringe toename van de I

bovenspanning in het langsheen (spanning in het buitengelegen gebied I

daarvan). Verder wordt daardoor het deel van de buigspanning in de I

bovenspanning verminderd. In het gebied van 40% tot 70% van de hoogte I

van het langsheen blijft de bovenspanning nagenoeg constant. Verder geven I

10 de analytische beschouwingen weer, dat hoe groter de lengte LI van de I

schakel is in vergelijking met de hoogte L2 van de schakel, des te lager is de I

buigspanning in het langsheen. I

Voor het buigmoment MA gelden analoge afhankelijkheden. I

Bovengenoemde formules maken het mogelijk rekening houdende I

15 met de betreffende randvoorwaarden, zoals beschikbare constructievorm, I

deling van de schakelketting, over te dragen kracht enzovoorts, de I

buigbelasting respectievelijk het buigmoment MB van het langsheen 18 I

respectievelijk het buigmoment MA van het opstaande been 20 te I

minimaliseren, waardoor het benodigde materiaal en zodoende het gewicht I

20 bij vooraf bepaalde over te dragen kracht F kan worden verminderd. Voor I

het minimaliseren van MB respectievelijk MA volgens de bovenstaande I

formules kunnen de meest verschillende mathematische methoden worden gebruikt, waarbij tenminste een van de variabele groten wordt gewijzigd en de invloed daarvan op MB respectievelijk MA wordt onderzocht, tot MB 25 respectievelijk MA in totaliteit bij de vooraf bepaalde randvoorwaarden minimaal wordt.

Het zal duidelijk zijn, dat slechts MA of slechts MB kan worden geminimaliseerd, waarbij het voordeelbiedend is beide op elkaar afgestemd te minimaliseren.

1 n 9 q 1 9 n 10

Figuur 4 toont het resultaat van een optimalisering, waarbij de deling T (afstand tussen de wiegvlakken van aangrenzende wiegstukparen), de lengte LI, de dikte van het wiegstuk en de over te dragen kracht constant werden gehouden. DM geeft dan de werkzame diameter van de door een 5 wiegstukpaar gevormd lager. De binnengelegen contourlijn en de j buitengelegen contourlijn tonen de uitgangscontour van een wiegstuk. Het j gearceerde gebied toont de contour van een geoptimaliseerd wiegstuk. Zoals | blijkt, kon de hoogte van het langsheen duidelijk worden verminderd zonder dat het krachtoverdrachtvermogen van het wiegstuk nadelig werd 10 beïnvloed.

De uit figuur 4 blijkende materiaalbesparing heeft het extra voordeel, dat de schakelketting voor hogere toerentallen geschikt is, aangezien de centrifugaalkrachten zijn verminderd.

De navolgende tabel geeft voorbeelden van voordeelbiedende 15 waarde gebieden:

Componenten Zinvolle tendens voor 1.1 Voordeelbiedend

Kminimaai Waardegebied I1=(BH13)*T/12 BH1 zo klein mogelijk 2,4<BH1<3,0 I2=(BB23)*T/12 ; BB2 zo groot mogelijk 2,7<BB2<3,0 LI LI zo groot mogelijk Maximaal 20,5 mm L2 L2 zo klein mogelijk 11,6<L2<13

De factor k ligt op voordeelbiedende wijze tussen 1 en 3,5.

Door het overeenkomstig de uitvinding te optimaliseren van de 20 buigbelastingen van de langs- en opstaande benen is het mogelijk in een kleinere constructieruimte schakelkettingen met groter kracht -respectievelijk koppeloverdrachtsvermogen onder te brengen, waardoor de totale door de variator in beslag genomen ruimte wordt verminderd. Dit 1 023 l ?n____

11 I

wordt in het bijzonder bereikt door een geoptimaliseerde verhouding tussen I

de afmetingen LI en L2 en de traagheidsmomenten II en 12. I

De met de aanvrage ingediende conclusies zijn I

formuleringsvoorstellen zonder prejudicie voor het verkrijgen van I

5 verdergaande octrooibescherming. Aanvraagster behoudt zich het recht voor I

nog verdere, tot dusverre slechts in de beschrijving en/of de tekeningen I

I geopenbaarde maatregelen combinaties te claimen. I

In volgconclusies gebruikte terugverwijzingen wijzen op de verdere I

uitvoering van het onderwerp van de hoofdconclusie door de maatregelen I

10 van de betreffende volgconclusie; ze zijn niet te beschouwen als een afzien I

van het verkrijgen van een zelfstandige, onderwerpelijke bescherming voor I

de maatregelencombinaties van de volgconclusies waarnaar wordt I

terugverwezen. _ I

Aangezien de onderwerpen van de volgconclusies met betrekking I

15 tot de stand van de techniek op de prioriteitsdag eigen en onafhankelijke I

uitvindingen kunnen vormen, behoudt aanvraagster zich het recht voor deze I

tot onderwerp van onafhankelijke conclusies of afsplitsingsverklaringen te I

maken. Ze kunnen verder ook zelfstandige uitvindingen bevatten, die een I

van de onderwerpen van de voorafgaande volgconclusies onafhankelijke I

20 vorm hebben. I

De uitvoeringsvoorbeelden zijn niet als beperking van de I

uitvinding op te vatten. Veeleer zijn in het kader van de onderhavige I

openbaring talrijke wijzigingen en modificaties mogelijk, in het bijzonder dergelijke varianten, elementen en combinaties en/of materialen, die 25 bijvoorbeeld door combinatie of wijziging van afzonderlijke in verbinding met de in de algemene beschrijvingen en uitvoeringsvormen alsmede de conclusies beschreven en in de tekeningen opgenomen maatregelen respectievelijk elementen of werkwijzen stappen voor de vakman met het oog op de oplossing van de opgave zijn te ontnemen en door combineerbare 30 maatregelen tot een nieuw onderwerp of tot nieuwe werkwijzestappen 1023120 12 respectievelijk werkwijzestappenvolgorden leiden, ook in zoverre deze herstel beproevings-, en bedrijfswerkwijzen betreffen.

1023120

Claims

1 C 2 3 1 20 (1 ί Η ^ ^ 7 *). ♦ 7.1 1--* 1—- h met k = ———, waarbij k+ί { L2JJ II*L2 F = ingeleide kracht He = hefboomarm van de ingeleide kracht F 5 II = vlaktetraagheidsmoment van het langsheen (=been- hoogte3*dikte/12) 12. vlaktetraagheidsmoment van het opstaande been (= been- breedte3*dikte/12) LI = totale lengte van het langsheen 10 L2 = totale lengte van het opstaande been

1. Werkwijze voor het optimaliseren van schakels van een schakelketting voor toepassing in een variator van een 5 kegelschijvenomspanningsaandrijving, welke schakelketting in een aantal dwars op de looprichting van de schakelketting naast elkaar aangebrachte rijen achter elkaar opgestelde schakels omvat, die elkaar dwars op de looprichting overlappen en die via daar dwars op de looprichting doorheen reikende wiegstukken zijn verbonden, waarbij door een opening van elke 10 schakel twee wiegstukparen heen reiken, waarvan de van elkaar afgekeerde wiegstukken tegen de voren gelegen respectievelijk achter gelegen binnenzijde van de schakelopening aanliggen en waarvan naar elkaar toegekeerde wiegstukken tegen de voren respectievelijk achter gelegen binnenzijde van de schakelopeningen van aangrenzende schakels aanliggen, 15 waarbij de naar elkaar toegekeerde vlakken van de wiegstukken van elk wiegstukpaar bij kromming van de schakelketting op elkaar afrollen, bij welke werkwijze de krachtinleiding van de wiegstukken in de schakels zodanig plaatsvindt, dat de uit de krachtinleiding resulterende buigbelasting van de zich in looprichting uitstrekkende langsbenen en/of de 20 zich loodrecht op de looprichting uitstrekkende opstaande benen van de schakels onder vooraf bepaalde randvoorwaarden wordt geminimaliseerd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het buigmoment (MB) van het langsheen overeenkomstig de navolgende formule onder vooraf bepaalde randvoorwaarden voor de schakelketting wordt geminimaliseerd: 25 F *He (Λ He\ , , 12*11 MB -»1-- met k =-, waarbij * + l ^ L2J ll*L2 F = ingeleide kracht He = hefboomarm van de ingeleide kracht F 1023120 _ 11. vlaktetraagheidsmoment van het langsheen (= been- hoogte3*dikte/12) 12. vlaktetraagheidsmoment van het opstaande been (= been-breedte3*dikte/12)

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij het buigmoment (MA) van het opstaande been overeenkomstig de navolgende formule onder vooraf 10 bepaalde randvoorwaarden voor de schakelketting wordt geminimaliseerd: MA = F*He*{\--*il-—Vl met k = ^, waarbij ^ * + l ^ 12/J Il*L2 F = ingeleide kracht

15 He = hefboomarm van de ingeleide kracht F 11. vlaktetraagheidsmoment van het langsheen (= been- hoogte3*dikte/12) 12. vlaktetraagheidsmoment van het opstaande been (= been-breedte3*dikte/12)

20 LI = totale lengte van het langsheen L2 = totale lengte van het opstaande been

4. Schakel voor een schakelketting voor toepassing in een variator van een kegelschijvenomspanningsaandrijving, welke schakelketting in een 25 aantal dwars op de looprichting van de schakelketting naast elkaar aangebrachte rijen achter elkaar opgestelde schakels omvat, die elkaar dwars op de looprichting overlappen en die via dwars op de looprichting daar doorheen reikende wiegstukken zijn verbonden, waarbij door een opening van elke schakel twee wiegstukparen heen reiken, waarvan de van 30 elkaar afgekeerde wiegstukken tegen de voren gelegen respectievelijk 1 0231 20_ __ I15 I achter gelegen binnenzijde van de schakelopening aanliggen en waarvan de I naar elkaar toegekeerde wiegstukken tegen de voren gelegen respectievelijk I achter gelegen binnenzijde van de schakelopeningen van aangrenzende I schakels aanliggen, waarbij de naar elkaar toegekeerde vlakken van de I 5 wiegstukken van elk wiegstukpaar bij kromming van de schakelketting op I elkaar afrollen, welke schakel zodanig is gedimensioneerd, dat het zich op I zijn in looprichting van de schakelketting uitstrekkende langsheen en/of het I zich op zijn loodrecht op de looprichting van de schakelketting I uitstrekkende opstaande been als gevolg van de krachtinleiding door de I 10 wiegstukken uitgeoefende buigmoment onder vooraf bepaalde I randvoorwaarden minimaal is. I

5. Schakel volgens conclusie 4, waarbij het buigmoment (MB) van het I langsheen corresponderend aan de navolgende formule onder vooraf I bepaalde randvoorwaarden voor de schakelketting minimaal is: I F*He ( He\ , I2*Ll ... I MB =-· 1-- met k =-, waarbij I Jfc + 1 ^ L2 J II* L2 F = ingeleide kracht He = hefboomarm van de ingeleide kracht F 20 II = vlaktetraagheidsmoment van het langsheen (-been- hoogte3*dikte/12) 12. vlaktetraagheidsmoment van het opstaande been (= been- breedte3*dikte/12) LI = totale lengte van het langsheen 25 L2 = totale lengte van het opstaande been

5 LI = totale lengte van het langsheen L2 = totale lengte van het op staande been

6. Schakel volgens conclusie 4 of 5, waarbij het buigmoment (MA) van het opstaande been corresponderend aan de navolgende formule onder vooraf bepaalde randvoorwaarden voor de schakelketting minimaal is: 30

7. Schakel volgens conclusie 5 of 6, waarbij l<k<3,5. 1023120