NL1020990C2 - Werkwijze voor het vormen van een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie. - Google Patents

Werkwijze voor het vormen van een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie. Download PDF

Info

Publication number
NL1020990C2
NL1020990C2 NL1020990A NL1020990A NL1020990C2 NL 1020990 C2 NL1020990 C2 NL 1020990C2 NL 1020990 A NL1020990 A NL 1020990A NL 1020990 A NL1020990 A NL 1020990A NL 1020990 C2 NL1020990 C2 NL 1020990C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
transverse element
die
parts
punching
transverse
Prior art date
Application number
NL1020990A
Other languages
English (en)
Inventor
Lucas Hendricus Robert Prinsen
Robert Arnoldus Andre Mutsaers
Jeroen Herman Van Liempd
Original Assignee
Doornes Transmissie Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Doornes Transmissie Bv filed Critical Doornes Transmissie Bv
Priority to NL1020990A priority Critical patent/NL1020990C2/nl
Priority to PCT/NL2003/000466 priority patent/WO2004004942A1/en
Priority to CNB038157071A priority patent/CN100346900C/zh
Priority to DE60331661T priority patent/DE60331661D1/de
Priority to EP03762915A priority patent/EP1539395B1/en
Priority to JP2004519356A priority patent/JP4484701B2/ja
Priority to AU2003252581A priority patent/AU2003252581A1/en
Priority to AT03762915T priority patent/ATE460240T1/de
Application granted granted Critical
Publication of NL1020990C2 publication Critical patent/NL1020990C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B21MECHANICAL METAL-WORKING WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21DWORKING OR PROCESSING OF SHEET METAL OR METAL TUBES, RODS OR PROFILES WITHOUT ESSENTIALLY REMOVING MATERIAL; PUNCHING METAL
    • B21D53/00Making other particular articles
    • B21D53/14Making other particular articles belts, e.g. machine-gun belts
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16GBELTS, CABLES, OR ROPES, PREDOMINANTLY USED FOR DRIVING PURPOSES; CHAINS; FITTINGS PREDOMINANTLY USED THEREFOR
    • F16G5/00V-belts, i.e. belts of tapered cross-section
    • F16G5/16V-belts, i.e. belts of tapered cross-section consisting of several parts

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Transmissions By Endless Flexible Members (AREA)
  • Punching Or Piercing (AREA)

Description

P 2002 NL 008
Titel: Werkwijze voor het vormen van een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het uit basismateriaal vormen van een dwarselement dat bestemd is om deel uit te maken van een duwband voor een continu variabele transmissie.
5 Een duwband voor een continu variabele transmissie is algemeen bekend. Een dergelijke duwband omvat doorgaans twee oneindige, in zichzelf gesloten lintvormige dragers voor het dragen van een relatief groot aantal dwarselementen. De dwarselementen zijn beweegbaar over de gehele omtrek van de dragers aangebracht, waarbij 10 ze tijdens bedrijf in staat zijn tot het doorgeven van krachten die samenhangen met een beweging van de duwband.
In de hiernavolgende beschrijving van het dwarselement refereren de genoemde richtingen aan de situatie waarin het dwars- _ element dee_l uitmaakt van__de duwband. Een .lengterichting van het 15 dwarselement komt overeen met een omtreksrichting van de duwband.
Een hoogterichting van het dwarselement komt overeen met een radiale richting van de duwband. Een breedterichting van het dwarselement komt overeen met een richting haaks op zowel de lengterichting als de hoogterichting. De aanduiding van een willekeurig dwarselement 20 als volgend dwarselement of vorig dwarselement ten opzichte van een aangrenzend dwarselement houdt verband met een bewegingsrichting van de duwband. Een afmeting in lengterichting van het dwarselement wordt hiernavolgend ook aangeduid als dikte van het dwarselement.
Het dwarselement is in breedterichting aan weerszijden voorzien 25 van uitsparingen voor het althans gedeeltelijk opnemen van de dragers. Ten behoeve van het ondersteunen van de dragers omvat het dwarselement dragervlakken. Ten behoeve van contact tussen het dwarselement en poelieschijven van een poelie van een continu variabele transmissie is het dwarselement in breedterichting aan 30 weerszijden voorzien van in de richting van de dragervlakken divergerende poelieschijf-contactvlakken. De in het hiernavolgende gebezigde begrippen "boven" en "onder" zijn gerelateerd aan de ΐη?Ποοπ 2 richting van divergentie; deze wordt gedefinieerd als van onder naar boven.
Het dwarselement omvat in hoogterichting van onder naar boven achtereenvolgens een basisgedeelte, een nekgedeelte waarvan de 5 afmetingen in breedterichting kleiner zijn dan die van het basisgedeelte, en een topgedeelte waarvan de afmetingen in breedterichting ter plaatse van de aansluiting op het nekgedeelte groter zijn dan die van het nekgedeelte. Het basisgedeelte omvat de drager-vlakken en de poelieschijf-contactvlakken. In de duwband bevindt het 10 basisgedeelte zich aan de zijde van de binnenomtrek van de duwband, terwijl het topgedeelte zich aan de zijde van de buitenomtrek van de duwband bevindt
Het dwarselement heeft twee hoofdlichaamsvlakken, te weten een voorvlak en een achtervlak, die zich in hoofdzaak evenwijdig ten 15 opzichte van elkaar uitstrekken, in hoofdzaak haaks op de lengterichting. Ten minste een gedeelte van het voorvlak van het dwarselement is bestemd om in de duwband aan te liggen tegen ten minste een gedeelte van het achtervlak van een volgend dwarselement, terwijl ten minste een gedeelte van het achtervlak van het dwars-20 element is bestemd om in de duwband aan te liggen tegen ten minste een gedeelte van het voorvlak van een vorig dwarselement.
Op één van de hoofdlichaamsvlakken van het dwarselement, doorgaans het voorvlak, is een nop aangebracht. Deze nop bevindt zich doorgaans op het topgedeelte van het dwarselement, en 25 correspondeert met een kuil in het andere hoofdlichaamsvlak van het dwarselement. In de duwband bevindt de nop van een dwarselement zich althans gedeeltelijk in de kuil van een volgend dwarselement. De nop en de corresponderende kuil dienen om onderlinge verschuiving van aangrenzende dwarselementen in een vlak haaks op de omtreksrichting 30 van de duwband te voorkomen.
In de duwband zijn twee aangrenzende dwarselementen ten opzichte van elkaar kantelbaar over een kantellijn die doorgaans op het voorvlak van elk dwarselement is gedefinieerd en die zich over de volledige breedte van het dwarselement uitstrekt. Doorgaans is de 35 kantellijn gevormd als een in lengterichting hoogste lijn van een convex overgangsvlak in het voorvlak, dat een gelijkmatige en afgeronde overgang vormt van twee onder een relatief kleine hoek ten opzichte van elkaar georiënteerde gedeeltes van genoemd voorvlak. De kantellijn strekt zich doorgaans in een bovenste deel van het basis-40 gedeelte uit. Een belangrijke functie van de kantellijn is het t i η > fi ω q n 3 waarborgen van onderling contact tussen aangrenzende dwarselementen die zich tijdens bedrijf van de duwband tussen de poelieschijven van een poelie bevinden. De kantellijn is bedoeld om te bewerkstelligen dat de krachten die samenhangen met een beweging van de duwband op 5 gecontroleerde wijze van een willekeurig dwarselement naar een volgend dwarselement door worden gegeven.
In de nabijheid van de kantellijn is het dwarselement doorgaans voorzien van een trap, dat is een abrupte overgang in de afmetingen in lengterichting van het dwarselement. De trap is doorgaans gevormd 10 als een ,vlak dat zich in hoofdzaak in lengterichting en breedte- richting uitstrekt, over de volledige breedte van het dwarselement.
Bij, een dwarselement met een trap zijn de afmetingen in lengterichting van een onderste deel van het basisgedeelte kleiner dan de afmetingen in lengterichting van overige delen van het dwarselement.
15 Op deze wijze wordt voorkomen dat de onderste delen van de basisgedeeltes van de dwarselementen tegen elkaar aankomen wanneer de dwarselementen zich over een poelie bewegen. Een bijkomend voordeel is, dat gewicht wordt bespaard.
20 Het dwarselement wordt door middel van een stansproces __ vervaardigd Uit plaatvormig basismateriaal.. Bij_het stansproces- - worden een snij orgaan en een ondersteuningsorgaan toegepast, waarbij het snijorgaan is bestemd om het dwarselement uit het basismateriaal te snijden onder invloed van een snij kracht, en waarbij het 25 ondersteuningsorgaan is bestemd om het dwarselement tijdens het stansproces te ondersteunen met een ondersteuningskracht. Tijdens het stansproces dringt het snijorgaan onder druk door het basismateriaal, waarbij een onderlinge beweging van het gestanste dwarselement en het basismateriaal wordt toegestaan. Het dwarselement is 30 dan ingeklemd tussen een snijvlak van het snijorgaan en een ondersteuningsvlak van het ondersteuningsorgaan.
Tijdens het stansproces wordt bij voorkeur het voorvlak van het dwarselement gevormd aan de zijde van het ondersteuningsorgaan, terwijl het achtervlak wordt gevormd aan de zijde van het snij-35 orgaan. Vanwege de tijdens het stansproces heersende druk is dan de vorm van het ondersteuningsvlak een bepalende factor voor de vorm van het voorvlak van het dwarselement, terwijl de vorm van het snijvlak een bepalende factor is voor de vorm van het achtervlak van het dwarselement. De omtrek van zowel het ondersteuningsvlak als het 40 snijvlak is in hoofdzaak gelijk aan de omtrek van het dwarselement.
1020a on 4
In het hiernavolgende geldt, dat het begrip "stansorgaan" betrekking heeft op zowel het ondersteuningsorgaan als het snij-orgaan, en dat het begrip "stansvlak" betrekking heeft op zowel het ondersteuningsvlak als het snijvlak.
5 Voor het verkrijgen van een dwarselement dat is voorzien van een trap, wordt doorgaans gebruik gemaakt van getrapt basismateriaal. Het is echter ook mogelijk om vlak basismateriaal te gebruiken, waarbij de trap tijdens het stansproces op het desbetreffende hoofdlichaamsvlak van het dwarselement wordt 10 aangebracht. Het zal duidelijk zijn, dat het stansproces in het laatste geval meer vermogen vraagt dan in het eerste geval, bij overigens gelijke omstandigheden.
Doorgaans geldt, dat de dikte vanaf de kantellijn van het 15 dwarselement in de richting van de bovenzijde van het dwarselement enigszins toeneemt. Het verschil tussen de dikte bij de bovenzijde en de dikte bij de kantellijn is hooguit enkele micrometers. De vorm van de stansvlakken wordt mede bepaald door de wens om tijdens het stansproces deze dikteverdeling over de hoogte van het dwarselement 20 te verkrijgen.
Een belangrijk probleem dat samenhangt met het bekende stansproces, wordt in het hiernavolgende beschreven.
Vanwege de vormgeving van het dwarselement met de kantellijn 25 treedt tijdens het stansproces ongelijkmatige belasting van een stansorgaan op, die zich manifesteert als drukverschillen over het stansvlak van het stansorgaan. Een belangrijke reden hiervoor is, dat de kantellijn in hoogterichting niet centraal is gelegen. De ongelijkmatige belasting van het stansorgaan leidt er toe dat het 30 stansorgaan een neiging tot het uitvoeren van een kantelbeweging vertoont en een dergelijke beweging doorgaans ook daadwerkelijk uitvoert. De kantelbeweging van het stansorgaan en de drukverschillen over het stansvlak leiden in de praktijk tot afwijkingen van de gewenste vormgeving van het dwarselement, die in een 35 ongunstig geval zelfs ontoelaatbaar kunnen zijn.
Wanneer getrapt ingangsmateriaal wordt gebruikt, zoals doorgaans het geval is, komt op een gegeven moment tijdens het stansproces een stansvlak van een stansorgaan tegen de trap aan te liggen. Ter plaatse van het contact tussen het stansvlak en de trap 40 wordt dan een kracht uitgeoefend, dat resulteert in een koppel dat Λ rt Ou1 :.K' 5 in sterke mate bijdraagt aan de neiging tot kantelen of aan een daadwerkelijke kantelbeweging van het stansorgaan.
Aangezien de vorm van het stansvlak mede wordt afgestemd op de vorm van het toe te passen basismateriaal, zou de vorm van het 5 basismateriaal nauwkeurig moeten worden gedefinieerd, in het bijzonder wanneer dit getrapt is. Dit is echter ongewenst, vooral met het oog op de kosten. Daarom is in de praktijk de vorm van het basismateriaal van verschillende series verschillend. De onzekerheid ten aanzien van de vorm van het basismateriaal maakt de tijdens het 10 stansproces te verwachten kantelbeweging van het stansorgaan moeilijk of niet voorspelbaar. Ten gevolge van de vaste vormgeving van het stansvlak is het niet mogelijk tijdens het stansproces voor de vormgeving van het basismateriaal te compenseren. Een nadelig gevolg is, dat de verkregen dikteverdeling over de hoogte van het 15 dwarselement verschillend is voor verschillende series dwars- elementen. Het kan dan voorkomen dat de dikteverdeling van een serie dwarselementen ontoelaatbaar is, en dat de dwarselementen niet verder kunnen worden gebruikt of dat voor de desbetreffende serie een ander stansorgaan dient te worden toegepast.
20 Het is een doel van de onderhavige uitvinding om het beschreven ____ . . pr_o.ble.em. gedeeltelij k of zelfs -geheel op te lossen-.- He-t- ges-te-l-de - doel kan volgens de onderhavige uitvinding worden bereikt door het zodanig aanpassen van de stansorganen waarmee de dwarselementen worden gevormd, dat ze geschikt zijn voor toepassing in een werk-25 wijze waarbij ten minste één hoofdlichaamsvlak van het dwarselement simultaan wordt bewerkt door ten minste twee stansorgaandelen.
Volgens de uitvinding is ten minste één van de stansorganen verdeeld in ten minste twee afzonderlijke stansorgaandelen, waarmee tijdens het stansproces een hoofdlichaamsvlak van het dwarselement 30 gelijktijdig wordt bewerkt. De stansorgaandelen corresponderen derhalve met verschillende, op elkaar aansluitende delen van het desbetreffende hoofdlichaamsvlak van het dwarselement.
Een aantal voordelen dat samenhangt met het simultaan bewerken van een hoofdlichaamsvlak van het dwarselement onder toepassing van 35 ten minste twee stansorgaandelen, wordt in het hiernavolgende beschreven. Voor de overzichtelijkheid wordt hierbij uitgegaan van een verdeling van het stansorgaan in twee stansorgaandelen, waarbij wordt opgemerkt dat de genoemde voordelen ook gelden wanneer het stansorgaan in meer dan twee stansorgaandelen is verdeeld.
* .10209 9 0 6
Een voordeel van de verdeling van het stansorgaan in twee stansorgaandelen is dat de vorming van de dwarselementen tijdens een stansproces beter kan worden beheerst. Een belangrijke reden hiervoor is dat de neiging tot kantelen of een daadwerkelijk 5 uitgevoerde kantelbeweging is verminderd of zelfs nagenoeg tot nul is gereduceerd. Immers, elk van de stansorgaandelen is kleiner dan het gehele stansorgaan, zodat de arm bij de eventuele opbouw. van een koppel kleiner is, en daarmee het resulterende koppel kleiner is. Wanneer de verdeling van het stansorgaan zodanig is dat de kantel-10 lijn ten opzichte van één van de stansorgaandelen in hoogterichting centraal gelegen is, en de nop/kuil ten opzichte van een ander van de stansorgaandelen in hoogterichting centraal gelegen is, dan kan de arm zelfs verwaarloosbaar klein zijn voor alle stansorgaandelen.
De vorming van de dwarselementen kan tevens beter worden 15 beheerst doordat bij een gedeeld stansorgaan de nauwkeurigheid van het ene deel onafhankelijk van de nauwkeurigheid van het andere deel, waardoor beide stansorgaandelen afzonderlijk kunnen worden geoptimaliseerd. In het geval dat de verdeling van het stansorgaan zodanig is dat één van de stansorgaandelen onder andere dient voor 20 de vorming van de kantellijn op het hoofdoppervlak van het dwars- element, terwijl de ander van de stansorgaandelen onder andere dient voor de vorming van de nop/kuil op genoemd hoofdoppervlak,, kan genoemde één van de stansorgaandelen worden geoptimaliseerd naar de gewenste positie van de kantellijn, terwijl genoemde ander van de 25 stansorgaandelen kan worden geoptimaliseerd naar de gewenste positie van de nop/kuil. Tevens is het mogelijk de vorm van beide stansorgaandelen nauwkeurig af te stemmen op de gewenste dikteverdeling over de hoogte van het dwarselement. Dit alles draagt bij aan een verhoogde nauwkeurigheid van het verkregen dwarselement ten opzichte 30 , van het geval waarin een ongedeeld stansorgaan wordt toegepast.
Als gevolg van de verdeling van het stansorgaan in twee stansorgaandelen kunnen tijdens het stansproces de stansorgaandelen verschillend worden bekrachtigd, waardoor het eenvoudiger is de vorming van delen van het dwarselement te beheersen, hetgeen de 35 nauwkeurigheid van het dwarselement ten goede komt. In een stansproces waarbij een ongedeeld stansorgaan wordt toegepast is het ook mogelijk verschillende delen van het stansorgaan verschillend te bekrachtigen, maar slechts in beperkte mate, omdat te grote verschillen in belasting breuk van het stansorgaan kunnen 40 veroorzaken. Bovendien kan de onderlinge positionering van de stans- in?0oQf> 7 orgaandelen eenvoudig worden gevarieerd. Uitgaande van een bepaalde configuratie kan hierdoor het stansorgaan dat de twee delen omvat, eenvoudig geschikt worden gemaakt voor een ander type dwarselement of eenvoudig worden afgestemd op een ander type basismateriaal.
5 Een ander voordeel van de verdeling van het stansorgaan in twee stansorgaandelen is dat de stansorgaandelen eenvoudig zijn te vervaardigen. In een ongedeeld stansorgaan is het vooral moeilijk de uitsparingen die zich aan weerszijden van het stansorgaan bevinden, te bewerken.
10 Nog een ander voordeel van de verdeling van het stansorgaan in twee stansorgaandelen is dat de stansorgaandelen onderling sterk verschillende stansvlakken kunnen hebben, zonder dat de kracht-verdeling over het stansorgaan wordt verstoord. Immers, de stansorgaandelen kunnen afzonderlijk van elkaar worden bekrachtigd, zoals 15 hierboven reeds opgemerkt. Dit biedt de mogelijkheid om vooral het topgedeelte van het dwarselement kleiner uit te voeren, waardoor gewicht wordt bespaard en minder materiaal wordt verbruikt. In bekende dwarselementen is het topgedeelte doorgaans groter dan met het oog op het krachtenspel tijdens bedrijf van de duwband 20 noodzakelijk is, alleen vanwege het voorkomen van een al te ____ _ ongelijkmatige belasting—van. een. .stanso.rg.aan--tljdens het s-tans- proces.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de 25 hiernavolgende beschrijving van voorkeursuitvoeringsvormen van.de uitvinding onder verwijzing naar de tekening, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: figuur 1 een schematisch zijaanzicht is van een continu variabele 30 transmissie met duwband; figuur 2 een vooraanzicht is van een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie; figuur 3 een zijaanzicht is van het in figuur 2 getoonde dwarselement; 35 figuur 4 een zijaanzicht is van twee opeenvolgende dwarselementen zoals die zich tussen een poelie van de in figuur 1 getoonde continu variabele transmissie bevinden; figuur 5 een schematische langsdoorsnede toont van een stansgebied van een stansinrichting alsmede daarin geplaatst basismateriaal; 40 figuur 6 een zijaanzicht is van getrapt basismateriaal; 1 Π ΡΠοon 8 figuur 7a schematisch een eerste stadium van een stansbeweging toont; figuur 7b schematisch een tweede stadium van de stansbeweging toont; figuur 7c schematisch een derde stadium van de stansbeweging toont; en figuur 7d schematisch een vierde stadium van de stans-5 beweging toont; figuur 8 een schematisch zijaanzicht is van een ongedeeld stans-orgaan en te bewerken basismateriaal; figuur 9 een schematisch zijaanzicht is van een gedeeld stansorgaan en te bewerken basismateriaal; 10 figuur 10 een schematisch perspectivisch aanzicht is van twee stans-orgaandelen van het in figuur 9 getoonde gedeelde stansorgaan; figuur 11 een schematisch perspectivisch aanzicht is van de twee in figuur 10 getoonde stansorgaandelen, in een voor het stansen van een dwarselement geschikte configuratie; en 15 figuur 12 schematisch twee mogelijke configuraties toont van de stansorgaandelen van het in figuur 9 getoonde gedeelde stansorgaan.
Figuur 1 toont schematisch een continu variabele transmissie, zoals voor gebruik in een motorvoertuig. De continu variabele 20 transmissie is in Zijn algemeenheid aangeduid met het verwijzings-cijfer 1.
De continu variabele transmissie 1 omvat twee op afzonderlijke poelie-assen 2, 3 aangebrachte poelies 4, 5. Een oneindige, in zichzelf gesloten duwband 6 is om de poelies 4, 5 aangebracht en dient 25 voor het overdragen van koppel tussen de poelie-assen 2, 3. Elk van de poelies 4, 5 omvat twee poelieschijven, waarbij de duwband 6 tussen genoemde twee poelieschijven is gepositioneerd en ingeklemd, zodat met behulp van wrijving een kracht tussen de poelies 4, 5 en de duwband 6 kan worden overgedragen.
30 De duwband 6 omvat ten minste één oneindige drager 7 die doorgaans is opgebouwd uit een aantal ringen. Over de gehele lengte van de drager 7 zijn dwarselementen 10 aangebracht, waarbij de dwarselementen 10 onderling tegen elkaar aanliggen en in omtreks-richting beweegbaar ten opzichte van de drager 7 zijn. Ter wille van 35 de eenvoud is in figuur 1 slechts een aantal van deze dwarselementen 10 getoond.
In figuur 1 is te zien, dat een deel van de duwband 6 dat zich buiten de poelies 4, 5 bevindt, convex gebogen is. Genoemd deel wordt aangeduid als duwpart 8, en is dat deel van de duwband 6 40 waarin de dwarselementen 10 zich tijdens bedrijf van de continu ! 1020990 9 variabele transmissie 1 van de aandrijvende poelie, in dit voorbeeld poelie 4, naar de aangedreven poelie, in dit voorbeeld poelie 5, bewegen.
Figuren 2 en 3 tonen een dwarselement 10. Een voorvlak van het 5 dwarselement 10 is in zijn algemeenheid aangeduid met het verwijzingscijfer 11, terwijl een achtervlak van het dwarselement 10 in zijn algemeenheid is aangeduid met het verwijzingscijfer 12. In het hiernavolgende wordt zowel het voorvlak 11 als het achtervlak 12 ook wel aangeduid als hoofdlichaamsvlak 11, 12.
10 Het dwarselement 10 omvat in hoogterichting achtereenvolgens een basisgedeelte 13, een relatief smal nekgedeelte 14 en een pijlpuntvormig topgedeelte 15. In de duwband 6 bevindt het basisgedeelte 13 zich aan de zijde van de binnenomtrek van de duwband 6, terwijl het topgedeelte 15 zich aan de zijde van de buitenomtrek van de duw-15 band 6 bevindt. Voorts ligt in een duwband 6 ten minste een gedeelte van het voorvlak 11 van het dwarselement 10 aan tegen ten minste een gedeelte van het achtervlak 12 van een volgend dwarselement 10, terwijl ten minste een gedeelte van het achtervlak 12 van het dwarselement 10 aanligt tegen ten minste een gedeelte van het voorvlak 11 20 van een voorgaand dwarselement 10. Het basisgedeelte 13 van het ____ dwarselement 10 zoals., getoond in _figuur._2 omvat bij de overgang naar — het nekgedeelte 14 twee dragervlakken 16 die dienen voor het ondersteunen van twee dragers 7. Voorts omvat het basisgedeelte 13 twee poelieschijf-contactvlakken 17. Wanneer het dwarselement 10 25 over de poelie 4, 5 beweegt, wordt via genoemde poelieschijf- .
contactvlakken 17 contact tussen het dwarselement 10 en contact-vlakken van de poelieschijven bewerkstelligd.
Op het voorvlak 11 van het dwarselement 10 is een kantellijn 18 gedefinieerd. De kantellijn 18 bevindt zich op het basisgedeelte 13 30 en strekt zich in het getoonde voorbeeld over de volledige breedte van het dwarselement 10 uit. In figuur 2 is te zien dat in dit voorbeeld de kantellijn 18 zich dicht bij de dragervlakken 16 uitstrekt, terwijl in figuur 3 is te zien dat de afmetingen in lengterichting van het basisgedeelte 13 ter plaatse van de kantel-35 lijn 18 het grootst zijn. Een belangrijke functie van de kantellijn 18 is het waarborgen van onderling contact tussen twee aangrenzende dwarselementen 10 wanneer genoemde dwarselementen 10 tijdens een beweging van de duwband 6 bijvoorbeeld over één van de poelies 4, 5 bewegen. Figuur 4 dient ter illustratie van de configuratie van twee 40 opeenvolgende dwarselementen 10 zoals die zich tussen een poelie 4, 1020990 10 5 bevinden. In deze figuur is duidelijk te zien dat de dwars-elementen 10 alleen via de kantellijn 18 contact met elkaar maken.
Op afstand van de kantellijn 18, op een positie onder genoemde kantellijn 18, bevindt zich een trap 19 die een abrupte overgang in 5 de dikte van het dwarselement 10 vormt, zoals is te zien in figuur 3. Onder toepassing van de trap 19 is de dikte van een onderste deel van het basisgedeelte 13 kleiner dan de dikte van overige delen van het dwarselement 10, waardoor wordt voorkomen dat de onderste delen van de basisgedeeltes 13 van de dwarselementen 10 tegen elkaar aan-10 komen wanneer de dwarselementen 10 zich over een poelie 4, 5 bewegen. In figuur 4 is getoond dat in een dergelijk geval alleen gedefinieerd contact plaatsvindt over de kantellijn 18, en dat onderste delen van de basisgedeeltes 13 van de verschillende dwars- ’ elementen 10 geen contact met elkaar maken.
15 Op het voorvlak 11 van het dwarselement 10 is tevens een nop 21 aangebracht. De nop 21 bevindt zich in het getoonde voorbeeld op het topgedeelte 15, en correspondeert met een kuil in het achtervlak 12.
De kuil is in figuur 3 door middel van stippellijnen weergegeven en aangeduid met het verwijzingscijfer 22. In de duwband 6 bevindt de 20 nop 21 van het dwarselement 10 zich althans gedeeltelijk in de kuil 22 van een volgend dwarselement 10. De nop 21 en de corresponderende kuil 22 dienen om onderlinge verschuiving van aangrenzende dwarselementen 10 in een vlak haaks op de omtreksrichting van de duwband 6 te voorkomen.
25
Het dwarselement 10 wordt vervaardigd door middel van een stansproces, waarbij een ondersteuningsorgaan en een snijorgaan worden toegepast. Het ondersteuningsorgaan dient om het dwarselement 10 tijdens het stansproces te ondersteunen, terwijl het snijorgaan 30 dient om het dwarselement 10 tijdens het stansproces uit plaatvormig basismateriaal te snijden.
In het onderstaande is steeds als uitgangspunt genomen, dat tijdens het stansproces het voorvlak 11 van het dwarselement 10 wordt gevormd door een ondersteuningsvlak van het ondersteunings-35 orgaan, terwijl het achtervlak 12 van het dwarselement 10 wordt gevormd door een snijvlak van het snijorgaan. Dat neemt niet weg, dat de uitvinding ook betrekking heeft op de situatie waarin het voorvlak 11 wordt gevormd door het snijvlak en het achtervlak 12 wordt gevormd door het ondersteuningsvlak.
1020990 11
De omtrek van zowel het ondersteuningsvlak als het snijvlak is in hoofdzaak gelijkvormig aan de omtrek van het te stansen dwars-element 10, waarbij genoemde vlakken evenals het dwarselement 10 een basisgedeelte, een relatief smal nekgedeelte en een pijlpuntvormig 5 topgedeelte omvatten. In de hiernavolgende beschrijving van het snijorgaan en het ondersteuningsorgaan komt een hoogterichting overeen met de richting waarin het basisgedeelte, het nekgedèelte en het topgedeelte achtereenvolgend zijn gelegen. Een lengterichting komt overeen met een richting haaks op het ondersteuningsvlak 10 respectievelijk het snijvlak. Een breedterichting komt overeen met een richting haaks op zowel de lengterichting als de hoogterichting.
Aan het ondersteuningsorgaan kan behalve de functie van het ondersteunen van de dwarselementen 10 nog een andere belangrijke functie zijn toegekend, te weten het uitstoten van gestanste 15 dwarselementen 10 uit een stansinrichting waarin het ondersteuningsorgaan in lengterichting beweegbaar is opgesteld.
Thans zal een op zich bekend stansproces van het dwarselement 10 worden uitgelegd aan de hand van figuren 5 en 7a tot en met 7d.
20 In figuur 5 is een stansgebied van een stansinrichting 60 en ____ _ daarin geplaatst--basisma-teriaal--50 schematisch weergegeven-^ - Het - — basismateriaal 50 kan bijvoorbeeld strookvormig zijn en een zijaanzicht hebben zoals weergegeven in figuur 6. Het getoonde basismateriaal 50 omvat twee trappen 51, en is daardoor geschikt basis-25 materiaal 50 voor dwarselementen 10 die een trap 19 omvatten, waarbij steeds aan weerszijden van de in figuur 6 getoonde middellijn van het basismateriaal 50 dergelijke dwarselementen 10 uit de strook basismateriaal 50 worden gestanst.
De stansinrichting 60 omvat een snijorgaan 30 dat is bestemd 30 voor het uitsnijden van het dwarselement 10 uit het basismateriaal.
Het snijorgaan 30 is opgenomen in een geleidingsruimte 36 in een geleidingsplaat 35 die als belangrijke functie het geleiden van het snijorgaan 30 tijdens een stansbeweging heeft. In het verlengde van het snijorgaan 30 is een ondersteuningsorgaan 40 opgesteld, dat is 35 bestemd om het dwarselement 10 tijdens het stansproces te ondersteunen. Zoals hierboven reeds opgemerkt, correspondeert de omtrek van zowel het snijorgaan 30 als het ondersteuningsorgaan 40 in hoofdzaak met de omtrek van het te stansen dwarselement 10. Het ondersteuningsorgaan 40 is opgenomen in een opneemruimte 46 in een 40 matrijs 45 die als belangrijke functie het tijdens een stansbeweging » 1020990 12 geleiden van zowel het snijorgaan 30, het ondersteuningsorgaan 40 en het dwarselement 10 heeft. De binnenomtrek van de opneemruimte 46 correspondeert in hoofdzaak met de omtrek van zowel het snijorgaan 30, het ondersteuningsorgaan 40 en het dwarselement 10. Het plaat-5 vormige basismateriaal 50 bevindt zich initieel tussen het snijorgaan 30 en de geleidingsplaat 35 enerzijds en het ondersteuningsorgaan 40 en de matrijs 45 anderzijds.
In het hiernavolgende wordt een stansbeweging beschreven aan de hand van figuren 7a tot en met 7d, waarin schematisch verschillende 10 opeenvolgende stadia van de stansbeweging zijn weergegeven.
In een eerste stadium of beginstadium, zoals schematisch getoond in figuur 7a, is een stansgedeelte 52 van het basismateriaal 50 ingeklemd tussen het snijorgaan 30 enerzijds en het ondersteuningsorgaan 40 anderzijds, terwijl een restgedeelte 53 is 15 ingekiemd tussen een geleidingsvlak 37 van de geleidingsplaat 35 en een matrijsvlak 47 van de matrijs 45. Hierbij werken de klemkrachten in een richting in hoofdzaak haaks op het geleidingsvlak 37 en het matrijsvlak 47. Het stansgedeelte 52 is het gedeelte van het basismateriaal 50 dat is bestemd om het dwarselement 10 te vormen.
20 In een tweede stadium, zoals schematisch getoond in figuur 7b, wordt het geheel van snijorgaan 30, stansgedeelte 52 en ondersteuningsorgaan 40 onder druk bewogen ten opzichte van de geleidingsplaat 35, het restgedeelte 53 en de matrijs 45. Hierbij is de bewegingsrichting in hoofdzaak haaks op het geleidingsvlak 37 en 25 het matrijsvlak 47. Als gevolg van de onderlinge beweging dringt het snijorgaan 30 in het basismateriaal 50 en wordt het stansgedeelte 52 in de opneemruimte 46 van de matrijs 45 gedrukt.
In een derde stadium, zoals schematisch getoond in figuur 7c, raakt als gevolg van de voortgaande onderlinge beweging het stans-30 gedeelte 52 helemaal los van het restgedeelte 53. Hierna wordt de beweging van het geheel van snijorgaan 30, stansgedeelte 52 en ondersteuningsorgaan 40 ten opzichte van de geleidingsplaat 35, het restgedeelte 53 en de matrijs 45 omgekeerd tot de positie van deze onderdelen in hoofdzaak correspondeert met de positie die ze in het 35 eerste stadium innamen, met als belangrijk verschil dat het stansgedeelte 52 nu los is van het restgedeelte 53.
In een vierde stadium, zoals schematisch getoond in figuur 7d, worden het snijorgaan 30 en de geleidingsplaat 35 enerzijds en het ondersteuningsorgaan 40 en de matrijs 45 anderzijds zodanig 40 onderling bewogen, dat het snijorgaan 30 en de geleidingsplaat 35 " 1020S 9 0 13 ten opzichte van het stansgedeelte 52 en het restgedeelte 53 worden teruggetrokken, waardoor genoemde gedeeltes vrij komen te liggen en kunnen worden uitgenomen. Hierbij kan het ondersteuningsorgaan 40 als uitstootorgaan fungeren.
5
Figuur 8 toont schematisch een zijaanzicht van een bekend ongedeeld stansorgaan 30, 40 en te bewerken getrapt basismateriaal 50. In het volgende wordt er bij wijze van voorbeeld vanuit gegaan, dat het getoonde stansorgaan het ondersteuningsorgaan 40 is en dat 10 het ondersteuningsvlak 41 van genoemd ondersteuningsorgaan 40 dient om het voorvlak 11 van het dwarselement 10 te vormen.
Het ondersteuningsvlak 41 van het ondersteuningsorgaan 40 omvat twee hoofdvlakken die elkaar snijden over een snijlijn 42. Een eerste hoofdvlak 43 dient onder andere voor het vormen van de nop 21 15 op het voorvlak 11 van het dwarselement 10, terwijl een tweede hoofdvlak 44 onder andere dient voor het vormen van de kantellijn 18 op het voorvlak 11 van het dwarselement 10. De te vormen nop 21 is in figuur 8 door middel van stippellijnen weergegeven.
Wanneer het bekende ondersteuningsorgaan 40 ten behoeve van het 20 stansen van het dwarselement 10 tegen het basismateriaal 50 wordt __ ___ gedrukt, komt-..het tweede hoofdv.lak 4-4—van het -ondersteuningsv-la-k 41 — allereerst in contact met een rand 54 van de trap 51 in het basismateriaal 50. Wanneer tijdens het stansproces de druk toeneemt, duwt het ondersteuningsorgaan 40 materiaal van de rand 54 over het voor-25 vlak 11 van het dwarselement 10 naar boven toe. Dit draagt bij aan de vorming van de kantellijn 18, die tijdens het stansproces ontstaat op een positie die correspondeert met de snijlijn 41.
Wanneer het ondersteuningsvlak 41 en het basismateriaal 50 contact maken, treedt ter plaatse van het contact een kracht op, 30 waarbij een koppel op het ondersteuningsorgaan 40 wordt uitgeoefend.
Onder invloed van dit koppel krijgt het ondersteuningsorgaan 40 een neiging tot kantelen, waardoor een ongelijke drukverdeling over het voorvlak 11 van het dwarselement 10 ontstaat, welke drukverdeling bepalend is voor o.a. de afmetingen in lengterichting van het dwars-35 element na afloop van het stansproces. Doorgaans voert het ondersteuningsorgaan 40 daadwerkelijk een (minuscule) kantelbeweging uit, en neemt een gekantelde stand in, die in figuur 8 door middel van stippellijnen op overdreven wijze is weergegeven.
In de vormgeving van het ondersteuningsvlak 41 is rekening 40 gehouden met een te verwachten neiging tot kantelen en een eventuele 1020e an 14 daadwerkelijke kanteling, zodat een gewenste vorm van het voorvlak 11 van het dwarselement 10 wordt verkregen. Het zal duidelijk zijn dat het inderdaad optreden van de verwachte neiging tot kantelen en een eventuele daadwerkelijke kanteling een voorwaarde is voor het 5 verkrijgen van de gewenste vorm van het voorvlak 11. Dit is een belangrijk nadeel van het toepassen van het ongedeelde ondersteuningsorgaan 40, omdat de mate waarin het ondersteunings-orgaan 40 tijdens het stansproces een neiging tot kantelen heeft en eventueel daadwerkelijk kantelt, bijvoorbeeld afhankelijk is van de 10 afmetingen van het toegepaste basismateriaal 50. Immers, de positie van de trap 51 heeft direct invloed op de positie waarop contact tussen het tweede hoofdvlak 44 van het ondersteuningsvlak 41 en het basismateriaal 50 plaatsvindt, hetgeen op zijn beurt invloed heeft op de grootte van'het uitgeoefende koppel en aldus op de mate waarin 15 de neiging tot kantelen en een eventuele daadwerkelijke kanteling van het ondersteuningsorgaan 40 optreedt.
Wanneer de daadwerkelijke neiging tot kantelen en/of gekantelde stand van het ondersteuningsorgaan 40 tijdens het stansproces afwijken van de verwachte neiging tot kantelen en/of gekantelde 20 stand, dan wordt een dwarselement 10 verkregen waarvan de vorm afwijkt van de gewenste vorm. Dat betekent dat de positie van de kantellijn 18 en vooral de positie van de nop 21 afwijken van de gewenste positie. Tevens wijkt de dikteverdeling over de hoogte van het dwarselement 10 af van de gewenste dikteverdeling. Dergelijke 25 verschillen tussen de gewenste vorm en de daadwerkelijke vorm kunnen er toe leiden, dat het verkregen dwarselement 10 ongeschikt is om te worden toegepast in een duwband 6.
Figuur 9 toont schematisch een zijaanzicht van een gedeeld 30 stansorgaan 30, 40 volgens de uitvinding en te bewerken getrapt basismateriaal 50. In het volgende wordt er bij wijze van voorbeeld vanuit gegaan, dat het getoonde stansorgaan het ondersteuningsorgaan 40 is en dat het ondersteuningsvlak 41 van genoemd ondersteuningsorgaan 40 dient om het voorvlak 11 van het dwarselement 10 te 35 vormen.
Het ondersteuningsorgaan 40 volgens de uitvinding omvat twee delen, te weten een eerste ondersteuningsorgaandeel 70 en een tweede ondersteuningsorgaandeel 75. Voor de duidelijkheid zijn de ondersteuningsorgaandelen 70, 75 in figuur 9 op enige afstand van 40 elkaar weergegeven.
‘ 10209an 15
In het getoonde voorbeeld omvat het eerste ondersteunings-orgaandeel 70 het eerste hoofdvlak 43 en omvat het tweede ondersteuningsorgaandeel 75 het tweede hoofdvlak 44, waarbij het eerste ondersteuningsorgaandeel 70 het pijlpuntvormige topgedeelte 5 en een deel van het nekgedeelte omvat en het tweede ondersteuningsorgaandeel 75 het basisgedeelte en een ander deel van het nekgedeelte omvat. Dit is een gunstige verdeling van het ondersteuningsorgaan 40, hetgeen echter niet wil zeggen dat binnen het kader van de uitvinding andere verdelingen niet mogelijk . zouden 10 zijn.
Figuur 10 toont schematisch de twee ondersteuningsorgaandelen 70, 75 in perspectivisch aanzicht. Ter wille van de eenvoud zijn in figuur 10 niet alle details van de hoofdvlakken 43, 44 afgebeeld. Zo is bijvoorbeeld de vorm van het eerste hoofdvlak 43 die is afgestemd 15 op het vormen van de nop 21, niet getoond.
In figuur 11' wordt getoond hoe de ondersteuningsorgaandelen 70, 75 onderling worden gepositioneerd ten behoeve van een stansproces.
De toepassing van het gedeelde ondersteuningsorgaan 40 volgens de uitvinding heeft vele voordelen.
20 Een eerste voordeel is geïllustreerd in figuur 12, waarin voor __ de_ duidelijkheid de ^ondersteuningsorgaandelen- 70, 75 -op. enige. — — afstand van elkaar zijn weergegeven. In deze figuur wordt getoond hoe op uiterst eenvoudige wijze de positie die de ondersteuningsorgaandelen 70, 75 in lengterichting ten opzichte van elkaar 25 innemen, kan worden gevarieerd. Het veranderen van de configuratie van de ondersteuningsorgaandelen 70, 75 is gewenst wanneer een dwarselement 10 met een andere vorm dient te worden vervaardigd en/of wanneer basismateriaal 50 met een andere vorm en/of andere afmetingen wordt toegepast. In een dergelijk geval kan de onderlinge 30 positie van de ondersteuningsorgaandelen 70, 75 eenvoudig worden aangepast door het toepassen van een geschikt vulplaatje 80, dat tegen achtervlakken 71, 76 van de ondersteuningsorgaandelen 70, 75 wordt geplaatst. Het vulplaatje 80 kan ongetrapt zijn uitgevoerd, zoals getoond in het linkergedeelte van figuur 12, of kan een trap 35 81 omvatten, zoals getoond in het rechtergedeelte van figuur 12. De onderlinge positie van de ondersteuningsorgaandelen 70, 75 kan zodanig zijn, dat het eerste hoofdvlak 43 en het tweede hoofdvlak 44 getrapt op elkaar aansluiten, zoals getoond in het rechtergedeelte van figuur 12. In het getoonde voorbeeld is een trap 85 deel van het 40 tweede ondersteuningsorgaandeel 75.
in?0Q9O
16
Het zal duidelijk zijn dat het toepassen van het gedeelde ondersteuningsorgaan 40 grote voordelen biedt ten opzichte van het toepassen van het bekende ongedeelde ondersteuningsorgaan 40, dankzij de mogelijkheid tot het variëren van de vorm. In het geval 5 van een ongedeeld ondersteuningsorgaan 40 ligt de vorm vast, en kan variatie alleen worden bereikt door het toepassen van verschillende ondersteuningsorganen 40. Dit is onder andere ongunstig met het oog op de kosten, vooral omdat het vervaardigen van het ondersteuningsorgaan 40 een dure aangelegenheid is.
10 Het gegeven dat het aanpassen van de configuratie van het ondersteuningsorgaan 40 op uiterst eenvoudige wijze kan plaatsvinden heeft grote waarde voor de praktijk, omdat de configuratie van het ondersteuningsorgaan 40 vaak proefondervindelijk wordt afgestemd op de gewenste vorm van het dwarselement 10.
15 Een tweede voordeel van de toepassing van het gedeelde ondersteuningsorgaan 40 is dat de ondersteuningsorgaandelen 70, 75 onafhankelijk van elkaar kunnen worden afgestemd op eisen die gelden ten aanzien van de delen van het dwarselement 10 waarmee de ondersteuningsorgaandelen 70, 75 corresponderen. Zo kan in het 20 getoonde voorbeeld de vorm van het eerste ondersteuningsorgaandeel 70 worden afgestemd op de gewenste positie van de nop 21 op het dwarselement 10, terwijl de vorm van het tweede ondersteuhings-orgaandeel 75 kan worden afgestemd op de gewenste positie van de kantellijn 18 op het dwarselement 10. Op deze manier kan een grotere 25 nauwkeurigheid worden bereikt dan wanneer een ongedeeld ondersteuningsorgaan 40 wordt toegepast, omdat dan de vorm van het ondersteuningsorgaan 40 als geheel wordt bepaald door zowel de gewenste positie van de nop 21 als de gewenste positie van de kantellijn 18. In dat geval kunnen delen van het ondersteuningsvlak 30 41 niet onafhankelijk van elkaar worden geoptimaliseerd.
Onder toepassing van het gedeelde ondersteuningsorgaan 40 volgens de uitvinding kan ook nauwkeuriger aan andere eisen worden voldaan, bijvoorbeeld de verschillende eisen die gelden ten aanzien van de dikteverdeling over het basisgedeelte 13 en het topgedeelte 35 15 van het dwarselement 10.
Een derde voordeel van de toepassing van het gedeelde ondersteuningsorgaan 40 is dat de ondersteuningsorgaandelen 70, 75 verschillend kunnen worden bekrachtigd tijdens het stansproces. Bij de toepassing van een ongedeeld ondersteuningsorgaan 40 is vaak het 40 topgedeelte 15 groter dan noodzakelijk is voor het opvangen van de
* 102ü39C
17 belasting die het dwarselement 10 tijdens bedrijf van de drijfriem 6 ondervindt. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat er tijdens het stansen met ongedeelde stansorganen 30, 40 een evenwichtige verdeling moet zijn tussen de krachten die ter plaatse van het 5 basisgedeelte en ter plaatse van het topgedeelte op de stansorganen 30, 40 werken, teneinde breuk van de stansorganen 30, 40 te voorkomen. Onder toepassing van een gedeeld ondersteuningsorgaan 40 kan het topgedeelte 15 kleiner zijn, waardoor gewicht wordt bespaard.
10 Een vierde voordeel van de toepassing van het gedeelde ondersteuningsorgaan 40 is dat het ondersteuningsorgaan 40 tijdens het stansproces niet zal worden belast door een koppel, en dat een neiging tot kantelen en eventuele daadwerkelijke kantelbewegingen van de ondersteuningsorgaandelen 70, 75 uitblijven. Er hoeft 15 derhalve in het ontwerp van de ondersteuningsorgaandelen 70, 75 geen rekening te worden gehouden met een verwachte neiging tot kantelen en een eventuele daadwerkelijke kanteling, hetgeen de nauwkeurigheid ten goede komt.
Een vijfde voordeel van de toepassing van het gedeelde 20 ondersteuningsorgaan 40 is dat in het ontwerp van het dwarselement 10 de afstand tussen de kantellijn 18_en de trap 19 kan worden _ verkleind. Wanneer de trap 19 naar boven wordt verschoven, levert dat gewichtsbesparing op.
Een zesde voordeel van de toepassing van het gedeelde 25 ondersteuningsorgaan 40 is dat een dergelijk ondersteuningsorgaan 40 relatief gemakkelijk te vervaardigen is. Alle oppervlakken van het ondersteuningsorgaan 40 kunnen gemakkelijk worden bereikt, bewerkt en/of van coatings worden voorzien. Bij het vervaardigen van een ongedeeld ondersteuningsorgaan 40 is vooral het bewerken van de 30 oppervlakken van de uitsparingen die zich aan weerszijden van het ondersteuningsorgaan 40 bevinden, een lastig karwei.
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de omvang van de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande 35 besproken voorbeelden, maar dat diverse wijzigingen en modificaties daarvan mogelijk zijn zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.
Binnen het kader van de uitvinding is het mogelijk dat één van het snijorgaan 30 en het ondersteuningsorgaan 40 gedeeld is, en ook 40 dat zowel het snijorgaan 30 als het ondersteuningsorgaan 40 gedeeld 1020990 18 is. Een gedeeld stansorgaan 30, 40 kan meer dan twee stansorgaan-delen 70, 75 omvatten.
Ten aanzien van het toegepaste basismateriaal 50 geldt, dat dit getrapt of ongetrapt kan zijn.
1020a on

Claims (9)

1. Werkwijze voor het uit basismateriaal (50) vormen van een dwarselement (10) dat is bestemd om deel uit te maken van een duw-band (6) voor een continu variabele transmissie (1), waarbij ten minste één hoofdlichaamsvlak (11, 12) van het dwarselement (10) 5 simultaan wordt bewerkt door ten minste twee stansorgaandelen (70, 75) .
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij basismateriaal (50) dat is voorzien van ten minste één trap (51) wordt toegepast. 10
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de stansorgaandelen (70, 75) verschillend worden bekrachtigd.
4. Werkwijze volgens een willekeurige der conclusies 1-3, waarbij 15 één (70) van de stansorgaandelen (70, 75) onder andere wordt toegepast voor het vormen van een nop (21) op het hoofdlichaamsvlak (11) van het dwarselement (10), terwijl een ander (75) van de stans- ____ orgaandelen (70, 7_5) onder, andere wordt toegepast voor het-vormen- - - van een kantellijn (18) op het hoofdlichaamsvlak (11) van het dwars-20 element (10).
5. Gedeeld stansorgaan dat is bestemd om te worden toegepast ten behoeve van een stansproces waarin een dwarselement (10), dat is bestemd om deel uit te maken van een duwband (6) voor een continu 25 variabele transmissie (1), uit basismateriaal (50) wordt gestanst, genoemd stansorgaan omvattende ten minste twee stansorgaandelen (70, 75), waarbij hoofdvlakken (43, 44) van genoemde stansorgaandelen (70, 75) corresponderen met op elkaar aansluitende delen van een hoofdlichaamsvlak (11, 12) van het dwarselement (10). 30
6. Gedeeld stansorgaan volgens conclusie 5, waarbij één (70) van de stansorgaandelen (70, 75) geschikt is voor het vormen van een nop (21) op het hoofdlichaamsvlak (11) van het dwarselement (10), terwijl een ander (75) van de stansorgaandelen (70, 75) geschikt is 35 voor het vormen van een kantellijn (18) op het hoofdlichaamsvlak (11) van het dwarselement (10). 1020οοη
7. Gedeeld stansorgaan volgens conclusie 5 of 6, omvattende een stansvlak (41) dat in hoogterichting achtereenvolgens een basisgedeelte, een relatief smal nekgedeelte en een pijlpuntvormig top-gedeelte heeft, waarbij één (70) van de stansorgaandelen (70, 75) 5 het topgedeelte en een deel van het nekgedeelte omvat, en waarbij een ander (75) van de stansorgaandelen (70, 75) het basisgedeelte en een ander deel van het nekgedeelte omvat.
8. Gedeeld stansorgaan volgens een willekeurige der conclusies 5- 10 7, waarbij de hoofdvlakken (43, 44) van de stansorgaandelen (70, 75) getrapt op elkaar aansluiten, waarbij een trap (85) deel is van één (75) van de stansorgaandelen (70, 75).
9. Stansinrichting, voorzien van ten minste één gedeeld stans-15 orgaan volgens een willekeurige der conclusies 5-8. 1020990
NL1020990A 2002-07-03 2002-07-03 Werkwijze voor het vormen van een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie. NL1020990C2 (nl)

Priority Applications (8)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1020990A NL1020990C2 (nl) 2002-07-03 2002-07-03 Werkwijze voor het vormen van een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie.
PCT/NL2003/000466 WO2004004942A1 (en) 2002-07-03 2003-06-23 Method for forming a transverse element for a push belt for a continously variable transmission
CNB038157071A CN100346900C (zh) 2002-07-03 2003-06-23 用于连续可变传动装置的压带的横向元件的形成方法
DE60331661T DE60331661D1 (de) 2002-07-03 2003-06-23 Verfahren zur herstellung eines querelements für einen schubriemen für ein stufenloses getriebe
EP03762915A EP1539395B1 (en) 2002-07-03 2003-06-23 Method for forming a transverse element for a push belt for a continously variable transmission
JP2004519356A JP4484701B2 (ja) 2002-07-03 2003-06-23 連続可変変速機用のプッシュベルトのための横断素子を形成する方法
AU2003252581A AU2003252581A1 (en) 2002-07-03 2003-06-23 Method for forming a transverse element for a push belt for a continously variable transmission
AT03762915T ATE460240T1 (de) 2002-07-03 2003-06-23 Verfahren zur herstellung eines querelements für einen schubriemen für ein stufenloses getriebe

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1020990A NL1020990C2 (nl) 2002-07-03 2002-07-03 Werkwijze voor het vormen van een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie.
NL1020990 2002-07-03

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1020990C2 true NL1020990C2 (nl) 2004-01-06

Family

ID=30113371

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1020990A NL1020990C2 (nl) 2002-07-03 2002-07-03 Werkwijze voor het vormen van een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie.

Country Status (8)

Country Link
EP (1) EP1539395B1 (nl)
JP (1) JP4484701B2 (nl)
CN (1) CN100346900C (nl)
AT (1) ATE460240T1 (nl)
AU (1) AU2003252581A1 (nl)
DE (1) DE60331661D1 (nl)
NL (1) NL1020990C2 (nl)
WO (1) WO2004004942A1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1531284A1 (en) 2003-11-14 2005-05-18 Robert Bosch Gmbh Metal push belt, transverse element and manufacturing method

Families Citing this family (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1027808C2 (nl) * 2004-12-17 2006-06-20 Bosch Gmbh Robert Werkwijze voor het vormen van een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie.
NL1031963C2 (nl) * 2006-06-07 2007-12-10 Bosch Gmbh Robert Werkwijze voor het vormen van een kantelzone op een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie.
NL1032701C2 (nl) * 2006-10-18 2008-04-22 Bosch Gmbh Robert Gedeeld stansorgaan dat bestemd is om te worden toegepast ten behoeve van het stansen van dwarselementen voor gebruik in een duwband voor een continu variabele transmissie.
EP2225481B1 (en) * 2007-12-24 2011-10-26 Robert Bosch GmbH Drive belt
JP2010029918A (ja) * 2008-07-30 2010-02-12 Aisin Aw Co Ltd Cvtベルト用エレメントの打抜き加工方法及び打抜き加工用金型
US9192974B2 (en) 2010-09-30 2015-11-24 Honda Motor Co., Ltd. Work-punching device, work-punching method, and method for producing element for continuously variable transmission
NL1039270C2 (en) * 2011-12-28 2013-07-01 Bosch Gmbh Robert Divided blanking member for the purpose of blanking transverse elements for use in a drive belt for a continuously variable transmission.
CN104080557B (zh) * 2012-02-13 2016-01-13 爱信艾达株式会社 零件冲切装置及方法
NL1040585C2 (en) * 2014-01-02 2015-07-06 Bosch Gmbh Robert Basic material for a transverse segment for a drive belt for a continuously variable transmission and blanking method using it.

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH11309522A (ja) * 1998-04-24 1999-11-09 Honda Motor Co Ltd 板材の打ち抜き加工方法
EP1132648A1 (en) * 2000-03-06 2001-09-12 Honda Giken Kogyo Kabushiki Kaisha Method of blanking elements of belt for continuously variable transmission

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL8303870A (nl) * 1983-11-11 1985-06-03 Doornes Transmissie Bv Werkwijze en inrichting voor het bewerken van een dwarselement voor een drijfriem en dwarselement.
NL8700156A (nl) * 1987-01-23 1988-08-16 Doornes Transmissie Bv Drijfriem, dwarselement voor een drijfriem en werkwijze en inrichting voor de vervaardiging daarvan.
JPS63277703A (ja) * 1987-05-11 1988-11-15 Kobe Steel Ltd 伝導ベルト用金属ブロックの製造方法
NL8900266A (nl) * 1989-02-03 1990-09-03 Doornes Transmissie Bv Overbrenging voorzien van een drijfriem en v-vormige poelies.
JP3445832B2 (ja) * 1994-06-28 2003-09-08 日本発条株式会社 伝動ベルト用ブロックの製造方法および製造用金型
EP0994275B1 (en) * 1998-10-12 2003-09-24 Van Doorne's Transmissie B.V. Drive belt, element therefor and construction in which this is used

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH11309522A (ja) * 1998-04-24 1999-11-09 Honda Motor Co Ltd 板材の打ち抜き加工方法
EP1132648A1 (en) * 2000-03-06 2001-09-12 Honda Giken Kogyo Kabushiki Kaisha Method of blanking elements of belt for continuously variable transmission

Non-Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 2000, no. 02 29 February 2000 (2000-02-29) *

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1531284A1 (en) 2003-11-14 2005-05-18 Robert Bosch Gmbh Metal push belt, transverse element and manufacturing method

Also Published As

Publication number Publication date
EP1539395A1 (en) 2005-06-15
WO2004004942A1 (en) 2004-01-15
JP4484701B2 (ja) 2010-06-16
ATE460240T1 (de) 2010-03-15
EP1539395B1 (en) 2010-03-10
CN100346900C (zh) 2007-11-07
CN1665615A (zh) 2005-09-07
DE60331661D1 (de) 2010-04-22
JP2005531738A (ja) 2005-10-20
AU2003252581A1 (en) 2004-01-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1020990C2 (nl) Werkwijze voor het vormen van een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie.
NL1031963C2 (nl) Werkwijze voor het vormen van een kantelzone op een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie.
NL1030702C2 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een dwarselement dat bestemd is om deel uit te maken van een duwband voor een continu variabele transmissie.
NL1021661C2 (nl) Drijfriem met dwarselementen en stansinrichting voor de vervaardiging van dwarselementen.
NL1019639C2 (nl) Werkwijze voor het vormen van een schakel voor een duwband voor een continu variabele transmissie.
NL1030796C2 (nl) Werkwijze voor het vormen van een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie.
NL1032701C2 (nl) Gedeeld stansorgaan dat bestemd is om te worden toegepast ten behoeve van het stansen van dwarselementen voor gebruik in een duwband voor een continu variabele transmissie.
NL1034881C2 (nl) Stanssamenstel dat bestemd is om te worden toegepast ten behoeve van het stansen van dwarselementen voor gebruik in een duwband voor een continu variabele transmissie.
CN110303098A (zh) 金属板材的成型方法
NL1025080C2 (nl) Gedeelde matrijs met ten minste twee matrijscomponenten.
NL1043501B1 (en) A transverse segment for a drive belt and a drive belt for a continuously variable transmission including the transverse segment and a ring stack
NL1042198B1 (en) A drive belt for a continuously variable transmission with transverse segments and a ring stack
NL1027808C2 (nl) Werkwijze voor het vormen van een dwarselement voor een duwband voor een continu variabele transmissie.
JP5726748B2 (ja) プッシュベルトの横断要素の形成
NL1040585C2 (en) Basic material for a transverse segment for a drive belt for a continuously variable transmission and blanking method using it.
NL1023667C2 (nl) Metalen drijfriem.
NL1042192B1 (en) A drive belt for a continuously variable transmission with transverse segments and a ring stack and its manufacutring method
NL1039270C2 (en) Divided blanking member for the purpose of blanking transverse elements for use in a drive belt for a continuously variable transmission.
NL1027876C2 (nl) Dwarselement met een gedefinieerd gebied voor het opvangen van intrekking.
NL1039972C2 (en) Transverse segment for a pushbelt for a continuously variable transmission and method for blanking it.
JP6976333B2 (ja) 無段変速機に用いられる駆動ベルトのための横断部材を製造する方法
JP2015508335A (ja) 連続可変トランスミッション用のプッシュベルト用の横方向エレメントに傾斜ゾーンを形成する方法

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20120201