NL1009727C1

NL1009727C1 - Klemorgaan voor het inklemmen van een gordijnrail.

Info

Publication number: NL1009727C1
Application number: NL1009727A
Authority: NL
Inventors: Henricus Wilhelmus Fre Bosgoed
Original assignee: Forest Group Nederland Bv
Priority date: 1998-07-23
Filing date: 1998-07-23
Publication date: 2000-01-25
Also published as: AU759126B2; AU4109699A

Description

-1-

Klemorgaan voor het inklemmen van een gordijnrail.

De uitvinding heeft betrekking op een klemorgaan voor het inklemmen van een gordijnrail dat voorzien is van tegenover elkaar gelegen klemdelen, waarbij de klemdelen klemvlakken hebben die een hoek insluiten ten opzichte van een tussen 5 de klemdelen gelegen deel van het klemorgaan.

Dergelijke klemorganen zijn uit de praktijk bekend en hebben uit bijvoorbeeld verenstaal vervaardigde klemdelen, die tezamen één stuk vormen. De klemdelen zijn bestemd om 10 schuin verlopende zijkanten van een gordijnrail in te klemmen, dan wel aan de zijkant aangebrachte uitstekende schouders, waarvan de bovenvlakken gelijk liggen met het bovenvlak van de gordijnrail. Een gordijnrail van het ü laatste type wordt eerst met één zijde in een klemdeel 15 gestoken en vervolgens wordt de tweede zijde met enig ' kracht in het tegenovergelegen klemdeel geklikt, waarna de _ rail vastzit.

Aangezien het gewicht dat een gordijn moet kunnen dragen : 20 aanzienlijk kan zijn, moet de klemkracht van de klemorganen : daarmee in overeenstemming zijn. Dit brengt echter tege- ? lijkertijd een nadeel met zich mee, en wel met name bij de ! montage van de gordijnrail. Voor de montage worden eerst de benodigde steunen of afstandssteunen tegen muur of plafond 25 aangebracht, waarna de gordijnrail in de op de steunen aangebrachte klemmen geklikt kan worden. Indien de rail niet direkt in de juiste positie in de klemorganen geklikt wordt en verplaats zou moeten worden, dan bestaat het gevaar dat, indien getracht wordt de gordijnrail te ver- i; 30 schuiven terwijl deze nog in de klemorganen ingeklemd is, de rail beschadigd wordt door het langs het verenstaal van i de klemorganen schuiven daarvan en/of dat de bevestiging van de gordijnsteunen loskomt. Men dient dan ook de gehele gordijnrail uit de afzonderlijke klemorganen te halen, de 35 gordijnrail opnieuw te positioneren en weer in de klemorganen vast te zetten. Bij lange gordijnrails is dat tamelijk lastig, en zal met een aantal mensen gewerkt moeten worden 10097°7 = -2- om dat voor elkaar te krijgen.

De uitvinding beoogt deze nadelen te ondervangen en in een klemorgaan te voorzien waarbij de gordijnrail eenvoudig in 5 het klemorgaan gebracht kan worden, en de in de klemorganen aangebrachte gordijnrail naar de precies juiste positie verschoven kan worden.

Dienovereenkomstig wordt er volgens de uitvinding in voor-10 zien dat het klemorgaan een gestel omvat waar een eerste klemdeel vast mee verbonden is of daar deel van uitmaakt, en waarbij het tegenovergelegen tweede klemdeel in positie ten opzichte van het gestel verplaatsbaar is.

15 Door er verder in te voorzien dat het tweede klemdeel tegen de werking van veerkracht uitoefende middelen in verplaatst kan worden in een richting van het eerste klemdeel af, wordt een klemorgaan verkregen waar de gordijnrail met weinig kracht makkelijk ingeklikt kan worden.

20

Volgens een nadere uitwerking van het klemorgaan volgens de uitvinding wordt er in voorzien dat de veerkracht uitoefende middelen zodanig uitgevoerd zijn dat het eerste en tweede klemdeel met een relatief geringe kracht de gordijn-25 rail inklemmen, dan wel dat de verplaatsing van het tweede klemdeel door de veerkracht uitoefende middelen niet verder gaat dan een positie waarin de gordijnrail in het klemorgaan blijft hangen zonder echt ingeklemd te zijn.

30 De hiertoe benodigde veerkracht is relatief gering waardoor het tweede klemdeel van een verend deel vervaardigd uit kunststof voorzien kan zijn. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm wordt er echter in voorzien dat het tweede klemdeel en het verende deel uit een veerkrachtig kunststof 35 materiaal vervaardigd zijn en één geheel vormen, waarbij het verende deel in hoofdzaak uit twee, een hoek insluiten- I de, benen bestaat die zich over de breedte van het tweede ! ! klemdeel uitstrekken. Door de integratie van het klemdeel en het deel dat de veerkracht moet opleveren, is een bij- 1000797 -3- zonder eenvoudig en makkelijk te vervaardigen uitvoering van het tweede klemdeel verkregen.

Met een dergelijk tweede klemdeel wordt behalve het voor-5 deel van het makkelijk inklikbaar zijn van de rail, ook het voordeel verkregen van het in de klemorganen verschuifbaar zijn van de gordijnrail, hetgeen zelfs bij de grootste lengtes gordijnrail probleemloos mogelijk is.

10 Bij voorkeur wordt er verder in voorzien dat het tweede klemdeel aan de klemzijde aansluitend op het klemvlak een z schuin verlopend vlak heeft, dat ten opzichte van het klemvlak in tegenovergestelde richting helt. Deze voorziening draagt ertoe bij dat de gordijnrail makkelijk inge-15 klikt kan worden, aangezien bij het inbrengen de gordijnrail over dit vlak glijdt waarbij het tweede klemdeel door " de op het vlak uitgeoefende kracht verplaatst wordt in een richting van het eerste klemdeel af. Na het passeren van de : grenslijn tussen dit vlak en het aansluitende klemvlak komt 20 het tweede klemdeel weer terug en wordt de gordijnrail licht ingeklemd of blijft hangen op de twee klemdelen. :

Volgens een nadere uitwerking is voor bevestigingsdoelein- 1

den van het tweede klemdeel aan het gestel van het klemor- E

25 gaan voorzien dat het tweede klemdeel een langwerpige E

opening heeft, waarbij de zijde tegenover de met het gestel in aanraking komende zijde van het klemdeel, een schuin verlopende verspringing heeft ter hoogte van de langwerpige E

opening, en waarbij de schuin verlopende verspringing in ï

30 dezelfde richting helt als het klemvlak van het tweede T

klemdeel. De schuin verlopende verspringing is bedoeld om z in samenwerking met een schroef of bout met een verzonken -

kop, door het aandraaien van de bout of schroef het tweede I

klemdeel verder in de richting van een in te klemmen rail 35 te brengen of met een grotere kracht tegen de rail aan. z

Hierbij is er tevens bij voorkeur in voorzien dat het I

buitenste been van het verende deel langer is dan het binnenste been, en zich in vrije toestand uitstrekt tot ^ 1009727 -4- voorbij de zijde van het tweede klemdeel die bestemd is tegen het gestel van het klemorgaan aan te komen liggen.

Het uiteinde van het buitenste been komt in een opneemdeel van het gestel te liggen, waarbij het tweede klemdeel op 5 geringe afstand van het gestel in een eerste positie tegen tegenhoudmiddelen of bevestigingsmiddelen komt te liggen.

Dit heeft het verdere voordeel dat bij het inbrengen van de gordijnrail het tweede klemdeel enigszins kan kantelen, 10 waardoor het vlak waar de gordijnrail tegenaan komt te liggen steiler komt te staan en de op de gordijnrail uitgeoefende kracht nog beter overgebracht kan worden. Teven is het kontaktvlak van het tweede klemdeel met het gestel, althans het deel daarvan dat over het gestel komt te schui-15 ven, kleiner bij een enigszins gekanteld tweede klemdeel. Dit kan nog verder verbeterd worden door één of meer uitsparingen aan deze zijde van het tweede klemdeel aan te brengen.

20 Dat het tweede klemdeel in eerste positie zich op enige afstand van het gestel bevindt, zorgt ervoor dat de gordijnrail niet tegen het gestel geklemd wordt of slechts met minimale kracht, hetgeen ertoe bijdraagt dat de gordijnrail makkelijk in de klemorganen verplaatst kan worden.

25

Een uitvoering van een klemorgaan volgens de uitvinding wordt aan de hand van de tekening nader toegelicht, waarin fig.1 een zijaanzicht toont van een klemorgaan, 30 fig.2 een onderaanzicht toont van een klemorgaan, fig.3 een zijaanzicht toont van een klemorgaan, met een in het klemorgaan aan te brengen gordijnrail in doorsnede, en fig.4 een zijaanzicht toont van een klemorgaan, met een in het klemorgaan aangebrachte gordijnrail in doorsnede.

35

In fig.l is met 1 het gestel van het klemorgaan aangegeven, dat aan een uiteinde voorzien is van een eerste klem- deel 2 en waar een ten opzichte van het gestel 1 te ver plaatsen tweede klemdeel 3 op aangebracht is.

1009727 -5-

Het tweede klemdeel 3 is bij voorkeur uit een veerkrachtige kunststof vervaardigd en vormt één geheel, waarbij de veerkracht bepaald wordt door de aan de van de klemzijde afgerichte zijde aangebrachte benen 4,5. Het uiteinde 6 van 5 het been 5 van het tweede klemdeel 3 ligt in opneemdeel 7, hetgeen in dit voorbeeld bestaat uit een omzetting van het gestel aan het tegenover het eerste klemdeel gelegen uiteinde van het gestel.

10 Het gestel 1 is verder voorzien van zijwanden 8,9 waar het tweede klemdeel tussen is gelegen. De zijwanden 8,9 zijn voorzien van naar binnen stekende lippen 10,11 welke be- ï

doeld zijn als tegenhoudmiddelen voor het tweede klemdeel. I

Deze lippen komen uit tussen het been 4 en een aan deze 15 zijde van het klemdeel gemaakte verspringing 12, en dienen : om het klemdeel zolang nog geen verdere bevestigingsmidde- Ξ len aangebracht zijn in het klemorgaan te houden. :

Verdere bevestigingsmiddelen kunnen bestaan uit een schroef 20 of bout 13 waarmee het klemorgaan direkt tegen bijvoorbeeld ^ een plafond aangebracht kan worden of tegen een gordijn- 1 railsteun, zoals in de figuur schematisch met 16 aangegeven i; is. In het tweede klemdeel is hiertoe een langwerpig gat 14 Γ en in het gestel 1 een cirkelvormige opening 15 aangebracht Ξ 25 met een diameter die weinig groter is dan de diameter van i de schroef of bout 13. Het langwerpige gat 14 geeft het s klemdeel voldoende bewegingsvrijheid om een gordijnrail in het klemorgaan te kunnen brengen en vast te klemmen. z 30 Fig.3 toont het klemorgaan waarbij een rail 17, die voor- z zien is van schouders 18,19, met een zijde in het vaste eerste klemdeel is gestoken en met de tweede schouder 18 tegen het vlak 20 van het tweede klemdeel aanligt. Door de = gordijnrail verder omhoog te duwen schuift het tweede 35 klemdeel tegen de veerkracht van de benen 4,5 in naar Γ opzij, totdat de schouder 18 de grens 23 tussen het vlak 20 “ en het klemvlak 23 passeert en het tweede klemdeel terug- = veert. Bij het omhoog duwen van de gordijnrail in het ~ klemorgaan kan het tweede klemdeel enigszins kantelen door Εξ •loc·:·?. · i % -6- de ruimte die het langwerpige gat 14 de schroef of bout 13 biedt. Het vlak 20 komt hierdoor steiler te staan waardoor het klemdeel nog makkelijker opzij verplaatst kan worden.

5 De hierbij bereikte stand is in fig.4 weergegeven, waarbij de respectievelijke klemvlakken 21,22 van het eerste en tweede klemdeel tegen de schouders 18,19 van de gordijnrail 17 aanliggen. In dit voorbeeld zijn de benen 4,5 van het tweede klemorgaan dichter bij elkaar dan in de uitgangssi-10 tuatie en wordt de gordijnrail met enige klemkracht in het klemorgaan gehouden. Deze klemkracht is relatief gering en verschuiven van de gordijnrail in een aantal klemorganen kan met weinig kracht, waardoor het precies positioneren van de gordijnrail zonder meer mogelijk is.

15

Het vastzetten van het tweede klemdeel geschiedt door de schroef of bout 13 aan te draaien, hetgeen bij voorkeur een schroef of bout 13 met een verzonken kop is, waarbij de schuine zijde van de verzonken kop tegen de schuine zijde 20 van de verspringing 12 aan komt te liggen, en het tweede klemdeel door het aandraaien van de schroef of bout 13 in de richting van het eerste klemdeel 2 wordt gedrukt. Op deze wijze is een zekere inklemming van de rail 17 gewaarborgd .

25

In het gegeven voorbeeld is een klemorgaan met een apart gestel toegelicht dat op gordijnrailsteunen aangebracht kan worden, maar duidelijk mag zijn dat het evengoed mogelijk is om het klemorgaan zonder apart gestel direkt op een gor-30 dijnrailsteun aan te brengen.

iü09727

Claims

1. Klemorgaan voor het inklemmen van een gordijnrail dat voorzien is van tegenover elkaar gelegen klemdelen, waarbij de klemdelen klemvlakken hebben die een hoek insluiten ten opzichte van een tussen de klemdelen gelegen deel van het 5 klemorgaan met het kenmerk, dat het klemorgaan een gestel omvat waar een eerste klemdeel vast mee verbonden is en waarbij het tegenovergelegen tweede klemdeel in positie ten opzichte van het gestel verplaatsbaar is.

2. Klemorgaan volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het tweede klemdeel tegen de werking van veerkracht uitoefende middelen in verplaatst kan worden in een richting van het eerste klemdeel af.

3. Klemorgaan volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het tweede klemdeel aan de zijde tegenover de klemzijde van het klemdeel een van een veerkrachtig materiaal vervaardigd verend deel heeft.

4. Klemorgaan volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het 1 tweede klemdeel en het verende deel uit een veerkrachtig kunststof materiaal vervaardigd zijn en één geheel vormen, waarbij het verende deel in hoofdzaak uit twee, een hoek insluitende benen bestaat. 25

5. Klemorgaan volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de, een hoek insluitende benen zich over de breedte van het tweede klemdeel uitstrekken.

6. Klemorgaan volgens conclusie 1-5, met het kenmerk, dat ~ in bevestigingsmiddelen voorzien is waarmee het tweede klemdeel van een eerste positie waarin tenminste een deel van het tweede klemdeel zich op enige afstand van het gestel bevindt naar een tweede positie gebracht kan worden r 35 tegen het gestel aan.

7. Klemorgaan volgens conclusies 6, met het kenmerk, dat II 10097 27 -- -8- het buitenste been van het verende deel langer is dan het binnenste been, en zich in vrije toestand uitstrekt tot voorbij de zijde van het tweede klemdeel die bestemd is tegen het gestel van het klemorgaan aan te komen liggen. 5

8. Klemorgaan volgens conclusies 1-7, met het kenmerk, dat het tweede klemdeel aan de klemzijde aansluitend op het klemvlak een schuin verlopend vlak heeft, dat ten opzichte van het klemvlak in tegenovergestelde richting helt. 10

9. Klemorgaan volgens conclusies 1-8, met het kenmerk, dat voor bevestigingsdoeleinden van het tweede klemdeel aan het gestel van het klemorgaan, het tweede klemdeel een langwerpige opening heeft, waarbij de zijde tegenover de met het 15 gestel in aanraking komende zijde van het klemdeel, een schuin verlopende verspringing heeft ter hoogte van de langwerpige opening, en waarbij de schuin verlopende verspringing in dezelfde richting helt als het klemvlak van het tweede klemdeel. 20

10. Klemorgaan volgens conclusies 1-9, met het kenmerk, dat het gestel voorzien is van een opneemdeel voor het opnemen van het uiteinde van het buitenste been van het verende deel van het tweede klemorgaan, en ter hoogte van het 25 tweede klemdeel van opstaande zijden, waarbij op de zijden lippen aangebracht zijn die uitkomen tussen het binnenste been van het verende deel en schuin verlopende verspringing ter hoogte van het bevestigingsgat. i i ! 2^12!