NL1029584C2 - Afwerkprofiel voor dak- of muurrand. - Google Patents

Description

j i

Afwerkprofiel voor dak- of muurrand

De uitvinding heeft betrekking op een afwerkpro-fiel voor een af te werken deel, zoals een dak- of muurrand .

Een bekend afwerkprofiel bestaat uit een langwer-5 pige plaat met aan de langszijden omgezette randen die naar het achtervlak van het profiel zijn gekeerd. Het afwerkpro-fiel kan aan bijvoorbeeld een daktrim worden vastgeklikt door de omgezette randen in langsgroeven in de daktrim te brengen, waarbij de langwerpige plaat in zijn dwarsrichting 10 elastisch meegeeft. Doorgaans blijft er na bevestiging speling aanwezig tussen het afwerkprofiel en de daktrim.

Bovendien vergt het elastisch doorbuigen van de langwerpige plaat relatief veel kracht en handigheid.

Een doel van de uitvinding is een afwerkprof iel 15 te verschaffen dat spelingsarm aan een af te werken deel kan worden bevestigd.

Een doel van de uitvinding is een afwerkprof iel te verschaffen dat eenvoudig aan een af te werken deel kan worden bevestigd.

20 Een doel van de uitvinding is een afwerkprof iel te verschaffen dat voor meerdere afwerkdoelen kan worden gebruikt.

De uitvinding verschaft, vanuit een aspect, een afwerkprofiel voor een af te werken deel, zoals een dak- of 1 029584 2 muurrand, omvattend bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van het afwerkprofiel aan draagmiddelen aan het af te werken deel, en een opneemiruimte voor het daarbij ten minste gedeeltelijk opnemen van de draagmiddelen, waarbij 5 de bevestigingsmiddelen een eerste en een tweede aangrijp-vlak aan het afwerkprofiel omvatten die de opneemruimte begrenzen en die op afstand van elkaar gelegen zijn voor het ten minste gedeeltelijk omgrijpen van de draagmiddelen, een derde aangrijpvlak aan een veerelement dat aan een 10 binnenzijde van het afwerkprofiel is gelegen, waarbij het derde aangrijpvlak naar de opneemruimte is gekeerd voor het in bevestigde toestand van het afwerkprofiel uitoefenen van een veerkracht op de draagmiddelen en het daarbij in aan-grijping houden van het eerste en tweede aangrijpvlak op de 15 draagmiddelen, en een vierde aangrijpvlak aan een wanddeel dat aan de binnenzijde van het afwerkprofiel is gelegen, waarbij het vierde aangrijpvlak de opneemruimte begrenst en ten minste gedeeltelijk naar het eerste en/of tweede aangrijpvlak is gekeerd en is gepositioneerd voor het in 20 samenwerking met het eerste en/of tweede aangrijpvlak omgrijpen van een buitenrand van de draagmiddelen.

Door het veerelement blijven het eerste en tweede aangrijpdeel na bevestiging van het afwerkprofiel in aan-grijping, waardoor speling tussen het afwerkprofiel en de 25 draagmiddelen beperkt kan zijn. Door het vierde aangrijpvlak kan de omgrijping van de draagmiddelen verder worden bevorderd.

Bij voorkeur is het wanddeel met een vrij uiteinde op afstand van het veerelement gelegen.

30 Het afwerkprofiel kan ter bevestiging kantelend gedraaid worden ten opzichte van de draagmiddelen indien het eerste en vierde aangrijpvlak op korte afstand van elkaar gelegen zijn en onderling een hoek kleiner dan 90, bij voorkeur kleiner dan 50 graden bepalen, en waarbij het 35 tweede aangrijpvlak op afstand van het eerste en vierde aangrijpvlak is gelegen.

In een eenvoudige uitvoeringsvorm is het tweede 3 aangrijpvlak evenwijdig aan het vierde aangrijpvlak gelegen.

Bij voorkeur omvat het afwerkprofiel een vijfde aangrijpvlak dat de opneemruimte begrenst en dat op korte 5 afstand van en dwars op het tweede aangrijpvlak is gelegen. Een voordeel hiervan is dat de draagmiddelen tussen het vij fde vlak de daartegenover gelegen eerste en vierde j aangrijpvlak kunnen worden opgesloten, waardoor een be trouwbare verbinding met de draagmiddelen wordt verkregen.

! 10 In een verdere ontwikkeling omvat het veerelement een buigzame lip of strip met een eerste langszijde en een daar tegenover gelegen tweede langszijde, waarbij de eerste langszijde met een binnenwand van het afwerkprofiel is verbonden en de tweede langszijde vrij naar de opneemruimte 15 reikt. Een dergelijk afwerkprofiel kan over zijn lengte en gelijkblijvende dwarsdoorsnede bezitten, waardoor het profiel door bijvoorbeeld spuitgieten of extrusie kan worden vervaardigd.

Het veerelement in de vorm van de lip of strip 20 kan eenvoudig door bevestiging van het afwerkprof iel aan de draagmiddelen worden voorgespannen indien de tweede langszijde in onbevestigde toestand van het afwerkprofiel in bevestingsrichting voorbij het verlengde van het vierde aangrijpvlak reikt.

25 De lip of strip kan met het vrije uiteinde in de opneemruimte reiken indien de lip of strip tussen zijn langszij den over een eerste hoek is gevormd die in de lengterichting van het afwerkprofiel uitstrekt, waarbij de scherpe zijde van de eerste hoek naar de opneemruimte is 3 0 gekeerd.

Bij voorkeur is de lip of strip op korte afstand van de vrije langszijde onder een tweede hoek gevormd die in de lengterichting van het afwerkprofiel uitstrekt, waarbij de scherpe zijde van de tweede hoek van de opneem-35 ruimte is afgekeerd.

Bij voorkeur is het derde aangrijpvlak tussen de tweede bocht en de vrije langszijde van de lip of strip 4 verschaft.

De draagmiddelen kunnen door het afwerkprofiel geheel uit het zicht worden genomen indien het afwerkpro-fiel een buitenwanddeel omvat voor het in samenwerking met 5 het eerste en tweede aangrijpvlak omspannen van de draagmiddelen.

Bij voorkeur is het buitenwanddeel van veerkrachtig of meegevend materiaal vervaardigd, zodat het buitenwanddeel bij bevestiging van het afwerkprofiel kan meegeven 10 met de eerste en tweede aangrijpvlak. Dergelijke meegevende materialen zijn bijvoorbeeld aluminium, staal of kunststof.

In een weer verdere ontwikkeling van het afwerkprof iel is in het buitenwanddeel een uitsparing en/of langsgroef bepaald voor opname van afwerkdelen.

15 Bij voorkeur omvatten de afwerkdelen een rondstaf en/of een platstaf en/of een lichtslang of lichtgeleider. De platstaf en de rondstaf kunnen in een afwijkende kleur worden uitgevoerd dan het afwerkprofiel, zodat kleuraccenten kunnen worden aangebracht door opname van een platstaf 20 of rondstaf met een afwijkende kleur in het afwerkprofiel. De lichtslang of geleider kunnen verlichting verschaffen voor bijvoorbeeld een langs een dakrand gelegen looppad.

In een lichtgewicht uitvoeringsvorm is het afwerkprof iel vervaardigd met of van aluminium.

25 In een praktische uitvoeringsvorm is het afwerk prof iel geschikt voor bevestiging aan en langs een muur-afdekprofiel.

Alternatief is het afwerkprofiel geschikt voor bevestiging aan en langs een daktrim.

30 Bij voorkeur is het afwerkprofiel door omkering, al dan niet in langsrichting, geschikt voor bevestiging aan en langs zowel een muurafdekprofiel als een daktrim. Het afwerkprofiel is daardoor multifunctioneel toepasbaar.

De uitvinding verschaft voorts, volgens een 35 verder aspect, een samenstel van een muurafdekprofiel en een afwerkprofiel volgens de uitvinding.

De uitvinding verschaft voorts, volgens een i 5 verder aspect, een samenstel van een daktrim en een afwerk-profiel volgens de uitvinding.

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven 5 voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:

Figuur IA een dwarsdoorsnede van een spouwmuur met een buitenprofiel waaraan een afwerkprofiel volgens de uitvinding is bevestigd;

Figuur 1B het afwerkprofiel volgens figuur IA, in 10 onbevestigde toestand;

Figuur 2A een dwarsdoorsnede van een dakrand met een daktrim waaraan het afwerkprofiel volgens figuren IA en i 1B is bevestigd;

Figuur 2B het afwerkprofiel volgens figuur 2A, in 15 onbevestigde toestand;

Figuur 3A-L dwarsdoorsneden van alternatieve uitvoeringen van het afwerkprofiel volgens voorgaande figuren.

Figuur IA toont een spouwmuur 1 waarvan het 20 binnen- en buitenblad aan de bovenzijde met een plaat 2 zijn verbonden. Over de plaat 2 is een op zich bekend metalen binnenprofiel of anker 3 met passend daaroverheen een metalen buitenprofiel 4 gelegen. Het buitenprofiel 4 bezit aansluitend een eerste horizontaal gelegen plaatdeel 25 5, een tweede plaatdeel 6 onder een hoek van in dit voor beeld 135° met het eerste plaatdeel 5, een derde verticaal gelegen plaatdeel 8 waarbij de overgang tussen het tweede plaatdeel 6 en het derde plaatdeel 8 een bovenrand 7 vormt, en een naar de spouwmuur 1 reikend vierde plaatdeel 9. In 3 0 plaats van 135° kan echter ook een andere hoek zijn toegepast, afhankelijk van het gekozen model van het buitenprofiel 4.

Over het buitenprofiel 4 is een aluminium afwerkprof iel 10 volgens de uitvinding vastgeklikt. Het afwerk-35 profiel 10 bezit aansluitend een eerste wanddeel 11 dat evenwijdig aan het tweede plaatdeel 6 gelegen is, een horizontaal tegen de bovenrand 7 gelegen tweede wanddeel 6 12, een rond gevormd en van de spouwmuur af gekeerd derde wanddeel 13, een vierde wanddeel 14 dat evenwijdig tegen het vierde plaatdeel 9 is gelegen, en een vijfde wanddeel 15 dwars op het vierde wanddeel 14 dat aangrijpt achter het 5 vierde plaatdeel 9. Het tweede wanddeel 12 en het vierde wanddeel 14 oefenen onderling een kleine klemkracht uit op de bovenrand 7 en het vierde plaatdeel 9. In geplaatste toestand ligt het eerste wanddeel 11 vlak tegen het eerste plaatdeel 6, en het vijfde wanddeel 15 tegen het vierde 10 plaatdeel 9.

Het afwerkprofiel 10 bezit aan zijn binnenzijde een zesde wanddeel 16 dat met het tweede wanddeel 12 is verbonden en dat evenwijdig tegen het derde plaatdeel 8 gelegen is. Aan het zesde wanddeel 16 is een veerprofiel 17 15 verbonden dat tegen het derde plaatdeel 8 gelegen is. Het veerprofiel 17 bezit aansluitend een eerste veerprofieldeel 18, een onder een hoek daarmee verbonden tweede veerpro-fieldeel 19 en een onder een hoek met het tweede veerpro-fieldeel 19 verbonden derde veerprofieldeel 20 dat door 20 voorspanning in het veerprofiel 16 aanligt tegen het derde plaatdeel 8.

Het vijfde wanddeel 15 en het eerste wanddeel 11 oefenen in geplaatste toestand van het afwerkprofiel 10 in horizontale richting gezien respectievelijk een houdkracht 25 F1 en F2x (horizontale krachtcomponent van F2 uitgeoefend ! door het eerste wanddeel 11) uit die tegengesteld is aan 1 een houdkracht F3 uitgeoefend door het derde veerprofiel- ,

deel 20. I

De stappen voor de montage van het afwerkprofiel 30 10 aan het buitenprofiel 4 zijn achtereenvolgens weergege ven in figuren 1B en IA. Het afwerkprofiel 10 wordt met het eerste wanddeel 11, tweede wanddeel 12 en het zesde wanddeel 16 in richting A van bovenaf op de bovenrand 7 van het buitenprofiel 4 geplaatst. Het veerprofiel 17 reikt in deze j 35 nog onverbonden toestand met het derde veerprofieldeel 20 j tot voorbij het verlengde van zesde wanddeel 9 in de richting van het derde plaatdeel 8. Vervolgens wordt het af- 7 werkprofiel 6 in richting B om de bovenrand 7 gekanteld en vastgeklikt aan het buitenprofiel 4. Hierbij wordt het veerprofiel 17 door aangrijpen op het derde plaatdeel 8 voorgespannen en grijpt het vijfde wanddeel 15 door meege-5 ven van het derde wanddeel 13 aan achter het vierde wanddeel 8. Door de voorspanning in het veerprofiel 17 blijven het eerste wanddeel 11 en het vijfde wanddeel 15 in aan-grijping met respectievelijk het tweede plaatdeel 6 en het ' vierde plaatdeel 9.

10 Figuur 2A toont het afwerkprofiel 10 volgens figuur IA, 1B, vastgeklikt aan een daktrim 30 voor een plat | dak. De daktrim 30 bezit een horizontaal gelegen eerste plaatdeel 31 waarop dakbitumen kunnen worden aangebracht, een verticaal gelegen tweede plaatdeel 32, een horizontaal 15 aan de bovenzijde van het tweede plaatdeel 32 gelegen derde plaatdeel 33 en een aan de onderzijde van het tweede plaatdeel 32 onder een hoek van in dit voorbeeld 45° graden teruggelegen vierde plaatdeel 34. In plaats van 45° kan echter ook een andere hoek zijn toegepast, afhankelijk van 2 0 het gekozen model van de daktrim 30. Het tweede, derde en vierde plaatdeel 32, 33, 34 vormen een aangrijpoppervlak dat in vorm en afmeting gelijk is aan het aangrijpoppervlak van het buitenprofiel 4.

De stappen voor de montage van het afwerkprofiel 2 5 10 aan de daktrim 30 zijn achtereenvolgens weergegeven in figuren 2B en 2A en komen overeen met de stappen volgens figuur 1B. Het afwerkprofiel wordt in figuur 2B van onderaf en omgedraaid ten opzichte van figuren IA en 1B in richting C tegen de daktrim 30 gebracht en vervolgens in richting D 30 aan de daktrim 30 vastgeklikt.

Figuren 3A-L tonen alternatieve uitvoeringen voor het derde wanddeel 13 van het afwerkprofiel 10.

Het derde wanddeel 40 volgens figuur 3A bezit een gepunte vorm. De derde wanddelen 41, 42 volgens figuren 3B 35 en 3C bezitten een gegolfde vorm. Het derde wanddeel 43 volgens figuur 3D bezit een driehoekige vorm. Het derde wanddeel 44 volgens figuur 3E bezit een trapeziumvorm. Het 8 derde wanddeel 45 volgens figuur 3F bezit een ovale bolle vorm. Het derde wanddeel 46 volgens figuur 3G bezit een rechte boven- en onderzijde en een gegolfde voorzijde. Het derde wanddeel 47 volgens figuur 3H bezit een gesegmen-5 teerde of stapsgewijs afgeplatte geronde vorm. Het derde wanddeel 48 volgens figuur 31 is rechthoekig en bezit aan de voorzijde een ronde gleuf 49. Het derde wanddeel 50 volgens figuur 3J is rechthoekig en bezit aan de voorzijde drie ronde gleuven 51 voor opname van rondstaven 52. Het 10 derde wanddeel 53 volgens figuur 3K is eveneens rechthoekig en bezit aan de voorzijde drie rechte gleuven 54 voor opname van platstaven 55. Het derde wanddeel 56 volgens figuur 3L tenslotte is driehoekig, waarbij aan de bovenzijde en de onderzijde een ronde gleuf 57 is gelegen voor 15 opname van lichtslangen 58.

1029584

Claims (22)

1. Afwerkprof iel voor een af te werken deel, zoals een dak- of muurrand, omvattend bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van het afwerkprofiel aan draagmiddelen aan het af te werken deel, en een opneemruimte voor het 5 daarbij ten minste gedeeltelijk opnemen van de draagmiddelen, waarbij de bevestigingsmiddelen een eerste en een tweede aangrijpvlak aan het afwerkprofiel omvatten die de opneemruimte begrenzen en die op afstand van elkaar gelegen zijn voor het ten minste gedeeltelijk omgrijpen van de 10 draagmiddelen, een derde aangrijpvlak aan een veerelement dat aan een binnenzijde van het afwerkprofiel is gelegen, waarbij het derde aangrijpvlak naar de opneemruimte is gekeerd voor het in bevestigde toestand van het afwerkpro-fiel uitoefenen van een veerkracht op de draagmiddelen en 15 het daarbij in aangrijping houden van het eerste en tweede aangrijpvlak op de draagmiddelen, en een vierde aangrijpvlak aan een wanddeel dat aan de binnenzijde van het afwerkprof iel is gelegen, waarbij het vierde aangrijpvlak de opneemruimte begrenst en ten minste gedeeltelijk naar het 20 eerste en/of tweede aangrijpvlak is gekeerd en is gepositioneerd voor het in samenwerking met het eerste en/of tweede aangrijpvlak omgrijpen van een buitenrand van de draagmiddelen.

2. Afwerkprofiel volgens conclusie 1, waarbij 2 5 het wanddeel met een vrij uiteinde op afstand van het veerelement is gelegen.

3. Afwerkprofiel volgens conclusie 1 of 2, waarbij het eerste en vierde aangrijpvlak op korte afstand 1029584 van elkaar gelegen zijn en onderling een hoek kleiner dan 90, bij voorkeur kleiner dan 50 graden bepalen, en waarbij het tweede aangrijpvlak op afstand van het eerste en vierde aangrijpvlak is gelegen.

4. Afwerkprofiel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het tweede aangrijpvlak evenwijdig aan het vierde aangrijpvlak is gelegen.

5. Afwerkprofiel volgens conclusie 3 of 4, omvattend een vijfde aangrijpvlak dat de opneemruimte 10 begrenst en dat op korte afstand van en dwars op het tweede aangrijpvlak is gelegen.

6. Afwerkprofiel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het veerelement een buigzame lip of strip met een eerste langszijde en een daar tegenover 15 gelegen tweede langszijde omvat, waarbij de eerste langszijde met een binnenwand van het afwerkprofiel is verbonden en de tweede langszijde vrij naar de opneemruimte reikt.

7. Afwerkprofiel volgens conclusie 6, waarbij de tweede langszijde in onbevestigde toestand van het afwerk- 20 profiel in bevestingsrichting voorbij het verlengde van het vierde aangrijpvlak reikt.

8. Afwerkprofiel volgens conclusie 6 of 7, waarbij de lip of strip tussen zijn langszij den over een eerste hoek is gevormd die in de lengterichting van het 25 afwerkprofiel uitstrekt, waarbij de scherpe zijde van de eerste hoek naar de opneemruimte is gekeerd.

9. Afwerkprof iel volgens conclusie 6, 7 of 8, waarbij de lip of strip op korte afstand van de vrije langszijde onder een tweede hoek is gevormd die in de 30 lengterichting van het afwerkprofiel uitstrekt, waarbij de scherpe zijde van de tweede hoek van de opneemruimte is afgekeerd.

10. Afwerkprofiel volgens conclusie 9, waarbij het derde aangrijpvlak tussen de tweede bocht en de vrije 35 langszijde van de lip of strip is verschaft.

11. Afwerkprofiel volgens een der voorgaande conclusies, omvattend een koppeldeel of buitenwanddeel voor i het in samenwerking met het eerste en tweede aangrijpvlak omspannen van de draagmiddelen.

12. Afwerkprofiel volgens conclusie 11, waarbij het buitenwanddeel van veerkrachtig of meegevend materiaal 5 is vervaardigd.

13. Afwerkprofiel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij in het buitenwanddeel een uitsparing en/of langsgroef is bepaald voor opname van afwerkdelen.

14. Afwerkprofiel volgens conclusie 13, waarbij 10 de afwerkdelen een rondstaf en/of een platstaf en/of een lichtslang of lichtgeleider omvatten.

15. Afwerkprofiel volgens een der voorgaande conclusies, vervaardigd met of van aluminium.

16. Afwerkprofiel volgens een der voorgaande 15 conclusies, geschikt voor bevestiging aan en langs een muurafdekprofiel.

17. Afwerkprofiel volgens een der voorgaande conclusies, geschikt voor bevestiging aan en langs een daktrim.

18. Afwerkprofiel volgens een der voorgaande conclusies, door omkering, al dan niet in langsrichting, geschikt voor bevestiging aan en langs zowel een muurafdek-profiel als een daktrim.

19. Afwerkprofiel volgens een der voorgaande 25 conclusies, waarbij het eerste, tweede en derde aangrijp vlak zijn ingericht en onderling zijn gepositioneerd voor het uitoefenen van een houdkracht op de bevestigingsmiddelen in bevestigde toestand van het afwerkprofiel, waarbij de houdkrachten van het eerste en tweede aangrijpvlak 30 enerzijds en de houdkracht van het derde aangrijpvlak anderzijds in geplaatste toestand van het afwerkprofiel een tegengestelde krachtcomponent bezitten.

20. Samenstel van een muurafdekprofiel en een afwerkprofiel volgens een der voorgaande conclusies.

21. Samenstel van een daktrim en een afwerkpro- fiel volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 19.

22. Afwerkprof iel voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- 1029584