NL1002841C2 - Inrichting voor het vormen van een buffervoorraad van onderling georiënteerde artikelen. - Google Patents

Description

Inrichting voor het vormen van een buffervoorraad van onderling georiënteerde artikelen

Voor het sluiten van gevulde houders, bijvoorbeeld blikken, met deksels, worden de verpakte deksels gewoonlijk uitgepakt door een dekseluitpakmachine en vervolgens in een ononderbroken stroom aan de 5 sluitinrichting toegevoerd. Om ervoor te zorgen, dat de discontinue deelstromen of rijen deksels aan elkaar aansluiten, zonder dat een onderbreking optreedt in de stroom georiënteerde deksels voor toevoer aan de bewerkingsmachine dienen speciale maatregelen te worden 10 genomen om ervoor te zorgen, dat de voorste en de achterste deksels van de stroom of deelstromen daarvan. Dit zou kunnen leiden tot storingen in het produktieproces in is derhalve ongewenst.

In het bijzonder doet het genoemde probleem 15 zich voor met artikelen die niet gemakkelijk kunnen worden gestapeld of genest. Een voorbeeld hiervan zijn gemakkelijk te openen deksels die worden gebruikt voor het sluiten van drankbussen en een afscheur gedeelte omvatten dat wordt begrensd door een verzwakkingslijn en 20 een drink- of verschenkopening kan vormen. Dergelijke deksels zijn in het algemeen niet af nauwelijks nestbaar, terwijl bovendien, als gevolg van de asymmetrische vorm door de aanwezigheid van een treklip en de geringe werkzame stapeldiepte, er nauwelijks een stabiele 25 stapeling mogelijk is. Dergelijke artikelen dienen derhalve ononderbroken in aaneengesloten stromen te worden vervoerd, zodanig, dat ze permanent zijn onderworpen aan een voldoen grootte axiale druk om in bijzonder te voorkomen dat de eerste en de laatste deksel 30 van een stroom omkantelt.

Om in voldoende mate korte werkonderbrekingen van de uitpakmachine (en eventueel de dekselvervaardigingsmachine) te kunnen opvangen dient een 1002841 2 voldoend grote buffercapaciteit beschikbaar te zijn tussen de uitpak- of produktiemachine en de bewerkingsinrichting. Gebruik zou kunnen worden gemaakt van relatief lange transportbanden. Dergelijke 5 transportbanden hebben het nadeel, dat ze een grote horizontale ruimte bezetten en bovendien specifieke maatregelen nodig zijn om ervoor te zorgen, dat artikelen niet kunnen kantelen.

Doel van de uitvinding is, een inrichting te 10 verschaffen, die in staat is een buffervoorraad van elke gewenste dimensionering te kunnen bieden, waarbij de kans op kantelen van artikelen praktisch volledig uitgesloten is.

In verband met het bovenstaande verschaft de 15 uitvinding een inrichting voor het vormen van een buffervoorraad van onderling georiënteerde artikelen, bijvoorbeeld stapelbare of nestbare artikelen zoals bekers, dan wel plaat- of schijfvormige voorwerpen, welke inrichting omvat: 20 toevoermiddelen voor het toevoeren van een stroom onderling georiënteerde artikelen, een aantal althans min of meer verticale opslagbuizen voor het opnemen van een stapel artikelen; afvoermiddelen voor het afvoeren van een stroom 25 onderling georiënteerde artikelen; de onderzijden van welk opslagbuizen open zijn en selectief aansluitbaar zijn aan respectievelijk de toevoermiddelen en de afvoermiddelen; aan de onderzijden van elk van de opslagbuizen 30 aanwezige draagmiddelen, die verplaatsbaar zijn tussen een open stand, waarin de artikelen tot in en vanuit een buis kunnen worden verplaatst, en een gesloten stand, waarin de draagmiddelen een in die buis aanwezige stapel artikelen kunnen dragen; 35 een eerste rail voor het hangend geleiden van met artikelen gevulde buizen; een tweede rail voor het hangend geleiden van lege buizen; 1002841 3 een wisselstation voor het vanaf de eerst rail naar de afvoermiddelen brengen van gevulde buis, het daar ledigen van die buis en het naar de tweede rail brengen van de 5 geledigde buis; het naar de toevoermiddelen brengen van een lege buis en het daar vullen van die buis; en het vanaf de toevoermiddelen naar het tweede rail brengen van de gevulde buis; en 10 aanduwmiddelen voor het naar het wisselstation dringen van de door de eerste en de tweede rail gedragen buizen.

De beschreven inrichting volgens de uitvinding kan, afhankelijk van de dimensionering, elke gewenste 15 hoeveelheid artikelen opslaan. De inrichting heeft verder het grote voordeel dat door de verticale plaatsing van de opslagbuizen gebruik wordt gemaakt van de zwaartekracht om te voorkomen dat de artikelen kantelen, terwijl het horizontale ruimtebeslag relatief beperkt kan blijven.

20 Hierbij wordt aangetekend, dat in de meeste fabrieken, produktieruimten en dergelijke er in het algemeen voldoende verticale ruimte beschikbaar is, maar dat de horizontale ruimte bij voorkeur zo weinig mogelijk wordt gebruikt. Tevens wordt de aandacht erop gevestigd, dat 25 een buffervoorraad voor de bewerkingsmachine bijvoorbeeld een capaciteit kan hebben die overeenkomt met een tijd enkele minuten, corresponderend met bijvoorbeeld een aantal deksels in de orde van 3000 of meer per minuut.

Een specifieke uitvoering vertoont 30 bijzonderheid dat het wisselstation een caroussel omvat, die een aantal buizen kan dragen en roterend verplaatsen vanaf de eerste rail, via de afvoermiddelen, naar de tweede rail. Het gebruik van een caroussel heeft het voordeel, dat op een zeer eenvoudige wijze een aantal 35 buizen over gelijke hoeken kunnen worden getransporteerd van de ene bewerkingspositie naar de andere bewerkingspositie. Voor het synchroon op de respectieve posities behandelen van de buizen is een equidistante 1002841 4 plaatsing van de buizen ten opzichte van de caroussel noodzakelijk.

Zeer eenvoudig is een variant, waarin de aanduwmiddelen bestaan uit een hellende opstelling van de 5 eerste en de tweede rail. Op deze wijze wordt door gebruikmaking van de zwaartekracht bereikt, dat de buizen naar de betreffende bewerkingspositie worden gedrongen, zonder dat hiervoor veren, motormiddelen of dergelijke nodig zijn.

10 Een praktische uitvoering vertoont de bijzonderheid dat het wisselstation een aanduwer omvat voor het verplaatsen van een buis vanaf de tweede rail, via de toevoermiddelen, naar de eerste rail, welke buis wordt ingevoegd in de rij door die eerste rail gedragen 15 buizen tegen de werking van de aanduwmiddelen, en waarin de aanduwmiddelen de door de tweede rij gedragen buizen naar het gebied van de aanduwer brengen.

Een zeer eenvoudige en betrouwbare onderbreking van de stroom toegevoerde artikelen tijdens het vullen 20 van een buis kan worden gerealiseerd met een uitvoering, omvattende een ter plaatse van de toevoermiddelen in en uit de baan van de stroom artikelen beweegbare schuif met toelopende voorrand die aangrenzende artikelen kan scheiden, de werking welke schuif synchroon is met de 25 werking van de draagmiddelen.

Het bovenvlak van de schuif in de toestand, waarin dat bovenvlak gestapelde artikelen draagt, kan zonder substantiële tussenruimte aansluiten aan de werkpositie van de draagmiddelen. Het instellen van een 30 dergelijk rangschikking is echter lastig en in de loop van de tijd waarschijnlijk aan onderhoud onderhevig. De voorkeur wordt dan ook gegeven aan een variant, waarin zich tussen het bovenvlak van de schuif in de toestand, waarin dat bovenvlak een stapel artikelen draagt, en de 35 draagmiddelen een afstand bevindt die correspondeert met de dikte van een aantal artikelen. Door de op het genoemde bovenvlak resterende stapel artikelen, die elkaar in de juiste oriëntatie houden onder invloed van 10 f* 2?. 4 1 5 de zwaartekracht, wordt kantelen van de betreffende artikelen voorkomen. Bij het naar de onwerkzame positie terugtrekken van de schuif onder tegenhouding van de door het bovenvlak gedragen kleine stapel is kantelen 5 uitgesloten en wordt de deelstapel in kwestie rustig teruggevoerd naar de rij aangevoerde voorwerpen, die vervolgens weer in beweging kan worden gebracht om een volgende buis te vullen.

Een specifieke uitvoering vertoont de 10 bijzonderheid dat de draagmiddelen een aantal, bij voorkeur drie, bij voorkeur equidistante, draagvingers omvatten.

Een uitvoering, waarin de caroussel fixatiemiddelen omvat voor het zowel aan de bovenzijden 15 als aan de onderzijden fixeren van de buizen, heeft het voordeel, dat een goede positionering van de buizen ten opzichte van de respectieve bewerkingsstations gemakkelijk kan zijn gewaarborgd.

Een uitvoering, waarin de fixatiemiddelen zijn 20 ingericht voor het fixeren van alle door de caroussel gedragen buizen tijdens rotatie van die caroussel heeft het additionele voordeel, slingeringen en positioneringsonnauwkeurigheden van de buizen tijdens rotatie van de caroussel effectief te onderdrukken.

25 Een variant, waarin de buizen transparant zijn heeft het voordeel, dat de vulling van de buizen van buiten af gemakkelijk inspecteerbaar is.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen van een willekeurig 30 uitvoeringsvoorbeeld. In de tekeningen tonen: figuur 1 een zeer schematisch bovenaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van de inrichting; en 35 de figuren 3,4,5 en 6 details op vergrote schaal van de in figuur 2 met respectievelijk III, IV, V en VI aangegeven delen.

j r Λ r; * Λ \ 6

Figuur 1 toont een klein maar wezenlijk deel van een inrichting een volgens de uitvinding.

Via een toevoerbuis 2 wordt een stroom deksels 35 toegevoerd aan een aan het einde van toevoerbuis 2 5 aansluitende, zich verticaal uitstrekkende, aanvankelijk ledige opslagbuis 3. Na vulling van de opslagbuis 3 wordt deze door een aanduwer 5 door tussenkomst van een lege opslagbuis 4 volgens pijl 13 aangeduwd om te worden ingevoegd in een rij van reeds gevulde opslagbuizen 6.

10 Opgemerkt wordt, dat het praktisch kan zijn, de gevulde opslagbuis 3 tussen twee opslagbuizen 6 in de betreffende rij te drukken of om middelen te voorzien, waardoor een opening in de betreffende rij wordt gemaakt. Een geschikt middel om een gemakkelijk invoegen van een 15 gevulde opslagbuis 6 in de betreffende rij te bewerkstelligen is het licht roteren van de daar aanwezige buis 6 volgens pijl 14. Met verwijzingsgetallen 7 zijn zijgeleiders en aanslagen weergegeven.

Een caroussel 8 omvat 3 equidistante posities 9 20 voor het opnemen van volle opslagbuizen 6 en 9 opslagbuizen 4. Door rotatie volgens pijl 10 kan een gevulde buis 6 worden getransporteerd naar een afvoerbuis 11 om daar te worden geledigd. Tijdens die bewerking wordt de ledige buis 4 volgens pijl 12 naar de rij ledige 25 buizen 4 verplaatst.

De buizen 4 zijn op hierna te beschrijven wijze onderling aandrukkend zodanig belast, dat ze in de richting van het gebied van de aanduwer 5 worden gedrukt. Hetzelfde geldt voor de rij buizen 6 die altijd in de 30 richting van de caroussel 8 worden gedrukt.

De buffercapaciteit, dat wil zeggen de hoeveelheid deksels die tijdelijk kunnen worden opgeslagen in de rij buizen 6, is afhankelijk van het aantal opslagbuizen en de lengte daarvan.

35 Figuur 2 toont de inrichting 1 in gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht. Zoals figuur 2 toont, zijn de opslagbuizen 3, 4, 6 aan hun bovenzijde opgehangen (zie ook figuur 3). De rij gevulde buizen 6 1002841 7 wordt gedragen door een eerste rail 15 terwijl de rij ledige opslagbuizen 4 wordt gedragen door een tweede rail 16. Een schematisch aangeduide hoek 17 geeft aan, dat de rails 15 en 16 elk zijn opgesteld, zodanig dat onder de 5 werking van de zwaartekracht de buizen 6 en 4 in de richting van respectievelijk de caroussel en de aanduwer 5 worden gedrongen.

Figuur 3 toont, dat de buizen alle zijn opgehangen aan twee rollen 18, die rolbaar zijn over de 10 onderste omgezette randen 19 van de diverse rails.

In het gebied van de aanduwer 5, die bijvoorbeeld een aandrijfcilinder kan omvatten, bevinden zich twee wissels, respectievelijk 20 en 21, die door cilinders, respectievelijk 22 en 23 worden bediend. In de 15 in figuur 3 getoonde situatie bevindt de wissel 20, die een railelement draagt, zich in stand, waarin dat railelement 24 aansluit aan een railelement 25 dat zich bevindt in het gebied van het einde van de toevoerbuis 2.

Door voortgezette bekrachtiging van de aanduwer 20 5 kan de afhankelijk ledige buis 3, later gevulde buis 6, worden ingedrukt in de rij gevulde buizen 6 die aan de rail 15 hangen. De wissel 21 wordt volgens pijl 14 in rotatie gebracht, waardoor een gemakkelijk invoegen is verzekerd.

25 De caroussel 8 omvat drie equidistant geplaatste, zich radiaal uitstrekkende railelementen 26. Ter plaatse van de uitvoerpositie 28 is ook een wissel 29 aanwezig die wordt aangedreven door een cilinder 33.

Een motoraandrijving 30 dient voor het roterend 30 aandrijven volgens pijl 10 van caroussel 8 tussen de drie mogelijke posities, uitsluitend in de richting van pijl 10.

De wijze waarop de buizen 6, 4 worden vastgehouden door de caroussel 8 zal hierna nog worden 35 beschreven aan de hand van figuur 5. Figuur 3 toont, dat hiervoor klemmen 31 worden gebruikt. Deze klemmen omgrijpen de buizen onder een verbrede ophangwand 32.

1002841 δ

Figuur 4 toont een opslagbuis 4,6 ter plaatse van de toevoerbuis 2. Aan de toevoerbuis 2 sluiten vier geleidingspennen 34 aan, die de stroom deksels 35 opsluiten maar voldoende ruimte hebben voor het doorlaten 5 van een in en uit de baan van de deksels 35 beweegbare schuif 36 met toelopende voorrand 37 die aangrenzende deksels 35 kan scheiden. De werking van de schuif 36 is synchroon met de werking van 3 draagvingers 38 die aan de onderzijde van elke buis 4,6 zijn aangebracht.

10 Tussen het bovenvlak 39 van de schuif in de toestand waarin dat bovenvlak een stapel deksels 35 draagt en de werkzame einden 40 van de vingers 38 bevindt zich een afstand die correspondeert met de dikte van een aantal deksels 35.

15 De vingers worden naar hun ingeklapte draagpositie gedrongen door een veerkrachtige band 41. Ze worden uit die draagpositie bewogen door het omhoog bewegen van schuine oploopvlakken 42, die deel uitmaken van een ring 43. De omhoog gerichte beweging vindt door 20 middel van niet-getekende aandrijfmiddelen plaats via armen 44. De omhooggerichte rotatie daarvan is met pijl 45 aangeduid.

Figuur 6 toont de wijze van aandrijving van de armen 44. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van cilinders 25 46. In de in figuur 6 getoonde toestand bevinden de vingers zich, anders dan in figuur 4, in de onder invloed van de veerkracht van de band 41 in hun naar binnen gedrongen draagpositie, waarin ze de stapel deksels 35 in de nieuw gevulde buis 6 kunnen dragen.

30 Figuur 5 toont een deel van de caroussel 8. De drie equidistant geplaatste klemmen 31 zijn naar hun klempositie toe belast door trekveren 47, ze kunnen uit de in figuur 5 getoonde open positie naar hun werkzame klempositie worden gebracht door het volgens pijl 48 35 omlaag bewegen van een centrale nokas 49 met een conische overgangszone 50 tussen een relatief breed deel 51 en relatief smal deel 52. Door het omlaag bewegen van nokas 49 wordt de vervolger 53 radiaal naar binnen toe bewogen, 1 0 0 ? 0 4 1 9 waardoor als gevolg van de in figuur 5 getoonde schaarconstructie de betreffende klem zich sluit.

De aandacht wordt erop gevestigd, dat de voorgaande beschrijving geen melding maakt van de 5 noodzakelijke detectie-, synchronisatie- en besturingsmiddelen die nodig zijn voor het correct functioneren van de inrichting 1.

n 0 C 3 4 1

Claims (10)

1. Inrichting voor het vormen van een buffervoorraad van onderling georiënteerde artikelen, bijvoorbeeld stapelbare of nestbare artikelen zoals bekers, dan wel plaat- of schijfvormige voorwerpen, welke 5 inrichting omvat: toevoermiddelen voor het toevoeren van een stroom onderling georiënteerde artikelen, een aantal althans min of meer verticale opslagbuizen voor het opnemen van een stapel artikelen; 10 afvoermiddelen voor het afvoeren van een stroom onderling georiënteerde artikelen? de onderzijden van welk opslagbuizen open zijn en selectief aansluitbaar zijn aan respectievelijk de toevoermiddelen en de afvoermiddelen; 15 aan de onderzijden van elk van de opslagbuizen aanwezige draagmiddelen, die verplaatsbaar zijn tussen een open stand, waarin de artikelen tot in en vanuit een buis kunnen worden verplaatst, en een gesloten stand, waarin de draagmiddelen een in die buis aanwezige stapel 20 artikelen kunnen dragen; een eerste rail voor het hangend geleiden van met artikelen gevulde buizen; een tweede rail voor het hangend geleiden van lege buizen; 25 een wisselstation voor het vanaf de eerst rail naar de afvoermiddelen brengen van gevulde buis, het daar ledigen van die buis en het naar de tweede rail brengen van de geledigde buis; 30 het naar de toevoermiddelen brengen van een lege buis en het daar vullen van die buis; en het vanaf de toevoermiddelen naar het tweede rail brengen van de gevulde buis; en I0r'· “ * ' aanduwmiddelen voor het naar het wisselstation dringen van de door de eerste en de tweede rail gedragen buizen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarin het 5 wisselstation een caroussel omvat, die een aantal buizen kan dragen en roterend verplaatsen vanaf de eerste rail, via de afvoermiddelen, naar de tweede rail.

3. Inrichting volgens conclusie 1, waarin de aanduwmiddelen bestaan uit een hellende opstelling van de 10 eerste en de tweede rail.

4. Inrichting volgens conclusie 1, waarin het wisselstation een aanduwer omvat voor het verplaatsen van een buis vanaf de tweede rail, via de toevoermiddelen, naar de eerste rail, welke buis wordt 15 ingevoegd in de rij door die eerste rail gedragen buizen tegen de werking van de aanduwmiddelen, en waarin de aanduwmiddelen de door de tweede rij gedragen buizen naar het gebied van de aanduwer brengen.

5. Inrichting volgens conclusie 1, omvattende 20 een ter plaatse van de toevoermiddelen in en uit de baan van de stroom artikelen beweegbare schuif met toelopende voorrand die aangrenzende artikelen kan scheiden, de werking welke schuif synchroon is met de werking van de draagmiddelen.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarin zich tussen het bovenvlak van de schuif in de toestand, waarin dat bovenvlak een stapel artikelen draagt, en de draagmiddelen een afstand bevindt die correspondeert met de dikte van een aantal artikelen.

7. Inrichting volgens conclusie 1, waarin de draagmiddelen een aantal, bij voorkeur drie, bij voorkeur equidistante, draagvingers omvatten.

8. Inrichting volgens conclusie 2, waarin de caroussel fixatiemiddelen omvat voor het zowel aan de 35 bovenzijden als aan de onderzijden fixeren van de buizen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarin de fixatiemiddelen zijn ingericht voor het fixeren van alle 1 0 ’ B 4 1 door de caroussel gedragen buizen tijdens rotatie van die caroussel.

10. Inrichting volgens conclusie 1, waarin de buizen transparant zijn. *η -- - " ' '