NL1001226C2 - Werkwijze en inrichting voor het ontbenen van een poot. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het ontbenen van een poot.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het ontbenen van een poot of onderpoot van een geslacht dier. Een dergelijk dier is in het bijzonder een vogel, zoals een kip, een kalkoen, een eend, een 5 struisvogel of dergelijke, maar kan ook ander groot- of kleinvee of wild zijn, zoals een rund, een varken, een paard, een hert, een konijn, etc. Wanneer in het navolgende m.b.t. een poot wordt verwezen naar "boven" of "onder", wordt met "boven" bedoeld: in de richting of aan de zijde 10 van het heupgewricht van de poot, en wordt met "onder" bedoeld: in de richting of aan de zijde van de (eventueel denkbeeldige) tenen van de poot.

Poten van geslachte dieren kunnen, na al dan niet van de romp van het dier te zijn gescheiden, op verschillende 15 wijzen worden ontbeend. In het kader van deze uitvinding zijn enerzijds werkwijzen en inrichtingen van belang waarbij initieel zowel de onderpoot (het gedeelte van de poot onder het kniegewricht, bij vogels "drumstick" genoemd) als de bovenpoot (het gedeelte van de poot boven het kniege-20 wricht, of- tewel de dij) deel uit maken van de poot, welke onderpoot en bovenpoot met elkaar zijn verbonden in het kniegewricht. Anderzijds zijn in het kader van deze uitvinding werkwijzen en inrichtingen van belang waarmee bewerkingen worden uitgevoerd op een onderpoot die reeds is 25 gescheiden van de bijbehorende bovenpoot.

De in het kader van de onderhavige uitvinding relevante stand van de techniek is in de eerste plaats getoond in US-A-5 176 562. Hierin is een inrichting beschreven voor het uitvoeren van enige gemechaniseerde bewerkingen bij het 30 ontbenen van een gehele poot van een vogel. Ter voorbereiding van het ontbenen wordt met de hand een langssnede langs het bot (dijbot en drumstickbot) van de poot aan de binnenzijde (d.w.z. de zijde van de poot die in de natuurlijke toestand naar de bijbehorende andere poot is gericht) 1001226.

-2- daarvan gemaakt; eveneens met de hand wordt een dwarssnede uitgevoerd bij het kniegewricht voor het gedeeltelijk doorsnijden van de pezen aldaar. Vervolgens worden andere pezen bij het kniegewricht machinaal doorgesneden, en wordt 5 het dijbot machinaal uit het vlees getrokken. Nadat bij het enkelgewricht een insnijding is aangebracht, wordt het vlees van de drumstick in de richting van het kniegewricht van de poot afgeschraapt. Tijdens de mechanische geautomatiseerde bewerkingen is het drumstickbot in hoofdzaak 10 horizontaal gericht en op twee plaatsen nabij het enkelgewricht ingeklemd.

Een andere relevante publikatie is EP-A-0 594 934 waarin het mechanisch ontbenen van een vogelpoot, omvattende de dij en de drumstick, is beschreven. Daartoe wordt 15 de poot langs een aantal bewerkingsstations getransporteerd, waarbij de lengterichting van de poot in hoofdzaak loodrecht staat op de transportrichting van de poot. In de inrichting wordt het dijbot in het kniegewricht gescheiden van het drumstickbot en uit het dij vlees van de voortbewe-20 gende poot geploegd. Het dijbot blijft ter plaatse van het heupgewricht nog wel verbonden met het dij vlees. Met een zogenaamde pelmachine wordt het vlees van het drumstickbot vanaf het enkelgewricht tot aan het kniegewricht losgepeld van het bot. Daaraan voorafgaand is een insnijding rond het 25 enkelgewricht gemaakt, meer in het bijzonder in de verdikking aan het enkeluiteinde van het drumstickbot.

Een bezwaar van de bekende werkwijzen en inrichtingen is dat de peesinsnijdingen, welke boven het enkelgewricht worden aangebracht, tot gevolg hebben dat het aldus gewon-30 nen drumstickvlees minder aantrekkelijk oogt. Het drum-stickvlees gaat namelijk vanaf het kniegewricht boven het enkelgewricht over in diverse pezen die naar het enkelgewricht lopen en, eenmaal doorgesneden, op een zodanige wijze uitwaaieren dat in de vakwereld wel gesproken wordt 35 van het ongewenste "flower"-effekt.

Een ander bezwaar van bekende werkwijzen en inrichtingen is het risico van afbreken van het drumstickenkelge- 10 0 1 226.

-3- wrichtsdeel van het drumstickbot (scheenbeen) bij op het scheenbeen uitgeoefende, van het enkelgewricht af gerichte krachten, die bijvoorbeeld optreden bij het afstropen van het vlees van het drumstickbot, terwijl het enkelgewricht 5 door middel van een fixatie of ophanging wordt tegengehouden. Dit risico wordt nog vergroot door de insnijding van de pezen bij het enkelgewricht, waarbij de insnijding tot in het bot van de onderpoot kan reiken en aldus een begin van een breuk vormt.

10 Een volgend bezwaar van bekende werkwijzen en inrich tingen is dat de knieschijf in het gewonnen vlees achterblijft en daaruit nog met de hand verwijderd dient te worden, wat uit oogpunt van kosten en hygiëne ongewenst is.

De uitvinding beoogt de voornoemde problemen te onder-15 vangen en verschaft hiertoe ten eerste een werkwijze voor het ont benen van een poot of een deel daarvan van een geslacht dier, in het bijzonder een vogel, door in combinatie met reeds uit de stand van de techniek bekende bewer-kingsstappen ten minste één peesinsnijding te maken nabij 20 het enkelgewricht en daarna het vlees van de poot of het deel daarvan te verwijderen, welke werkwijze daardoor is gekenmerkt, dat de peesinsnijding wordt aangebracht door een pees ter plekke van de condylus van de tibia. De pezen welke in de stand van de techniek zorgen voor het flower-25 effekt, komen tezamen in de achillespees van de poot. Door in de achillespees te snijden, blijven de pezen derhalve onderling verbonden en treedt het flower-effekt niet op. Hiermee wordt een sterk verbeterde presentatie van het gewonnen pootvlees bereikt.

30 Een voordelige peesinsnijding nabij de condylus van de tibia is een peesinsnijding aan de voorzijde van de poot of het deel daarvan. De hiermee teweeggebrachte gedefineerde separatie leidt tot een aantrekkelijker uiterlijk van het af te schrapen vlees, waarbij tevens tijdens het afschrapen 35 minder grote krachten op het enkelgewricht, waaraan de poot of het deel daarvan gewoonlijk is opgehangen, worden uitgeoefend.

1001226.

-4-

Bij voorkeur wordt althans de poot of een deel daarvan voorafgaand aan de ontbeenbewerking opgehangen aan het enkelgewricht en wordt de poot of het deel daarvan vervolgens in dwarsrichting daarvan vastgeklemd, in het bijzonder 5 onder het enkelgewricht, ten opzichte van de ophanging, waarna de peesinsnijding wordt aangebracht. Net deze maatregel bereikt men, dat de beoogde insnijdingsplaats en -diepte vooraf bepaald kunnen worden en de insnijding derhalve geheel automatisch met een inrichting kan worden 1o uitgevoerd.

Een dergelijke inrichting voor het ontbenen van al thans een poot of een deel daarvan van een geslacht dier, in het bijzonder een vogel, omvat ophangmiddelen voor het dragen van althans de poot of het deel daarvan aan het 15 enkelgewricht, en middelen voor het verwijderen van het vlees van de poot of het deel daarvan. Volgens de uitvinding is deze inrichting daardoor gekenmerkt, dat de ophangmiddelen een ophangopening omvatten met kleinere afmetingen dan de condylus van de tibia, en dat is voorzien in snij-20 middelen die zijn ingericht voor het aanbrengen van een peesinsnijding boven de ophangopening van de ophangmiddelen. Aldus kan de peesinsnijding op een zodanige plaats worden aangebracht, dat het "flowerM-effekt wordt vermeden.

In een voorkeursuitvoeringsvorm hebben de ophangmidde-25 len de vorm van een plaat, waarbij de plaat van één of meer ophangopeningen in de vorm van dwars op de rand van de plaat gerichte inkepingen is voorzien, welke inkepingen zijn bestemd voor het opnemen van het scheenbeen van de poot of het deel daarvan boven het enkelgewricht. Deel van 30 de machine uitmakende klemmiddelen voor het in dwarsrichting vastklemmen van de poot of onderpoot ten opzichte van de ophangmiddelen omvatten een of meer tenminste ten dele ten opzichte van de plaat beweegbare aanslagen. Deel van de machine uitmakende snijmiddelen voor het aanbrengen van een 35 peesinsnijding zijn boven de plaat werkzaam. De hiervoor beschreven inrichting leent zich bijzonder goed voor een carrouseluitvoering.

10 01 226.

-5-

In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de k lesmiddel en boven de plaat werkzaam. Men brengt hiermee een fixatie tot stand met behulp van een gedeelte van de poot dat buiten het bevleesde gebied daarvan is gelegen, zodat geen gevaar 5 bestaat voor beschadiging en kwaliteitsvermindering van het vlees.

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm is onder de plaat een snij orgaan werkzaam voor het aanbrengen van een peesinsnijding aan de voorzijde van de poot of het deel 10 daarvan.

In combinatie met de eerder genoemde werkwijze en inrichting volgens de uitvinding, of geheel los hiervan, verschaft de uitvinding een inrichting voor het bewerken van een poot of een deel daarvan van een geslacht dier, in 15 het bijzonder een vogel, met ophangmiddelen voor het dragen van althans de poot of het deel daarvan aan het enkelgewricht, en middelen voor het bewerken van de poot of het deel daarvan, welke inrichting daardoor is gekenmerkt, dat de ophangmiddelen een samenwerkende nok en aanslag omvat-20 ten, welke nok, die bij voorkeur in een richting in hoofdzaak dwars op de onderpoot heen en weer beweegbaar is, is bestemd om te grijpen in de canalis tendineus van de onderpoot, en welke aanslag is bestemd om de onderpoot aan de tegenoverliggende zijde te ondersteunen. Tijdens het af-25 schrapen van het vlees van de poot en daarmee samenhangende bewerkingen kunnen aldus de van het enkelgewricht afgerichte krachten op de onderpoot veel beter opgevangen worden dan met behulp van een fixatie of ophanging ter plaatse van het enkelgewrichtsdeel, en het risico van afbreken van 30 laatstgenoemd gewrichtsdeel is hiermee aanzienlijk gereduceerd. Bovendien vergroot de toepassing van de nok de stabiliteit van de fixatie van het betreffende bot, zodat de pezen nauwkeuriger worden gepositioneerd en daardoor trefzekerder kunnen worden gesneden.

35 In combinatie met de peesinsnijding volgens de uitvin ding of de toepassing van de nok in de canalis tendineus volgens de uitvinding, of geheel los daarvan, verschaft de 10 01 226.

-6- uitvinding een werkwijze en inrichting voor het verwijderen van de knieschijf van de poot van een geslacht dier, in het bijzonder een vogel, welke werkwijze daardoor is gekenmerkt, dat de althans met een gedeelte van de poot verbon-5 den knieschijf in en door een opening van een aanslagele-ment wordt gedrukt, waarbij de rest van de poot de opening niet kan passeren, en vervolgens de uit de opening stekende knieschijf wordt verwijderd. Een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze omvat steunmiddelen voor het 10 ondersteunen van althans een met de knieschijf verbonden gedeelte van de poot, een aanslagelement dat tegen de poot ter hoogte van het kniegewricht geplaatst kan worden en een opening omvat waardoor de knieschijf wel, en de rest van de poot niet kan passeren, en een knieschijfverwijderingsmid-15 del voor het afscheiden van de uit de opening stekende knieschijf van de poot. Deze werkwijze en inrichting bieden de mogelijkheid, de knieschijf geheel machinaal voorafgaand aan of tijdens het ontbenen van de poot te verwijderen, zodat de knieschijf niet meer met de hand uit het gewonnen 20 vlees verwijderd behoeft te worden.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de hiervoor beschreven inrichting volgens de uitvinding omvat het aanslagelement een plaat waarbij aan de zijde van de plaat waar de knieschijf is bestemd uit te steken een langs het 25 oppervlak van de plaat beweegbaar en in de richting van het oppervlak werkzaam snijorgaan is opgesteld voor het afsnijden van de knieschijf van de poot.

In combinatie met de peesinsnijding volgens de uitvinding of de toepassing van de nok in de canalis tendineus 30 volgens de uitvinding, of geheel los daarvan, verschaft de uitvinding een werkwijze en inrichting voor het verwijderen van de knieschijf van de een althans een bovenpoot en een onderpoot omvattende poot van een geslacht dier, in het bijzonder een vogel, waarbij men eerst het bovenpootbot of 35 het onderpootbot uit de poot verwijdert, welke werkwijze daardoor is gekenmerkt, dat men vervolgens aangrijpt op het in de poot achterblijvende bot om het kniegewricht in een 10 01 226.

-7- voorafbepaalde positie op een voorafbepaalde plaats te brengen, waarna men de knieschijf scheidt van de poot.

De uitvinding wordt in het navolgende toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: 5 fig. 1 een zijaanzicht van een aan een drager opgehan gen poot van een vogel toont ter illustratie van enige voorbereidende bewerkingen ten behoeve van het ontbenen daarvan; fig. 2 het aanzicht volgens fig. 1 toont in een vol-10 gende fase van de ontbeenbewerking; en fig. 3-6 volgende fasen van de ontbeenbewerking illustreren .

In de verschillende figuren hebben gelijke verwij-zingscijfers betrekking op gelijke elementen.

15 Fig. 1 toont een drager 2 met een uitsparing waarin een poot 4 van een vogel aan het enkelgewricht 6 daarvan is opgehangen. Alhoewel in de navolgende beschrijving bewerkingen worden toegelicht aan de hand van een vogelpoot, zal duidelijk zijn dat gelijksoortige bewerkingen ook aan poten 20 van andere dieren, zoals genoemd in de inleiding van de beschrijving, kunnen worden uitgevoerd. De drager 2 kan zijn gevormd door een plaat of een in hoofdzaak plaatvormig element, langs de rand waarvan een of meer uitsparingen zijn aangebracht voor het opnemen van het scheenbeen van 25 een of meer respektieve poten, maar de drager kan bijvoorbeeld ook zijn gevormd door een haak die in een transportlijn al dan niet intermitterend wordt voortbewogen. In de poot zijn schematisch het onderpootbot of drumstickbot 8, het bovenpootbot of dij bot 10 en de knieschijf 12 weer-30 gegeven.

Op de poot 4 worden in fig. 1 twee voorbereidende snijbewerkingen uitgevoerd, waarbij een linkerhand 14 van een persoon de poot 4 aan de onderzijde daarvan vasthoudt, terwijl de rectiferhand vanuit posities 16a, 16b met behulp 35 van een mes 18 de insnijdingen uitvoert. Een eerste insnijding wordt vanuit de rechterhandpositie die met 16a is aangeduid, uitgevoerd in de richting van pijl 20 langs 10 01 226.

-8- streep-punt-lijn 22 tot het gebied van het heupgewricht van het dijbot 10. Een tweede insnijding wordt vanuit de positie van de rechterhand die met 16b is aangeduid, uitgevoerd in de richting van pijl 24 langs de streep-punt-lijn 26 5 door het kniegewricht tot aan de knieschijf 12 daarvan.

Fig. 2 illustreert hoe vervolgens het dijbot 10 in aansluiting op de snede volgens de streep-punt-lijn 26 uit de bovenpoot wordt verwijderd door met de rechterhand 16c het mes 18 in de richting van pijl 28 te bewegen langs een 10 baan die is aangeduid met streep-punt-lijn 30.

De hiervoor aan de hand van fig. 1 en 2 beschreven bewerkingen zijn niet essentieel voor de onderhavige uitvinding, en zouden eventueel weggelaten kunnen worden wanneer gebruik wordt gemaakt van een geschikte werkwijze 15 of inrichting voor het verwijderen van het vlees van zowel de onderpoot als de bovenpoot, waarbij het kniegewricht intact blijft, zoals bijvoorbeeld is beschreven in publika-tie NL-A-9301238.

Voorts is uitsluitend om redenen van duidelijkheid in 20 fig. 1 en 2 een handmatige bewerking gepresenteerd. Enkele of alle van deze bewerkingen kunnen ook mechanisch worden uitgevoerd, zoals is beschreven in de eerdergenoemde publi-katies US-A- 5 176 562 en EP-A-0 594 934.

Voorts zal duidelijk zijn, dat in plaats van een 25 gehele poot voor de in het navolgende te beschrijven bewerkingen ook kan worden uitgegaan van een deel van de poot zoals de drumstick.

In de in fig. 3 geïllustreerde fase van de ontbening van de poot 4 wordt het enkelgewricht 6 boven de drager 2 30 in dwarsrichting vastgeklemd met behulp van ten opzichte van de drager 2 in de richtingen van de pijlen 32a en 32b beweegbare aanslagen 34 en 36. Vervolgens wordt de snijdende zijde van een mes 38 in de richting van pijl 40 in het enkelgewricht 6 gebracht voor het doorsnijden van de achil-35 lespees aan de achterzijde van de poot 4 ter plekke van de condylus 42 van de tibia 43 voor het voorkomen van het HflowerM-effekt. Een eventuele insnijding nabij de condylus 1001226.

-9- aan de voorzijde van de poot of het deel daarvan wordt uitgevoerd op de plaats die is aangeduid met 37.

Fig. 4 illustreert hoe het vlees van het bot 8 van de onderpoot wordt geschraapt na het aanbrengen van de achil-5 lespeesinsnijding volgens fig. 3. Hiertoe worden een paar schraapplaten 44 en 46 welke elk aan een voorrand 44a resp. 46a daarvan zijn voorzien van een uitsparing 44b resp. 46b, gedeeltelijk met elkaar in dekking gebracht zodat een afschraapopening ontstaat, zoals gebruikelijk is in de 10 techniek van het afschrapen van vlees van de poot van een vogel. De schraapplaten 44 en 46 kunnen zowel naar elkaar toe als van elkaar af worden bewogen door middel van daaraan bevestigde armen 48 resp. 50 waarvan de bewegingen bijvoorbeeld onder curvebaanbesturing tot stand worden ge-15 bracht. De schraapplaten 44 en 46 worden in de in fig. 4 weergegeven onderlinge positie in de richting van pijlen 52 bewogen vanaf een positie direkt onder de drager 2 tot een eindpositie die in fig. 5 is weergegeven.

Zodra de schraapplaten 44 en 46 volgens fig. 4 hun 20 beginpositie direkt onder de drager 2 verlaten hebben en de canalis tendineus 53 van het onderpootbot zijn gepasseerd, wordt vanaf een zijde in de richting van pijl 54 een nok 56 in de canalis tendineus 53 geplaatst en in tegengestelde richting op niet nader getoonde wijze aanslag 56a tegen het 25 bot geplaatst voor de stabilisering van het bot en voor het opvangen van de door de schraapplaten 44 en 46 op het bot 8 uitgeoefende afschraapkrachten ter voorkoming van het afbreken van het bot 8 nabij het enkelgewricht 6.

Na het bereiken van de eindpositie van de schraap-30 platen 44 en 46 volgens fig. 5 worden deze platen evenals de nok 56 teruggetrokken van de poot.

Fig. 6 illustreert de bewerking van het verwijderen van de knieschijf 12 van de poot om te voorkomen dat deze in het pootvlees terechtkomt en daaruit nadien met de hand 35 moet worden verwijderd. Het onderpootbot 8 wordt gefixeerd met behulp van een of meer, in dit geval twee aanslagen 58 en 60 die zijn gemonteerd op armen 62 resp. 64 voor het ten 1001226.

-loop zich te van het bot 8 bewegen van de aanslagen 58 en 60. In de richting van pijl 66 wordt een plaat 68 die aan de voorzijde 70 daarvan is voorzien van een uitsparing 72 tegen het kniegewricht aangedrukt net behulp van een be-5 weegbare arn 74, waarbij de knieschijf 12 de uitsparing 72 wel kan passeren, maar het kniegewrichtsgedeelte van het bot 8 de uitsparing 72 niet kan passeren. De plaat 68 duwt het onderpootbot 8 enigszins omhoog in de opening van de drager 2, waarmee een lengteverschilcompensatie voor botten 10 van verschillende lengte wordt verkregen. Het neerhangende vlees wordt hierbij opzij gedrukt eventueel, met behulp van aanvullende, niet nader getoonde middelen. Aldus komt de knieschijf 12 onder de plaat 68 uit te steken. Een op een arm 76 in de richting van pijl 78 beweegbaar mes 80 wordt 15 vervolgens met de snijzijde daarvan langs het oppervlak van de plaat 68 bewogen en snijdt daarbij de knieschijf 12 los van de poot. Na het terugtrekken van de plaat 68 en het mes 80 kan het aan het onderste uiteinde van het bot 8 hangende vlees met de hand of machinaal worden gescheiden van het 20 bot 8.

Het is ook mogelijk de dwarsdoorsnede volgens fig. l niet uit te voeren en het dijbot pas te verwijderen nadat het vlees van de gehele poot is af geschraapt. Ook in dit geval zal dan uiteindelijk de situatie volgens fig. 6 25 bereikt worden.

10 01 226.

Claims (16)

1. Werkwijze voor het ontbenen van een poot of een deel daarvan van een geslacht dier, in het bijzonder een vogel, omvattende de stappen van het maken van ten minste één peesinsnijding nabij het enkelgewricht en het daarna ver- 5 wijderen van het vlees van de poot of het deel daarvan, met het kenmerk, dat de peesinsnijding wordt aangebracht door een pees ter plekke van de condylus van de tibia.

2. Werkwijze volgens conclusie l, met het kenmerk, dat althans de poot of een deel daarvan voorafgaand aan de 10 ontbeenbewerking wordt opgehangen aan het enkelgewricht en de poot of het deel daarvan vervolgens in dwarsrichting daarvan wordt vastgeklemd, in het bijzonder onder het enkelgewricht, ten opzichte van de ophanging, waarna de peesinsnijding wordt aangebracht.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de peesinsnijding wordt gemaakt in de achillespees.

4. Werkwijze volgens een van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat een peesinsnijding wordt gemaakt aan de voorzijde van de poot of het deel daarvan.

5. Inrichting voor het ontbenen van althans een poot of een deel daarvan van een geslacht dier, in het bijzonder een vogel, met ophangmiddelen voor het dragen van althans de poot of het deel daarvan aan het enkelgewricht, en middelen voor het verwijderen van het vlees van de poot of het 25 deel daarvan, met het kenmerk, dat de ophangmiddelen een ophangopening omvatten met kleinere afmetingen dan de condylus van de tibia, en dat is voorzien in snijmiddelen die zijn ingericht voor het aanbrengen van een peesinsnijding boven de ophangopening van de ophangmiddelen.

6. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt door klem- middelen voor het in dwarsrichting vastklemmen van de poot of het deel daarvan t.o.v. de ophangmiddelen.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de ophangmiddelen de vorm van een plaat hebben, waarbij de 10 01 226. -12- plaat van één of neer ophangopenlngen in de vorm van dwars op de rand van de plaat gerichte inkepingen is voorzien, welke inkepingen zijn bestend voor het opnemen van het scheenbeen van de poot of het deel daarvan boven het enkel-5 gewricht; dat de klemmiddelen een of meer tenminste ten dele t.o.v. de plaat beweegbare aanslagen omvatten; en dat de snijmiddelen boven de plaat werkzaam zijn.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de klemmiddelen boven de plaat werkzaam zijn.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat onder de plaat een snijorgaan werkzaam is voor het aanbrengen van een peesinsnijding aan de voorzijde van de poot of het deel daarvan.

10. Inrichting voor het bewerken van een poot of een deel 15 daarvan van een geslacht dier, in het bijzonder een vogel, met ophangmiddelen voor het dragen van althans de poot of het deel daarvan aan het enkelgewricht, en middelen voor het bewerken van de poot of het deel daarvan, met het kenmerk, dat de ophangmiddelen een samenwerkende nok en 20 aanslag omvatten, welke nok is bestemd om te grijpen in de canalis tendineus van de onderpoot, en welke aanslag is bestemd om de onderpoot aan de tegenoverliggende zijde te ondersteunen.

11. Inrichting volgens conclusie 10, mat hot kenmerk, dat 25 de nok in een richting in hoofdzaak dwars op de onderpoot heen en weer beweegbaar is.

12. nWerkwijze voor het verwijderen van de knieschijf van de poot van een geslacht dier, in het bijzonder een vogel, voorafgaand aan of tijdens het ontbenen van de poot, met 30 het kenmerk, dat de althans met een gedeelte van de poot verbonden knieschijf in en door een opening van een aan-slagelement wordt gedrukt, waarbij de rest van de poot de opening niet kan passeren, en vervolgens de uit de opening stekende knieschijf wordt verwijderd.

13. Inrichting voor het verwijderen van de knieschijf van de poot van een geslacht dier, in het bijzonder een vogel, 10 01 2 2 6.' -13- voorafgaand aan of tijdens het ontbenen van de poot, gekenmerkt door steunmiddelen voor het ondersteunen van althans een met de knieschijf verbonden gedeelte van de poot, een aanslagelement dat tegen de poot ter hoogte van het kniege-5 wricht geplaatst kan worden en een opening omvat waardoor de knieschijf wel, en de rest van de poot niet kan passeren, en een knieschijfverwijderingsmiddel voor het afscheiden van de uit de opening stekende knieschijf van de poot.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat 10 het aanslagelement een plaat omvat, waarbij aan de zijde van de plaat waar de knieschijf is bestemd uit te steken een langs het oppervlak van de plaat beweegbaar en in de richting van het oppervlak werkzaam snijorgaan is opgesteld voor het afsnijden van de knieschijf van de poot.

15. Werkwijze voor het verwijderen van de knieschijf van een althans een bovenpoot en een onderpoot omvattende poot van een geslacht dier, in het bijzonder een vogel, waarbij men eerst het bovenpootbot of het onderpootbot uit de poot verwijdert, met het kenmerk, dat men vervolgens aangrijpt 20 op het in de poot achterblijvende bot om het kniegewricht in een voorafbepaalde positie op een voorafbepaalde plaats te brengen, waarna men de knieschijf scheidt van de poot.

16. Inrichting voor het verwijderen van de knieschijf van een althans een bovenpoot en een onderpoot omvattende poot 25 van een geslacht dier, in het bijzonder een vogel, met middelen voor het verwijderen van het bovenpootbot of het onderpootbot uit de poot, gekenmerkt door middelen voor het positioneren van het in de poot achterblijvende bot, en middelen voor het scheiden van de knieschijf van de poot. 10 01 226.'