BE1030283B1 - Rooi-inrichting voor het rooien van koolgroenten met verbeterde rooimiddelen - Google Patents

Abstract

Deze uitvinding betreft een inrichting (1) voor het rooien van koolgroenten, omvattende een verrijdbaar gestel (2) voorzien van een snijdinrichting (3) om de wortel van de koolgroente te scheiden en een rooi-eenheid die vooraan voorzien is van rooimiddelen om de koolgroenten één voor één uit de grond te lichten en verder transportmiddelen (4, 5) omvat voor het opwaarts transporteren van de uit de grond gelichte koolgroenten in de richting van de snijdinrichting (3), waarbij de rooimiddelen uitgevoerd zijn als een paar roteerbare rooischijven (6) die naast elkaar zijn opgesteld en die aan hun omtrekszijden elk voorzien zijn van een vertanding, die in gebruik de wortel van een uit de grond gelichte koolgroente meeneemt en toevoert aan de transportmiddelen (4, 5). Dergelijke rooi-inrichting laat toe om koolgroenten, in het bijzonder bloemkolen, zonder schade te gaan rooien.

Description

ROOI-INRICHTING VOOR HET ROOIEN VAN KOOLGROENTEN MET

VERBETERDE ROOIMIDDELEN

Deze uitvinding betreft inrichting voor het rooien van koolgroenten, omvattende een verrijdbaar gestel voorzien van een snijdinrichting om de wortel van de koolgroente te scheiden en een rooi-eenheid die vooraan voorzien is van rooimiddelen om de koolgroenten één voor één uit de grond te lichten en verder transportmiddelen omvat voor het opwaarts transporteren van de uit de grond gelichte koolgroenten in de richting van de snijdinrichting zoals omschreven in de aanhef van de eerste conclusie. Deze inrichting betreft in het bijzonder een inrichting voor het rooien van fragiele koolgroenten, zoals bijv. bloemkool, broccoli, rode kool, savooikool, witte kool, andijvie, en dergelijke.

Om beschadiging van de eetbare delen (koolroosjes) van koolgroenten te vermijden, zal het oogsten veelal manueel gebeuren en dit door ze op het veld met behulp van een geschikt snijmiddel af te snijden van hun stronk en vervolgens op een verzamelband te plaatsen. Bij het rooien van bloemkolen wordt hiervoor gebruik gemaakt van een bloemkooloogstmachine die voorzien is van een transportband met schalen (“pottenband”). Bij dergelijke machine staat de transportband gepositioneerd ter hoogte van de te rooien bloemkolen en bevindt het personeel zich achter de transportband. De uitgesneden bloemkolen worden met de roos naar boven op de pottenband gelegd.

Het manueel rooien heeft het nadeel dat dit erg arbeidsintensief en ergonomisch belastend is doordat de arbeiders vaak 8 uur of langer voorovergebogen staan.

Meestal blijft er na het rooien, aan de buitenkant onderaan, een deel van de bladeren aanwezig. Deze bladresten zijn niet geschikt voor menselijke consumptie en kunnen aanwezig blijven, dit 1s gebruikelijk voor verkoop via de versmarkt.

Er zijn reeds machines gekend die gewassen automatisch gaan rooien en die hiertoe voorzien zijn van snijmiddelen geschikt om de gewassen direct boven de grond af te snijden en de afgesneden delen tussen twee transportbanden (klembanden) af te voeren. Zo beschrijft een eerdere octrooiaanvraag van de huidige aanvrager een inrichting voor het rooien en van het loof ontdoen van bloemkolen dat een verrijdbaar gestel omvat dat gemonteerd kan worden op een gekende landbouwtrekker. Om de te rooien bloemkolen met wortel en al uit de grond te lichten is het gestel vooraan voorzien van rooimiddelen in de vorm van twee rooihoorns. Nadat de koolgroenten uit de grond zijn gelicht komen ze in contact met een transportinrichting (transportbanden) om gerooide koolgroenten in de richting van een snijdinrichting te transporteren om daar de wortel van de koolgroente te scheiden. Echter, omdat koolgroenten, in het bijzonder bloemkool, broccoli, witte kool, e.d. niet altijd mooi in het midden op hun stam staan, is het moeilijk om met de rooihoorns de koolgroenten telkens mooi centraal aan de transportinrichting te presenteren. Wanneer de koolgroenten niet goed in de transportinrichting gepositioneerd zitten, kunnen ze geklemd zitten tussen de transportbanden waardoor de eetbare delen, met name de koolroosjes ervan, beschadigd raken.

De Japanse octrooipublicatie JP 2001 258356 A beschrijft een inrichting voor het rooien van koolgroenten waarvan de rooimiddelen uitgevoerd zijn als een paar roteerbare rooischijven die naast elkaar zijn opgesteld en die aan hun omtrekszijden elk voorzien zijn van een vertanding.

Deze uitvinding heeft daarom tot doel een inrichting voor het rooien van koolgroenten te verschaffen waarvan de rooimiddelen de gerooide koolgroenten telkens op een zodanige manier aan de transportmiddelen presenteren dat de kans op beschadiging door de transportmiddelen tot een minimum beperkt wordt.

Het doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een inrichting voor het rooien van koolgroenten, omvattende een verrijdbaar gestel voorzien van een snijdinrichting om de wortel van de koolgroente te scheiden en een rooi-eenheid die vooraan voorzien is van rooimiddelen om de koolgroenten één voor één uit de grond te lichten en verder transportmiddelen omvat voor het opwaarts transporteren van de uit de grond gelichte koolgroenten in de richting van de snijdinrichting, waarbij de rooimiddelen uitgevoerd zijn als een paar roteerbare rooischijven die naast elkaar zijn opgesteld en die aan hun omtrekszijden elk voorzien zijn van een vertanding, die in gebruik de wortel van een uit de grond gelichte koolgroente meeneemt en toevoert aan de transportmiddelen, waarbij de genoemde transportmiddelen verder tweede transportmiddelen omvatten die twee, naar achter toe hellend oplopende klemriemen omvatten voorzien om de uit de grond gelicht koolgroenten in de inrichting te transporteren, waarbij de tweede transportmiddelen voorzien zijn om de koolgroenten recht ten opzichte van de snijdinrichting te positioneren zodat de wortel mooi recht kan afgesneden worden door de snijdinrichting. Door gebruik te maken van dergelijk uitgevoerde rooimiddelen worden de te rooien koolgroenten, ongeacht hun positionering op hun stam, telkens meegenomen door de tanden van minstens één van de roteerbare rooischijven. Op die manier wordt het mogelijk om de gerooide groenten na het oplichten ervan door de rooischijven deze telkens centraal aan de transportmiddelen aan te bieden. De genoemde rooischijven zijn bij voorkeur zodanig opgesteld ten opzichte van elkaar dat ze elkaar niet overlappen. Doordat de rooischijven elkaar niet overlappen bestaat er ook geen risico dat ze delen van de meegenomen koolgroenten, met name de wortel ervan, zullen afsnijden.

De rooischijven zijn elk roteerbaar rond een rotatie-as die zich uitstrekt volgens een richting dwars op de rijrichting van de inrichting. De rotatie-assen van de rooischijven strekken zich evenwijdig ten opzichte van elkaar uit.

Bij een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de genoemde rooischijven aandrijfbaar. De aandrijving gebeurt prefereerbaar via een riem. Bij voorkeur hebben de genoemde rooischijven een rotatiesnelheid van maximaal 40 tr./min.

De rotatierichting van de rooischijven is zo gekozen dat de gerooide koolgroenten in de richting van de transportmiddelen verplaatst worden. Bij voorkeur zal de ene rooischijf in wijzerzin draaien, terwijl de andere rooischijf in tegenwijzerzin zal draaien.

In een meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de genoemde rooischijven stervormig uitgevoerd. In het bijzonder zijn de genoemde rooischijven vervaardigd uit metaal, bij voorkeur roestvast staal.

De gerooide koolgroenten hebben een koolgedeelte en een wortelgedeelte. Om de door de rooimiddelen opgelichte koolgroenten verder in de inrichting te transporteren (verplaatsen) omvatten de transportmiddelen van de inrichting in een voorkeurdragende uitvoeringsvorm eerste transportmiddelen in de vorm van twee V- riemen voorzien van uitstekende meeneemelementen, voorzien om de door de rooimiddelen opgelichte koolgroenten ter hoogte van de wortel te transporteren in de richting van de snijdinrichting.

Overeenkomstig de uitvinding omvatten de genoemde transportmiddelen verder tweede transportmiddelen die twee, naar achter toe hellend oplopende klemriemen omvat voorzien om de uit de grond gelicht koolgroenten in de inrichting te transporteren. De tweede transportmiddelen zijn voorzien om zich uit te strekken ter hoogte van het koolgedeelte van de aangevoerde koolgroenten om op die manier de koolgroenten in eerste instantie naar de snijdinrichting te verplaatsen en vervolgens, nadat het worteldeel is afgesneden, de ontwortelde koolgroenten verder in de inrichting te verplaatsen. De tweede transportmiddelen zijn bij voorkeur specifiek voorzien om de koolgroenten mooi recht ten opzichte van de snijdinrichting te positioneren zodat de wortel mooi recht kan afgesneden worden door de snijdinrichting.

Bij een meer bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de snijdinrichting een roteerbare snijschijf en een getand schijfvormig tegenmes.

De inrichting volgens de uitvinding is in het bijzonder geschikt voor het rooien van bloemkolen en/of witte kolen voor de versmarkt.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hiernavolgende 5 gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een rooi- inrichting volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen waarbij: - figuur 1: een perspectiefvoorstelling is van een inrichting voor het rooien van koolgroenten; - figuur 2: een zijaanzicht van de in de figuur I voorgestelde inrichting.

De inrichting (1) voor het rooien van koolgroenten, in het bijzonder bloemkolen en/of witte kolen, omvat zoals zichtbaar op figuur 1 en 2, een verrijdbaar gestel (2) dat gemonteerd kan worden op een gekende landbouwtrekker. In bedrijf rijdt de inrichting (1) volgens een rijrichting over een veld met koolgroenten. Koolgroenten omvatten een koolgedeelte dat later voor consumptie verkocht zal worden en een af te snijden wortelgedeelte.

Om de te rooien koolgroenten met wortel en al uit de grond te lichten is het gestel (2) vooraan voorzien van twee roteerbare stervormige rooischijven (6) die naast elkaar zijn opgesteld. Hun opstelling is zodanig gekozen dat ze elkaar niet overlappen, dit om te vermijden dat ze een snijdende werking zouden uitoefenen op de opgelichte groenten. In gebruik, roteren de rooischijven (6) met een rotatiesnelheid van maximaal 40 tr./min.

Nadat de koolgroenten door de rooischijven (6) uit de grond zijn gelicht, komen ze in contact met een transportinrichting (transportmiddelen) die de gerooide koolgroenten in de richting van een snijdinrichting (3) zullen transporteren. De snijdinrichting (3) is voorzien om het wortelgedeelte van het koolgedeelte te scheiden.

De transportmiddelen bestaan uit eerste transportmiddelen (4) in de vorm van twee riemen, zogenaamde intrekriemen, waarop uitstekende meeneemelementen zijn aangebracht. De toegepaste riemen hebben bij voorkeur een V-vormige doorsnede en worden daarom ook een V-riem of V-snaar genoemd. Om de koolgroenten efficiënt te verplaatsen in de richting van de snijdinrichting zijn de klemriemen voorzien van een aantal op een afstand van elkaar geplaatste uitstekende meeneemelementen. Voor de aandrijving van de klemriemen wordt gebruikt gemaakt van zogenaamde snaarwielen. Dit zijn riem- of snaarschijven met een V-vormige doorsnede waarover de klemriemen lopen.

De rooischijven (6) zullen in eerste instantie het wortelgedeelte van de opgelichte koolgroenten in contact brengen met de V-riemen die ze vervolgens verder zullen transporteren in de richting van de snijdinrichting (3).

De inrichting omvat verder nog tweede transportmiddelen (5) die gevormd worden door twee, naar achter toe hellend oplopende klemriemen. Elke klemriem is een gesloten, rondlopende riem. Het materiaal waaruit de klemriem is vervaardigd is bij voorkeur een anti-slip materiaal. Deze tweede transportmiddelen strekken zich iets boven de eerste transportmiddelen (4) uit, met name ter hoogte van het koolgedeelte.

De tweede transportmiddelen (5) zijn voorzien om het koolgedeelte vast te klemmen en zo de uit de grond gelicht koolgroenten in de inrichting te transporteren, in eerste instantie naar de snijdinrichting en vervolgens, nadat het worteldeel is afgesneden, de ontwortelde koolgroenten verder in de inrichting te verplaatsen in de richting van de uitvoerzijde. De tweede transportmiddelen (5) zijn specifiek voorzien om de koolgroenten mooi recht ten opzichte van de snijdinrichting te positioneren zodat de wortel mooi recht kan afgesneden worden in de snijdinrichting (3).

Door de beweging van de eerste (4) en tweede (5) transportmiddelen worden de gerooide koolgroenten naar achteren geleid, waar ze vervolgens in contact komen met de snijdinrichting (3) waar de wortel van de aangevoerde koolgroente zal worden afgesneden. De snijdinrichting (3) bestaat uit een roteerbare snijschijf en een vast opgesteld getand schijfvormig tegenmes. Nadat de wortel is afgesneden worden de koolgroenten m.b.v. de tweede transportmiddelen (5) verder getransporteerd in de richting van een afraapband (niet afgebeeld) waar men de koolgroenten manueel kan afnemen om bijvoorbeeld tijdelijk te stockeren in een opslagcontainer.

De draairichting van de rooischijven (6) is zo gekozen dat ze de koolgroenten zullen verplaatsen in de richting van de transportmiddelen. Hierbij zal, tijdens het rooien, de linker rooischijf in wijzerzin draaien, terwijl de rechter rooischijf in tegenwijzerzin draait. De aandrijving van de verschillende rooischijven gebeurt met behulp van twee motoren. Het voordeel van het gebruik van twee motoren is dar er onderaan een vrije ruimte is zodat er geen ophoping van afval is en de kolen en wortels er vrij kunnen passeren. Door het gebruik van de motoren worden de intrekriemen, ook de V- riemen genoemd aangedreven die er op hun manier voor zorgen dat de rooischijven (6) kunnen draaien met een constante snelheid. De rooischijven (6) die via een riemoverbrenging in contact staan met de V-riemen, vormen samen de eerste transportmiddelen (4). Hierdoor draaien de rooischijven (6) op dezelfde toeren als de eerste transportmiddelen (4). Op deze manier is de omtreksnelheid een klein beetje sneller dan de snelheid van de intrekriemen doordat de intrekschijven bij voorkeur een grotere diameter hebben. Het is de bedoeling om het verschil in snelheid zo veel mogelijk te minimaliseren.

De rooischijven (6) zijn aan hun omtrekszijden voorzien van een vertanding. Deze tanden zullen de wortels van de opgelichte koolgroenten meenemen en centraal toevoeren aan de transportmiddelen, bij voorkeur de eerste transportmiddelen (4).

Afhankelijk van hoe de koolgroente op zijn stronk (stam) gepositioneerd zit, wordt de wortel meegenomen door een tand van de linker- of de rechter rooischijf.

De inrichting (1) volgens de uitvinding heeft een rooicapaciteit van 40.000 kg bloemkolen per dag. hierbij is de snelheid van de inrichting (1) op het veld gelegen tussen de 2 à 3 km/uur.

Claims (7)

CONCLUSIES

1. Inrichting (1) voor het rooien van koolgroenten, omvattende een verrijdbaar gestel (2) voorzien van een snijdinrichting (3) om de wortel van de koolgroente te scheiden en een rooi-eenheid die vooraan voorzien is van rooimiddelen om de koolgroenten één voor één uit de grond te lichten en verder transportmiddelen (4, 5) omvat voor het opwaarts transporteren van de uit de grond gelichte koolgroenten in de richting van de snijdinrichting (3), waarbij de rooimiddelen uitgevoerd zijn als een paar roteerbare rooischijven (6) die naast elkaar zijn opgesteld en die aan hun omtrekszijden elk voorzien zijn van een vertanding, die in gebruik de wortel van een uit de grond gelichte koolgroente meeneemt en toevoert aan de transportmiddelen (4, 5), met het kenmerk dat de genoemde transportmiddelen verder tweede transportmiddelen (5) omvatten die twee, naar achter toe hellend oplopende klemriemen omvatten voorzien om de uit de grond gelicht koolgroenten in de inrichting (1) te transporteren, waarbij de tweede transportmiddelen (5) voorzien zijn om de koolgroenten recht ten opzichte van de snijdinrichting (3) te positioneren zodat de wortel mooi recht kan afgesneden worden door de snijdinrichting (3).

2. Inrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat genoemde rooischijven (6) aandrijfbaar zijn.

3. Inrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de genoemde rooischijven (6) een rotatiesnelheid hebben van maximaal 40 tr./min.

4. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de genoemde rooischijven (6) stervormig zijn uitgevoerd.

5. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de genoemde rooischijven (6) vervaardigd zijn uit metaal, bij voorkeur roestvast staal.

6. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de genoemde transportmiddelen eerste transportmiddelen (4) omvatten in de vorm van twee V-riemen voorzien van uitstekende meeneemelementen, voorzien om de door de rooimiddelen opgelichte koolgroenten ter hoogte van de wortel te transporteren in de richting van de snijdinrichting (3).

7. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de snijdinrichting (3) een roteerbare snijschijf en een getand schijfvormig tegenmes omvat.