NL2011357C2 - Inrichting voor het verwerken van veevoer. - Google Patents

Inrichting voor het verwerken van veevoer. Download PDF

Info

Publication number
NL2011357C2
NL2011357C2 NL2011357A NL2011357A NL2011357C2 NL 2011357 C2 NL2011357 C2 NL 2011357C2 NL 2011357 A NL2011357 A NL 2011357A NL 2011357 A NL2011357 A NL 2011357A NL 2011357 C2 NL2011357 C2 NL 2011357C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
gripper
main frame
gripping member
gripper elements
feed
Prior art date
Application number
NL2011357A
Other languages
English (en)
Inventor
Cornelis Hendricus Liet
Original Assignee
Cornelis Hendricus Liet
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=50389323&utm_source=***_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=NL2011357(C2) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Priority claimed from NL2010541A external-priority patent/NL2010541C2/nl
Application filed by Cornelis Hendricus Liet filed Critical Cornelis Hendricus Liet
Priority to NL2011357A priority Critical patent/NL2011357C2/nl
Priority to EP14187355.4A priority patent/EP2820942B1/en
Priority to EP14162382.7A priority patent/EP2783567B8/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2011357C2 publication Critical patent/NL2011357C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K5/00Feeding devices for stock or game ; Feeding wagons; Feeding stacks
    • A01K5/001Fodder distributors with mixer or shredder
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F29/00Cutting apparatus specially adapted for cutting hay, straw or the like
    • A01F29/005Cutting apparatus specially adapted for cutting hay, straw or the like for disintegrating and cutting up bales of hay, straw or fodder
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K5/00Feeding devices for stock or game ; Feeding wagons; Feeding stacks
    • A01K5/02Automatic devices
    • A01K5/0266Automatic devices with stable trolleys, e.g. suspended
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66CCRANES; LOAD-ENGAGING ELEMENTS OR DEVICES FOR CRANES, CAPSTANS, WINCHES, OR TACKLES
    • B66C3/00Load-engaging elements or devices attached to lifting or lowering gear of cranes or adapted for connection therewith and intended primarily for transmitting lifting forces to loose materials; Grabs
    • B66C3/04Tine grabs

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Birds (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Specific Conveyance Elements (AREA)
  • Apparatuses For Bulk Treatment Of Fruits And Vegetables And Apparatuses For Preparing Feeds (AREA)
  • Processing Of Meat And Fish (AREA)

Description

Inrichting voor het verwerken van veevoer
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwerken van veevoer, zoals veevoer van balen of blokken veevoer of los veevoer of gewas, in het bijzonder voor het losmaken en doseren van voer.
Veevoer, zoals kuilvoer kan bestaan uit gras, mengsels van gras en klaver, granen zoals tarwe, gerst of mengsels daarvan of mengsels van granen met erwten of bonen. Uitgesneden kuilvoer gecompacteerd in een rij kuil wordt doorgaans aangeduid als "blokken" terwijl voer gecompacteerd in een balenpers doorgaans wordt aangeduid als "balen". Bij het compacteren, ontstaat een gelaagde structuur.
Onder de merknaam Vector® wordt door Lely een automatisch voersysteem op de markt gebracht, dat onder meer is beschreven in de publicatie "Lely voert automatisch", G. Zevenbergen, gepubliceerd in Veehouderij Techniek, juni 2012. Bij dit systeem worden blokken voer geplaatst in een voerkeuken. Een grijper grijpt voer van een blok om het vervolgens te storten in een mengwagen. In de mengwagen wordt het voer, afkomstig van verschillende blokken, gemengd en vervoerd naar het te voeren vee. Voor elke hoeveelheid losgemaakt voer moet de grijper heen en weer bewogen worden naar de menger. Dit moet met matige snelheid gebeuren om te voorkomen dat de hangende grijper gaat slingeren. Pas als de grijper klaar is en alle benodigde voercomponenten in de menger heeft geladen kan de menger het voer naar een voergang transporteren. Er is daardoor veel tijd nodig om het voer van de balen te mengen en naar de voergang te brengen. De grijper is relatief zwaar en niet nauwkeurig bestuurbaar en kan bijvoorbeeld makkelij k scheef op de baal terecht komen, waardoor de baal beschadigd kan worden en gedeeltelijk uit elkaar kan vallen. De hoeveelheid materiaal die door de grijper wordt opgepakt is niet nauwkeurig te doseren. De afstand van de grijper naar de menger is wisselend. Het starten, afremmen en positioneren van de grijper kost veel tijd.
Afscheiden van voer van een baal of blok moet zodanig gebeuren dat de structuur van het resterende deel van het blok of de baal intact blijft en niet afbrokkelt om te voorkomen dat zuurstof binnendringt in de baal en verrottingsprocessen in gang zet. Door gebruik van een grijper kunnen de blokken afbrokkelen en uit elkaar vallen, waardoor het resterende voer sneller verrot. Met een dergelij ke grijper kan ook niet nauwkeurig worden gedoseerd. Bovendien zal er voer uit de grijper vallen wanneer deze naar de mengwagen wordt bewogen. Ook kan de grijper niet goed de laatste resten van het blok van de vloer afscheppen. Achtergebleven resten voer kunnen gaan broeien en bederf van het overige voer in de voerkeuken bespoedigen. De voerkeuken zal daardoor regelmatig moeten worden schoongemaakt en aangevuld.
Uit DE3101350 is een inrichting bekend waarmee kuilvoer kan worden los gefreesd van de bovenzijde van een kuilvoerblok.
De frees wordt verplaatst langs een railsysteem dat aan een plafond is bevestigd. Een dergelijk systeem heeft weinig capaciteit, verbruikt veel energie en geeft veel materiaalverlies.
Het doel van de onderhavige uitvinding is om te voorzien in een systeem waarbij efficiënt en snel automatisch veevoer, bijvoorbeeld van blokken of balen of los veevoer, kan worden verzameld en nauwkeurig kan worden gedoseerd.
Het doel van de uitvinding wordt bereikt met een inrichting voor het verwerken van veevoer omvattende: - een hoofdframe; - een opvangbak; - een grijporgaan dat verticaal bewogen kan worden, waarbij zowel de opvangbak en het grijporgaan worden ondersteund door het hoofdframe.
Bijvoorbeeld kunnen het grijporgaan en/of de opvangbak horizontaal verplaatsbaar zijn tussen een eerste positie, waarin de grijper zich boven de opvangbak bevindt, en een tweede positie waarin de grijper boven een baal of blok kan worden geplaatst.
In een bijzondere uitvoering omvat de inrichting: - een hoofdframe met een voeropneemruimte; - een opvangbak ondersteund door het hoofdframe; - een hulpframe, dat langs een geleiding op het hoofdframe horizontaal verplaatsbaar tussen een eerste positie waarin het hulpframe over de voeropneemruimte is geplaatst, en een tweede positie boven de positie van de opvangbak; - een grijporgaan, dat langs een geleiding in het hulpframe verticaal bewogen kan wonden.
Wanneer een baal of blok of een hoeveelheid los voer zich in het bereik van het grijPor<?aan bevindt kan het grijporgaan omlaag worden bewogen om voer los te maken van de bovenzijde van de baal of van het blok. Vervolgens kan het hulpframe met het grijporgaan worden verplaatst naar de positie boven de opvangbak om het losgemaakte voer vervolgens in de opvangbek te storten. Vervolgens kan het hulpframe met het grijporgaan teruggeplaatst worden boven de voeropneemruimte om meer voer af te nemen van hetzelfde blok of baal, of van een nieuw blok of baal of eventueel van een niet gecompacteerde voorraad veevoer. Wanneer alle gewenste voercomponenten in de gewenste hoeveelheden zijn verzameld in de opvangbak, kan de opvangbak vervolgens worden geleegd in een menger. Bij voorkeur is de inhoud van de opvangbaak in hoofdzaak gelijk aan die van de menger, zodat de opvangbak de menger in één keer kan vullen. Wanneer de menger vervolgens wordt verplaatst naar de te voederen dieren, kan de opvangbak tegelijkertijd weer worden gevuld. Doorat de menger en de opvangbak tegelijkertijd benut kunnen worden wordt de capaciteit van het systeem verdubbeld.
Het grijporgaan kan sneller tussen de baal en de opvangbak heen en weer worden bewogen dan het geval is bij grijpers uit oudere systemen. Nadat de opvangbak is geleegd in de menger kan het grijporgaan direct doorgaan met het losmaken van voer zonder dat het hoeft te wachten op terugkeer van de menger, wat eveneens tijdwinst oplevert.
De opvangbak kan bijvoorbeeld worden verplaatst, bijvoorbeeld gekanteld, in een afvoerstand voor het afvoeren van voer. Het voer kan aldus worden gedeponeerd in een mengbak, zoals een stationaire menger of een mengrobot, of op een afvoerband of een soortgelijk afvoermiddel. Het voer kan daarbij bijvoorbeeld worden vermengd met andere voercomponenten.
De inrichting kan bijvoorbeeld zo uitgevoerd worden dat de opvangbek via een verticale geleiding verticaal kan worden bewogen tussen een onderste stand en een bovenste stand, waarbij de opvangbak in de bovenste stand kan worden gekanteld in de afvoerstand. In een dergelijke uitvoering kan de opvangbak laag worden geplaatst zodat het grijporgaan ook in lage posities, als de baal of het blok bijna op is, nog steeds het losgemaakt voer in de opvangbak kan deponeren.
Het grijporgaan kan verder losmaakmiddelen omvatten, zoals een of meer zagen of freesrollen, voor het losmaken van de losgesneden bovenlaag. Het veevoermateriaal wordt daardoor verkleind en kan daardoor beter en sneller worden gemengd.
Het grijporgaan kan bijvoorbeeld klemmen omvatten, die elk zijn voorzien van een voetplaat met een snij rand voor het lossnijden van een horizontale bovenlaag van de baal. De klemmen kunnen worden bewogen tussen een open stand waarbij het grijporgaan over een baal of blok heen geplaatst kan worden, en een grijpstand, waarin de grijper is gesloten. De klemmen kunnen bijvoorbeeld een L-vormige of J-vormige dwarsdoorsnede hebben.
In een specifieke uitvoeringsvorm kunnen de L- of J-vormige klemmen zijn voorzien van zijwanden met een snij kant die de uiterste punten van de L- of J-vorm met elkaar verbindt. Hierdoor sluiten de snijkanten van twee tegenover elkaar geplaatste klemmen op elkaar aan wanneer het grijporgaan is gesloten en kan er geen voer meer uitvallen. Doordat de zijwanden van de klemmen zelf door het voer snijden zijn er geen afzonderlij ke losmaakmiddelen meer nodig.
In een bijzondere uitvoering omvatten de klemmen messen, die zich uitstrekken langs de snij randen van de zijwanden en die via een geleiding op en neer beweegbaar zijn in een richting parallel aan de snij rand gedurende beweging van de klemmen tussen de ruststand en de grijpstand. Hierdoor kan het voer beter worden los gesneden.
De klemmen kunnen bijvoorbeeld zijn voorzien van sleuven voor het ontvangen van uitstootplaten, die aan het hulpframe zijn bevestigd en zich uitstrekken in een richting parallel aan de bewegingsrichting van de klemmen tussen de ruststand en de grijpstand. Op deze wijze wordt voer dat zich in de klemmen bevindt tijdens het lossen ui de klemmen gestoten door de uitstootplaten.
Om tijdens de beweging van de klemmen de onderrand van de klemmen zoveel mogelijk langs een rechte lijn te laten lopen, kan de beweging worden geleid door middel van een gekromde horizontale sleufgeleiding overeenkomstig de geleiding zoals hierboven besproken met betrekking tot de cirkelzagen. Een recht bewegingspad heeft als voordeel dat de laatste resten voer door de klemmen beter van de grond afgehaald kunnen worden.
De klemmen kunnen bijvoorbeeld in twee tegenover elkaar geplaatste rijen zijn geplaatst. In een bijzondere uitvoering kunnen de klemmen afzonderlijk van elkaar bewogen worden tussen de ruststand en de grijpstand. Op deze manier kan er nauwkeurig worden gedoseerd. Wanneer er slechts weinig voer nodig is, hoeft niet een gehele bovenlaag te worden afgesneden, maar slechts een gedeelte ervan.
Bij een dergelijk grijporgaan kunnen de middelen voor het verkleinen van het voer bijvoorbeeld bestaan uit evenwijdige zagen, die bijvoorbeeld tussen de klemmen verplaatst kunnen worden. De zagen kunnen bijvoorbeeld cirkelzagen omvatten, die langs een geleiding kunnen worden verplaatst om aldus door de losgesneden laag voer te gaan. De cirkelzagen kunnen daarbij worden bewogen langs een vlakke, ongebogen horizontale lijn. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt met een drijfstang gekoppeld aan een rotatie-as van de cirkelzagen, waarbij een bovenste uiteinde van de drijfstang scharniert om een bovenste as die langs een verticale geleiding in het hulpframe op en neer beweegbaar is. Daarbij is een tweede geleidingselement van de drijfstang tussen de bovenste as en de zaag-as via een tweede geleiding heen en weer beweegbaar tussen twee op een horizontale lijn gelegen uiterste punten, waarbij de tweede geleiding zodanig is gekromd dat de cirkelzagen langs een rechte lijn heen en weer beweegbaar zijn. Door de horizontale beweging van de cirkelzagen wordt het voer van de afgesneden bovenlaag losgemaakt waarna het nauwkeurig kan worden gedoseerd en gemengd.
Om het risico van vastlopen van losgemaakt voer aan de zaagvertanding te verkleinen, kan de cirkelzaag zijn voorzien van relatief korte snijtanden. De snijtanden kunnen bijvoorbeeld 8 mm of minder, bijvoorbeeld 4 mm of minder, uitsteken ten opzichte van de binnendiameter van de zaagvertanding. Goede resultaten worden bijvoorbeeld gehaald met tanden van 3-4 mm lengte.
De binnendiameter kan bijvoorbeeld 600 mm of groter, bijvoorbeeld 700 mm of groter zijn. De lengte van de snijtanden kan bijvoorbeeld instelbaar zijn of vast zijn.
In een meer specifieke uitvoering van de cirkelzaag kan de hoek η tussen het verlengde L van de snij rand van de zaagtand en de radiale lijn tussen het middelpunt M van het zaagblad en de uiterste hoekpunt N van de zaagtand een scherpe hoek zijn, bijvoorbeeld een hoek van 0 < η < 25 graden.
De punt van de snijtand snijdt en trekt aan het los te snijden gewas. Door de snij tanden kort te houden wordt de totale trekkracht beperkt, zodat de cirkelzaag niet snel meer vast loopt. Bij voorkeur is de lengte van de snijtanden zodanig dat bij optimaal toerental van de zaag voor een bepaald type voer de netto trekkracht van de gezamenlij ke in aangrijping zijnde tanden zodanig is dat het te verwerken voer naar de zaag wordt getrokken zonder dat de zaag zich vast draait in het voer. Het optimale toerental verschilt per type voer. Bij voorbeeld zal bij droog hooi of stro een langzamer toerental nodig zijn, terwij1 bijvoorbeeld bij mals een hoger toerental kan worden gebruikt. Doordat de zaag het voer naar zich toe trekt hoeft de zaag een geringere aanzetdruk uit te oefenen op een blok of baal of ander soort voer. Met name goede resultaten worden bereikt indien de snijtanden uitsteken ten opzichte van de cirkelvormige omtrek van het zaagblad die tenminste in de nabijheid van de snij tanden, of in haar geheel, ononderbroken cirkelvormig is, dat wil zeggen zonder een golfpatroon tussen de tanden zoals bij gewone cirkelzaagbladen gebruikelij k is.
Indien een standaard cirkelzaagblad wordt gebruikt met diepere vertanding, dan kan het onderste deel van de vertanding worden afgedekt door middel van een plaatvormige ring. De uiteindes van de tanden steken dan uit ten opzichte van de ring, bijvoorbeeld over 8 mm of minder, zoals bijvoorbeeld 3-4 mm. De buitenomtrek van de ring vormt daarmee effectief de binnendiameter van de zaagvertanding. Om de benodigde snij druk laag te houden is een dergelijke ring bijvoorkeur afgeschuind aan de buitenomtrek. De ring kan ook zijn afgeplat aan de binnenomtrek.
De opvangbek kan bij voorkeur vanuit een opvangstand worden verplaatst, bijvoorbeeld gekanteld of getild, naar een afvoerstand voor het afvoeren van voer.
In een bijzondere uitvoering is de opvangbek voorzien van een bodem die een afvoerhand omvat, die aan een afvoerzijde van de opvangbak doorloopt buiten de afvoerbak. Hierdoor kan het voer geleidelijk en gedoseerd vanuit de opvangbak worden gestort, bijvoorbeeld in een mengbak, zoals een mengrobot.
Om het grijporgaan goed uit te kunnen lijnen met de te verwerken baal of blok voer kan het grijporgaan in een lage stand verplaatsbaar zijn in een horizontale uitlijnrichting dwars op de horizontale transportrichting. Om het grijporgaan vervolgens weer te kunnen centreren ten opzichte van de opvangbak kan het hoofdframe zijn voorzien van een centreergeleiding voor het centreren van het grijporgaan ten opzichte van het hoofdframe wanneer het grijporgaan verticaal omhoog wordt bewogen.
Om het hoofdframe met het grijporgaan naar een volgende rij balen of blokken te verplaatsen kan de inrichting zijn voorzien van een dwarstransporteur. Deze dwarstransporteur kan bijvoorbeeld bestaan uit een plaat, die langs een geleiding, zoals een vloerrail zijwaarts kan worden bewogen.
Het hoofdframe kan op de plaat worden gezet en vervolgens zijwaarts naar een volgende rij balen of blokken worden verplaatst.
Het hoofdframe, dat bij voorkeur is voorzien van wielen, kan bijvoorbeeld met behulp van een trekorgaan worden verplaatst tussen een ingetrokken stand, waarbij het hoofdframe op de plaat is gereden, en een uitgetrokken stand, waarbij het hoofdframe van de plaat afgereden is. Een dergelijk trekorgaan kan bijvoorbeeld een vouwframe omvatten dat bij het invouwen het hoofdframe op de plaat trekt en bij het uitvouwen het hoofdframe van de plaat afduwt. Een dergelijk vouwframe kan bijvoorbeeld een eerste been of raam omvatten met een onderste uiteinde verbonden aan de plaat en een bovenste uiteinde scharnierbaar verbonden met het bovenste uiteinde van een tweede been of raam dat een onderste uitende heeft dat is verbonden met het hoofdframe. Met een dergelijk vouwframe kan het hoofdframe me de grijper en de opvangbek zeer nauwkeurig worden gepositioneerd.
Om nauwkeurig het los te maken voer te doseren kan het frame zijn voorzien van een of meer weegmiddelen.
Het frame kan bijvoorbeeld zijn voorzien van wielen, zoals zwenkwielen. De wielen kunnen zijn voorzien van een of meer weegstaven. Ook kunnen de wielen zijn voorzien van een aandrijving.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een grijper als zodanig, waarbij de grijper is voorzien van twee grijperelementen met een naar elkaar toe gerichte onderranden, waarbij de beide grijperelementen ten opzichte van elkaar verplaatst kunnen worden tussen een open stand, waarbij de onderranden uit elkaar zijn bewogen, en een gesloten stand, waarbij de onderranden tegen elkaar aanliggen en de grijperelementen een grijpruimte omsluiten, waarbij tenminste een van de grijperelementen is voorzien van een of meer losmaakmiddelen binnen een door de grijperelementen ingesloten grijpruimte. Dergelijke losmaakmiddelen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een of meer messen, bijvoorbeeld een rij evenwijdige cirkelmessen of cirkelzagen op een gemeenschappelijk aandrijfas. Bijvoorbeeld kunnen beide grijperelementen zijn voorzien van een rij evenwijdige cirkelmessen of cirkelzagen. De beide rijen met cirkelzagen kunnen in axiale richting ten opzichte van elkaar verschoven zijn, zodat in de gesloten stand van de grijper de cirkelzagen van de ene rij gedeeltelijk de cirkelzagen van de andere rij overlappen in zijaanzicht van de grijper.
De beide grijperelementen kunnen bijvoorbeeld elk om een eigen scharnieras kantelbaar zijn, waarbij beide scharnierassen evenwijdig zijn. Om de beweging van de grijperelementen te synchroniseren kunnen beide grijperelementen zijn voorzien van tandsegmenten, waarbij de tandsegmenten van beide grijperelementen in elkaar grijpen. Een dergelijk tandsegment kan bijvoorbeeld zich vanaf de scharnieras uitstrekken in de richting van het tandsegment van het andere grijperelement, waarbij beide tandsegmenten spiegelbeeldig zijn voorzien van een vertanding met een zodanige ronding en lengte dat beide vertandingen in elkaar grijpen gedurende de verplaatsing van de grijperelementen tussen de open stand en de gesloten stand.
Het grijporgaan kan verder een frame omvatten met voor beide grijperelementen een sleufgeleiding waarlangs de grijperelementen gedurende de verplaatsing tussen de open stand en de gesloten stand van de grijper op en neer worden bewogen zodanig dat de snij randen een in hoofdzaak horizontale baan doorlopen.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen. Hierin toont:
Figuur 1: schematisch in zijaanzicht een inrichting volgens de uitvinding;
Figuur 2: toont in de inrichting van Figuur 1 gedeeltelijk in dwarsdoorsnede;
Figuur 3: toont het grijporgaan van de inrichting van Figuur 1 in vooraanzicht met gedeeltelijk weggebroken beschermkap;
Figuur 4: toont schematisch in dwarsdoorsnede een andere voorbeelduitvoering van de inrichting volgens de uitvinding;
Figuur 5: toont een tweede dwarsdoorsnede van de inrichting van Figuur 4;
Figuur 6: toont schematisch de positie van de cirkelzagen tussen de klemmen;
Figuur 7: . toont schematisch een alternatieve uitvoeringsvorm van inrichting volgens de uitvinding;
Figuur 8: toont schematisch in bovenaanzicht de inrichting van Figuur 1 in een voerkeuken;
Figuur 9: toont schematisch in dwarsdoorsnede een verdere mogelij ke uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding;
Figuur 10: toont een lengtedoorsnede langs de lijn X - X in
Figuur 9;
Figuur 11: toont schematisch de inrichting van figuur 1 met een bak los veevoer;
Figuur 12: toont schematisch een andere mogelijke uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding;
Figuur 13: toont een verdere mogelijke uitvoeringsvorm;
Figuur 14: toont een geopend grijporgaan van de inrichting volgens Figuur 13;
Figuur 15: toont het grijporgaan van Figuur 14 in gesloten stand;
Figuur 16: toont in zijaanzicht een hoofdframe van de inrichting van Figuur 13;
Figuur 17; toont het hoofdframe van Figuur 16 in achteraanzicht;
Figuur 18 toont in zijaanzicht de inrichting van Figuur 13 in ingetrokken stand;
Figuur 19: toont in zijaanzicht de inrichting van Figuur 13 in uitgevouwen stand;
Figuur 20: toont in vooraanzicht een cirkelzaag zoals gebruikt in de inrichting van Figuur 13;
Figuur 21: toont de cirkelzaag van Figuur 20 in zijaanzicht;
Figuur 22: toont het zijaanzicht van Figuur 18 waarbij de opvangbak in de afvoerstand is gezet;
Figuur 23: toont een verdere mogelij ke uitvoerinsgvorm van een inrichting volgens de uitvinding;
Figuur 24: toont de inrichting van Figuur 23 in zijaanzicht met ingevouwen stand van het vouwframe.
Figuur 1 toont een voorbeelduitvoering van een inrichting 1 overeenkomstig de uitvinding voor het verwerken van veevoer, zoals los veevoer of veevoer in de vorm van balen of blokken 2. De inrichting 1 omvat een verrijdbaar hoofdframe 3 met een hulpframe 4 dat horizontaal verplaatsbaar is ten opzichte van het hoofdframe 3 via een rolgeleiding 6 nabij de onderzijde van het hoofdframe 3. Het hoofdframe 3 is voorzien van zwenkwielen 7. Aan één uiteinde omvat het hoofdframe 3 een verticale geleiding 8 waarlangs een opvangbak 9 verticaal bewogen kan worden tussen een onderste stand - weergegeven in doorgetrokken lijn in Figuur 1 - en een bovenste stand -weergegeven in stippellijn. In de bovenste stand is de opvangbak kantelbaar via een kantelgeleiding 11. Op deze wijze kan de opvangbak 3 leeg gekiept worden, bijvoorbeeld in een mengbak of mengrobot 12, zoals getoond in Figuur 1.
Aan het andere uiteinde omvat het frame 3 een voeropneemruimte 13 waarin een baal of blok veevoer 2 kan worden opgenomen door de inrichting 1 zo te plaatsen dat het hulpframe 4 over het betreffende blok of de baal 2 wordt geplaatst.
Het hulpframe 4 draagt een grijporgaan 14 dat vanuit een rustpositie, zoals getoond in figuur 1, omlaag kan worden bewogen onder aandrijving van een boven op het hulpframe geplaatste elektromotor 16 of soortgelijke aandrijving.
Het grijporgaan 14 omvat twee tegenover elkaar geplaatste rijen L-vormige klemmen 17, zoals getoond in Figuren 2 en 3. Elke klem 17 is voorzien van een rugplaat 18 en een voetplaat 19 die zich vanaf de onderste rand van de rugplaat 18 uitstrekt in de richting van de tegenoverliggende rij klemmen 17. Aan het vrije uiteinde omvat de voetplaat een snij rand 21 voor het lossnijden van een horizontale bovenlaag van de baal 2. De klemmen 17 kunnen scharnierend worden bewogen om een scharnieras 22 tussen een ruststand waarbij de klemmen 17 over de bovenzijde van een baal of blok 2 heen geplaatst kan worden, en een grijpstand, waarbij de snij randen 21 van de klemmen 17 in de baal 2 dringen en een bovenlaag lossnijden. In Figuur 2 is de klem 17 in de ruststand weergegeven in getrokken lijn, terwijl de grijpstand is weergegeven in stippellijn. De klemmen 17 worden daarbij individueel aangedreven met behulp van hydraulische cilinders 23 onder aansturing van een besturingseenheid (niet getoond).
De rij klemmen 17 wordt in Figuur 3 in de werkstand getoond in vooraanzicht. Indien slechts een kleine hoeveelheid voer benodigd is, zal de besturingseenheid slechts een deel van de klemmen 17 aansturen om een deel van de bovenlaag van het blok, resp. van de baal af te snijden.
Tussen de klemmen 17 in omvat het grijporgaan 14 evenwijdig geplaatste cirkelzagen 24 voor het losmaken van de losgesneden bovenlaag van de baal 2. Nadat de klemmen 17 de bovenlaag van het blok of de baal 2 als een plak hebben losgesneden, zagen de cirkelzagen 24 de plak waardoor deze uiteen valt in los doseerbaar veevoer.
Een omhullende beschermkap 26 is geplaatst om de klemmen 17 en de cirkelzagen 24 heen. De beschermkap 26 is zodanig vormgegeven dat de klemmen 17 en de cirkelzagen 24 bewogen kunnen worden in de diverse werk- en ruststanden, zoals weergegeven in Figuur 4 voor een andere mogelij ke uitvoering van de inrichting.
De inrichting van Figuur 4 omvat een rij cirkelzagen 24A die via spleten tussen klemmen 17A (zie Figuur 5) verplaatst kunnen worden. De cirkelzagen 24A zijn draaibaar rond een gemeenschappelijke as 27 en worden verplaatst met behulp van een drijfstang 28, schematisch weergegeven door middel van een hartlijn. De drijfstang 28 omvat een onderste rolgeleiding 29 die langs een gebogen onderste geleiding 31 in de omhullende beschermkap 26 kan bewegen, en een bovenste as 33 die langs een verticale geleiding 32 kan bewegen die symmetrisch boven de onderste geleiding 31 is geplaatst in een arm 36 van het hulpframe 4Λ. De twee uiterste punten van de geleiding 31 liggen op een in hoofdzaak horizontale rechte lijn. Tussen de uiterste punten is de geleiding 31 naar boven toe gebogen. Aan het bovenste uiteinde wordt de drijfstang 28 aangedreven door een hydraulische cilinder 34. De cilinder 34 beweegt het bovenste uiteinde van de drijfstang 28 heen en weer, welke beweging via de geleidingen 31, 32 wordt omgezet in een heen en weer gaande beweging van de cirkelzaag 24. De horizontale geleiding 31 is zodanig gebogen dat de cirkelzagen 24A langs een rechte lijn Z heen en weer worden bewogen tussen een eerste uiterste stand - in de tekening weergegeven in doorgetrokken lijn Y - en een tweede uiterste stand - in de tekening weergegeven in stippellijn Y'.
Figuur 5 toont een andere dwarsdoorsnede van de inrichting van Figuur 4. In deze doorsnede zijn de klemmen 17A getoond die in deze uitvoering een gekromd onderste uiteinde 30 omvatten. De klemmen zijn scharnierend opgehangen aan ophangpunten 25 van het hulpframe 4A en kunnen in eikaars richting worden bewogen met behulp van cilinders 23A.
In een andere mogelijke uitvoeringsvorm kunnen ook de klemmen 17, 17A via een verticale geleiding op en neer bewogen worden. Hierdoor kunnen de laatste restanten van veevoer op de vloer beter worden weggewerkt zodat er zo weinig mogelijk restvoer achter blijft op de vloer.
Figuur 6 toont schematisch de plaatsing van de evenwijdige cirkelzagen 24 tussen de klemmen 17. De snij randen 21 van de voetplaten 19 zijn uitgevoerd als driehoekige punten 37 om beter in het gecompacteerde voer te kunnen doordringen. De cirkelzagen 24 zijn geplaatst in een spleet 38 tussen de klemmen 17 op een positie steeds midden tussen twee punten 37, omdat op die plaats het voer zich concentreert wanneer de klemmen 17 door het gecompacteerde voer heen worden voortgedreven. De punten van de tanden kunnen worden afgerond om ervoor te zorgen dat er minder voer aan het de messen blij ft hangen.
Nadat de klemmen 17 de bovenlaag van een baal of blok 2 hebben losgesneden, maken de cirkelzagen 24 de bovenlaag los tot doseerbaar voer. De klemmen 17 blijven staan in de grijpstand en houden zo het losgemaakte voer bijeen. Het grijporgaan 14 wordt in de bovenste stand gezet met behulp van een motoraandrijving 16 en staalkabel 20 die langs een katrolgeleiding 15 wordt geleid. Daarna wordt het hulpframe 4 onder aandrijving van een hydraulische cilinder (niet getoond) verplaatst naar de opvangbak 9, die zich in de bovenste stand bevindt. Als het hulpframe 4 met het grijporgaan 14 boven de opvangbak 9 is geplaatst, worden de klemmen 17 uiteen bewogen en valt het losgemaakte voer in de opvangbak 9. Vervolgens wordt het hulpframe 4 met het grijporgaan 14 weer teruggeplaatst in de oorspronkelij ke positie, waarbij het hulpframe 4 weer over een baal 2 kan worden gezet.
De inrichting 1 is verder voorzien van weegmiddelen, bestaande uit weegstaven bij de zwenkwielen 7 (niet getoond). Hierdoor kan de hoeveelheid losgemaakt voer in de opvangbak 9 en tussen de klemmen 17 van het grijporgaan 14 nauwkeurig worden gewogen. De besturingseenheid kan worden geprogrammeerd om de gewogen hoeveelheid losgemaakt voer in de inrichting 1 continu te vergelijken met een vooraf ingevoerde waarde van de benodigde hoeveelheid voer. Zodra de gewenste hoeveelheid is verzameld kan de besturingseenheid het grijporgaan 14 in de ruststand plaatsen.
Om de opvangbak 9 te legen kan de inrichting 1 naar de menger 12 worden gereden en/of de menger 12 kan worden verplaatst naar de inrichting 1. De opvangbak 9 kan dan vanuit de hoogste stand worden gekanteld in de afvoerstand, waarbij het voer vanuit de opvangbak 9 wordt gedeponeerd in de menger 12. Indien gewenst kan het voer in de menger 12 worden gemengd met verdere voercomponenten.
Figuur 7 toont een alternatieve uitvoeringsvorm, waarbij de opvangbak 9 met een scharnierflens 35 is verbonden aan een verticale hydraulische cilinder 39, die de opvangbak 9 kan bewegen tussen een opvangstand A (getoond in getrokken lijn) en een hoge stand B (getoond in stippellijn). In de hoge stand B kan de opvangbak 9 over een baal of blok worden gereden, zodat de inrichting als geheel verder over een rij balen heen geplaatst kan worden. Vanuit de lage opvangstand A kan de opvangbak 9 gekanteld met behulp van een schematisch weergegeven tweede cilinder 40 worden naar een los-stand C, eveneens getoond in stippellijn. In deze stand wordt de opvangbak leeg gekiept, bijvoorbeeld in een menger of mengrobot 12.
Aan de onderzijde is de opvangbak 9 voorzien van een nok of richel 41. Een kantelbare borg 42 haakt achter de richel 41 om te voorkomen dat de opvangbak 9 onbedoeld kiept. Met behulp van een schematisch weergegeven derde cilinder 43 kan de borg 42 opzij worden gekanteld en kan vervolgens de opvangbak 9 worden gekiept.
Figuur 8 toont schematisch in bovenaanzicht een voerkeuken 45 waarin een inrichting 1 is geplaatst. In de voerkeuken 45 staan rijen balen of blokken 2 van verschillende types, zowel rondbalen als rechthoekige balen of blokken. De inrichting 1 is verbonden aan een stroomkabel 46 die automatisch rolbaar is en zwenkbaar is bevestigd aan een ophangvoorziening. Een menger 12 is verplaatsbaar aan een railgeleiding 47 of is verrijdbaar over de vloer. De inrichting 1 is geplaatst over een voorste baal 2 van de middelste rij rechthoekige balen of blokken.
Verschillende soorten voer worden losgesneden van verschillende balen of blokken en worden afgewogen en in de opvangbak 9 van de inrichting 1 verzameld totdat de opvangbak 9 een volledig voedermengsel van gewenste samenstelling bevat. Daarna wordt de inrichting 1 gereden naar een station waar de samenstelling in de menger 12 wordt gestort. Indien de menger 12 nog niet is teruggekeerd van een eerdere voergang, blijft de inrichting 1 wachten op terugkeer van de menger 12.
Figuren 9 en 10 tonen een alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding. De uitvoeringsvorm is gelijk aan de uitvoeringsvorm van Figuur 5, met het verschil dat de klemmen 17B aan weerszijden voorzien zijn van zijwanden 48 die elk zijn voorzien van een snijrand 49. De snij randen 4 9 verbinden de uiterste punten van de J-vormige klemmen 17B. Hiermee kunnen de klemmen 17B zelf door het voer snijden en zijn er geen afzonderlijke cirkelzagen of andere losmaakmiddelen meer nodig. De snij randen 4 9 zijn gekromd zodat ze elkaar enigszins overlappen in de gesloten stand van de klemmen 17B. De snijdranden kunnen bijvoorbeeld gekarteld of gegolfd zijn om te voorkomen dat het gewas langs de snij randen 49 naar beneden glijdt.
Figuur 11 toont schematisch de inrichting 1 van Figuur 1 waarbij een bak of container 51 zich in de voeropneemruimte 13 bevindt onder de klemmen 17 van het hulpframe 4. De bak 51 is gevuld met los gewas 52. De klemmen 17 kunnen omlaag worden bewogen om het losse gewas te grijpen en op te tillen. Het hulpframe 4 kan vervolgens in het frame 3 naar de opvangbak worden verplaatst. Vervolgens kunnen de klemmen 17 het verzamelde losse gewas deponeren in de opvangbak 9.
Figuur 12 toont een verdere variant waarbij de klemmen 17C zijn voorzien van zijwanden 48C die aan hun vrije rand zijn voorzien van een mes 55. Via een krukas-overbrenging 56 of onder aandrijving, bijvoorbeeld van een hydraulische cilinder, wordt het mes 55 langs de rand van de zijwand 48C van de klein 17C via een geleiding 54 op en neer bewogen tijdens het scharnieren van de klem 17C. Hierdoor wordt het voer makkelijker los gesneden. Ook de snijrand van de voetplaat 19C kan van een dergelijk heen en weer gaand mes worden voorzien.
Ook omvat de inrichting uitstootplaten 57, die in hoofdzaak haaks staan op de rugplaat 18C van de klem. De uitstootplaten 57 zijn bevestigd aan het hulpframe 4C. De rugplaat 18C van de klem omvat sleuven (niet getoond) waar de uitstootplaten doorheen steken. Wanneer de klem 17C heen en weer wordt bewogen schuiven de uitstootplaten 57 via de sleuven in het inwendige van de klem 17. Bij het lossen van voer in de opvangbek wordt het voer aldus door de uitstootplaten uitgestoten.
Figuur 13 toont een verdere mogelij ke uitvoeringsvorm van een inrichting 100 voor het verwerken van veevoer omvattende een dwarstransporteur 101 en een verrijdbaar hoofdframe 102 dat een opvangbak 103 en een grijporgaan 104 draagt.
Het grijporgaan 104 is ten opzichte van het hoofdframe 102 horizontaal verplaatsbaar via twee evenwijdige geleidingsstaven 106 tussen een eerste positie vóór de opvangbak 103 (zoals getoond in Figuur 13), en een tweede positie boven de opvangbak 103. De uiteinden van de geleidingsstaven zijn bevestigd aan een draagframe 107. Het hoofdframe 102 omvat twee staanders 108 waarlangs het draagframe met het grijporgaan 104 verticaal bewogen kunnen worden.
Het grijporgaan is in zij aanzicht weergegeven in Figuren 14 en 15. De grijper is voorzien van twee gelij kvormige, spiegelbeeldig geplaatste grijperelementen 109, die in zijaanzicht J-vormig of L-vormig zijn met naar elkaar toe gerichte onderste snij randen 112. De beide grijperelementen 109 hebben elk een scharnieras 113 en kunnen geroteerd worden tussen een open stand, waarbij de snij randen 112 uit elkaar zijn bewogen (Figuur 14), en een gesloten stand, waarbij de snijranden 112 tegen elkaar aanliggen (Figuur 15) met behulp van een hydraulische cilinder 114 die tussen beide grijperelementen 109 is ingespannen.
Beide grijperelementen 109 zijn voorzien van een rij cirkelzagen 116 binnen een door de grijperelementen 109 ingesloten grijpruimte 117. De beide rijen zijn evenwijdig.
De cirkelzagen 116 hebben per rij een gemeenschappelijk aandrijfas 118, die via een aandrijfriem 119 (Figuur 14) worden aangedreven door een aandrijving (niet getoond). De cirkelzagen van de ene rij liggen in axiale richting iets verschoven ten opzichte van de cirkelzagen van de andere rij, zodat de cirkelzagen 116 van de ene rij, zoals getoond in Figuur 15, de cirkelzagen 116 van de andere rij in zijaanzicht gedeeltelijk overlappen in de gesloten stand van het grijporgaan 104.
Beide grijperelementen 109 zijn voorzien van een tandkrans 121 die zich vanaf de scharnieras 113 uitstrekt in de richting van de tandkrans 121 van het andere grijperelement 109. De tandkransen 121 zijn voorzien van vertandingen 122 met een zodanige ronding en lengte dat beide vertandingen 122 in elkaar grijpen gedurende de verplaatsing van de grijperelementen 109 tussen de open stand en de gesloten stand. Hierdoor worden de bewegingen van de beide grijperelementen 109 gesynchroniseerd.
Het grijporgaan 104 omvat een basisframe 123 met voor beide grijperelementen 109 een sleufgeleiding 124. De beide grijperelementen 109 zijn voorzien van een arm met een rolgeleiding 126 die in haar dwarsrichting verschuifbaar is via de betreffende sleufgeleiding 124. Gedurende de verplaatsing van de grijperelementen 109 tussen de open stand en de gesloten stand worden de grijperelementen 103 via de respectievelijke sleufgeleiding 124 zodanig verticaal bewogen dat de snijranden 112 een in hoofdzaak horizontale baan doorlopen. Hierdoor creëert het grijporgaan 104 een vlak horizontaal snijvlak aan de bovenzijde van een baal of blok en kan het grijporgaan effectief de laatste restjes voer van een vloeroppervlak afschrapen.
Het grijporgaan 104 omvat verder een T-vormig middendeel 127 dat met de twee bovenste uiteinden verbonden is met de scharnierassen 113 van de grijperelementen 109 en dat via een verticale sleufgeleiding 128 met de grijperelementen 109 mee op en neer beweegt ten opzichte van het basisframe 123.
De bodem van de opvangbak 103 wordt gevormd door een afvoerband of kettingtransporteur 131, die aan een afvoerzijde 132 van de opvangbak 103 over een afstand buiten de afvoerbak 103 uitsteekt. De opvangbak 103 is aan beide zij den voorzien van een bevestigingsplaat 133 die aan het uiteinde is voorzien van een rolgeleiding 134. Deze rolgeleiding 134 grijpt aan in een verticale sleuf 136 in de respectievelij ke staander 108 van het hoofdframe 102. Via deze verticale geleiding kan de opvangbak 103 verticaal worden verplaatst tussen een lage opvangstand, zoals getoond in Figuur 13, en een hogere afvoerstand voor het afvoeren van voer, waarbij het voer in de opvangbak 103 door de afvoerband 131 wordt afgevoerd, bijvoorbeeld in een onder de afvoerband 131 geplaatste mengbak of mengrobot.
De twee horizontale geleidingsstaven 106 voor het horizontaal verplaatsen van het grijporgaan 104 worden gedragen door het draagframe 107 dat eveneens een rolgeleiding 137 omvat waarmee het draagframe 107 via de verticale sleuf 136 op en neer kan worden bewogen. De beide geleidingsstaven 106 zijn bevestigd aan een kopplaat 138 met een bovenste en een onderste rolgeleiding 139, 140 die via twee horizontale rails 142 van het draagframe 107 horizontaal heen en weer bewogen kan worden. Op deze wijze kan het grijporgaan 104 ook in dwarsrichting horizontaal heen en weer bewogen worden om waar nodig in een lage stand te worden uitgelijnd met een rij balen. Wanneer een baal of blok uit het midden staat zal tijdens het sluiten van het grijporgaan 104 een van de grijperelementen 109 als eerste de betreffende baal raken.
Het grijporgaan 104 en de kopplaat 138 zullen vervolgens via de horizontale rails 142 opzij worden bewogen totdat het tweede grijperelement 109 eveneens de baal raakt, waarna het grijporgaan verder wordt gesloten om een laag voer van de baal af te nemen. Hiermee wordt voorkomen dat de baal tijdens het sluiten van het grijporgaan 104 opzij wordt bewogen of uit elkaar wordt geduwd.
Wanneer het grijporgaan 104 vervolgens terug omhoog wordt bewogen naar de positie boven de opvangbek 103, moet het grijporgaan 104 weer gecentreerd worden ten opzichte van de opvangbak 103. Daartoe is de kopplaat 138 aan de van het grijporgaan 104 afgekeerde zijde voorzien van een rol 143 (zie Figuur 17) die samenwerkt met een centreergeleiding 144 in het hoofdframe 102. De centreergeleiding 144 bestaat uit twee staven 146 die met hun bovenste uiteinden met of naast elkaar zijn bevestigd in het midden van het hoofdframe 102 en die met hun onderste uiteinden zijn bevestigd aan de binnenzijde van de staanders 108 van het hoofdframe 102. Wanneer het grijporgaan 104 omhoog wordt bewogen, loopt de rol 143 tegen de staven 146 aan en wordt het grijporgaan met de kopplaat daardoor via de rails 142 naar het midden geleid en gecentreerd tijdens de verplaatsing omhoog.
De dwarstransporteur 101 omvat een plaat 151 met een rand 152, die als dwarsgeleiding samenwerkt met een vloerrail 153 om de plaat 151 zijwaarts te bewegen. De plaat 151 kan over de rail worden verplaatst met behulp van een aandrijving.
De dwarstransporteur 101 omvat verder een trekorgaan in de vorm van een vouwframe 154 voor het verplaatsen van het hoofdframe 102 dat is voorzien van wielen 156. De vertragingsmotor is bevestigd aan het vouwframe 154. Het hoofdframe 102 kan daarbij worden verplaatst tussen een ingetrokken stand (zie Figuur 18), waarbij het hoofdframe 102 met de opvangbak 103 op de plaat 151 staat, en een uitgevouwen stand (zie Figuur 19), waarbij het hoofdframe 102 van de plaat 151 afgezet is. Het vouwframe 154 omvat een eerste been 157 met een onderste uiteinde scharnierbaar verbonden aan de plaat 151 en een bovenste uiteinde scharnierbaar verbonden met het bovenste uiteinde van het tweede been 158 dat een onderste uitende heeft dat scharnieren is verbonden met het hoofdframe 102. Met een dergelijke dwarstransporteur kan het hoofdframe met het grijporgaan 104 en de opvangbak 103 nauwkeurig voor een rij balen of blokken worden geplaatst. Andere dwarstransporteurs kunnen eventueel ook worden gebruikt.
Wanneer het vouwframe 154 van de dwarstransporteur 101 is ingevouwen bevindt hoofdframe 102 met de opvangbek 103 en het grijporgaan 104 zich op de plaat 151. De plaat 151 kan nu met het hoofdframe 102 zijwaarts worden verplaatst langs de vloerrai1 153. Het hoofdframe 102 kan aldus voor een rij te verwerken balen worden geplaatst. De dwarstransporteur 101 maakt het mogelij k om het hoofdframe 102 nauwkeurig te positioneren en uit te lijnen met de balen, zodat het midden van het hoofdframe 102 zo veel mogelij k in lijn is met het midden van de te verwerken balen.
Wanneer het hoofdframe 102 in lijn is gesteld met de rij te verwerken balen kan het vouwframe 154 van de dwarstransporteur 101 worden uitgevouwen, waarbij het hoofdframe 102 van de plaat 151 af geduwd wordt en vlak voor de te verwerken baal wordt geplaatst. Via de horizontale geleidingsstaven 106 wordt vervolgens het grijporgaan 104 verplaatst naar een positie boven de te verwerken baal. Het grijporgaan 104 kan nu worden geopend. Figuur 13 toont het grijporgaan 104 in deze positie, echter zonder baal.
Het geopende grijporgaan 104 kan nu over een baal heen zakken tot een diepte die voldoende is om een gewenste hoeveelheid voer van de bovenzijde van de baal af te nemen. Vervolgens wordt het grijporgaan 104 gesloten. Wanneer tijdens het sluiten het ene grijperelement 109 de baal eerder raakt dan het andere grijperelement 109 zal het eerste grijperelement 109 het andere eerst naar zich toe trekken voordat de cirkelzagen 106 van het grijperelement 109 de baal binnendringen. Het grijporgaan 104 zal daarbij als geheel met de kopplaat 138 iets opzij worden bewogen langs de twee horizontale rails 142 in het draagframe 139. Hiermee wordt bereikt dat de cirkelzagen 116 van de beide grijperelementen 109 gelijktijdig de baal binnendringen zonder de baal te verschuiven. Tijdens het verder sluiten van het grijporgaan 104 worden de cirkelzagen 116 draaiend aangedreven en wordt het voer dat zich tussen de grijperelementen 109 in de grijpruimte 117 bevindt losgemaakt.
Wanneer het grijporgaan 104 volledig gesloten is liggen de onderste snij randen 112 van de beide grijperelementen 10 9 tegen elkaar aan en is de door de grijper omsloten grijpruimte 117 gevuld met losgemaakt voer. Het draagtrame 107 wordt nu met de geleidingsstaven 106 en het grijporgaan 104 omhoog bewogen. De rol 143 aan de achterzijde van de kopplaat 138 (Figuur 17) wordt daarbij door de staven 146 van de centreergeleiding naar het midden van het hoofdframe 102 geleid, waardoor het grijporgaan 104 weer precies wordt gecentreerd ten opzichte van het hoofdframe 102 en de opvangbak 103. Het grijporgaan 104 wordt naar achter verplaatst langs de geleidingsstaven 106 totdat het grijporgaan 104 boven de opvangbak 103 hangt en geopend kan worden om het losgemaakte voer in de opvangbak 103 te storten.
Het grijporgaan 104 kan nu op dezelfde wij ze worden bewogen om weer een nieuwe hoeveelheid van dezelfde baal of van een andere baal af te nemen. Indien nodig kan het hoofdframe 102 eerst op de plaat 151 van de dwarstransporteur 101 worden getrokken om vervolgens voor een andere rij balen of blokken te worden geplaatst.
Het hoofdframe 102 en/of de opvangbak 103 en/of het grijporgaan 104 kunnen zijn voorzien van weegmiddelen om de hoeveelheden gedoseerd voer nauwkeurig bij te houden. Een gebruiker of een geautomatiseerde besturingeenheid kan de gewogen hoeveelheden vergelijken met een vooraf ingevoerde gewenste samenstelling om op basis van de vergelij kingsgegevens het systeem aan te sturen.
Wanneer van alle componenten voldoende hoeveelheden zijn afgenomen en de opvangbak 103 is gevuld met de gewenste voersamenstelling, kan de opvangbak 103 worden geleegd. Het hoofdframe 102 wordt daartoe door het vouwframe 154 op de plaat 151 getrokken. Het grijporgaan 104 wordt verplaatst naar het uiteinde van de geleidingstaven 106 om ruimte te geven aan de omhoog bewogen opvangbak 103. De inrichting is (zonder het grijporgaan 104) in deze stand weergegeven in Figuur 22.
Indien nodig kan de plaat 151 met het hoofdframe 102 en de opvangbak 103 zijwaarts worden verplaatst om het geheel te positioneren voor een mengbak of mengrobot, waarbij de vrije rand van de afvoerband 131 boven de mengbak is geplaatst. Vervolgens kan de afvoerband 131 in werking worden gesteld, waarbij het verzamelde voer uit de opvangbak 103 wordt gedeponeerd in de mengbak. De mengbak kan het voer verder mengen en op de gebruikelij ke wij ze vervoeren naar een stal en uitdoseren aan de aanwezige dieren.
Figuren 20 en 21 tonen een individuele cirkelzaag 116. In de getoonde uitvoeringsvorm omvat de zaag 116 een standaard cirkelvormig zaagblad 161 met een zaagrand 162 voorzien van een vertanding 163. De gebruikelijke vertanding 164 (weergegeven in stippellijn) met zaagtanden 165 is afgedekt door een platte ring 166 met afgeschuinde binnen- en buitenkanten 167, 168. De platte ring 166 is met bouten 169 op het zaagblad 161 bevestigd. De toppen van de zaagtanden 165 zijn voorzien van snijranden 170 die met een gewenste lengte - eventueel instelbaar - onder de platte ring 166 vandaan steken. Door de korte tandlengte wordt het risico van vastlopen van de zaag 116 sterk verminderd of zelfs geëlimineerd. De snijranden 170 staan in draairichting R iets voorover geheld, waardoor de hoek η tussen het verlengde L van de snijrand 170 en de radiale lijn tussen het middelpunt M van het zaagblad en de uiterste hoekpunt N van de zaagtand een scherpe hoek is, bijvoorbeeld een hoek van 0-25 graden.
In plaats van een aangepaste standaard zaag kan het zaagblad van de cirkelzaag ook direct met de gewenste specifieke vertanding zijn uitgevoerd zodat de ring 166 overbodig is.
Een andere uitvoeringsvorm is getoond in Figuur 23. Deze komt overeen met de uitvoeringsvorm van Figuur 13 afgezien van de uitvoering van de dwarstransporteur die in deze uitvoering geen plaat omvat. In plaats daarvan omvat de opvangbak twee dwarswielen 171. Figuur 23 toont de opvangbak 103 in de lage laadstaand, waarbij de dwarswielen 171 iets hoger liggen dan de wielen 156.
Wanneer de opvangbak 104 is gevuld wordt het vouwframe 154 ingevouwen en wordt het hoofdframe 102 vlak voor de vloerrail 153 geplaatst. De opvangbak 103 kan vervolgens ten opzichte van het hoofdframe nog lager worden bewogen, waarbij de dwarswielen 171 op de vloer komen te staan waarna het hoofdframe 102 met de wielen 156 worden opgetild (zie Figuur 24). De opvangbak 103 kan nu in dwarsrichting worden verreden langs de vloerrail 153 om voor een volgende rij balen of blokken veevoer te worden geplaatst.
Aan de van het vouwframe 154 af gerichte zijde omvat de opvangbak 103 een voorplaat 105, bijvoorbeeld een rubberen strip, die via een overbrenging (niet getoond) omhoog kan worden bewogen wanneer het vouwframe 154 wordt ingetrokken. Wanneer het vouwframe wordt uitgevouwen wordt de voorplaat 105 weer omlaag bewogen zodat de plaat over de vloer veegt en los liggend voer in de richting van de balen schuift.
Het vouwframe 154 omvat een tandsegment 159 dat in samenwerking met een aandrijving 172 de beide benen 157, 158 gecontroleerd laat uitvouwen tij den het uitvouwen van het vouwframe 154.
Het vouwframe 154 kan langs de vloerrail 153 worden bewogen met behulp van een aandrijving. De aandrijving kan bijvoorbeeld een vertragingsmotor 173 omvatten, waarbij op de as van de motor een kettingwiel 174 is gemonteerd. Over het kettingwiel 17 4 ligt een aandrij fketting 17 5 die net zo lang is als de vloerrail 153 en die aan de uiteinden is verbonden aan de vloerrail 153 door middel van een spaninrichting. Wanneer het kettingwiel 174 door de motor wordt aangedreven, wordt het vouwframe 154 verplaatst langs de aandrij fketting 175. Ook het vouwframe 154 van de uitvoeringsvorm van Figuur 13 kan met een dergelijke aandrijving zijn uitgevoerd.

Claims (27)

1. Inrichting (1; 101) voor het verwerken van veevoer (2) omvattende: - een hoofdframe (3; 102); - een opvangbak (9; 103); - een grijporgaan (14; 104) dat verticaal bewogen kan worden, waarbij de opvangbak en het grijporgaan worden ondersteund door het hoofdframe.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het grijporgaan en/of de opvangbak horizontaal verplaatsbaar zijn tussen een eerste positie waarin de grijper boven de opvangbak hangt, en een tweede positie, waarin de grijper boven een baal of blok kan worden geplaatst.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het grijporgaan grijperelementen (17; 109) omvat, zoals in zijaanzicht L-vorinige of J-vormige grijperelementen, met een naar elkaar toe gerichte onderranden (112), waarbij de beide grijperelementen ten opzichte van elkaar verplaatst kunnen worden tussen een open stand, waarbij de onderranden uit elkaar zijn bewogen, en een gesloten stand, waarbij de onderranden in hoofdzaak tegen elkaar aanliggen en de grijperelementen een grijpruimte (117) omsluiten, waarbij tenminste een van de grijperelementen is voorzien van een of meer losmaakmiddelen (116) binnen een door de grijperelementen ingesloten grijpruimte.
4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de beweging van de grijperelementen (109) tussen de open stand en de gesloten stand wordt geleid langs een geleiding (124) zodanig dat de snij randen van de klemmen aan de onderzijde langs een in hoofdzaak recht horizontaal vlak bewegen.
5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies 3 of 4, waarbij de losmaakmiddelen een of meer messen (116) omvatten.
6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de messen bestaan uit een rij evenwijdige cirkelmessen of cirkelzagen (116) op een gemeenschappelijk aandrijfas (118).
7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij beide grijperelementen (109) zijn voorzien van een rij evenwijdige cirkelmessen of cirkelzagen (116), waarbij de in de gesloten stand van het grijporgaan (104) de cirkelzagen van de ene rij gedeeltelijk de cirkelzagen van de andere rij overlappen in zijaanzicht van het grijporgaan.
8. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies 3 -1, waarbij de beide grijperelementen (109) elk om een eigen scharnieras (113) kantelbaar zijn, waarbij beide scharnierassen evenwijdig zijn en waarbij beide grijperelementen zijn voorzien van een tandsegment (121) dat zich vanaf de scharnieras uitstrekt in de richting van het tandsegment (121) van het andere grijperelement (109) , waarbij beide tandsegmenten (121) spiegelbeeldig zijn voorzien van een vertanding (122) met een zodanige ronding en lengte dat beide vertandingen in elkaar grijpen gedurende de verplaatsing van de grijperelementen tussen de open stand en de gesloten stand.
9. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de opvangbak (103) een bodem heeft die een afvoertransporteur (131) omvat, die aan een afvoerzijde van de opvangbak doorloopt buiten de afvoerbak.
10. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de opvangbak (103) vanuit een opvangstand verplaatst, bijvoorbeeld gekanteld of getild, kan worden naar een afvoerstand voor het afvoeren van voer.
11. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het grijporgaan (104) in een lage stand verplaatsbaar is in dwarsrichting.
12. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij het hoofdframe (102) is voorzien van een centreergeleiding (146) voor het centreren van het grijporgaan (104) via een horizontale geleiding (142) ten opzichte van het hoofdframe wanneer het grijporgaan verticaal omhoog wordt bewogen.
13. Inrichting volgens conclusie 12, voorzien van een rem voor het blokkeren van beweging langs de horizontale geleiding (142) tijdens het omlaag bewegen van het grijporgaan (104).
14. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies voorzien van een dwarstransporteur (101) voor het zijwaarts verplaatsen van het hoofdframe (102) met de opvangbak (103) en het grijporgaan (104).
15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij de dwarstransporteur (101) een in hoofdzaak horizontale plaat (151) omvat die langs een geleiding, zoals een vloerrail (153) kan worden bewogen.
16. Inrichting volgens conclusie 14 of 15, waarbij het hoofdframe (102) is voorzien van wielen (156) en waarbij de inrichting een trekorgaan (154) omvat voor het verplaatsen van het hoofdframe tussen een ingetrokken stand, waarbij het hoofdframe nabij de vloerrail (153) staat, en een uitgetrokken stand, waarbij het hoofdframe van de vloerrail (153) af verplaatst is.
17. Inrichting volgens conclusie 16, waarbij het trekorgaan een vouwframe (154) omvat dat bij het invouwen het hoofdframe (102) naar de vloerrail (153) toe trekt en bij het uitvouwen het hoofdframe van de vloerrail weg duwt.
18. Inrichting volgens conclusie 17, waarbij het vouwframe (154) een eerste been (157) omvat met een onderste uiteinde dat verschuifbaar is langs de vloerrail (153) en een bovenste uiteinde dat scharnierbaar is verbonden met het bovenste uiteinde van een tweede been (158) dat een onderste uiteinde heeft dat scharnierbaar is verbonden met het hoofdframe (102) .
19. Inrichting volgens een van de conclusies 14 - 18, waarbij de dwarstransporteur is voorzien van een langs de vloerrail (153) verplaatsbare plaat waarop het hoofdframe (102) kan worden geplaatst.
20. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies 14 -18, waarbij het hoofdframe is voorzien van wielen met een rijrichting dwars op de vloerrail en waarbij de opvangbak is voorzien van wielen met een rijrichting evenwijdig aan de vloerrail, waarbij in een laadstand van de opvangbak de wielen van het hoofdframe op de ondergrond steunen terwijl de wielen van de opvangbak vrij van de grond zijn, waarbij de opvangbak omlaag kan worden bewogen om het hoofdframe omhoog te drukken zodat de wielen van de opvangbak op de ondergrond steunen terwijl de wielen van het hoofdframe vrij van de grond zijn.
21. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het hoofdframe (102), de opvangbak (103) en/of het grijporgaan (104) zijn voorzien van een of meer weegmiddelen.
22. Grijper (104) voor het losmaken van voer van een baal voorzien van twee grijperelementen (109) met een naar elkaar toe gerichte onderranden (112), waarbij de beide grijperelementen ten opzichte van elkaar verplaatst kunnen worden tussen een open stand, waarbij de onderranden uit elkaar zijn bewogen, en een gesloten stand, waarbij de onderranden tegen elkaar aanliggen en de grijperelementen een grijpruimte (117) omsluiten, waarbij tenminste een van de grijperelementen is voorzien van een of meer losmaakmiddelen (116) binnen een door de grijperelementen ingesloten grijpruimte.
23. Grijper volgens conclusie 22, waarbij de grijperelementen (109) in zijaanzicht J-vormig of L-vormig zijn.
24. Grijper volgens conclusie 22, waarbij de losmaakmiddelen bestaan uit een of meer messen, bijvoorbeeld een rij evenwijdige cirkelmessen of cirkelzagen (116) op een gemeenschappelijk aandrijfas (118).
25. Grijper volgens conclusie 24, waarbij beide grijperelementen (109) zijn voorzien van een rij evenwijdige cirkelmessen of cirkelzagen (116), waarbij de in de gesloten stand van de grijper de cirkelzagen van de ene rij gedeeltelijk de cirkelzagen van de andere rij overlappen in zijaanzicht van de grijper.
26. Grijper volgens een van de voorgaande conclusies 22 - 25, waarbij de beide grijperelementen (109) elk om een eigen scharnieras (113) kantelbaar zijn, waarbij beide scharnierassen evenwijdig zijn en waarbij beide grijperelementen zijn voorzien van een tandsegment (121) die zich vanaf de scharnieras uitstrekt in de richting van het tandsegment van het andere grijperelement, waarbij beide tandsegmenten op spiegelbeeldig zijn voorzien van een vertanding (122) met een zodanige ronding en lengte dat beide vertandingen in elkaar grijpen gedurende de verplaatsing van de grijperelementen tussen de open stand en de gesloten stand.
27. Grijper volgens een van de voorgaande conclusies 22 - 26, waarbij de grijper (104) een frame (123) omvat met voor beide grijperelementen (109) een sleufgeleiding (124) waarlangs de grijperelementen gedurende de verplaatsing tussen de open stand en de gesloten stand van de grijper op en neer worden bewogen zodanig dat de snij randen (112) een in hoofdzaak horizontale baan doorlopen.
NL2011357A 2013-03-28 2013-08-29 Inrichting voor het verwerken van veevoer. NL2011357C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2011357A NL2011357C2 (nl) 2013-03-28 2013-08-29 Inrichting voor het verwerken van veevoer.
EP14187355.4A EP2820942B1 (en) 2013-03-28 2014-03-28 Grabber for separating feed for livestock
EP14162382.7A EP2783567B8 (en) 2013-03-28 2014-03-28 Device for processing fodder

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010541A NL2010541C2 (nl) 2013-03-28 2013-03-28 Inrichting voor het verwerken van veevoer.
NL2010541 2013-03-28
NL2011357A NL2011357C2 (nl) 2013-03-28 2013-08-29 Inrichting voor het verwerken van veevoer.
NL2011357 2013-08-29

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2011357C2 true NL2011357C2 (nl) 2014-09-30

Family

ID=50389323

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2011357A NL2011357C2 (nl) 2013-03-28 2013-08-29 Inrichting voor het verwerken van veevoer.

Country Status (2)

Country Link
EP (2) EP2820942B1 (nl)
NL (1) NL2011357C2 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN104760073B (zh) * 2015-04-10 2017-01-25 有友食品股份有限公司 一种鸡爪切制机用传动机构
NL2020010B1 (en) * 2017-12-04 2019-06-11 Triodor Arge Bucket grabber for grabbing feed, attachable and detachable cutting device for a bucket grabber, automatic feeding system for farm animals provided with the bucket grabber and method of cutting a bale of feed using a bucket grabber's closing force

Citations (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US938338A (en) * 1909-02-08 1909-10-26 Joshua B Rickards Dredging-bucket.
US2176921A (en) * 1938-03-14 1939-10-24 Samuel G Neff Grapple jet device
NL7503185A (nl) * 1974-04-01 1975-10-03 Krupp Gmbh Werkwijze voor het werken met een grijper voor gestort materiaal en grijper geschikt voor toepassing van de werkwijze.
DE2611648A1 (de) * 1976-03-19 1977-09-22 Max Hagmeyer Entnahmevorrichtung fuer gaerfutter aus hochsilobehaeltern
DE4327864A1 (de) * 1993-08-19 1995-02-23 Von Der Thomas Saal Mischgreifer für Kompostierungsanlagen
US6347464B1 (en) * 1999-12-29 2002-02-19 Gene Klager Self-cleaning hydraulic clam bucket
WO2008097080A1 (en) * 2007-02-06 2008-08-14 Maasland N.V. Feed wagon for feeding animals such as cows
WO2008118005A1 (en) * 2007-03-26 2008-10-02 Maasland N.V. Assembly of a milking robot with a milking robot feeding place, and a device for gripping and displacing material
EP2191714A1 (en) * 2008-11-26 2010-06-02 Lely Patent N.V. Feed displacement device and an assembly therewith

Family Cites Families (18)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2571502A (en) 1949-06-24 1951-10-16 Lyle R Uhland Foliage removal bucket
GB729501A (en) 1952-11-27 1955-05-04 Priestman Brothers Improvements relating to grabs
US3038620A (en) 1960-09-09 1962-06-12 Raymond H Collin Rotatable pick-up and deposit device
BE863397A (nl) 1978-01-27 1978-05-16 Thomas Joris J Grijper voor hefwerktuig en snijmechanisme daarbij gebruikt
DE3101350A1 (de) 1981-01-17 1982-11-04 B. Strautmann & Söhne GmbH u. Co, 4518 Bad Laer Vorrichtung zum abfraesen von futtersilagebloecken
DE3510401A1 (de) * 1985-03-22 1986-09-25 Klaus-Peter 4518 Bad Laer Strautmann Siloballenverteiler
DE3815229A1 (de) * 1988-05-05 1989-11-16 Strautmann & Soehne Futtermischwagen
US5193873A (en) 1989-12-15 1993-03-16 Centro De Investigacion Y. Asistencia Tecnica Del Estado De Queretaro, A.C. Sugar cane grab
NL9100384A (nl) 1991-03-01 1992-10-01 Trioliet Mullos Uithaal-verdeelinrichting voor silagemateriaal.
GB9307753D0 (en) 1993-04-15 1993-06-02 Taylor William Bucket based silage block cutter
NL193828C (nl) 1994-03-22 2000-12-04 Bos & Kalis Baggermaatsch Grijper met horizontale baan van snijranden.
NL1000659C1 (nl) 1995-06-26 1996-12-31 Oord Acz B V Van Grijper.
DE29615434U1 (de) 1996-09-05 1996-11-28 B. Strautmann & Söhne GmbH u. Co, 49196 Bad Laer Greifschaufel zur Entnahme von Silage aus Flachsilos
US6126216A (en) * 1999-12-01 2000-10-03 Tollefson; James S. Bucket attachment for log grapple
DE20104426U1 (de) 2001-03-14 2001-05-23 Trioliet Mullos Silage-Schneidzange
NL1022678C2 (nl) 2003-02-14 2004-08-17 Trioliet Mullos Werkwijze en inrichting voor het uithalen van een hoeveelheid voer uit een voedervoorraad.
EP1516530A1 (en) * 2003-09-22 2005-03-23 Mullos B.V. Trioliet Movable apparatus for mixing fodder
FR2874477A1 (fr) 2004-08-31 2006-03-03 Mb Nutrimel Entpr Unipersonnel Machine melangeuse et distributrice de produits pour l'alimentation animale

Patent Citations (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US938338A (en) * 1909-02-08 1909-10-26 Joshua B Rickards Dredging-bucket.
US2176921A (en) * 1938-03-14 1939-10-24 Samuel G Neff Grapple jet device
NL7503185A (nl) * 1974-04-01 1975-10-03 Krupp Gmbh Werkwijze voor het werken met een grijper voor gestort materiaal en grijper geschikt voor toepassing van de werkwijze.
DE2611648A1 (de) * 1976-03-19 1977-09-22 Max Hagmeyer Entnahmevorrichtung fuer gaerfutter aus hochsilobehaeltern
DE4327864A1 (de) * 1993-08-19 1995-02-23 Von Der Thomas Saal Mischgreifer für Kompostierungsanlagen
US6347464B1 (en) * 1999-12-29 2002-02-19 Gene Klager Self-cleaning hydraulic clam bucket
WO2008097080A1 (en) * 2007-02-06 2008-08-14 Maasland N.V. Feed wagon for feeding animals such as cows
WO2008118005A1 (en) * 2007-03-26 2008-10-02 Maasland N.V. Assembly of a milking robot with a milking robot feeding place, and a device for gripping and displacing material
EP2191714A1 (en) * 2008-11-26 2010-06-02 Lely Patent N.V. Feed displacement device and an assembly therewith

Also Published As

Publication number Publication date
EP2783567B1 (en) 2017-03-08
EP2820942A3 (en) 2015-03-11
EP2820942A2 (en) 2015-01-07
EP2783567B8 (en) 2017-08-02
EP2783567A2 (en) 2014-10-01
EP2820942B1 (en) 2017-02-15
EP2783567A3 (en) 2014-12-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2011357C2 (nl) Inrichting voor het verwerken van veevoer.
CA2592554A1 (en) Agricultural bale cutter
NL2011241C2 (nl) Inrichting voor het losmaken van veevoer.
US3942307A (en) Billet elevator for sugar cane harvesters
NL2009261C2 (nl) Verwerking van blokken of balen voer.
CN107241961B (zh) 一种芦苇打捆、收集收割机
NL2001757C2 (nl) Inrichting voor het losmaken en mengen van voer voor vee.
NL2016683B1 (nl) Menginrichting.
NL8000348A (nl) Werkwijze en inrichting voor het losmaken en gedoseerd afgeven van kuilvoer, uitgaande van een kuilvoerblok.
HU194008B (en) Apparatus for getting silo fodder, ensilage, straw or similar produce from silo and emptying into loading space of spreading carriage
CS207359B2 (en) Facility for separating the sappy fodder,for lifting the separated block of fooder and for transport thereof for the desired place
NL2010541C2 (nl) Inrichting voor het verwerken van veevoer.
US4037740A (en) Stack feeding apparatus
NL1004809C2 (nl) Verkleiningsinrichting met kantelbaar beladingsmechanisme.
EP0046718B1 (fr) Remorque dessileuse mélangeuse distributrice
NL1011279C2 (nl) Voermenginrichting met beladingsmechanisme.
EP3550957B1 (fr) Godet de desilage equipe d&#39;un moyen de separation et de deversement de la matiere
JP2006006144A (ja) 葉茎収穫機
BE1022085B1 (nl) Laadinrichting en zelfladende voermengwagen omvattende deze laadinrichting
NL2012724B1 (nl) Inrichting voor het losmaken van veevoer.
NL2023335B1 (en) Apparatus and method for harvesting tubers or bulbs
BE1027421B1 (nl) Hooglosser met verbeterde scheidingsinrichting
BE1025447A1 (nl) Verbeterde meng- en verdeelinrichting voor veevoeder
BE1008602A6 (nl) Inrichting voor het affrezen en verdelen van een silageblok op het voederplateau.
NL1010632C1 (nl) Verkleiningsinrichting met kantelbaar beladingsmechanisme.

Legal Events

Date Code Title Description
PD Change of ownership

Owner name: TRIOLIET HOLDING B.V.; NL

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), ASSIGNMENT; FORMER OWNER NAME: CORNELIS HENDRICUS LIET

Effective date: 20171012

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20200901