BE1017477A3 - Een grijperweefmachine voorzien van een gevergrijper en een ombuiggeleiding. - Google Patents

Een grijperweefmachine voorzien van een gevergrijper en een ombuiggeleiding. Download PDF

Info

Publication number
BE1017477A3
BE1017477A3 BE2007/0087A BE200700087A BE1017477A3 BE 1017477 A3 BE1017477 A3 BE 1017477A3 BE 2007/0087 A BE2007/0087 A BE 2007/0087A BE 200700087 A BE200700087 A BE 200700087A BE 1017477 A3 BE1017477 A3 BE 1017477A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
gripper
weft thread
wire
germ
bending guide
Prior art date
Application number
BE2007/0087A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE2007/0087A priority Critical patent/BE1017477A3/nl
Priority to CN2008800062212A priority patent/CN101668885B/zh
Priority to EP08707803A priority patent/EP2122027B1/en
Priority to PCT/EP2008/001490 priority patent/WO2008104355A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1017477A3 publication Critical patent/BE1017477A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/12Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein single picks of weft thread are inserted, i.e. with shedding between each pick
    • D03D47/20Constructional features of the thread-engaging device on the inserters
    • D03D47/23Thread grippers
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/12Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein single picks of weft thread are inserted, i.e. with shedding between each pick
    • D03D47/20Constructional features of the thread-engaging device on the inserters
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/12Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein single picks of weft thread are inserted, i.e. with shedding between each pick
    • D03D47/20Constructional features of the thread-engaging device on the inserters
    • D03D47/23Thread grippers
    • D03D47/233Carrying grippers
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/27Drive or guide mechanisms for weft inserting
    • D03D47/277Guide mechanisms
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means
    • D03D47/38Weft pattern mechanisms

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Een grijperweefmachine voorzien van een gevergrijper (2) en een ombuiggeleiding (3) waarop een inslagdraad (4,50) kan steunen vooraleer die door middel van de gevergrijper (2) in een weefvak (9) wordt gebracht, waarbij de ombuiggeleiding (3) een gleuf (20) bevat en de gevergrijper (2) een draadklem (40) bevat en waarbij de draadklem (40) samenwerkt met een inloopgedeelte (41) voor de draadklem (40) dat tijdens het opnemen van een inslagdraad (4,50) doorheen de gleuf (20) beweegt teneinde een op de ombuiggeleiding (3) steunende inslagdraad (4,50) op te nemen. Een gevergrijper (2) en een ombuiggeleiding (3) die aangewend worden in een grijperweefmachine.

Description

Een grijperweefmachine voorzien van een gevergrijper en een ombuiggeleiding.
De uitvinding betreft een grijperweefmachine voorzien van een gevergrijper en een ombuiggeleiding waarop een inslagdraad kan steunen vooraleer die door middel van de gevergrijper in een weefvak wordt gebracht.
Bij grijperweefmachines is het gekend een inslagdraad met behulp van een gevergrijper en een nemergrijper doorheen een weefvak te brengen. Zoals beschreven in EP 906.461 BI kan de gevergrijper ter hoogte van de inbrengzijde van het weefvak een inslagdraad opnemen, die via een draadpresentator nagenoeg in horizontale positie gereed gehouden wordt en die op een ombuiggeleiding steunt. Hierbij wordt de door de draadpresentator gereed gehouden inslagdraad ter hoogte van de ombuiggeleiding omgebogen en in een welbepaalde positie gehouden, in dewelke de inslagdraad door de gevergrijper kan opgenomen worden, wanneer de gevergrijper zich naar het weefvak toe beweegt. Wanneer de gevergrijper naar het weefvak gebracht wordt, wordt de inslagdraad door de gevergrijper opgenomen, in de gevergrijper meer verticaal gepositioneerd en door middel van een draadkiem van de gevergrijper geklemd. In ongeveer het midden van het weefvak wordt de inslagdraad door de nemergrijper overgenomen, door een draadkiem van de nemergrijper geklemd en door de nemergrijper naar de overzijde van het weefvak gebracht. Hierbij kan de haak van de nemergrijper die de draadkiem van de nemergrijper omsluit in een nagenoeg horizontaal vlak opgesteld worden, teneinde een eerder verticaal gepositioneerd deel van de inslagdraad uit de gevergrijper op te nemen. De gevergrijper beweegt zich gedurende deze tijd leeg terug naar zijn uitgangspositie ter hoogte van de inbrengzijde van het weefvak.
Bij gri jperweef machines is het ook gekend een inslagdraad met behulp van een gevergrijper doorheen het weefvak te brengen. De gevergrijper die de inslagdraad ter hoogte van de inbrengzijde van het weefvak opneemt, beweegt dan naar de overzijde van het weefvak, waar de inslagdraad door de gevergrijper vrijgelaten wordt en bijvoorbeeld door een nemerhaak of dergelijke overgenomen wordt.
Het is gekend uit EP 906.461 BI een gevergrijper uitgaande van zijn top met een geleidingsvlak te voorzien, dat een inslagdraad naar een uitsparing geleid die dient voor het positioneren van de inslagdraad ter hoogte van de gevergrijper. Verder bevat dergelijke gevergrijper een lip die een geleidingsvlak vertoont, dat een inslagdraad naar een draadkiem geleid. Dergelijke gevergrijper laat toe de spanning in de inslagdraad te behouden wanneer die door de gevergrijper wordt opgenomen, waardoor het gevaar op inslagdraadbreuken bij opname van de inslagdraad gering is. Teneinde een inslagdraad probleemloos te kunnen opnemen vereist een dergelijke gevergrijper dat de inslagdraad onder een zekere spanning gereed gehouden wordt.
De uitvinding heeft als doel een grijperweefmachine, een gevergrijper en een ombuiggeleiding te vormen, die toelaten een gereed gehouden inslagdraad probleemloos op te nemen.
Dit doel wordt daardoor bekomen, dat een ombuiggeleiding een gleuf bevat en dat een gevergrijper een draadkiem bevat, waarbij de draadkiem samenwerkt met een inloopgedeelte voor de draadkiem dat tijdens het opnemen van een inslagdraad doorheen de gleuf beweegt teneinde een op de ombuiggeleiding steunende inslagdraad op te nemen.
Een gevergrijper volgens de uitvinding kan een ter hoogte van een ombuiggeleiding volgens de uitvinding gereed gehouden inslagdraad probleemloos opnemen, onafhankelijk van de spanning waarmee de inslagdraad gereed gehouden wordt. Een dergelijke gevergrijper is tevens in staat inslagdraden met eender welke afmetingen op te nemen. Een dergelijke gevergrijper vormt ook geen gevaar om een kettingdraad te beschadigen of te breken. Een dergelijke gevergrijper kan tevens met weinig onderdelen, licht, kort in langsrichting en smal loodrecht op langsrichting uitgevoerd worden.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt het inloopgedeelte voor de draadkiem gevormd door een klemelement van de draadkiem. Dit laat toe de gevergrijper eenvoudig en met weinig onderdelen uit te voeren. Volgens een uitvoeringsvorm bevat de draadkiem twee klemelementen die onderling beweegbaar opgesteld worden en naar elkaar gedwongen worden. Een draadkiem kan als eendelig element uitgevoerd worden of kan samengesteld worden uit aan elkaar bevestigde elementen.
Volgens een uitvoeringsvorm is de draadkiem tijdens het opnemen van een inslagdraad door de gevergrijper tegenover de gleuf van de ombuiggeleiding gelegen. Volgens een uitvoeringsvorm vormt de gevergrijper een open profiel, dat tijdens het opnemen van een inslagdraad de ombuiggeleiding omgeeft, dat zich volgens de langsrichting uitstrekt en dat zowel voor en achter als aan de naar de ombuiggeleiding gerichte zijde open is. De langsrichting van de gevergrijper is hierbij tevens de bewegingsrichting van de gevergrij per.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt een inslagdraad in de gevergrijper gepositioneerd door een positioneerelement ter hoogte van de onderflank van de gevergrijper en door de draadkiem ter hoogte van de bovenflank van de gevergrijper. Dit positioneerelement kan gevormd worden door een kraag in de onderflank. Een dergelijke gevergrijper is niet alleen eenvoudig uitgevoerd, maar kan tevens met een minimaal aantal onderdelen opgebouwd worden. Bovendien kan de inslagdraad zodanig in de gevergrijper gepositioneerd worden dat die eenvoudig door een nemergrijper of een nemerhaak kan overgenomen worden.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt het inloopgedeelte voor de draadkiem zodanig opgesteld, dat een door de gevergrijper opgenomen inslagdraad eerst contact maakt met, meebeweegt met en eventueel opgespannen wordt door het inloopgedeelte vooraleer geklemd te worden door de draadkiem. Volgens een uitvoeringsvorm kan het positioneerelement zodanig ten opzichte van de draadkiem opgesteld worden, dat een door de gevergrijper opgenomen inslagdraad eerst contact maakt met het positioneerelement vooraleer geklemd te worden door de draadkiem. Hierdoor kunnen inslagdraden die volgens bewegingsrichting van de gevergrijper in een verschillende positie ten opzichte van het ombuigelement gereed gehouden worden, ter hoogte van nagenoeg eenzelfde positie van de gevergrijper volgens bewegingsrichting van de gevergrijper door de draadkiem worden geklemd. Hierbij kan bereikt worden dat de inslagdraad eerst gespannen wordt door mee te bewegen met het inloopgedeelte en/of met het positioneerelement vooraleer door de draadkiem geklemd te worden. Onder meer om die reden is de spanning van de gereed gehouden inslagdraad van minder belang voor het opnemen van de inslagdraad door de gevergrijper.
Volgens een uitvoeringsvorm is de draadkiem gelegen aan de bovenflank van de gevergrijper en kan samenwerken met een klemopener die nabij de bovenflank kan gepositioneerd worden, teneinde de draadkiem te openen in een bepaalde positie van de gevergrijper volgens bewegingsrichting van de gevergrijper.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt de gevergrijper via de onderflank aangebracht aan een grijperband die de gevergrijper volgens bewegingsrichting van de gevergrijper in en uit het weefvak kan brengen.
De uitvinding betreft tevens een gevergrijper die aangewend kan worden in een grijperweefmachine volgens de uitvinding. Een gevergrijper volgens de uitvinding bevat een open profiel, dat zich volgens de langsrichting uitstrekt en dat voor en achter als aan een zijde open is teneinde een ombuiggeleiding te kunnen omgeven en bevat een inloopgedeelte dat opgesteld is om tijdens het opnemen van een inslagdraad volgens een bewegingsrichting doorheen een gleuf van een ombuiggeleiding te bewegen teneinde een inslagdraad op te nemen. Dergelijke gevergrijper biedt als voordeel dat die kan samenwerken met een vast opgestelde ombuiggeleiding die een inslagdraad nabij de draadkiem van de gevergrijper kan gereed houden en tevens kan instaan om een inslagdraad naar de draadkiem van de gevergrijper te geleiden.
De uitvinding betreft tevens een ombuiggeleiding die aangewend kan worden in een grijperweefmachine volgens de uitvinding. Een ombuiggeleiding volgens de uitvinding bevat een gleuf waar doorheen een inloopgedeelte voor een draadkiem van een gevergrijper kan bewegen tijdens het opnemen van een inslagdraad die op de randgedeelten van de gleuf van de ombuiggeleiding steunt. Daar de ombuiggeleiding vast aan het gestel van de grijperweefmachine kan bevestigd worden en zodoende geen deel uitmaakt van de gevergrijper, kan de gevergrijper eenvoudig en licht uitgevoerd worden.
Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding laten zich blijken uit de hiernavolgende beschrijving van de in de tekeningen voorgestelde uitvoeringsvoorbeelden.
Figuur 1 toont in perspectief een zicht van een gedeelte van een gri jperweef machine met een gevergrijper en een ombuiggeleiding volgens de uitvinding, figuur 2 een zicht van figuur 1 volgens de richting van de pijl F2 in figuur 1, figuur 3 in perspectief een ombuiggeleiding volgens de uitvinding, figuur 4 in perspectief een gevergrijper volgens de uitvinding aangebracht op een grijperband, figuren 5 tot 9 een bovenaanzicht van figuur 1 voor verschillende posities van de gevergrijper, figuur 10 een variante van figuur 5.
Het in figuren 1 en 2 weergegeven gedeelte van een gri jperweef machine 1 volgens de uitvinding bevat een gevergrijper 2 en een ombuiggeleiding 3. Verder is een inslagdraad 4 weergegeven die zich uitstrekt en beweegt vanaf een niet getoonde draadvoorraad via een draadgeleidingsoog 5 van een draadpresentator 6 naar de weefselrand 7 van een weefsel 8. De draadpresentator 6, die bijvoorbeeld een deel is van een draadpresentatie-inrichting zoals beschreven in US 5400834, legt de inslagdraad 4 zodanig op de ombuiggeleiding 3, dat de inslagdraad 4 door de gevergrijper 2 kan opgenomen worden wanneer de gevergrijper 2 zich volgens zijn bewegingsrichting Ά naar het weef vak 9 toe beweegt, teneinde de inslagdraad 4 in het weefvak 9 te brengen. Tijdens het opnemen van de inslagdraad 4 steunt de inslagdraad 4 op de ombuiggeleiding 3. Het weefvak 9 wordt gevormd door vlakken kettingdraden 10 en 11 die door middel van gaapvormingsmiddelen 12, 13 op en neer worden bewogen. Een riet 14 bevindt zich tussen het weefsel 8 en de gaapvormingsmiddelen 12, 13.
De ombuiggeleiding 3 is bij de uitvoeringsvorm van figuren 1 en 2 vast bevestigd aan een geleidingsprofiel 15 voor het geleiden van een grijperband 16. De grijperband 16 is bedoeld om de gevergrijper 2 volgens bewegingsrichting A en tegengesteld aan de bewegingsrichting A te bewegen. De gevergrijper 2 wordt via de onderflank 17 aangebracht aan de grijperband 16, meer in het bijzonder wordt de onderflank 17 van de gevergrijper 2 bevestigd aan de grijperband 16. De oxnbuiggeleiding 3 bevat een gleuf 20 die begrensd wordt door twee randgedeelten 21 en 22 waarop een door de draadpresentator 6 gereed gehouden inslagdraad 4 kan steunen. Een dergelijk gereed gehouden inslagdraad 4 wordt door de ombuiggeleiding 3 omgebogen, meer in het bijzonder loopt de inslagdraad 4 vanaf het draadgeleidingsoog 5 van de draadpresentator 6 over de randgedeelten 21 en 22 van de ombuiggeleiding 3 naar de weefselrand 7 van het weefsel 8 waarmee de inslagdraad 4 verbonden is. De ombuiggeleiding 3 bevat een plaat 23 die zodanig geplooid is dat de plaat 23 de gleuf 20 en de randgedeelten 21 en 22 vormt. De plaat 23 wordt bevestigd ten opzichte van het gestel van de weefmachine, bijvoorbeeld met minstens een schroefverbinding 24 aan het geleidingsprofiel 15 voor de grijperband 16. De plaat 23 wordt hierbij zodanig aangebracht dat de gleuf 20 evenwijdig met de bewegingsrichting A van de gevergrijper 2 wordt opgesteld.
De ombuiggeleiding 3 bevat zoals meer in detail weergegeven in figuur 3 nabij een top 25 van de gleuf 20 afgeschuinde randen 26 en 27 die aangebracht worden om te verhinderen dat een inslagdraad 4 zich kan vasthaken of zich kan beschadigen ter hoogte van de top 25 van de plaat 23 van de ombuiggeleiding 3. De randen 26 en 27 zijn respectievelijk in het verlengde van de randgedeelten 21 en 22 opgesteld. De plaat 23 wordt tevens zodanig aangebracht dat de gevergrijper 2 langsheen de plaat 23 kan bewegen terwijl die een inslagdraad 4 opneemt. De plaat 23 kan bijvoorbeeld vervaardigd worden uit een edelstaalplaat, uit een aluminiumplaat of uit een titaniumplaat die eventueel voorzien is van een deklaag. Daar de plaat 23 vast opgesteld wordt, kan de plaat 23 als gewone staalplaat uitgevoerd worden. De afstand tussen de top 25 en het geleidingsprofiel 15 kan relatief klein gekozen worden, terwijl de top 25 bijvoorbeeld op een kleine afstand boven het verlengde van de grijperband 16 kan gelegen zijn.
Volgens de uitvinding bevat de gevergrijper 2 een gebogen plaat 30, bijvoorbeeld vervaardigd uit een edelstaalplaat, uit een aluminiumplaat of uit een titaniumplaat die al dan niet van een deklaag zijn voorzien. De plaat 30 bevat een onderflank 17, een bovenflank 18 en een zij flank 19. Hierbij vormt de gevergrijper 2 een open profiel 31, dat de ombuiggeleiding 3 kan omgeven. Het open profiel 31 wordt hierbij gevormd door de plaat 30 en strekt zich hierbij uit volgens de langsrichting van de gevergrijper 2, dit betekent volgens de bewegingsrichting Ά van de gevergrijper 2. De gevergrijper 2, meer in het bijzonder het open profiel 31 van de gevergrijper 2 is voor en achter, meer in het bijzonder aan het voorste einde 55 en het achterste einde 56, evenals aan de naar de ombuiggeleiding 3 gerichte zijde 53 open. Dit betekent dat de door de onderflank 17, de bovenflank 18 en de zij flank 19 gevormde plaat 30 in dwarszicht een nagenoeg U-vormig profiel vormt, dat opgesteld kan worden zodat de open zijde 53 naar de ombuiggeleiding 3 wordt gericht en zodat het U-vormig profiel van de plaat 30 de ombuiggeleiding 3 kan omgeven.
Volgens de uitvinding bevat de gevergrijper 2 een draadkiem 40 die tijdens het opnemen van een inslagdraad 4 tegenover de gleuf 20 van het ombuigelement 3 is gelegen. De draadkiem 40 werkt samen met een inloopgedeelte 41 voor de draadkiem 40 dat tijdens het opnemen van een inslagdraad 4 doorheen de gleuf 20 beweegt teneinde een op de randgedeelten 21 en 22 van de gleuf 20 van het ombuiggeleiding 3 steunende inslagdraad 4 op te nemen. Het inloopgedeelte 41 wordt hierbij ter hoogte van. de draadkiem 40 opgesteld en kan een opgenomen inslagdraad 4 naar en in de draadkiem 40 geleiden. Het inloopgedeelte 41 maakt bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld deel uit van een klemelement 42. De draadkiem 40 bevat twee klemelementen 42 en 43 die onderling beweegbaar zijn opgesteld en naar elkaar toe worden gedwongen. De draadkiem 40 is gelegen ter hoogte van de bovenflank 18 van de gevergrijper 3. De klemelementen 42 en 43 kunnen zoals weergegeven in figuur 2 een gegroefd klemoppervlak bevatten. Uiteraard kunnen de klemelementen 42 en 43 eender welk klemoppervlak bevatten dat toelaat een inslagdraad tussen beide klemelementen 42 en 43 te klemmen.
Zoals weergegeven in figuur 4 wordt de bovenflank 18 tussen beide klemelementen 42 en 43 geklemd. Hierbij zijn de klemelementen 42 en 43 verend uitgevoerd en worden tegen elkaar gedwongen wanneer die aan de bovenflank 18 worden bevestigd. Beide klemelementen 42 en 43 bevatten een deel dat als bladveer fungeert. Volgens een niet weergegeven variante kan een klemelement 42 en/of 43 scharnierend uitgevoerd worden en samenwerken met veren om de klemelementen naar elkaar toe te dwingen. Volgens nog een niet weergegeven variante kan een klemelement vast uitgevoerd worden en kan het andere klemelement verend tegen het vast klemelement gedwongen worden, bijvoorbeeld kan het klemelement 42 vast verbonden worden met de plaat 30 en kan het klemelement 43 verend opgesteld worden ten opzichte van de plaat 30. Dit bevestigen kan gebeuren met minstens één schroef 44 die bijvoorbeeld doorheen een boring in het klemelement 43 en een boring in de bovenflank 18 van de plaat 30 passeert om vervolgens in een van schroefdraad voorziene boring in het klemelement 42 geschroefd te worden. Hierbij wordt het inloopgedeelte 41 gevormd door het voorste gedeelte van het klemelement 42. Dit betekent dat bij deze uitvoeringsvorm het voorste gedeelte van het klemelement 42 tijdens het opnemen van de inslagdraad 4 doorheen de gleuf 20 beweegt. Deze uitvoeringsvorm biedt als voordeel dat de gevergri jper 2 slechts bestaat uit een plaat 30, een eerste klemelement 42, een tweede klemelement 43 en minstens één schroef 44 om de plaat 30 en de klemelementen 42, 43 onderling te verbinden. Volgens een niet weergegeven variante kan het inloopgedeelte eveneens gevormd worden door een strip die deel uitmaakt van de bovenste flank of een strip die bijvoorbeeld aan de bovenste flank of aan het klemelement 42 is aangebracht. Daar het inloopgedeelte een bepaalde positie ten opzichte van de plaat 30 kan hebben, kan een inslagdraad eenduidig vanaf de plaat 23 opgenomen worden.
Het bovenste klemelement 43 bevat twee gebogen eindgedeelten 45 en 46 die in openingen 47 en 48 ter hoogte van de bovenflank 18 zijn aangebracht. Dit laat toe te vermijden dat het klemelement 43 kettingdraden zou kunnen beschadigen wanneer de gevergrijper 3 doorheen het weefvak 9 wordt bewogen.
Zoals weergegeven in figuur 4 bevat de gevergrijper 2 een positioneerelement 32 ter hoogte van de onderflank 17 van de plaat 30. Een inslagdraad 4 kan gepositioneerd wordt tussen de draadkiem 40 die aangebracht is ter hoogte van de bovenflank 18 van de plaat 30 en dit positioneerelement 32. Dit positioneerelement 32 kan gevormd worden door een kraag 54 ter hoogte van een rand 33 van de onderflank 17. De onderflank 17 is hierbij nabij het voorste gedeelte van de gevergrijper 2, meer bijzonder nabij de punt 34 bijvoorbeeld gelijkaardig uitgevoerd als de onderflank van de gevergrijper zoals beschreven in EP 906.461 BI. De punt 34 van de gevergrijper 2 is hierbij aan de nabij het riet 14 opgestelde zij flank 19 van de gevergrijper 2 voorzien. De onderflank 17 wordt nabij het achterste gedeelte, dit is het gedeelte weg van de punt 34, met schroefverbindingen 35 aan een grijperband 16 bevestigd. De grijperband 16 vertoont een kraag 36 waaraan de gevergrijper 2 wordt bevestigd en een zich in langsrichting uitstrekkend geprofileerd langsgedeelte 37 dat bedoeld is om in bewegingsrichting A aangedreven en geleid te worden. De grijperband 16 die een kraag 36 en een langsgedeelte 37 bevat, kan geleid worden in een geleiding 38 van het geleidingsprofiel 15 zoals weergegeven in figuur 1. De grijperband 16 kan bijvoorbeeld ter hoogte van het weefvak geleid worden door geleidingshaken zoals beschreven in WO 2006/037619. De gevergrijper 2 en de grijperband 16 kunnen volgens de bewegingsrichting A van de gevergrijper 2 in en uit het weefvak 9 bewogen worden.
Zoals zichtbaar in figuur 1 kan de gevergrijper 2 in een positie verwijderd uit het weefvak 9 samenwerken met een klemopener 28. Bij deze uitvoeringsvorm bevat de klemopener 28 een lat 29 die kan ingrijpen tussen het klemelement 43 en de bovenflank 18 van de plaat 30, teneinde het klemelement 43 op te tillen en weg van het klemelement 42 te bewegen, zodanig dat de draadkiem 40 geopend wordt. De lat 29 wordt hierbij nagenoeg horizontaal en volgens de bewegingsrichting A van de gevergrijper 2 opgesteld. De lat kan volgens een niet weergegeven uitvoeringsvorm wigvormig uitgevoerd worden en/of onder een kleine helling opgesteld worden. De klemopener 28 wordt hierbij nabij de bovenflank 18 van de gevergrijper 2 op een afstand van het weefvak 9 opgesteld. De klemopener 28 wordt bijvoorbeeld bevestigd ten opzichte van het gestel van de weefmachine, bijvoorbeeld met een schroefverbinding 39 aan het geleidingsprofiel 15 voor de grijperband 16. Dit openen is voordelig om stof uit de draadkiem 40 te kunnen blazen en/of te kunnen zuigen wanneer de gevergrijper 2 zich ter hoogte van de klemopener 28 bevindt. Tevens laat het gebruik van een klemopener 28 die op een bepaalde afstand van het weefvak 9 is opgesteld toe de draadkiem 40 te openen of open te houden tot de gevergrijper 2 volgens bewegingsrichting A van de gevergrijper 2 een welbepaalde positie ten opzichte van het weefvak 9 heeft bereikt. Het openhouden van de draadkiem 40 in bepaalde posities van de gevergrijper 2 of tot de gevergrijper 2 een bepaalde positie ten opzichte van het weefvak 9 heeft bereikt laat toe de inslagdraad 4 op een gewenst ogenblik in de weef cyclus met de draadkiem 40 te klemmen. Volgens een niet weergegeven variante kan de klemopener 28 eveneens met gestuurde middelen ten opzichte van het weefvak 9 bewogen worden, teneinde het ogenblik in de weefcyclus dat de draadkiem 40 geopend wordt of terug gesloten wordt in te stellen of te regelen.
Zoals zichtbaar in figuur 2 wordt het inloopgedeelte 41 voor de draadkiem 40 zodanig opgesteld, dat een door de gevergrijper 2 op te nemen inslagdraad 4 eerst contact maakt met het inloopgedeelte 41 om bij verdere beweging van de gevergrijper 2 naar het weefvak 9 toe mee te bewegen met dit inloopgedeelte 41. Tijdens dit meebewegen wordt de inslagdraad 4 die bijvoorbeeld verder steunt op de randengedeelten 21 en 22 van de gleuf 20 van het ombuiggeleiding 3 opgespannen tussen het weefsel 8 en een draadpresentator 6 door middel van het inloopgedeelte 41 dat doorheen de gleuf 20 beweegt. Vervolgens wordt de opgespannen inslagdraad weg van de randgedeelten 21 en 22 ombuiggeleiding 3 bewogen en geleid langs dit inloopgedeelte 41 naar de draadkiem 40 om geklemd te worden door de draadkiem 40. Door het feit dat de inslagdraad 4 die steunt op de ombuiggeleiding 3 door het inloopgedeelte 41 over een zekere afstand langsheen de gleuf 20 bewogen wordt terwijl de inslagdraad 4 verder steunt op de ombuiggeleiding 3 wordt het voordeel bekomen dat de inslagdraad pas omhoog en naar de draadkiem 40 toe beweegt van zodra de gevergrijper 2 een bepaalde positie bereikt waarbij de inslagdraad onder een zekere spanning staat en/of een zekere hoek met de gevergrijper 2 maakt. Om toe laten dat de gevergrijper 2 bij de uitvoeringsvorm van figuur 1 langsheen de ombuiggeleiding 3 kan bewegen, wordt de draadkiem 40 zodanig aan de gevergrijper 2 aangebracht dat de draadkiem 40 boven de ombuiggeleiding 3 is opgesteld. Hierbij bevindt het voorste einde van het inloopgedeelte 41 zich onder de gedeelten van de klemgedeelten 42, 43 waartussen een inslagdraad 4 wordt geklemd. Hierdoor bevindt de inslagdraad 4 zich tijdens het meebewegen met het inloopgedeelte 41 volgens bewegingsrichting Ά onder de gedeelten van de klemgedeelten 42, 43 waartussen een inslagdraad 4 wordt geklemd. Hierbij wordt het positioneerelement 32 tevens zodanig ten opzichte van de draadkiem 40 opgesteld, dat een door de gevergrijper 2 opgenomen inslagdraad 4 eerst contact maakt met het positioneerelement 32 en meebeweegt met het inloopgedeelte 41 vooraleer geklemd te worden door de draadkiem 40. Een inslagdraad kan geklemd worden door de draadkiem 40 wanneer de inslagdraad een bepaalde spanning vertoont en/of zich in een bepaalde hoekpositie bevindt.
In figuur 5 wordt een gepresenteerde of gereed gehouden inslagdraad 4 weergegeven die in contact is met de gevergrijper 2. Wanneer de gevergrijper 2 dan verder volgens bewegingsrichting A beweegt, maakt de inslagdraad 4 zoals weergegeven in figuur 6 contact met de rand 33 en het inloopgedeelte 41 en vervolgens zoals weergegeven in figuur 7 eveneens met het positioneerelement 32. Hierbij wordt de inslagdraad 4 mee bewogen met het inloopgedeelte 41 en/of met het positioneerelement 32. Bij een verdere beweging van de gevergrijper 2 wordt de inslagdraad 4 tevens gespannen of gespannen gehouden. Bij het nog verder bewegen van de gevergrijper 2 wordt de inslagdraad 4 zoals aangeduid in figuur 8 in de draadkiem 40 gebracht. Vervolgens wordt zoals weergegeven in figuur 9 de door de draadkiem 40 geklemde inslagdraad 4 door middel van een snij inrichting 49 tussen de draadkiem 40 en het weefsel 8 doorgesneden om toe te laten de inslagdraad 4 samen met de gevergrijper 2 verder in het weefvak 9 te brengen. Tijdens dit doorsnijden kan de inslagdraad 4 met een draadklemelement 57 geklemd worden, waarbij het draadklemelement 57 met schroefverbinding 58 aan de snij inrichting 49 kan bevestigd worden. De snij inrichting 49 kan aan het geleidingsprof iel 15 bevestigd worden met een schroefverbinding 67.
Indien een andere inslagdraad 50 zoals aangeduid in figuur 10, die bijvoorbeeld geleid wordt via een draadgeleidingsoog 51 van een andere draadpresentator 52, in een andere positie ten opzichte van het ombuigelement 3 gereed gehouden wordt, zal op gelijkaardige wijze deze inslagdraad 50 eerst contact maken met het inloopgedeelte 41 en/of het positioneerelement 32, gespannen worden en vervolgens in nagenoeg dezelfde positie ten opzichte van het weef vak 9 door de draadkiem 40 geklemd worden. In figuur 10 wordt een inloopzone 59 aangeduid waarbij de gevergrijper 2 een inslagdraad 4, 50 normalerwijze met zich mee beweegt, meer in het bijzonder waarbij het inloopgedeelte 41 van de gevergrijper 2 de inslagdraad 4, 50 langsheen de ombuiggeleiding 3 verplaatst. Verder is een klemzone 60 aangeduid waarbij de draadkiem 40 van de gevergrijper 2 een inslagdraad 4, 50 normalerwijze zal klemmen. Het is duidelijk dat door gepaste opstelling van een klemopener 28 het ogenblik dat de inslagdraad geklemd wordt eveneens kan aangepast en/of ingesteld worden.
De uitvoeringsvorm van de gevergrijper 2 volgens de uitvinding laat toe inslagdraden van eender welk type, meer in het bijzonder eender welke dikte, regelmatigheid, onregelmatigheid en dergelijke probleemloos te weven. Bovendien kan de vorm van dergelijke gevergrijper vermijden dat de gevergrijper kettingdraden zou kunnen beschadigen. De gevergrijper 2 volgens de uitvinding is bijzonder geschikt om inslagdraden op te nemen die eender waar en onder eender welke spanning gereed gehouden worden op een ombuigelement 3 volgens de uitvinding.
Het aanwenden van een ombuigelement 3 dat een gleuf 20 bevat die aangebracht is in een plaat 23 biedt als voordeel dat een inslagdraad 4, 50 naar een draadkiem 40 van een gevergrijper 2 kan geleid worden, zonder dat de gevergrijper 2 dient voorzien te worden van een aantal geleidingen voor het geleiden van een inslagdraad 4, 50 naar een draadkiem 40. Hiertoe is alleen een eenvoudig inloopgedeelte 41 voorzien, dat bij voorkeur deel kan uitmaken van een klemelement 42 van de gevergrijper 2. Dit laat toe een eenvoudige en lichte gevergrijper 2 te vormen.
Daar het inloopgedeelte 41 dat doorheen de gleuf 20 passeert zich tijdens het opnemen van een inslagdraad 4, 50 onder de draadkiem 40 bevindt, kan dit inloopgedeelte 41 een inslagdraad 4, 50 langsheen de gleuf 20 in bewegingsrichting A van de gevergrijper 2 voortduwen zonder dat de inslagdraad 4, 50 reeds geklemd wordt in de draadkiem 40. Hierbij kan de inslagdraad 4, 50 eenvoudig glijden langsheen de randgedeelten 21 en 22 van de gleuf 20. Dit laat toe de inslagdraad 4, 50 slechts te klemmen op een ogenblik dat de inslagdraad 4, 50 reeds gespannen is en zich in een positie nabij het weefvak 9 bevindt. Hierdoor is het onder meer mogelijk inslagdraden 4, 50 die volgens bewegingsrichting A in een verschillende positie ten opzichte van de plaat 23 van de ombuiggeleiding 3 gereed worden gehouden op te nemen en nagenoeg in eenzelfde positie volgens bewegingsrichting A in de draadkiem 40 te klemmen. Tijdens het opnemen kan de inslagdraad 4, 50 zodoende langs het inloopgedeelte 41 glijden vooraleer tussen de klemgedeelten 42, 43 van de draadkiem 40 geklemd te worden. Tijdens het opnemen van een inslagdraad 4, 50 kan de inslagdraad 4, 50 tevens naar het positioneerelement 32 geleid worden, al dan niet vooraf aan of terwijl de inslagdraad 4, 50 langs het inloopgedeelte 41 glijdt. Hierbij kan de inslagdraad 4, 50 eveneens langsheen het positioneerelement 32 glijden. Het deel van de inslagdraad 4, 50 dat zich uitstrekt tussen de draadkiem 40 en het positioneerelement 32 kan op gekende wijze ter hoogte van het midden van het weefvak door een nemergrijper opgenomen worden. Alternatief kan dit deel van de inslagdraad 4, 50 door een aan de overzijde van het weefvak aangebrachte nemerhaak overgenomen worden. Bij de weergegeven gevergrijper 2 strekt dit deel van de inslagdraad 4, 50 zich onder een bepaalde hoek uit, meer in het bijzonder bij benadering verticaal.
Zoals bijvoorbeeld in figuur 5 weergegeven, verloopt de gereed gehouden inslagdraad 4, 50 schuin vanaf de weefselrand 7 van het weefsel 8 naar het draadgeleidingsoog 5, 51 van de draadpresentator 6, 52 over de van een gleuf 20 voorziene plaat 23, dit betekent schuin ten opzichte van de bewegingsrichting A van de gevergrijper 2. Dit laat toe inslagdraden 4, 50 vanaf meerdere niet weergegeven draadvoorraden aan een gevergrijper 2 toe te voeren. Uiteraard hoeft de gereed gehouden inslagdraad 4, 50 niet noodzakelijk met het weefsel 8 verbonden te zijn en van het weefsel 8 losgesneden te worden vooraleer de geklemde inslagdraad in het weefvak 9 wordt gebracht. Volgens een niet weergegeven variante kan de inslagdraad in plaats van verbonden te blijven met het weefsel 8, ter hoogte van het weefsel met een klem vastgehouden worden, bijvoorbeeld op een wijze zoals gekend uit US 4840203 teneinde toe te laten de inslagdraad 4 ter hoogte van de randgedeelten 21 en 22 van de gleuf 20 om de ombuiggeleiding 3 te geleiden en gereed te houden. Hierbij kan de inslagdraad losgesneden worden van het weefsel vanaf een ogenblik dat de inslagdraad ingebracht werd.
De plaat 23 en de plaat 30 kunnen ter hoogte van de randen die samenwerken met inslagdraden van een sleetvaste deklaag voorzien worden of van een deklaag die een lage wrijving van inslagdraden met een dergelijke plaat veroorzaakt. De ombuiggeleiding 3 die samenwerkt met de gevergrijper 2 laat toe een nagenoeg horizontaal gereed gehouden inslagdraad 4, 50 tijdens het opnemen in de gevergrijper 2 te verdraaien zodat de inslagdraad 4, 50 meer verticaal in de gevergrijper 2 wordt gehouden.
Zoals weergegeven in figuren 1 en 2 kan nog een geleidingselement 64 voorzien worden om een inslagdraad te geleiden terwijl de gevergrijper 2 zich in het weefvak bevindt. Het geleidingselement 64 wordt met een schroefverbinding 65 aan het geleidingsprofiel 15 bevestigd. Dit laat toe te vermijden dat een inslagdraad tijdens het inbrengen in contact kan komen met het riet 14. De snij inrichting 49 kan een elektrische en/of stuurbare aandrijfmotor 61 en een door de aandrijfmotor 61 aangedreven roterend schaarblad 62 bevatten. De snij inrichting 49 bevat verder een geleiding 63 om een inslagdraad naar het schaarblad 62 te geleiden en/of om een inslagdraad tussen de geleiding 63 en het draadklemelement 57 te klemmen terwijl de inslagdraad door het roterend schaarblad 62 doorgesneden wordt. De plaat 23 kan tevens met een schroefverbinding 66 aan de snijinrichting 49 bevestigd worden. Zoals zichtbaar in figuur 3 bevat de plaat 23 openingen 68 en 69 voor de schroefverbindingen 24 en 66. Het is duidelijk dat de plaat 23, de snij inrichting 49 en het geleidingsprofiel 15 eveneens op een andere wijze onderling kunnen verbonden worden.
De gevergrijper 2 volgens de uitvinding biedt als voordeel dat die licht kan uitgevoerd worden. Verder kan de afstand tussen de punt 34 en de grijperband 16 kort gehouden worden, zodat de gevergrijper 2 als het ware weinig uitkraagt voorbij de grijperband 16, hetgeen voordelig is voor het vermijden van slijtage van de grijperband 16. Verder kan ook de afstand tussen de punt 34 en de draadkiem 40 en de afstand tussen de punt 34 en het positioneerelement 32 kort gekozen worden. Dit laatste biedt als voordeel dat de afstand waarbij de gevergrijper 2 buiten het weefvak 9 moet bewegen om een inslagdraad te kunnen opnemen relatief klein kan gekozen worden. Dit laat ook toe de bewegingskoers van de gevergrijper 2 beperkt te houden, hetgeen toelaat de weefsnelheid te verhogen, met andere woorden meer inslagdraden per tijdseenheid in te brengen.
Het is duidelijk dat de gleuf 20 niet beperkt is tot de weergegeven nagenoeg V-vormige gleuf 20. Volgens een niet weergegeven variante kan de gleuf 20 eveneens U-vormig uitgevoerd worden of eender welke vorm vertonen die toelaat dat het inloopgedeelte 41 voor de draadkiem 40 van de gevergrijper 2 doorheen de gleuf 20 passeert.
De uitvinding is niet tot de weergegeven uitvoeringsvoorbeelden beperkt. Varianten en combinaties van de weergegeven uitvoeringsvoorbeelden zijn zonder meer mogelijk. De beschermingsomvang wordt door de conclusies bepaald.

Claims (27)

1. Grijperweefmachine voorzien van een gevergrijper (2) en een ombuiggeleiding (3) waarop een inslagdraad (4,50) kan steunen vooraleer die door middel van de gevergrijper (2) in een weefvak (9) wordt gebracht, daardoor gekenmerkt dat de ombuiggeleiding (3) een gleuf (20) bevat en dat de gevergrijper (2) een draadkiem (40) bevat, waarbij de draadkiem (40) samenwerkt met een inloopgedeelte (41) voor de draadkiem (40) dat tijdens het opnemen van een inslagdraad (4,50) doorheen de gleuf (20) beweegt teneinde een op de ombuiggeleiding (3) steunende inslagdraad (4) op te nemen.
2. Grijperweefmachine volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het inloopgedeelte (41) voor de draadkiem (40) gevormd wordt door een klemelement (42) van de draadkiem (40) .
3. Grijperweefmachine volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de draadkiem (40) twee klemelementen (42,43) bevat die onderling beweegbaar opgesteld worden en naar elkaar gedwongen worden.
4. Grijperweefmachine volgens één van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat de draadkiem (40) tijdens het opnemen van een inslagdraad (4,50) door de gevergrijper (2) tegenover de gleuf (20) van de ombuiggeleiding (3) is gelegen.
5. Grijperweefmachine volgens één van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat de gevergrijper (2) een open profiel (31) bevat, dat de ombuiggeleiding (3) kan omgeven, dat zich volgens de langsrichting uitstrekt en dat voor en achter als aan de naar de ombuiggeleiding (3) gerichte zijde (53) open is.
6. Grijperweefmachine volgens één van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat een inslagdraad (4,50) in de gevergrijper (2) wordt gepositioneerd door een positioneerelement (32) ter hoogte van de onderflank (17) van de gevergrijper (2) en door de draadkiem (40) ter hoogte van de bovenflank (18) van de gevergrijper (2) .
7. Grijperweefmachine volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat het positioneerelement (32) gevormd wordt door een kraag (54) in de onderflank (17) van de gevergrijper (2).
8. Grijperweefmachine volgens één van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat het inloopgedeelte (41) voor de draadkiem (40) zodanig is opgesteld, dat een door de gevergrijper (2) opgenomen inslagdraad (4,50) eerst contact maakt en meebeweegt met het inloopgedeelte (41) vooraleer geklemd te worden door de draadkiem (40).
9. Grijperweefmachine volgens één van de conclusies 1 tot 8, daardoor gekenmerkt dat het positioneerelement (32) zodanig ten opzichte van de draadkiem (40) wordt opgesteld, dat een door de gevergrijper opgenomen inslagdraad (4,50) eerst contact maakt met het positioneerelement (32) vooraleer geklemd te worden door de draadkiem (40).
10. Grijperweefmachine volgens één van de conclusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat de draadkiem (40) gelegen is aan de bovenflank (18) van de gevergrijper (2) en kan samenwerken met een klemopener (28) die nabij de bovenflank (18) kan opgesteld worden, teneinde de draadkiem (40) te openen in een bepaalde positie van de gevergrijper (2) volgens bewegingsrichting (A) van de gevergrijper (2).
11. Grijperweefmachine volgens één van de conclusies 1 tot 10, daardoor gekenmerkt dat de gevergrijper (2) via de onderflank (17) wordt aangebracht aan een grijperband (16) die de gevergrijper (2) volgens bewegingsrichting (A) van de gevergrijper (2) in en uit het weefvak (9) kan brengen.
12. Gevergrijper voor een grijperweefmachine, waarbij de gevergrijper (2) een open profiel (31) bevat, dat zich volgens de langsrichting uit strekt en dat voor en achter als aan een zijde (53) open is teneinde een ombuiggeleiding (3) te kunnen omgeven, daardoor gekenmerkt dat de gevergrijper (2) een inloopgedeelte (41) bevat dat opgesteld is om volgens een bewegingsrichting (A) doorheen een gleuf (20) van een ombuiggeleiding (3) te bewegen teneinde een inslagdraad (4,50) op te nemen.
13. Gevergrijper volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de gevergrijper (2) een inloopgedeelte (41) bevat dat ter hoogte van een draadkiem (40) is opgesteld, teneinde een inslagdraad (4,50) naar de draadkiem (40) te geleiden.
14. Gevergrijper volgens conclusie 12 of 13, daardoor gekenmerkt dat de gevergrijper (2) een draadkiem (40) bevat die tijdens het opnemen van een inslagdraad (4,50) tegenover de gleuf (20) is gelegen.
15. Gevergrijper volgens één van de conclusies 12 tot 14, daardoor gekenmerkt dat de draadkiem (40) samenwerkt met een inloopgedeelte (41) voor de draadkiem (40) dat tijdens het opnemen van een inslagdraad (4,50) doorheen de gleuf (20) van de ombuiggeleiding (3) beweegt, teneinde een op de ombuiggeleiding (3) steunende inslagdraad (4,50) op te nemen.
16. Gevergrijper volgens één van de conclusies 12 tot 15, daardoor gekenmerkt dat het inloopgedeelte (41) voor de draadkiem (40) gevormd wordt door een klemelement (42) van de draadkiem (40).
17. Gevergrijper volgens één van de conclusies 12 tot 16, daardoor gekenmerkt dat de draadkiem (40) twee klemelementen (42,43) bevat die onderling beweegbaar opgesteld worden en naar elkaar gedwongen worden.
18. Gevergrijper volgens één van de conclusies 12 tot 17, daardoor gekenmerkt dat de gevergrijper (2) een positioneerelement (32) ter hoogte van de onderflank (17) van de gevergrijper (2) en een draadkiem (40) ter hoogte van de bovenflank (18) van de gevergrijper (2) bevat om een inslagdraad (4,50) in de gevergrijper (2) te positioneren.
19. Gevergrijper volgens conclusie 18, daardoor gekenmerkt dat het positioneerelement (32) gevormd wordt door een kraag (54) in de onderflank (17) van de gevergrijper (2) .
20. Gevergrijper volgens één van de conclusies 12 tot 19, daardoor gekenmerkt dat het inloopgedeelte (41) voor de draadkiem (40) zodanig is opgesteld, dat een door de gevergrijper (2) opgenomen inslagdraad (4,50) eerst contact maakt en meebeweegt met het inloopgedeelte (41) vooraleer geklemd te worden door de draadkiem (40).
21. Gevergrijper volgens één van de conclusies 12 tot 20, daardoor gekenmerkt dat het positioneerelement (32) zodanig ten opzichte van de draadkiem (40) wordt opgesteld, dat een door de gevergrijper (2) opgenomen inslagdraad (4,50) eerst contact maakt met het positioneerelement (32) vooraleer geklemd te worden door de draadkiem (40).
22. Gevergrijper volgens één van de conclusies 12 tot 21, daardoor gekenmerkt dat de draadkiem (40) gelegen is aan de bovenflank (18) van de gevergrijper (2) en kan samenwerken met een klemopener (28) die nabij de bovenflank (18) kan opgesteld worden, teneinde de draadkiem (40) te openen in een bepaalde positie van de gevergrijper (2) volgens bewegingsrichting (A) van de gevergrijper (2) .
23. Gevergrijper volgens één van de conclusies 12 tot 22, daardoor gekenmerkt dat de gevergrijper (2) via de onderflank (17) wordt aangebracht aan een grijperband (16) die de gevergrijper (2) volgens bewegingsrichting (A) van de gevergrijper (2) in en uit het weefvak (9) kan brengen.
24. Ombuiggeleiding voor een grijperweefmachine, daardoor gekenmerkt dat de ombuiggeleiding (3) een gleuf (20) bevat waar doorheen een inloopgedeelte (41) voor een draadkiem (40) van een gevergrijper (2) kan bewegen tijdens het opnemen van een inslagdraad (4,50) die op de randgedeelten (21,22) van de gleuf (20) van de ombuiggeleiding (3) steunt.
25. Ombuiggeleiding volgens conclusie 24, daardoor gekenmerkt dat de ombuiggeleiding (3) een gleuf (20) bevat die tegenover het inloopgedeelte (41) voor een draadkiem (40) van een gevergrijper (2) is gelegen.
26. Ombuiggeleiding volgens conclusie 24 of 25, daardoor gekenmerkt dat de ombuiggeleiding (3) een gleuf (20) bevat die tegenover een draadkiem (40) van een gevergrijper (2) is gelegen terwijl een inslagdraad (4,50) door de gevergrijper (2) wordt opgenomen.
27. Ombuiggeleiding volgens één van de conclusies 24 tot 26, daardoor gekenmerkt dat de ombuiggeleiding (3) een plaat (23) bevat waarin een gleuf (20) is gevormd.
BE2007/0087A 2007-02-26 2007-02-26 Een grijperweefmachine voorzien van een gevergrijper en een ombuiggeleiding. BE1017477A3 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2007/0087A BE1017477A3 (nl) 2007-02-26 2007-02-26 Een grijperweefmachine voorzien van een gevergrijper en een ombuiggeleiding.
CN2008800062212A CN101668885B (zh) 2007-02-26 2008-02-26 片梭织机及设在该片梭织机上的送纬片梭和偏转引导装置
EP08707803A EP2122027B1 (en) 2007-02-26 2008-02-26 Gripper weaving machine, bringer gripper and deflecting guide
PCT/EP2008/001490 WO2008104355A1 (en) 2007-02-26 2008-02-26 A gripper weaving machine provided with a bringer gripper and a deflecting guide

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2007/0087A BE1017477A3 (nl) 2007-02-26 2007-02-26 Een grijperweefmachine voorzien van een gevergrijper en een ombuiggeleiding.
BE200700087 2007-02-26

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1017477A3 true BE1017477A3 (nl) 2008-10-07

Family

ID=38578451

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2007/0087A BE1017477A3 (nl) 2007-02-26 2007-02-26 Een grijperweefmachine voorzien van een gevergrijper en een ombuiggeleiding.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP2122027B1 (nl)
CN (1) CN101668885B (nl)
BE (1) BE1017477A3 (nl)
WO (1) WO2008104355A1 (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102008027131A1 (de) 2008-05-30 2009-12-03 Picanol N.V. Vorrichtung zum Trennen eines Schussfadens
DE102008027140A1 (de) 2008-05-30 2009-12-03 Picanol N.V. Vorrichtung und Verfahren zum Schneiden eines einzutragenden Schussfadens
BE1019271A3 (nl) * 2010-04-02 2012-05-08 Picanol Nv Aandrijving en werkwijze voor het aandrijven van grijperdragers.
ITPD20110249A1 (it) * 2011-07-21 2013-01-22 Smit Textile S P A Telaio tessile a singola pinza
BE1023978B1 (nl) * 2016-03-25 2017-09-28 Picanol N.V. Grijper voor een grijperweefmachine
DE102018215395B3 (de) * 2018-09-11 2019-08-22 Lindauer Dornier Gesellschaft Mit Beschränkter Haftung Webmaschine mit einer schussfadenfarbwahleinrichtung

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3042053C1 (de) * 1980-11-07 1982-11-11 Lindauer Dornier-Gesellschaft Mbh, 8990 Lindau Schuetzenlose Webmaschine mit Schussfadeneintrag durch ins Webfach vorgeschobene und wieder zurueckgezogene Eintraggreifer
EP0584429A1 (de) * 1992-08-25 1994-03-02 Silan Technische Glasweberei AG in Liquidation Fadenklemme für einen Bringergreifer und Greiferwebmaschine mit Fadenklemme
EP0906461B1 (de) * 1996-06-07 2001-11-28 Picanol N.V. Gebergreifer für eine greiferwebmaschine

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
IT1303764B1 (it) * 1998-11-17 2001-02-23 S M I T S R L Societa Macchine Pinza di condotti per telai senza navetta particolarmente adatta perl'introduzione contemporanea di piu' trame nella bocca di ordito
EP1923494B1 (de) * 2002-09-20 2012-02-08 Picanol Gebergreifer für eine Greiferwebmaschine

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3042053C1 (de) * 1980-11-07 1982-11-11 Lindauer Dornier-Gesellschaft Mbh, 8990 Lindau Schuetzenlose Webmaschine mit Schussfadeneintrag durch ins Webfach vorgeschobene und wieder zurueckgezogene Eintraggreifer
EP0584429A1 (de) * 1992-08-25 1994-03-02 Silan Technische Glasweberei AG in Liquidation Fadenklemme für einen Bringergreifer und Greiferwebmaschine mit Fadenklemme
EP0906461B1 (de) * 1996-06-07 2001-11-28 Picanol N.V. Gebergreifer für eine greiferwebmaschine

Also Published As

Publication number Publication date
CN101668885B (zh) 2011-10-05
CN101668885A (zh) 2010-03-10
EP2122027B1 (en) 2012-06-27
WO2008104355A1 (en) 2008-09-04
EP2122027A1 (en) 2009-11-25

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1017477A3 (nl) Een grijperweefmachine voorzien van een gevergrijper en een ombuiggeleiding.
BE1017684A3 (nl) Werkwijze voor het inleggen van een einde van een inslagdraad in een kant van een weefsel en pneumatische kanteninlegger.
BE1018116A3 (nl) Nemergrijper, gevergrijper en inrichting voor een grijperweefmachine.
NL8104209A (nl) Inrichting voor het meevoeren van de inslag bij textielweefmachines.
NL8602192A (nl) Werkwijze voor het herstellen van een kettingbreuk bij weefmachines en herbedradingsinrichtingen hierbij aangewend.
BE1026412B1 (nl) Gevergrijperkop
BE1020533A3 (nl) Inrichting en werkwijze voor het vangen en strekken van een inslagdraad.
BE1016753A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het vormen van een leno-weefsel bij een weefmachine.
FR2606429A1 (fr) Frein de fils de trame a intensite de freinage reglable
BE1018102A3 (nl) Inrichting voor het spannen van een leno-draad voor een broekhevelinrichting voor een weefmachine.
RU2501893C2 (ru) Головка рапиры для ткацкой машины
US3593752A (en) Loom
US5355566A (en) Machine for the automatic drawing-in of warp threads
BE1014135A3 (nl) Inrichting voor het aanreiken van inslagdraden op een grijperweefmachine.
BE1013285A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het steunen van een schaar kettingdraden bij een weefmachine.
BE1011480A3 (nl) Gevergrijper voor een grijperweefmachine.
BE1024401B1 (nl) Inrichting voor het klemmen van inslagdraden
BE1020142A3 (nl) Draadklem voor een inslagdraad bij een weefmachine.
CN105297204A (zh) 纱线切断装置
EP3483318A1 (en) Weft insertion device for rapier loom
JPH05209341A (ja) ピッキングテープとレピアのスペーサとを有するレピア織機
CN220998678U (zh) 一种具有防断纱结构的夹线组件
BE1016891A6 (nl) Broekhevelinrichting voor een weefmachine.
KR100256145B1 (ko) 평면 실층용 클램핑 장치 및 클램핑 방법
BE1012233A3 (nl) Grijperweefmachine met geleidingmiddelen voor een grijperband.