BE1020142A3 - Draadklem voor een inslagdraad bij een weefmachine. - Google Patents

Draadklem voor een inslagdraad bij een weefmachine. Download PDF

Info

Publication number
BE1020142A3
BE1020142A3 BE2011/0217A BE201100217A BE1020142A3 BE 1020142 A3 BE1020142 A3 BE 1020142A3 BE 2011/0217 A BE2011/0217 A BE 2011/0217A BE 201100217 A BE201100217 A BE 201100217A BE 1020142 A3 BE1020142 A3 BE 1020142A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
jaw
stop
germ
weft thread
wire
Prior art date
Application number
BE2011/0217A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol filed Critical Picanol
Priority to BE2011/0217A priority Critical patent/BE1020142A3/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1020142A3 publication Critical patent/BE1020142A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3066Control or handling of the weft at or after arrival
    • D03D47/308Stretching or holding the weft
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/12Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein single picks of weft thread are inserted, i.e. with shedding between each pick
    • D03D47/125Weft holding devices

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Draadklem voor het klemmen van een inslagdraad (28) die een eerste bek (39) en een tweede bek (40) bevat, waarbij de eerste bek (39) en de tweede bek (40) onderling beweegbaar tussen een open positie en een gesloten positie voor het klemmen van de inslagdraad (28) zijn aangebracht, en waardbij ten minste een aanslag (33) is voorzien, welke aanslag (33) is aangebracht voor het beperken van een onderlinge beweging tussen de eerste bek (39) en de tweede bek (40) naar elkaar toe bij het sluiten van de draadklem (7). Weefmachine met een dergelijke draadklem (7).

Description

Draadkiem voor een inslagdraad bij een weefmachine.
Technisch gebied.
De uitvinding betreft een draadkiem voor een inslagdraad bij een weefmachine.
Stand van de techniek.
Uit WO 2011/000561 is het gekend een einde van een ingebrachte inslagdraad met voldoende spanning vast te houden na aankomst aan de overzijde van het weefvak, vooraf aan het inbinden van deze inslagdraad in de kettingdraden en bijvoorbeeld tot het einde van de inslagdraad is afgesneden. De inrichting volgens WO 2011/000561 laat toe dat het einde van de ingebrachte inslagdraad bij aanslag van de inslagdraad verder voorbij de aanslaglijn wordt getrokken terwijl de inslagdraad met een voldoende spanning wordt vastgehouden. Een positie voorbij de aanslaglijn wordt gedefinieerd als een positie op een afstand van de aanslaglijn in de richting weg van het riet naar het weefsel toe. Door de inslagdraad voorbij de aanslaglijn te bewegen kan de inslagdraad onder grotere spanning door het riet worden aangeslagen. Het bewegen van de ingebrachte inslagdraad naar een positie voorbij de aanslaglijn zorgt voor een additionele spanning in de inslagdraad. Het vasthouden van de inslagdraad in deze gespannen toestand is voordelig voor het bekomen van een sterke en regelmatige weefselkant.
Uit WO 2011/000561 is het gekend de draadkiem aan te brengen om een ingebrachte inslagdraad op een afstand van het riet nabij een zuigmond te klemmen. De draadkiem is aangepast om in eerder welke positie van de weeflade te worden aangestuurd, meer in het bijzonder is de draadkiem een pneumatisch bevolen draadkiem. Een onafhankelijk stuurbare draadkiem laat toe om ogenblikken van klemmen èn/of loslaten naar wens te kiezen, bijvoorbeeld afhankelijk van het aankomstogenblik van de ingebrachte inslagdraad, afhankelijk van het ogenblik dat een bepaalde winding, bijvoorbeeld de voorlaatste winding van een voorafwikkelaar wordt afgetrokken en/of afhankelijk van kenmerken van de ingebrachte inslagdraad. De draadkiem kan worden aangestuurd op een passend moment in de weefcyclus, waarbij het moment kan worden opgeslagen in een controle-eenheid of variabel kan worden gecontroleerd door een controle-eenheid in functie van een aankomst van een inslagdraad gedetecteerd door een inslagdraaddetector en/of van andere parameters. Volgens een uitvoeringsvorm wordt de inslagdraad bijvoorbeeld geklemd wanneer de top van de inslagdraad zijn uiterste positie buiten het weefvak heeft bereikt. De pneumatische draadkiem bevat een vaste bek en een beweegbare bek, bij voorkeur een onderste vaste bek en een bovenste beweegbare bek. De draadkiem kan voor het riet aangebracht worden.
Uit WO 2011/000561 is het gekend de klemkracht waarmee de draadkiem de inslagdraad klemt volgens een waarde in te stellen, bijvoorbeeld op een waarde die toelaat dat de inslagdraad voldoende geklemd wordt en die toelaat dat de inslagdraad doorheen de draadkiem kan glijden bij een buitensporige spanning in de inslagdraad. Bij een pneumatisch bevolen draadkiem kan de klemkracht ingesteld worden door de druk van de perslucht die aan een pneumatische aandrijving van de draadkiem wordt toegevoerd in te stellen. Bij een dergelijke draadkiem dient de druk van de perslucht echter voldoende groot te zijn om toe te laten bij snellopende weefmachines de draadkiem binnen een korte tijd te sluiten. Bij gebruik van een draadkiem met een elastisch aangebracht klemelement is deze kracht meestal te groot om verder toe te laten dat een geklemde inslagdraad doorheen de draadkiem kan glijden.
Samenvatting van de uitvinding.
Het is een doel van de uitvinding is een draadkiem voor een inslagdraad te verbeteren die buitensporige spanning in de inslagdraad kan vermijden, terwijl toegelaten wordt dat de inslagdraad door de draadkiem kan glijden.
Deze opgave wordt opgelost door een draadkiem die een eerste bek en een tweede bek bevat die tussen een open positie en een gesloten positie voor het klemmen van een inslagdraad onderling beweegbaar zijn aangebracht, waarbij ten minste een aanslag is voorzien, welke aanslag die is aangebracht voor het beperken van de onderlinge beweging tussen de eerste bek en de tweede bek naar elkaar toe bij het sluiten van de draadkiem.
Door de uitvinding wordt een sluitbeweging van de draadkiem beperkt en wordt vermeden dat een inslagdraad met een te grote klemkracht in de draadkiem geklemd wordt. Door de uitvinding kan de klemkracht gekozen worden om de inslagdraad toe te laten doorheen de draadkiem te glijden. Een dergelijk glijden is in het bijzonder voordelig wanneer de draadkiem toegepast wordt in een inrichting volgens WO 2011/000561, hierbij geïncorporeerd door referentie. Door een glijden van de geklemde inslagdraad toe te laten wordt vermeden dat een geklemde inslagdraad wordt beschadigd door de beweging van de weeflade.
In een uitvoeringsvorm worden beide bekken aangedreven door een aandrijving. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is een bek vast aangebracht en de andere bek beweegbaar aangebracht en beweegbaar door middel van de aandrijving. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is een pneumatische aandrijving voorzien voor het aandrijven van ten minste een bek. Een pneumatische aandrijving laat een snelle en betrouwbare openen sluitbeweging van de bekken toe op elk moment in de weefcyclus.
Volgens een uitvoeringsvorm is de positie van de ten minste een aanslag verstelbaar. Dit laat toe de klemkracht passend in te stellen of te regelen.
Volgens een uitvoeringsvorm is de positie van de ten minste een aanslag verstelbaar. In een uitvoeringsvorm is de positie verstelbaar door middel van een stelschroef, bijvoorbeeld door middel van een manueel instelbare stelschroef. In andere uitvoeringsvormen is de stelschroef instelbaar door middel van een motoraandrijving, zoals een gestuurde stappenmotor. De motoraandrijving kan gestuurd worden door de stuureenheid van de weefmachine. Dit laat voordelig toe de klemkracht te sturen volgens het type inslagdraad.
Volgens een uitvoeringsvorm kan de ten minste een aanslag integraal worden gevormd met de aandrijving voor het bewegen van ten minste een bek voor een openen en/of sluiten van de draadkiem. Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de ten minste een aanslag en de aandrijving, in het bijzonder de pneumatische aandrijving die minstens één van de bekken aandrijft afzonderlijk gevormd en ruimtelijk afgezonderd. Het voordeel is dat er zo voldoende plaats is voor de aandrijving, in het bijzonder de pneumatische aandrijving en dat er voldoende plaats is voor de aanslag. De aanslag is ook eenvoudig toegankelijk.
Volgens een uitvoeringsvorm is ten minste een bek verbonden met ten minste twee hefboomarmen, een aandrijfhefboom en aan aanslaghefboom, die respectievelijk samenwerken met de aandrijving, in het bijzonder de pneumatische aandrijving en de aanslag. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de twee hefboomarmen aangebracht op tegenoverliggende zijden van een gestel. In een uitvoeringsvorm is het gestel bijvoorbeeld een U-vormig stuk.
Bij voorkeur bevat één van de bekken van de draadkiem een elastisch opgesteld klemelement. Een elastisch opgesteld klemelement is voordelig voor het klemmen van een inslagdraad, maar kan het probleem veroorzaken dat wanneer een te grote klemkracht aanwezig is dit klemelement teveel elastisch wordt vervormd en/of bewogen, zodat de draadkiem te veel sluit en het niet meer mogelijk is dat de inslagdraad doorheen de draadkiem kan glijden. Door het beperken van de sluitbeweging van de bekken en daardoor de klemkracht, wordt een vervorming of beweging van het elastisch aangebracht klemelement eveneens beperkt en kunnen de voordelen van een dergelijk elastisch aangebracht klemelement worden gebruikt.
Volgens een uitvoeringsvorm worden een beweegbaar aangebrachte bek en een vast aangebrachte bek voorzien om een inslagdraad te klemmen, waarbij de beweegbaar aangebrachte bek gevormd is als een eendelige eenheid en waarbij de vast aangebrachte bek een elastisch opgesteld klemelement bevat. In het bijzonder bevat de vast aangebrachte bek een basis, een sleetvaste plaat en een elastisch kunststofmateriaal aangebracht tussen de basis en de sleetvaste plaat. De beweegbaar aangebrachte bek is in een uitvoeringsvorm gemaakt uit een sleetvast materiaal. In andere uitvoeringsvormen is de beweegbaar aangebrachte bek voorzien van een coating van een sleetvast materiaal.
Volgens een uitvoeringsvorm is de beweegbaar aangebrachte bek roteerbaar rond een rotatieas opgesteld, waarbij de beweegbare aangebrachte bek en de vast aangebrachte bek naar elkaar en naar de ten minste een aanslag zijn georiënteerd of oriënteerbaar zodat bij een sluitbeweging van de draadkiem de beweegbaar aangebrachte bek contact maakt met de vast aangebrachte bek en de beweging van de beweegbaar aangebrachte bek bij contact beperkt wordt door de ten minste een aanslag. Volgens een uitvoeringsvorm maakt de beweegbaar aangebrachte bek eerst contact met de vast aangebrachte bek nabij een rand die nabij de rotatieas is gelegen en drukt bij contact op het elastisch opgestelde klemdeel zodat beide klemdelen van de bekken wezenlijk evenwijdig zijn georiënteerd. De onderlinge beweging na het contact resulteert in een kracht op de vast aangebrachte bek en wordt beperkt door de ten minste een aanslag. In het bijzonder wordt een onderlinge beweging beëindigd wanneer de aanslaghefboomarm aanslaat tegen de ten minste een aanslag.
Volgens een uitvoeringsvorm bevat de ten minste een aanslag een aanslagelement met dempingseigenschappen. Dit is voordelig voor het snel sluiten van de draadkiem en laat toe een demping te bekomen tijdens het aanslaan van de aanslaghefboomarm tegen de aanslag.
Indien de pneumatische aandrijfkracht voldoende laag is, is het duidelijk dat de aanslaghefboomarm van de beweegbaar aangebrachte bek niet zal aanslaan tegen de aanslag.
De draadkiem volgens de uitvinding is geschikt om aangewend te worden in een inrichting zoals gekend uit WO 2011/000561.
In voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevat de inrichting voor het vangen en strekken van inslagdraden een houdinrichting en een pneumatische zuigmond. Bij voorkeur is de houdinrichting voorzien van een sleufvormige opening voor het ontvangen van de inslagdraad, welke sleufvormige opening is gevormd met haakvormige elementen in een ingangszone. De draadkiem wordt opgesteld op een riet en bewogen met het riet. Bij het bewegen van het riet wordt de inslagdraad die is geklemd door de draadkiem ingebracht in de houdinrichting. De haakvormige elementen houden de inslagdraad in de sleufvormige opening.
Deze opgave wordt eveneens opgelost door een weefmachine die een draadkiem voor een inslagdraad volgens de uitvinding bevat.
Korte beschrijving van de figuren.
Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding vloeien voort uit de hierna volgende beschrijving van de in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvormen, waarbij:
Figuur 1 een bovenaanzicht van een gedeelte van een weefmachine met een draadkiem volgens de uitvinding weergeeft;
Figuur 2 een zicht volgens pijl F2 in figuur 1 loodrecht op het riet weergeeft, waarbij de weeflade met het riet in een achterste positie is gepositioneerd;
Figuur 3 een vereenvoudigd zicht volgens pijl F3 in figuur 1 van een aan de weeflade aangebrachte draadkiem weergeeft;
Figuur 4 een zicht volgens pijl F4 in figuur 3 van een draadkiem weergeeft;
Figuur 5 een zicht volgens pijl F5 in figuur 4 van een draadkiem weergeeft;
Figuren 6 tot 12 in verschillende standen de uitvoeringsvorm van figuur 2 weergegeven;
Figuur 13 een zicht volgens pijl F13 in figuur 2 van een aan het gestel van de weefmachine aangebrachte houdinrichting weergeeft;
Figuur 14 een zicht volgens pijl F14 in figuur 13 van een houdinrichting weergeeft.
Gedetailleerde beschrijving van voorkeurdragende uitvoeringsvormen.
In figuren 1 en 2 wordt een gedeelte van een luchtweefmachine weergegeven die een riet 1 en een inrichting 2 voor het vangen en strekken van inslagdraden bevat. Het riet 1 is samengesteld uit meerdere lamellen 3 met een U-vormige profilering die naast elkaar zijn aangebracht en die samen een U-vormig geleidingskanaal 4 voor inslagdraden vormen. Tijdens het weven wordt een inslagdraad in een weefvak gebracht door middel van een luchtstroom in het U-vormige geleidingskanaal 4 die de inslagdraad transporteert doorheen het U-vormig geleidingskanaal 4 in het riet 1. Deze luchtstroom wordt gegenereerd door een (niet weergegeven) hoofdblazer, alsook door een aantal langs het geleidingskanaal 4 opgestelde (niet weergegeven) bijblazers. Het riet 1 wordt op gekende wijze aan een weeflade 5 bevestigd. Het riet 1 is bij de weergegeven uitvoeringsvorm doorlopend uitgevoerd en strekt zich uit tot voorbij de inrichting 2.
De inrichting 2 bevat een nabij het riet 1 aangebrachte zuigmond 6, meer in het bijzonder een pneumatische zuigmond 6, en een draadkiem 7. In de afgebeelde uitvoeringsvorm bevat de inrichting 2 verder een in het geleidingskanaal 4 bevestigd geleidingselement 8 voor het geleiden van een inslagdraad vanuit het geleidingskanaal 4 naar de zuigmond 6. De zuigmond 6, de draadkiem 7 en het geleidingselement 8 zijn bevestigd aan de weeflade 5. Volgens insertierichting B is het geleidingselement 8 voor de zuigmond 6 gepositioneerd en laat toe een inslagdraad vanuit het geleidingskanaal 4 naar de zuigmond 6 te geleiden.
Zoals verduidelijkt in figuur 2 bevat het geleidingselement 8 een geleidingsdeel 9, meer in het bijzonder eindigt het geleidingselement 8 volgens de insertierichting B met een geleidingsdeel 9 dat onder een beperkte hoek A van ongeveer 35° ten opzichte van de insertierichting B is aangebracht. Het geleidingsdeel 9 laat de inslagdraad toe over een beperkte hoek ten opzichte van de insertierichting B af te buigen in de richting naar de zuigmond 6. De zuigmond 6 kan een inslagdraad die beweegt onder deze hoek opvangen en verder doorheen de zuigmond 6 geleiden. De inlaat 10 van de zuigmond 6 is hoofdzakelijk in het verlengde van het geleidingsdeel 9 opgesteld. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is de zuigmond 6 onder een hoek aangebracht die een weinig graden kleiner is dan de hoek waaronder het geleidingselement 9 is aangebracht. De zuigmond 6 is volgens de aanslagrichting C voor het riet 1 bevestigd en laat toe een inslagdraad vanuit het geleidingskanaal 4 volgens de aanslagrichting C te bewegen, dit betekent een inslagdraad naar het weefsel 11 te bewegen.
De draadkiem 7 is aangebracht om een ingebrachte inslagdraad die zich uitstrekt tot in de zuigmond 6 nabij de zuigmond 6 op een afstand van het riet 1 te klemmen. Hierbij bevindt de zuigmond 6 zich in een zodanige positie dat een door de zuigmond 6 opgenomen inslagdraad zich naar de draadkiem 7 beweegt om zich ter hoogte van de draadkiem 7 te bevinden. De zuigmond 6 is aangebracht om de inslagdraad naar de draadkiem 7 te brengen. Het geleidingselement 8 is minstens gedeeltelijk voor de draadkiem aangebracht in de insertierichting.
De inrichting 2 bevat tevens een houdinrichting 12 die op het gestel van de weefmachine is aangebracht. De houdinrichting 12 is ter hoogte van een positie nabij de aanslaglijn 14 en nabij de weefselkant 15 bevestigd die aangepast is voor het opnemen van een door de draadkiem 7 geklemde inslagdraad en voor het met een voldoende spanning vasthouden van de opgenomen inslagdraad. De houdinrichting 12 bevat, zoals beschreven in WO 2011/000561 een zuigbek 13 die ter hoogte van de aanslaglijn 14 van het weefsel 11 nabij de weefselkant 15 is aangebracht. Nabij de weefselkant 15 is in een positie tussen de weefselkant 15 van het weefsel 11 en de houdinrichting 12 een schematisch weergegeven draadsnij-inrichting 16 aangebracht. De draadsnij-inrichting 16 kan bestaan uit een gekende schaar die bijvoorbeeld door een motor is aangedreven, bijvoorbeeld een schaar van het type zoals gekend uit DE 2435397. Verder bevat de inrichting 2 een draadwachter 17 om de aankomst van een inslagdraad voorbij het weefvak te detecteren. De draadsnij-inrichting 16 kan aan een steun van een breedhouder 26 bevestigd worden.
De zuigmond 6 wordt bijvoorbeeld door een ring-jet zuigmond gevormd waarbij de zuigwerking verkregen wordt door de blaaskracht van een aantal blaasmondstukken 18 die blazen in een doorgang 19 van de zuigmond 6 die tegenover de inlaat 10 van de zuigmond 6 is gelegen. Bij een geleidingskanaal 4 met een hoogte van ongeveer 6mm kan als doormeter van de inlaat 10 bijvoorbeeld 8mm gekozen worden. De blaasmondstukken 18 worden van perslucht voorzien via een toevoerleiding 20 die via een afsluitventiel 21 op een persluchtbron 22 is aangesloten. Op de zuigmond 6 wordt een afzuigbuis 23 bevestigd om weefstof en dergelijke te verwijderen. De zuigmond 6 wordt met een bevestigingsstuk 24 op de weeflade 5 bevestigd, terwijl de toevoerleiding 20 via een koppelstuk 25 aangesloten wordt op de zuigmond 6. Bij deze uitvoeringsvorm laat het bevestigingsstuk 24 toe de zuigmond 6 onder meerdere hoeken in te stellen, bijvoorbeeld onder een beperkte hoek tussen 15° en 45° en bijvoorbeeld ongeveer 35°. Wanneer de zuigmond 6 onder een bepaalde hoek ingesteld wordt, kan een passend bijhorend geleidingselement 8 aangebracht worden. Indien een bepaald geleidingselement 8 wordt aangebracht, kan de zuigmond 6 onder een passende bijhorende hoek ingesteld worden, bijvoorbeeld een hoek enkele graden kleiner dan de hoek van het geleidingsdeel 9.
De in figuren 3 tot 5 weergegeven draadkiem 7 wordt door middel van een pneumatische aandrijving 38 bevolen. De draadkiem 7 bevat een onderste vast opgestelde bek 39 en een bovenste beweegbaar opgestelde bek 40 die pneumatisch aangedreven wordt. De bek 39 bevat een elastisch opgesteld klemelement 37 dat gevormd wordt door een plaat 36 die ondersteund wordt door een elastische laag 35. Het klemelement 37 heeft bijvoorbeeld een hoofdzakelijk vlak klemoppervlak. De elastische laag 35 wordt bijvoorbeeld gevormd door een terugstelelement dat een terugstelkracht uitoefent, bijvoorbeeld een elastische laag 35 in de vorm van een synthetische laag of een rubberen laag. Dergelijke elastische laag 35 vertoont bij voorkeur tevens dempingseigenschappen. Dit laat toe om een correcte klemwerking te bekomen. De plaat 36 vormt een sleetvaste laag en bestaat bijvoorbeeld uit een metalen plaat. De beweegbaar aangebrachte bek 40 bevat een klemdeel 30 dat kan samenwerken met het klemelement 37. Het klemdeel 30 heeft bijvoorbeeld een hoofdzakelijk vlak klemoppervlak.
De beweegbaar aangebrachte bek 40 is integraal gevormd met een aandrijfhefboomarm 41 die in beide richtingen kan worden aangedreven door de pneumatische aandrijving 38 die pneumatische cilinders 42 en 43 bevat. De aandrijfhefboomarm 41 en de beweegbaar aangebrachte bek 40 zijn deel van een eenheid 31. De eenheid 31 die de beweegbaar aangebrachte bek 40 bevat is roteerbaar rond een as 54 opgesteld. De pneumatische cilinders 42, 43 worden respectievelijk via een afsluitventiel 44, 45 met een persluchtbron 46 verbonden. De persluchtbron 46 kan dezelfde zijn als de persluchtbron 22. De afsluitventielen 44 en 45 kunnen gestuurd worden door de stuureenheid 47 van de weefmachine. De stuureenheid 47 kan tevens nog verschillende andere onderdelen van de weefmachine sturen, bijvoorbeeld het afsluitventiel 21. De stuureenheid 47 werkt eveneens samen met de draadwachter 17 om toe te laten de afsluitventielen 21, 44 en 45 op een passend ogenblik in de weefcyclus of bij eender welke positie van de weeflade 5 te sturen.
Volgens de uitvinding bevat de eenheid 31 verder een aanslaghefboomarm 32 die kan samenwerken met een aanslag 33. De aanslag 33 kan door een positioneerelement 34, bijvoorbeeld een instelschroef, in een aanpasbare positie opgesteld worden. Verder bevat de aanslag 33 in de weergegeven uitvoeringsvorm een aanslagelement 55 dat kan samenwerken met de aanslaghefboomarm 32 en dat bijvoorbeeld gevormd wordt uit een materiaal met dempingseigenschappen.
De werking is als volgt: Wanneer de draadkiem 7 gesloten wordt met een bepaalde kracht, maken het klemdeel 30 en het klemdeel van het klemelement 37 contact met elkaar en slaat de aanslaghefboomarm 32 aan tegen de aanslag 33, zodat de klemkracht beperkt wordt en de bek 40 niet met volle kracht inwerkt op de plaat 36 van de bek 39.
Volgens een variante vertoont het aanslagelement 55 dempingseigenschappen en laat dit een elastische vervorming toe tijdens het samenwerken met de aanslaghefboomarm 32. Wanneer de aanslaghefboomarm 32 aanslaat tegen de aanslag 33 worden impactkrachten gedempt. Daardoor is het mogelijk de pneumatische aandrijving 38 met een grote kracht aan te sturen, zodat de draadkiem 7 voldoende snel kan sluiten en er tevens voldoende klemkracht aanwezig is juist na het sluiten, terwijl de dempingseigenschappen van het aanslagelement 55 voordelig zijn om de impact van het aanslaan tegen de aanslag 33 te beperken.
De pneumatisch aangedreven draadkiem 7 is aangepast om toe te laten in eerder welke positie van de weeflade 5 te worden aangestuurd. De draadkiem 7 bevat verder een steun 48 die met een bevestigingselement 49 en een bevestigingselement 50 aan een dwarsbalk 51 van de heen en weer bewegende weeflade 5 is bevestigd, welke dwarsbalk 51 tevens het riet 1 draagt. Het riet 1 bevat een U-vormig geleidingskanaal 4 dat onder meer begrensd wordt door een aanslagvlak 27 voor het aanslaan van inslagdraden tegen de aanslaglijn 14. De weeflade 5 bevat verder nog een ladeas 52 en steunelementen 53 die de dwarsbalk 51 en de ladeas 52 verbinden. De bek 40 is draaibaar om een as 54 aan de steun 48 bevestigd.
Zoals weergegeven in figuur 6 is een inslagdraad 28 doorheen het geleidingskanaal 4 in het weefvak ingebracht, is de inslagdraad 28 door een geleidingselement 8 over een beperkte hoek A ten opzichte van de insertierichting B afgebogen en is onder deze hoek A in een zuigmond 6 opgevangen. Hierbij oefent de zuigmond 6 een kracht uit op de inslagdraad 28.
Vervolgens wordt de inslagdraad 28 verder bewogen tot het draadeinde 29 van de inslagdraad 28 zich tussen de bekken 39, 40 van de draadkiem 7 bevindt, zoals weergegeven in figuur 7. Bij deze positie worden de afsluitventielen 44, 45 zodanig gestuurd dat de draadkiem 7 gesloten wordt. Daar de draadkiem 7 pneumatisch bevolen wordt, kan de draadkiem 7 op eender welk ogenblik in de weefcyclus gesloten worden, wat toelaat de draadkiem 7 te sluiten op een ogenblik dat het draadeinde 29 zich in de draadkiem 7 bevindt. De draadkiem 7 wordt bijvoorbeeld gesloten na een ingestelde tijdsvertraging nadat een draadwachter van een (niet weergegeven) voorafwikkelaar bijvoorbeeld het afwikkelen van de voorlaatste of laatste winding detecteert en/of na een ingestelde tijdsvertraging nadat de draadwachter 17 een aangekomen inslagdraad 28 detecteert. Dit laat toe elke inslagdraad 28 op een gepast ogenblik in de weefcyclus te klemmen. Wanneer de draadkiem 7 de inslagdraad 28 klemt zoals weergegeven in figuur 8, kan de zuigwerking van de zuigmond 6 ophouden.
Ondertussen beweegt het riet 1 met de inrichting 2 en de geklemde inslagdraad 28 naar de aanslaglijn 14 toe, zodat het geklemde draadeinde 29 voorbij het verlengde van de aanslaglijn 14 beweegt en de inslagdraad 28 contact maakt met de aanslaglijn 14 zoals weergegeven in figuur 9. Vervolgens beweegt het riet 1 verder naar de aanslaglijn 14 toe en wordt het draadeinde 29 verder voorbij de aanslaglijn 14 getrokken, zodat een verlenging aan het draadeinde 29 wordt opgelegd en een bijkomende spanning op de inslagdraad 28 wordt uitgeoefend daar de inslagdraad 28 ter hoogte van de weefselkant 15 om het weefsel 11 wordt omgebogen. De inslagdraad 28 is dan ook in de houdinrichting 12 ingebracht, zoals weergegeven in figuur 10.
De houdinrichting 12 wordt in detail weergegeven in figuren 13 en 14. De houdinrichting 12 is voorzien van een sleufvormige opening 57. De rand van de sleufvormige opening 57 die gericht is naar de draadkiem 7 is ingesteld op een positie zodat de geklemde inslagdraad 28 wordt bewogen langs de rand van de sleufvormige opening 57 zoals weergegeven in figuren 10 en 11.
Om de spanning in de inslagdraad 28 nog te verhogen kan hierbij de inslagdraad 28 tevens ter hoogte van de sleufvormige opening 57 omgebogen worden, zoals weergegeven in figuren 10 en 11. Het aanleunen van de inslagdraad 28 tegen de sleufvormige opening 57 laat tevens toe de inslagdraad 28 tegenover de blazer 60 te positioneren. Vervolgens wordt de inslagdraad 28 door het aanslagvlak 27 van het riet 1 volledig tegen de aanslaglijn 14 aangeslagen, zoals weergegeven in figuur 11. Terwijl de inslagdraad 28 aangeslagen wordt, wordt de inslagdraad 28 eveneens door de kettingdraden ingebonden.
Vanaf de positie van figuur 10 bevindt de inslagdraad 28 zich ter hoogte van de zuigbek 13 van de houdinrichting 12, waarbij een kracht door de zuigbek 13 wordt uitgeoefend op de inslagdraad 28. Bij het vervolgens weg van de aanslaglijn 14 bewegen van het riet 1 of na het aanslaan van de inslagdraad 28 wordt de inslagdraad 28 met een voldoende spanning vastgehouden door de houdinrichting 12. Vervolgens wordt de draadkiem 7 geopend, meer in het bijzonder wordt de draadkiem 7 bijvoorbeeld geopend kort na het aanslaan van de inslagdraad 28 en vooraleer de inslagdraad 28 door de draadkiem 7 weg van de aanslaglijn 14 zou getrokken worden. Hierbij wordt het draadeinde 29 verder opgenomen en onder spanning gehouden door de houdinrichting 12, zoals weergegeven in figuur 12. Een houdinrichting 12 houdt hierbij meerdere inslagdraden voorbij de weefselkant 15 vast tot die nabij de weefselkant 15 afgesneden worden door de draadsnij-inrichting 16. Vervolgens wordt het afgesneden draadeinde via de houdinrichting 12 verwijderd. Vervolgens kan de weefcyclus van figuren 6 tot 12 terug herhaald worden.
In figuren 13 en 14 geven een uitvoeringsvorm weer van de houdinrichting 12 waarbij een zuigbek 13 is voorzien van haakvormige elementen 56 nabij een sleufvormige opening 57 die in gebruik naar de draadkiem 7 is gericht. Aan de zijde van de houdinrichting 12 die in gebruik is gericht naar een weefselkant 15 is een tweede sleufvormige opening 58 aangebracht die zich over een langer gedeelte van de top 59 uitstrekt. Het voorzien van haakvormige elementen 56 laat toe een in de zuigbek 13 opgenomen inslagdraad 28 met zekerheid in de zuigmond 13 te houden. De draadkiem 7 volgens de uitvinding is bijzonder voordelig om aangewend te worden samen met een dergelijke zuigbek 13, daar in geval de inslagdraad 28 achter de haakvormige elementen 56 haakt, de inslagdraad 28 probleemloos doorheen de draadkiem 7 kan glijden terwijl de weeflade 5 weg van de aanslaglijn 14 beweegt.
In geval van zwak garen kan de draadkiem 7 bijvoorbeeld reeds geopend worden vooraleer de inslagdraad 28 tegen de aanslaglijn 14 aangeslagen wordt, waardoor verhinderd wordt dat de spanning in het zwakke garen te hoog zou oplopen. Na het openen van de draadkiem 7 wordt de inslagdraad 28 hierbij ook verder gehouden door de houdinrichting 12. Volgens nog een variante kunnen de klemkracht waarmee de draadkiem 7 de inslagdraad 28 klemt en/of de positie van de aanslag 33 volgens een waarde ingesteld worden, bijvoorbeeld op waarden die toelaten de inslagdraad 28 voldoende te klemmen en/of die toelaten dat de inslagdraad 28 doorheen de draadkiem 7 glijdt bij een te hoge spanning in de inslagdraad 28. De klemkracht kan ook volgens een patroon ingesteld worden, bijvoorbeeld hoog bij het aanvangen van het klemmen en lager wanneer het riet 1 zich meer nabij de aanslaglijn 14 bevindt.
De draadkiem en de weefmachine volgens de uitvinding beperken zich uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen. De draadkiem en de weefmachine kunnen eveneens binnen de conclusies volgens variante uitvoeringsvormen, vormen en afmetingen uitgevoerd worden. Tevens zijn combinaties van de weergegeven uitvoeringsvormen mogelijk die onder de conclusies vallen.

Claims (14)

1. Draadkiem voor het klemmen van een inslagdraad (28), bevattend een eerste bek (39) en een tweede bek (40), waarbij de eerste bek (39) en de tweede bek (40) onderling beweegbaar tussen een open positie en een gesloten positie voor het klemmen van de inslagdraad (28) zijn aangebracht, daardoor gekenmerkt dat ten minste een aanslag (33) is voorzien, welke aanslag (33) is aangebracht voor het beperken van een onderlinge beweging tussen de eerste bek (39) en de tweede bek (40) naar elkaar toe bij het sluiten van de draadkiem (7).
2. Draadkiem volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat een aandrijving, in het bijzonder een pneumatische aandrijving (38) is voorzien voor het aandrijven van de eerste bek (39) en/of de tweede bek (40).
3. Draadkiem volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de positie van de ten minste een aanslag (33) aanpasbaar is.
4. Draadkiem volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de positie van de ten minste een aanslag (33) aanpasbaar is door middel van een positioneerelement (34), in het bijzonder een stel schroef.
5. Draadkiem volgens één van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat de ten minste een aanslag (33) een aanslagelement (55) bevat met dempingseigenschappen.
6. Draadkiem volgens één van de conclusies 2 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de ten minste een aanslag (33) en de aandrijving, in het bijzonder de pneumatische aandrijving (38), die de eerste bek (39) en/of de tweede bek (40) aandrijft, afzonderlijk gevormd zijn en ruimtelijk afgezonderd zijn.
7. Draadkiem volgens één van de conclusies 2 tot 6, daardoor gekenmerkt dat ten minste een bek (39, 40) verbonden is met ten minste twee hefboomarmen, waarvan de ene een aandrijfhefboomarm (41) en de andere een aanslaghefboomarm (32) is, die respectievelijk samenwerken met de aandrijving, in het bijzonder met de pneumatische aandrijving (38), en de ten minste een aanslag (33).
8. Draadkiem volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de aanslaghefboomarm (32) en de aandrijfhefboomarm (41) zijn aangebracht aan tegenoverliggende zijden van een gestel.
9. Draadkiem volgens één van de conclusies 1 tot 8, daardoor gekenmerkt dat een van de bekken (39) van de draadkiem (7) een elastisch opgesteld klemelement (37) bevat.
10. Draadkiem volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat een beweegbaar aangebrachte bek (40) en een vast aangebrachte bek (39) zijn voorzien, waarbij de beweegbaar aangebrachte bek (40) is gevormd als een eendelige eenheid en de vast aangebrachte bek (39) een elastisch opgesteld klemelement (37) bevat, waarbij in het bijzonder de vast opgestelde bek (39) een basis, een sleetvaste plaat (36) en een elastisch kunstofmateriaal (35) bevat, aangebracht tussen de basis en de sleetvaste plaat (36).
11. Draadkiem volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de beweegbaar aangebrachte bek (40) roteerbaar om een rotatieas (54) is opgesteld, waarbij de beweegbaar aangebrachte bek (40) en de vast aangebrachte bek (39) naar elkaar en naar de ten minste een aanslag (33) zijn georiënteerd of oriënteerbaar zijn zodat bij een sluitbeweging van de draadkiem (7) de beweegbaar aangebrachte bek (40) contact maakt met de vast aangebrachte bek (39) en de beweging van de beweegbaar aangebrachte bek (40) bij contact beperkt wordt door de ten minste een aanslag (33).
12. Inrichting voor het vangen en strekken van een ingebrachte inslagdraad bevattend een draadkiem (7) volgens één van de conclusies 1 tot 11, een houdinrichting (12) aangebracht tussen een weefselkant (15) en de draadkiem (7) en een pneumatische zuigmond (6).
13. Inrichting volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de houdinrichting (12) is voorzien van een sleufvormige opening (57) voor het ontvangen van de inslagdraad (28), welke sleufvormige opening (57) is gevormd met haakvormige elementen (56) in een ingangszone (61).
14. Weefmachine, daardoor gekenmerkt dat de weefmachine een draadkiem (7) volgens één van de conclusies 1 tot 11 bevat.
BE2011/0217A 2011-04-11 2011-04-11 Draadklem voor een inslagdraad bij een weefmachine. BE1020142A3 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2011/0217A BE1020142A3 (nl) 2011-04-11 2011-04-11 Draadklem voor een inslagdraad bij een weefmachine.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE201100217 2011-04-11
BE2011/0217A BE1020142A3 (nl) 2011-04-11 2011-04-11 Draadklem voor een inslagdraad bij een weefmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1020142A3 true BE1020142A3 (nl) 2013-05-07

Family

ID=44640661

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2011/0217A BE1020142A3 (nl) 2011-04-11 2011-04-11 Draadklem voor een inslagdraad bij een weefmachine.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1020142A3 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN109642362A (zh) * 2016-09-02 2019-04-16 必佳乐公司 用于捕捉和拉伸纬线的装置和方法

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1456868A (en) * 1972-12-22 1976-12-01 Rueti Te Strake Bv Device for handling yarns
WO2011000561A1 (en) * 2009-07-01 2011-01-06 Picanol N.V. Device and method for catching and stretching weft threads in weaving machine

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1456868A (en) * 1972-12-22 1976-12-01 Rueti Te Strake Bv Device for handling yarns
WO2011000561A1 (en) * 2009-07-01 2011-01-06 Picanol N.V. Device and method for catching and stretching weft threads in weaving machine

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN109642362A (zh) * 2016-09-02 2019-04-16 必佳乐公司 用于捕捉和拉伸纬线的装置和方法
CN109642362B (zh) * 2016-09-02 2021-08-06 必佳乐公司 用于捕捉和拉伸纬线的装置和方法

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1019614A3 (nl) Inrichting en werkwijze voor het vangen en strekken van inslagdraden bij weefmachines.
BE1017684A3 (nl) Werkwijze voor het inleggen van een einde van een inslagdraad in een kant van een weefsel en pneumatische kanteninlegger.
BE1020533A3 (nl) Inrichting en werkwijze voor het vangen en strekken van een inslagdraad.
BE1020142A3 (nl) Draadklem voor een inslagdraad bij een weefmachine.
CN101634082B (zh) 向一个纺织机架的零件中拉一个经纱的经丝的穿经机和方法
EP2122027B1 (en) Gripper weaving machine, bringer gripper and deflecting guide
US20090065089A1 (en) Cutting Apparatus For A Weaving Machine And Method For The Operation Of The Same
CN106319786B (zh) 一种抓线机构
EP2354070B1 (en) Yarn tensioner
BE1021879B1 (nl) Strekinrichting voor een inslagdraad
US3951179A (en) Device for severing a thread in a textile machine
JP4028349B2 (ja) 流体噴射式織機における緯糸把持装置
JPH10130999A (ja) 流体噴射式織機における緯糸把持緊張装置
BE1012676A3 (nl) Inrichting voor inslagannulatie op een weefmachine.
BE1021785B1 (nl) Inrichting voor het verwijderen van inslagdraad
EP2920345B1 (en) Clamping device and weaving machine with a clamping device
JP2003293247A (ja) 織機における挟み付けたよこ糸の送り込みグリッパへの供給方法および供給装置
US3012587A (en) Automatic nipper temple for weaving looms
CN109642362B (zh) 用于捕捉和拉伸纬线的装置和方法
US5310126A (en) Apparatus for loosening a reserve yarn winding from the periphery of a cop
CN105475901A (zh) 基于厚度的自适应调整机构
CZ312198A3 (cs) Zařízení k automatickému odstraňování útku z prošlupu na vzduchovém tkacím stroji
US667661A (en) Thread-parter for weft-replenishing looms.
JPH0832983B2 (ja) 無杼織機における緯糸処理方法
WO2005098111A1 (en) Water jet loom as well as a plunger pump for use in a water jet loom

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20210430