BE1006981A3 - Insertiesysteem voor weefmachines. - Google Patents
Insertiesysteem voor weefmachines. Download PDFInfo
- Publication number
- BE1006981A3 BE1006981A3 BE9300339A BE9300339A BE1006981A3 BE 1006981 A3 BE1006981 A3 BE 1006981A3 BE 9300339 A BE9300339 A BE 9300339A BE 9300339 A BE9300339 A BE 9300339A BE 1006981 A3 BE1006981 A3 BE 1006981A3
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- drawer
- insertion system
- pipes
- valve
- main
- Prior art date
Links
Classifications
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03D—WOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
- D03D47/00—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
- D03D47/28—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
- D03D47/30—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
- D03D47/3026—Air supply systems
- D03D47/306—Construction or details of parts, e.g. valves, ducts
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03D—WOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
- D03D47/00—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
- D03D47/28—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
- D03D47/30—Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
- D03D47/3006—Construction of the nozzles
- D03D47/3013—Main nozzles
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Textile Engineering (AREA)
- Looms (AREA)
Abstract
Insertiesysteem voor weefmachines waarbij de uitgang (18,19) van iedere klep (13,14) boven de ingang (20,21) van de bijhorende hoofdbalzer (2,3) is opgesteld zodanig dat de uitgang (18,19) van de klep (13,14) nagenoeg centraal ten opzichte van de uiterste posities van de ingang (20,21) van de bijhorende hoofdblazer (2,3) is opgesteld.
Description
Insertiesysteera voor weefmachines.
De uitvinding betreft een insertiesysteem voor weefmachines, meer speciaal voor luchtweefmachines.
Bij luchtweefmachines is het gekend perslucht vanaf een buffervat via een leiding naar een klep te brengen, en vanaf deze klep via een leiding naar een hoofdblazer te brengen.
Bij een op de lade gemonteerde hoofdblazer die zodoende tijdens het weven door de lade heen en weer wordt bewogen, wordt de leiding tussen de klep en de hoofdblazer steeds mee bewogen. Om die leiding niet sterk te belasten en/of aan sleet te onderwerpen is het noodzakelijk bij de gekende weefmachines om deze leidingen relatief lang te nemen. Gezien de leidingen een relatief grote lengte vertonen, ontstaat het nadeel dat er relatief grote drukverliezen optreden in de leidingen. Door de drukverliezen ontstaat het nadeel dat de druk van de perslucht aan de ingang van de hoofdblazer kleiner is dan de druk van de perslucht in het buffervat waardoor de trekkracht die deze hoofdblazer op een inslag-draad kan uitoefenen ook verkleint. Teneinde deze drukverliezen te verlagen kan de doormeter van de leidingen vergroot worden. Voor de leidingen tussen de klep en de hoofdblazer ontstaat hierbij het nadeel dat door het groot volume van dergelijk leidingen, de drukopbouw in deze leidingen na het openen van de klep traag gebeurt waardoor een zekere tijd nodig is vooraleer de druk aan de hoofdblazer bereikt wordt.
Het doel van de uitvinding is een inrichting die de voornoemde nadelen niet vertoont.
Tot dit doel betreft de uitvinding een insertiesysteem voor weefmachines dat voorzien is van een op een lade bevestigde hoofdblazer die tussen twee uiterste posities heen en weer beweegbaar is, een klep en een leiding tussen de uitgang van de klep en de ingang van de hoofdblazer daardoor gekenmerkt dat de uitgang van iedere klep boven de ingang van de bijhorende hoofdblazer is opgesteld zodanig dat de uitgang van de klep nagenoeg centraal ten opzichte van de uiterste posities van de ingang van de bijhorende hoofdblazer is opgesteld.
Dit biedt als voordeel dat de leidingen tussen de kleppen en de hoofdblazers relatief kort kunnen gekozen worden zonder onderhevig te zijn aan grote belastingen en sleet.
Bij voorkeur worden de kleppen rechtstreeks op het buffervat voorzien en wordt het buffervat tevens boven de hoofdblazers opgesteld. Dit laat toe het buffervat samen met de kleppen op een eenvoudige manier volgens de lengterichting van de lade te verplaatsen.
Teneinde de kenmerken van de uitvinding duidelijker naar voor te brengen worden hiernavolgend enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van de uitvinding verduidelijkt aan de hand van de figuren, waarin : figuur 1 een inrichting volgens de uitvinding weergeeft; figuur 2 een zicht weergeeft volgens pijl F2 in figuur 1.
In figuren 1 en 2 is een insertiesysteem 1 voor weefmachines weergegeven. Het insertiesysteem 1 bevat twee hoofdblazers 2 en 3 die op een lade 4 bevestigd zijn. De lade 4 bevat een ladeas 5, een ladeprofiel 6 dat met bouten 7 op de ladeas 5 is bevestigd en dat van een zich volgens de lengterichting A van de lade 4 uitstrekkende gleuf 8 is voorzien. De hoofdblazers 2 en 3 zijn van een bevestigingsdeel 9 en 10 voorzien dat toelaat de hoofdblazers 2 en 3 met schroef-middelen 11 ten opzichte van de kragen 12 van de gleuf 8 te bevestigen. Deze bevestiging laat toe de hoofdblazers 2 en 3 volgens de lengterichting A van de lade 4 te verplaaten. Het insertiesysteem 1 bevat tevens kleppen 13 en 14 die bedoeld zijn om respectievelijk met de hoofdblazers 2 en 3 samen te werken. Deze kleppen 13 en 14 zijn bevestigd op steunen 15 en 16 van een freem 17. Tussen de uitgangen 18 en 19 van de kleppen 13 en 14 en de ingangen 20 en 21 van de hoofdblazers 2 en 3 zijn leidingen 22 en 23 voorzien. Verder is het riet 45 met een klemstuk 46 en schroefmiddelen 47 die samenwerken met de gleuf 8 aan het ladeprofiel 6 bevestigd. Duidelijkheidshalve is het riet 45 niet weergegeven in figuur 2.
In het freem 17 is bij voorkeur minstens één buffervat 24 voor perslucht voorzien, terwijl de steunen 15 en 16 bij voorkeur een leiding 25 en 26 bevatten die het buffervat 24 in verbinding stelt met de kleppen 13 en 14. Het buffervat 24 en de leidingen 25 en 26 zijn in streeplijn weergegeven in figuur 1. Deze opstelling laat toe de drukverliezen in de leidingen 25 en 26 beperkt te houden. Het freem 17 is van zijelementen 27 voorzien en kan met schroefmiddelen 28 aan een profiel 29 bevestigd worden. Hiertoe is in het profiel 29 minstens één van kragen 30 voorziene gleuf 31 voorzien die zich volgens de lengterichting A van de lade 4 uitstrekt.
Deze opstelling laat toe het freem 17 met het buffervat 24 en de kleppen 13 en 14 op een eenvoudige en snelle manier volgens de lengterichting A van de lade 4 te verplaatsen. De opstelling van de kleppen 13 en 14 laat ook toe eenvoudig een klep te vervangen bij defect.
In figuur 2 is schematisch de aandrijving 32 van de lade 4 weergegeven. Deze bestaat bijvoorbeeld uit een aan de ladeas 5 bevestigde hefboom 33 die via een astap 34 samenwerkt met een drijfstang 35. Dit laat toe de hefboom 33 tussen de uiterste posities weergegeven met streeplijnen 36 en 37 vanuit het rotatiepunt 48 van de ladeas 5, te bewegen. Door deze beweging kan de ingang 20 van de hoofdblazer 2 bewegen tussen de posities weergegeven met de verbindingslijnen 38 en 39 vanuit de rotatieas 48 van de ladeas 5. Analoog kan de ingang 21 van de hoofdblazer 3 bewegen tussen de posities weergegeven met de verbindingslijnen 40 en 41 vanuit de rotatieas 48 van de ladeas 5.
Volgens de uitvinding is de uitgang 18, 19 van iedere klep 13, 14 boven de ingang 20, 21 van de bijhorende hoofdblazer 2, 3 opgesteld en wel zodanig dat de uitgang 18, 19 van de klep 13, 14 nagenoeg centraal ten opzichte van de uiterste posities van de ingang 20, 21 van de bijhorende hoofdblazer 2, 3 is opgesteld. Meer speciaal staat de uitgang 18 van de klep 13 nagenoeg in een vlak volgens de lengterichting A van de lade 4 dat de bissectrice 42 van de hoek tussen de verbindingslijnen 38 en 39 omvat, opgesteld en staat de uitgang 19 van de klep 14 nagenoeg in een vlak volgens de lengterichting A van de lade dat de bissectrice 43 van de hoek tussen de verbindingslijnen 40 en 41 omvat, opgesteld.
Zoals weergegeven in figuur 1 staan de uitgangen 18 en 19 van de kleppen 13 en 14 bij voorkeur nagenoeg symmetrisch ten opzichte van een vlak 44 dat zich loodrecht op de lengterichting A van de lade 4 bevindt. In het weergegeven voorbeeld zijn de ingangen 20 en 21 van de hoofdblazers 2 en 3 nagenoeg in dit vlak 44 en symmetrisch ten opzichte van dit vlak 44 gelegen. Dit laat toe de leidingen 22 en 23 praktisch even lang te kiezen wat voordelen biedt voor de sturing van de luchttoevoer aan de hoofdblazers 2, 3 gezien de tijdsvertraging voor het bereiken van de druk aan de ingangen 20, 21 van de hoofdblazers 2, 3 dan gelijk is.
Door het feit dat de leidingen 22, 23 hierbij nagenoeg over gelijke hoeken ten opzichte van de uitgangen 18 en 19 van de kleppen 13 en 14 bewogen worden, worden zij met geringe spanning belast en zijn zij aan weinig sleet onderhevig. Dit laat ook toe de leidingen 22, 23 relatief kort te nemen, bijvoorbeeld in de orde van grootte van 10 tot 20 centimeter.
In de weergegeven uitvoeringsvorm worden de einden 49 en 50 van de leidingen 22 en 23 nagenoeg volgens de lengterichting A van de lade 4 aangesloten met de uitgangen 18 en 19 van de kleppen 12 en 13 en worden de einden 51 en 52 van de leidingen 22 en 23 nagenoeg volgens een richting B die loodrecht is ten opzichte van de lengterichting A van de lade 4 op de ingangen 20 en 21 van de hoofdblazers 2 en 3 aangesloten. Door het feit dat de einden 49, 51 en 50, 52 van de leidingen 22 en 23 zich nagenoeg loodrecht ten opzichte van elkaar bevinden zijn de spanningen in de leidingen die onstaan bij een beweging van de lade 4 gering.
Het is duidelijk dat volgens een variante de einden 51 en 52 van de leidingen 22 en 23 nagenoeg volgens de lengterichting A van de lade 4 met de ingangen 20 en 21 van de hoofdblazers 2 en 3 en de einden 49 en 50 nagenoeg volgens richting B aan de uitgangen 18 en 19 van de kleppen 13 en 14 kunnen aangesloten worden. Uiteraard zijn kombinatie van voornoemde uitvoeringsvormen mogelijk.
Het is duidelijk dat volgens de uitvinding meer dan twee hoofdblazers 2, 3 kunnen voorzien worden die samenwerken met meer dan twee kleppen 13, 14. Hiertoe kunnen op de steunen 15 en 16 meerdere kleppen voorzien worden die nagenoeg centraal ten opzichte van de uiterste posities van de ingangen 20, 21 van de bijhorende hoofdblazers 2, 3 zijn opgesteld.
Bij het instellen van de weefmachine worden de hoofdblazers 2 en 3 nagenoeg tot tegen het riet 45 langsheen de gleuf 8 geschoven, waarna de hoofdblazers 2 en 3 met behulp van de schroeven 11 bevestigd worden aan het ladeprofiel 6. Het freem 17 wordt vervolgens langsheen het profiel 29 verschoven tot de kleppen 13 en 14 nagenoeg symmetrisch ten opzichte van het vlak 44 zijn opgesteld, waarna het freem 17 met behulp van de schroeven 28 bevestigd wordt aan het profiel 29.
Volgens een variante kan het freem 17 meerdere buffervaten 24 bevatten. Hierbij kan bijvoorbeeld een buffervat voorzien worden per leiding 25 of 26.
Het is duidelijk dat het insertiesysteem volgens de uitvinding kan toegepast worden bij luchtweefmachines waar het gaapvormingsmechanisme bestaat uit een jacquard, een dobby, een nokkensysteem, een excentersysteem of enig ander systeem.
Het insertiesysteem voor weefmachines volgens de uitvinding beperkt zich uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen en kan binnen het kader van de uitvinding in verschillende andere vormen en afmetingen worden verwezenlijkt.
Claims (10)
1. Insertiesysteem voor weefmachines dat voorzien is van een op een lade (4) bevestigde hoofdblazer (2,3) die tussen twee uiterste posities heen en weer beweegbaar is, een klep (13.14) en een leiding (22,23) tussen de uitgang (18,19) van de klep (13,14) en de ingang (20,21) van de hoofdblazer (2,3) daardoor gekenmerkt dat de uitgang (18,19) van iedere klep (13.14) boven de ingang (20,21) van de bijhorende hoofdblazer (2.3) is opgesteld zodanig dat de uitgang (18,19) van de klep (13.14) nagenoeg centraal ten opzichte van de uiterste posities van de ingang (20,21) van de bijhorende hoofdblazer (2.3) is opgesteld.
2. Insertiesysteem volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat de uitgangen (18,19) van de kleppen (13,14) nagenoeg in een vlak volgens de lengterichting van de lade (4) zijn opgesteld dat de bissectrice (42,43) omvat van de hoek gevormd tussen de verbindingslijnen (38,39;40,41) vanuit de rotatieas (48) van de lade (4) die horen bij de uiterste posities van de ingangen (20,21) van de hoofdblazers (2,3).
3. Insertiesysteem volgens konklusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de uitgangen (18,19) van de kleppen (13,14) nagenoeg symmetrisch staan opgesteld ten opzichte van een vlak (44), waarbij de ingangen (20,21) van de hoofdblazers (2.3) nagenoeg in dit vlak (44) en/of nagenoeg symmetrisch ten opzichte van dit vlak (44) zijn gelegen.
4. Insertiesysteem volgens konklusie 1, 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat de einden (49,51;50,52) van de leidingen (22.23) die gekoppeld zijn met respektievelijk de ingangen (20,21) van de hoofdblazers (2,3) en de uitgangen (18,19) van de kleppen (13,14) nagenoeg loodrecht ten opzichte van elkaar zijn aangesloten.
5. Insertiesysteem volgens één der konklusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat één einde (49,50) van de leidingen (22.23) volgens de lengterichting van de lade (4) is aangesloten.
6. Insertiesysteem volgens konklusie 4 of 5, daardoor gekenmerkt dat de einden (49,50) van de leidingen (22,23) volgens de lengterichting van de lade (4) aangesloten zijn met de uitgangen (18,19) van de kleppen (13,14).
7. Insertiesysteem volgens konklusie 4, 5 of 6, daardoor gekenmerkt dat de einden (51,52) van de leidingen (22,23) nagenoeg loodrecht op de lengterichting van de lade (4) aangesloten zijn met de ingangen (20,21) van de hoofdblazer (2,3) .
8. Insertiesysteem volgens één der konklusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat het freem (17) waarop de kleppen (13,14) zijn voorzien volgens de lengterichting van de lade (4) verplaatsbaar is opgesteld.
9. Insertiesysteem volgens konklusie 8, daardoor gekenmerkt dat het freem (17) minstens één buffervat (24) bevat.
10. Insertiesysteem volgens konklusie 8 of 9, daardoor gekenmerkt dat het freem (17) leidingen (25,26) bevat die een buffervat (24) met de kleppen (13,14) verbinden.
Priority Applications (5)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE9300339A BE1006981A3 (nl) | 1993-04-06 | 1993-04-06 | Insertiesysteem voor weefmachines. |
DE59404851T DE59404851D1 (de) | 1993-04-06 | 1994-03-03 | Eintragsystem für eine Luftwebmaschine |
EP94103176A EP0619391B1 (de) | 1993-04-06 | 1994-03-03 | Eintragsystem für eine Luftwebmaschine |
US08/217,059 US5417250A (en) | 1993-04-06 | 1994-03-24 | Weft insertion system for air-jet loom |
JP06596494A JP3551980B2 (ja) | 1993-04-06 | 1994-04-04 | 空気織機用取込機構 |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE9300339A BE1006981A3 (nl) | 1993-04-06 | 1993-04-06 | Insertiesysteem voor weefmachines. |
BE9300339 | 1993-04-06 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1006981A3 true BE1006981A3 (nl) | 1995-02-07 |
Family
ID=3886953
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE9300339A BE1006981A3 (nl) | 1993-04-06 | 1993-04-06 | Insertiesysteem voor weefmachines. |
Country Status (5)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US5417250A (nl) |
EP (1) | EP0619391B1 (nl) |
JP (1) | JP3551980B2 (nl) |
BE (1) | BE1006981A3 (nl) |
DE (1) | DE59404851D1 (nl) |
Families Citing this family (12)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US5540261A (en) * | 1995-10-05 | 1996-07-30 | Mcginley; Thomas F. | Warp wave weaving method and apparatus with pneumatic weft insertion |
DE29806552U1 (de) * | 1998-04-09 | 1998-07-09 | Dornier Gmbh Lindauer | Schußfadeneintragsvorrichtung für eine Luftdüsenwebmaschine |
BE1012032A3 (nl) * | 1998-06-10 | 2000-04-04 | Picanol Nv | Luchttoevoerblok voor een weefmachine. |
JP2004091936A (ja) * | 2002-08-29 | 2004-03-25 | Toray Ind Inc | 織機の緯入れ装置 |
DE102004036996B3 (de) * | 2004-07-30 | 2005-12-01 | Lindauer Dornier Gmbh | Duesenwebmaschine, insbesondere Luftdüsenwebmaschine, mit einer Klemmeinrichtung im Mischrohr |
DE102005004064A1 (de) * | 2005-01-21 | 2006-07-27 | Picanol N.V. | Vorrichtung zum Eintragen von Schussfäden bei einer Luftdüsenwebmaschine |
DE102006025968B3 (de) * | 2006-06-02 | 2007-11-29 | Lindauer Dornier Gmbh | Verfahren zum Klemmen eines Schussfadens in einer Düsenwebmaschine, insbesondere Luftdüsenwebmaschine, Klemmeinrichtung und Düsenwebmaschine |
US7748414B2 (en) * | 2006-12-12 | 2010-07-06 | Itema (Switzerland) Ltd | Method and apparatus for the insertion of weft threads |
JP5439153B2 (ja) * | 2009-12-15 | 2014-03-12 | 津田駒工業株式会社 | 空気噴射式織機の緯入れ装置 |
JP5884774B2 (ja) * | 2013-05-29 | 2016-03-15 | 株式会社豊田自動織機 | エアジェット織機における緯糸張力付与装置 |
JP7131285B2 (ja) * | 2018-10-15 | 2022-09-06 | 株式会社豊田自動織機 | 多色エアジェット織機 |
JP7388322B2 (ja) | 2020-09-07 | 2023-11-29 | 株式会社豊田自動織機 | エアジェット織機の緯入れ装置 |
Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2796085A (en) * | 1954-05-18 | 1957-06-18 | Mira Zd Y Na Pletene A Stavkov | Pump and nozzle system for nozzle operated weaving looms |
DE9202328U1 (de) * | 1992-02-22 | 1992-06-04 | Pixberg Gmbh, 5600 Wuppertal | Prüfvorrichtung für die Düsenwebtechnik |
Family Cites Families (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4351369A (en) * | 1978-12-12 | 1982-09-28 | Kabushiki Kaisha Toyoda Jidoshokki Seisakusho | Fluid supply apparatus in shuttleless loom |
FR2535744A1 (fr) * | 1982-11-09 | 1984-05-11 | Saurer Diederichs Sa | Dispositif d'alimentation alternative en air comprime d'un melange de trame, pour machine a tisser sans navette a insertion de trame pneumatique |
NL8503439A (nl) * | 1985-12-13 | 1987-07-01 | Picanol Nv | Apparaat om een inslagdraad aan een hoofdblazer toe te voeren bij weefmachines. |
BE1000553A4 (nl) * | 1987-05-12 | 1989-01-31 | Picanol Nv | Werkwijze voor het bedraden van een inslaginrichting bij weefmachines, en inslaginrichting die deze werkwijze toepast. |
-
1993
- 1993-04-06 BE BE9300339A patent/BE1006981A3/nl not_active IP Right Cessation
-
1994
- 1994-03-03 EP EP94103176A patent/EP0619391B1/de not_active Expired - Lifetime
- 1994-03-03 DE DE59404851T patent/DE59404851D1/de not_active Expired - Fee Related
- 1994-03-24 US US08/217,059 patent/US5417250A/en not_active Expired - Lifetime
- 1994-04-04 JP JP06596494A patent/JP3551980B2/ja not_active Expired - Fee Related
Patent Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2796085A (en) * | 1954-05-18 | 1957-06-18 | Mira Zd Y Na Pletene A Stavkov | Pump and nozzle system for nozzle operated weaving looms |
DE9202328U1 (de) * | 1992-02-22 | 1992-06-04 | Pixberg Gmbh, 5600 Wuppertal | Prüfvorrichtung für die Düsenwebtechnik |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DE59404851D1 (de) | 1998-02-05 |
US5417250A (en) | 1995-05-23 |
EP0619391A1 (de) | 1994-10-12 |
EP0619391B1 (de) | 1997-12-29 |
JPH06306738A (ja) | 1994-11-01 |
JP3551980B2 (ja) | 2004-08-11 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
BE1006981A3 (nl) | Insertiesysteem voor weefmachines. | |
US5477889A (en) | Heddle frame endbrace assembly | |
EP0123005B1 (de) | Greifer für den Schussfadeneintrag bei einer Greiferwebmaschine | |
EP0235078B1 (de) | Greifer für den Schussfadeneintrag bei einer Greiferwebmaschine | |
US5044408A (en) | Device for moving the back rest in weaving machines | |
US4699183A (en) | Device for securing an exchangeable member to a carrier in a shuttleless loom | |
US5685346A (en) | Adjustable clip elements for rigidly connecting oscillating arms of a weaving control system | |
BE1014192A3 (nl) | Inrichting en werkwijze voor het inbrengen van inslagdraden bij een weefmachine, alsmede daardklem daarbij aangewend. | |
US2813549A (en) | Shuttle picking mechanism for weaving machines | |
US5063972A (en) | Projectile accelerator for a loom | |
EP0444723A1 (en) | Device for fastening an element in a seating | |
US579967A (en) | Harness-motion for looms | |
EP0395132A1 (en) | Mechanism for mounting a part on the sley of a weaving machine | |
US5271434A (en) | Control mechanism for the rapier heads of weaving machines | |
BE1005709A3 (nl) | Inrichting voor het tegen elkaar bevestigen van twee weefmachinegedeelten en weefmachine die van deze inrichting gebruik maakt. | |
US1944369A (en) | Dobby drive | |
DE2424067A1 (de) | Vorrichtung zum abschneiden, klemmen und vorlegen des schussfadens an webmaschinen | |
US2491916A (en) | Protector mechanism for looms | |
DE660877C (de) | Einschleusvorrichtung mit Zellenrad fuer Druckfoerderanlagen | |
US1353727A (en) | Let-off-rod operator | |
US1472260A (en) | Shuttle-throwing device | |
DE74052C (de) | Schützenkastenklappe für Webstühle | |
DE2637818A1 (de) | Verbesserte webmaschinenlade | |
US2844967A (en) | Leber | |
AT223549B (de) | Verfahren und Einrichtung zum stoßfreien Antrieb von aus einer Ruhelage in eine andere zu bewegenden Maschinenelementen, insbesondere von Schäften von Webstühlen |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
RE | Patent lapsed |
Effective date: 20040430 |