NL9301328A - Inrichting voor het bedrukken van voorwerpen, in het bijzonder bekers uit kunststof. - Google Patents

Description

Inrichting voor het bedrukken van voorwerpen, in het bijzonder bekers uit kunststof.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bedrukken van voorwerpen zoals in het bijzonder bekers uit kunststof, welke inrichting een draaibaar ondersteunde schijf omvat met daarop een aantal doorns, middelen voor het op een doorn aanbrengen van een te bedrukken beker wanneer de doorn zich in een bepaald station bevindt, middelen voor het naar opvolgende stations verdraaien van de doorns, voor het bedrukken van de beker, voor het drogen van de bedrukking en dergelijke behandelingen en voor het van de doorn verwijderen van de beker wanneer de betreffende doorn zich in een afvoerstation bevindt.

Een dergelijke inrichting is bekend uit US-A-4936208.

Hoewel in het voorgaande en in het nu volgende in het bijzonder wordt gesproken over bekers, zal duidelijk zijn dat de uitvinding daartoe niet beperkt is, maar dat ook anders gevormde voorwerpen met de inrichting kunnen worden bedrukt.

De uitvinding beoogt nu het gebruik van de bekende inrichting te vergemakkelijken en een snelle doorstroming van de bekers, dat wel zeggen een hoge snelheid van de bedrukkings-inrichting, mogelijk te maken.

Volgens de uitvinding wordt er daartoe in voorzien, dat twee afvoer-stations voor de bedrukte bekers aanwezig zijn en dat is voorzien in middelen voor het tellen van het aantal bekers dat in het ene afvoerstation van op elkaar volgende doorns is verwijderd en voor op het andere afvoerstation overschakelen wanneer het gewenste aantal bekers is bereikt.

Het ingestelde aantal bekers kan daarbij afhankelijk zijn van het aantal dat in één verpakking, zoals een huls uit kunststof-folie, moet worden opgenomen.

Voor het verwijderen van een beker van een doorn zal in het bijzonder gebruik worden gemaakt van perslucht die via een boring in de doorn aan het inwendige van de beker wordt toegevoerd.

Hierdoor kan een beker van een doorn worden verwijderd, ook wanneer de doorn een enigszins naar boven toe gerichte stand inneemt en de beker voor een goede bedrukking stevig op de doorn werd gedrukt.

Het verwijderen van een beker van een doorn kan nog positief worden beïnvloed door gebruik te maken van ten minste één af strijker die zich nabij de rand van de beker bevindt en die is voorzien van een aantal uitstroomopeningen en van middelen voor het aan de openingen toevoeren van perslucht, zodanig dat de uit de openingen stromende perslucht op een van een doorn te verwijderen beker is gericht.

Verder kunnen middelen aanwezig zijn voor het controleren van de afgevoerde bekers. Er zou bijvoorbeeld gebruik kunnen worden gemaakt van het drukverloop dat optreedt bij het van een doorn verwijderen van een beker. Wanneer zich een gat in de beker bevindt zal dit drukverloop anders zijn bij het van een doorn afblazen van een beker. In het bijzonder zal echter een "corona-eenheid" aanwezig zijn voor het detecteren van dergelijke, niet aan de eisen voldoende, bekers, welke Corona-eenheid een electrisch signaal levert bij het waarnemen van een dergelijke beker, waarbij middelen aanwezig zijn voor het verder verwerken van het elektrische signaal.

Hoewel de mogelijkheid bestaat dat de middelen voor het verwerken van het elektrische signaal zorgen voor het stil zetten van de inrichting wanneer een defecte beker wordt geconstateerd, kan er in het bijzonder in worden voorzien, dat middelen aanwezig zijn voor het verwijderen van een defecte beker uit de rij op elkaar volgende bekers, welke middelen worden bekrachtigd door het elektrische signaal. Hierdoor wordt voorkomen, dat het drukproces wordt onderbroken met alle bezwaren van dien.

Volgens een voorkeurs-uitvoeringsvorm worden de bekers toegevoerd aan een trilgoot met aan het eind daarvan een bedienbare aanslag, zodanig dat de op elkaar volgende bekers tegen de aanslag tot een stapel in elkaar worden geschoven voordat zij verder worden getransporteerd door het bedienen van de aanslag.

Daarbij kan elk afvoerstation zijn voorzien van een trilgoot en kunnen middelen aanwezig zijn waardoor een defecte beker niet aan de in gebruik zijnde trilgoot wordt toegevoerd dan wel wordt verwijderd uit de trilgoot waaraan voorafgaande en/of opvolgende bekers worden toegevoerd.

De middelen voor het uit het systeem verwijderen van defecte bekers, kunnen worden gevormd door een verzwenkbare klep, die zich in de normale stand buiten de baan van de bekers bevindt en die, na het door de controle-eenheid waarnemen van een defecte beker, in de baan van de betreffende beker wordt gezwenkt en gelijktijdig een opening vrijgeeft voor het afvoeren van deze beker.

De inrichting volgens de uitvinding kan verder zijn voorzien van een op de trilgoot volgende afvoertransporteur waarop een stapel bekers terecht komt nadat de aanslag, waartegen de stapel werd gevormd, uit de baan van de bekers is verwijderd.

Deze afvoertransporteur kan zijn voorzien van een eindschakelaar waarmee de stapel bekers in aanraking komt nadat deze geheel op de afvoertransporteur is terecht gekomen en welke eindschakelaar zorgt voor het in dwarsrichting verplaatsen van een zich langs de stapel uitstrekkende aanslagplaat.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in de tekening, waarin:

Fig. 1 schematisch een inrichting toont overeenkomstig de onderhavige uitvinding waarbij bepaalde delen zijn weggesneden dan wel weggelaten;

Fig. 2 schematisch een bovenaanzicht toont van een deel van de inrichting van fig. 1 op grotere schaal;

Fig. 3 schematisch in perspectief een deel toont van de inrichting van fig. 1, dat aansluit op het linker einde van het in fig. 2 getoonde deel;

Fig. 4 schematisch in perspectief een deel toont van de inrichting volgens de uitvinding, in het bijzonder van de schijf met enkele doorns daar waar de bekers van de doorns worden verwijderd; en

Fig. 5 een detail toont van enkele onderdelen van fig. 4 op vergrote schaal.

Zoals in het bijzonder blijkt uit de fig. 1, 2 en 4 omvat de inrichting volgens de uitvinding de draaibaar opgestelde schijf 1 waarop zich een aantal doorns 2 bevindt. Bij de weergegeven uitvoeringsvorm zijn acht doorns 2 aanwezig. Op de, op een bepaald tijdstip, verticaal naar boven toe stekende doorn kan een beker 3 worden gebracht via het toevoerkanaal 4. Hiertoe dient een jacobsladder 5 die telkens een aantal bekers 3 op de transportband 6 brengt van waaraf zij in het toevoerkanaal 4 terecht komen.

Nadat een beker 3 op een doorn 2 is gebracht wordt de schijf 1 over een hoek van 45’ verdraaid zodat op de dan naar boven toe stekende doorn 2 een volgende beker kan worden gebracht, terwijl de reeds aanwezige beker in het station waar hij zich dan bevindt eventueel een voorbehandeling kan ondergaan.

Na een volgende verdraaiing over 45* komt de eerst genoemde doorn in de ongeveer horizontale stand en hierin vindt de bedrukking van de beker plaats. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een drukrol 7 die samenwerkt met een aantal drukplaten, aan elk waarvan door middel van een inktwerk een bepaalde kleur inkt wordt toegevoerd. De inkt wordt vanaf de drukplaten overgebracht op een op de drukrol aanwezige drukdoek en vanaf deze op de beker 3. Bij de volgende verdraaiingen van de schijf 1 wordt de bedrukte beker 3 in de volgende stations aan verdere behandelingen onderworpen, zoals voor het drogen van de bedrukking en dergelijke. Dit is op zich zelf bekend zodat dit niet verder behoeft te worden beschreven.

Wanneer de doorn waarop zich een bedrukte beker bevindt naar de horizontale stand, dan wel naar de daarop volgende stand is gedraaid bevindt hij zich in één der twee afvoer-stations 8 en 9, waar de beker van de doorn kan worden verwijderd.

Dit kan bijvoorbeeld plaats vinden doordat de doorn 2 is voorzien van één of meer boringen 10 waaraan perslucht kan worden toegevoerd wanneer de doorn zich in één der stations 8 of 9 bevindt. Toevoer van perslucht aan de doorn' kan geschieden doordat op de as 11, waarop de schijf 1 verdraaibaar is, een niet nader aangeduide toevoer-aansluiting voor perslucht is aangebracht. De toevoer-aansluiting kan zijn voorzien van een afsluitklep. Tussen de toevoer-aan-sluiting op de schijf 1 en de doorns 2 bevindt zich een, niet nader aangegeven, verdeelschijf zodat de perslucht, na het openen van de klep in de toevoer-aansluiting, aan de doorn 2 in het afvoerstation 8 dan wel 9 kan worden toegevoerd.

Opgemerkt zij, dat voor het stevig vasthouden van een beker 3 op een doorn 2 de boringen 10 in de doorn 2 in verbinding kunnen worden gebracht met een vakuümbron. Ook wanneer een doorn naar beneden toe is gericht zal dan de beker niet van de doorn vallen.

Aan het verwijderen van een beker 3 van een doorn 2 kan verder worden bijgedragen door afstrijkers 12, zoals deze in het bijzonder zijn getoond in de fig. 4 en 5. Bij elk afvoerstation 8 en 9 bevindt zich een paar van dergelijke afstrijkers 12. In de afstrijkers 12 zijn luchtkanalen 13 aangebracht waaraan door middel van slangen 14 resp. 15 perslucht kan worden toegevoerd. Vanuit de uitstroomopenin-gen 16 van de luchtkanalen 13 wordt de lucht gericht op een van een doorn 2 te verwijderen beker 3.

Zoals blijkt uit fig. 5 kunnen de afstrijkers 12 zijn aangebracht aan strippen 17, die zijn verbonden met een gemeenschappelijke steun 18. De steun 18 is op niet nader aangegeven wijze verbonden met een stationair deel van de inrichting. De verbinding tussen de delen 17 en 18 kan zodanig zijn, dat de afstrijkers 12 in de gewenste stand kunnen worden gezet ten opzichte van een van een doorn 2 te verwijderen beker 3,

De van een doorn 2 verwijderde beker 3 komt via een geleidingsbuis 19 dan wel 20 terecht in een trilgoot 21 respectievelijk 22. De trilgoten worden in trilling gebracht door motoren 23, die op niet nader beschreven wijze zijn verbonden met de goten 21 dan wel 22. De na elkaar van de doorns verwijderde bekers worden hierdoor in elkaar geschoven, waarbij de voorste beker wordt tegengehouden door een aanslag 24, zie fig. 3.

Nadat een bepaald aantal bekers via dén der afvoer-stations aan de betreffende trilgoot is toegevoerd worden de volgende bekers bij het andere afvoerstation van de doorns verwijderd en dus toegevoerd aan de andere trilgoot. De stapel in de eerste trilgoot aanwezige bekers wordt dan uit de trilgoot afgevoerd door verdraaiing van de aanslag 24 in de richting van de pijl P, zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 3. De stapel bekers komt dan terecht op de afvoertrans-porteur 25 en komt in aanraking met een eindschakelaar 26. Een aanslagplaat 27 strekt zich uit in de richting van de stapel bekers en wordt, na bekrachtiging van de eindschakelaar 26, verplaatst met behulp van de drukmedium-ci1inder 28 om de stapel bekers in de bak 29 te brengen. In fig. 3 zijn een aantal van deze uit bekers 3 bestaande stapels 30 getoond. Een dergelijke stapel kan bijvoorbeeld op bekende wijze worden verpakt in een huls uit een kunststof folie.

Het aantal bekers dat na elkaar in een trilgoot terecht komt kan bijvoorbeeld worden geteld door het tellen van het aantal malen dat de schijf 1 is verdraaid. Ook kan het aantal bekers worden geteld door mechanische, optische of elektrische middelen die zich in of nabij de afvoer-stations 8 en 9 dan wel de geleidingsbuizen 19 en 20 bevinden. In het bijzonder zal het tellen zodanig plaats vinden, dat gebruik kan worden gemaakt van een elektronisch werkende controle-, besturings- en regelinrichting 31, voorzien van een bedieningspaneel 32 zoals onder anderen voor het instellen van het aantal bekers dat per charge moet worden afgevoerd, voor het regelen van de snelheid van de inrichting enz.

De controle-, besturings- en regelinrichting 31 wordt uiteraard ook gebruikt voor het overschakelen van de afvoer van de bekers 3 vanaf het ene afvoerstation, bijvoorbeeld 8, naar het andere afvoerstation 9. Dit kan bijvoorbeeld door verstelling van de verdeelschijf die de toevoer van perslucht aan de boringen 10 in de doorns 2 regelt en door regeling van de luchttoevoer aan de slangen 14 dan wel 15, die zijn verbonden met de afstrijkers 12 in het afvoerstation 8 dan wel 9. Tevens zal bij het verwijderen van een beker van een doorn het vacuüm worden opgeheven waardoor de beker op de doorn wordt vastgehouden.

Zoals aangegeven in fig. 2 kan in elk der goten 19 en 20 een verzwenkbare uitwerpvinger 33 aanwezig zijn voor het uit de betreffende goot verwijderen van een beker die niet van een beker die niet aan de eisen voldoet. Verzwenking van de uitwerpvinger 33 of 34 kan bijvoorbeeld, op niet in detail beschreven wijze, plaats vinden door middel van een pneumatische cilinder waaraan perslucht wordt toegevoerd via een klep die wordt bediend door de besturings-inrichting 31. Direct daarna wordt de uitwerpvinger weer naar zijn oorspronkelijke stand terug gebracht.

Zoals boven gezegd kan voor het controleren van de bekers gebruik worden gemaakt van een niet nader aangeduide "corona-eenheid" 35. Direct na elk drukstation bevindt zich een electrode van deze eenheid, die bij het waarnemen van een defecte beker een electrisch signaal levert dat zorgt voor de bediening van de uitwerpvinger 33 dan wel 34. Uiteraard kunnen ook andere controle-middelen aanwezig zijn, zoals voor het controleren van de bedrukking, zodat bekers die niet aan de eisen voldoen uit de inrichting kunnen worden verwijderd.

Het zal duidelijk zijn, dat slechts een mogelijke uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding in de tekening is weergegeven en hierboven beschreven en dat vele wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten de uitvindingsgedachte te vallen.

Claims (9)

1. Inrichting voor het bedrukken van voorwerpen zoals in het bijzonder bekers (3) uit kunststof, welke inrichting een draaibaar ondersteunde schijf (1) omvat met daarop een aantal doorns (2), middelen voor het op een doorn aanbrengen van een te bedrukken beker wanneer de doorn zich in een bepaald station bevindt, middelen voor het naar opvolgende stations verdraaien van de doorns, voor het bedrukken van de beker, voor het drogen van de bedrukking en dergelijke behandelingen en voor het van de doorn verwijderen van de beker wanneer de betreffende doorn zich in een afvoerstation bevindt, met het kenmerk, dat twee afvoerstations (8,9) voor de bedrukte bekers (3) aanwezig zijn en dat is voorzien in middelen voor het tellen van het aantal bekers dat in het ene afvoerstation van op elkaar volgende doorns (2) is verwijderd en voor op het andere afvoerstation (8,9) overschakelen wanneer het gewenste aantal bekers (3) is bereikt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat voor het verwijderen van een beker (3) van een doorn (2) gebruik wordt gemaakt van perslucht die via een boring (10) in de doorn (2) aan het inwendige van de beker (3) wordt toegevoerd.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat voor het verwijderen van een beker (3) van een doorn (2) ten minste één af strijker (12) aanwezig is, die zich nabij de rand van de beker (3) bevindt en is voorzien van een aantal uitstroomopeningen (16) en van middelen (14,15) voor het aan de openingen toevoeren van perslucht, zodanig dat de uit de openingen stromende perslucht op een van een doorn (2) te verwijderen beker (3) is gericht.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat middelen (34) aanwezig zijn voor het controleren van de uit de inrichting afgevoerde bekers (3).

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de middelen voor het controleren van de uit de inrichting afgevoerde bekers (3) worden gevormd door een "corona-een-heid" welke eenheid een electrisch signaal levert bij het waarnemen van een defecte beker (3), waarbij middelen aanwe-zig zijn voor het verder verwerken van het elektrische signaal.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat middelen (33) aanwezig zijn voor het verwijderen van een defecte beker (3) uit de rij op elkaar volgende bekers welke middelen worden bekrachtigd door het elektrische signaal.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de middelen voor het verwijderen van een defecte beker uit de rij op elkaar volgende bekers worden gevormd door een ver-zwenkbare uitwerpvinger (33), die in de baan van een defecte uit te werpen beker (3) kan worden gezwenkt en daarbij gelijktijdig een opening voor afvoer van de beker vrij geeft.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een trilgoot (21,22) aanwezig is waaraan de bekers (3) worden toegevoerd, met aan het eind van de trilgoot een bedienbare aanslag (24) zodanig dat de op elkaar volgende bekers in elkaar worden geschoven voordat zij verder worden getransporteerd.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat elk afvoerstation (8,9) is voorzien van een trilgoot (21, 22) en dat middelen (33) aanwezig zijn waardoor een beker (3) die niet aan de eisen voldoet niet aan de in gebruik zijnde trilgoot wordt toegevoerd dan wel wordt verwijderd uit de trilgoot waaraan voorafgaande en/of opvolgende bekers worden toegevoerd.