NL9300338A

NL9300338A - Inrichting voor het ophangen van een rakel in een cilindrische zeef van een rotatie-zeefdrukmachine.

Info

Publication number: NL9300338A
Application number: NL9300338A
Authority: NL
Original assignee: Stork Brabant Bv
Priority date: 1993-02-24
Filing date: 1993-02-24
Publication date: 1994-09-16
Also published as: ATE143863T1; JPH06297682A; EP0612615B1; CN1099700A; EP0612615A1; BR9400655A; DE69400654T2; ES2092859T3; KR940019471A; DE69400654D1; US5435241A

Description

Korte aanduiding; Inrichting voor het ophangen van een rakel in een cilindrische zeef van een rotatie-zeefdrukmachine.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het ophangen van een rakel in een cilindrische zeef van een rotatie-zeefdrukmachine, waarbij de cilindrische zeef met de beide uiteinden is opgenomen in aandrijf- en ondersteuningseenheden en de rakel zich in langsrichting binnenin de cilindrische zeef uitstrekt, welke inrichting twee rakelsteunen omvat die elk nabij een van de aandrijf-en ondersteuningseenheden staan opgesteld en zijn voorzien van een opneemopening voor het opnemen van een uiteinde van de rakel.

Een dergelijke inrichting is in de praktijk bekend.

Bij rotatie-zeefdrukmachines wordt kleurpasta via een rakel toegevoerd aan een cilindrische zeef. De rakel bestaat uit een verdeelsysteem om de kleurpasta over de, breedte van de rakel te verdelen en een rakelblad dat dient om kleurpasta door de zeef te drukken.

Bij de bekende inrichting wordt bij het monteren van de rakel in een in de aandrijf- en ondersteuningseenheden opgehangen zeef, de rakel vanaf één zijde in de cilindrische zeef geschoven, waarna de uiteinden van de rakel in de opneemopeningen van de beide nabij de uiteinden van de cilindrische zeef opgestelde rakelsteunen wordt gemonteerd.

De bekende inrichting voor het ophangen van een rakel heeft als nadeel dat de montage van de rakel door twee personen, één aan elke zijde van de cilindrische zeef, dient te worden uitgevoerd. De eerste persoon schuift de rakel, die een lengte van 3 a 3,5 meter kan hebben, vanaf één zijde in de cilindrische zeef. Wanneer de rakel geheel in de cilindrische zeef is geschoven, neemt de tweede persoon aan de andere zijde van de cilindrische zeef, het door de zeef geschoven uiteinde van de rakel op en bevestigt dit in de aan de betreffende zijde gelegen rakelsteun. De eerste persoon bevestigt vervolgens het andere uiteinde van de rakel in de bijbehorende rakelsteun. Bij het monteren van de rakel moeten de beide personen vaak een ongunstige houding aannemen en een vrij groot gewicht tillen. Daarnaast bestaat het gevaar dat bij het monteren van de rakel in de rakelsteunen, de rakel kan vallen en de zeef kan beschadigen.

De uitvinding heeft tot doel een inrichting voor het ophangen van een rakel in een cilindrische zeef van een rotatie-zeefdrukmachine te verschaffen, waarbij de montage van de rakel in de cilindrische zeef op eenvoudige wijze door één persoon kan worden uitgevoerd.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een inrichting van het in de aanhef genoemde type, welke tot kenmerk heeft dat één van de rakelsteunen aan de naar het inwendige van de cilindrische zeef gerichte zijde is voorzien van een geleidingsorgaan voor het in de opneemope-ning geleiden van een uiteinde van een rakel bij het monteren van de rakel in de cilindrische zeef.

Bij een dergelijke inrichting kan de rakel door één persoon in de cilindrische zeef worden geschoven, waarbij het ingeschoven uiteinde van de rakel over de binnenzijde van de cilindrische zeef glijdt, en het geleidingsorgaan zorgt ervoor dat dit uiteinde vanaf de binnenzijde van de cilindrische zeef in de opneemopening van de bijbehorende rakelsteun wordt geleid.

Hiervoor is geen tweede persoon meer nodig.

Doelmatige uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding zijn opgenomen in de conclusies 2 t/m 4.

De uitvinding zal U nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding aan de hand van de bijgaande tekening, waarin: fig. 1 zeer schematisch een cilindrische zeef van een rotatie-zeefdrukmachine weergeeft, die aan de beide uiteinden wordt ondersteund door aandrijf- en ondersteuningseenheden , fig. 2 en 3 zeer schematisch een rakelsteun met geleidingsorgaan van een inrichting volgens de uitvinding in perspectief respectievelijk in vooraanzicht weergeven, fig. 4 een praktische uitvoeringsvorm van een rakelsteun met geleidingsorgaan in langs doorsnede weergeeft, en fig. 5 de rakelsteun van fig. 4 weergeeft in een doorsnede volgens de lijn V - V.

In fig. 1 is zeer schematisch een cilindrische zeef 1 van een rotatie-zeefdrukmachine weergeven, welke zeef met de beide uiteinden 2 en 3 is opgenomen in aandrijf- en ondersteuningseenheden 4 respectievelijk 5. Binnenin de cilindrische zeef strekt zich in langsrichting een rakel 6 uit, waarvan de uiteinden 7 en 8 zijn opgenomen in rakelsteunen 9 respectievelijk 10. Op het uiteinde 7 van de rakel is een toevoerleiding 11 aangesloten voor de toevoer van kleurpasta. De rakel bestaat in het algemeen uit een verdeelsysteem om de kleurpasta over de lengte van de rakel, en dus over breedte van de cilindrische zeef, te verdelen en een rakelblad dat dient om de kleurpasta door de zeef te drukken. De rakel kan verschillende constructies hebben, welke op zich bekend zijn en hier niet nader zullen worden toegelicht.

In fig. 2 en 3 is zeer schematisch de rakelsteun 10 weergegeven met een opneemopening 12 voor het opnemen van een uiteinde 8 van de rakel 6. De cilindrische zeef 1 is schematisch met onderbroken lijnen weergegeven. De rakelsteun 10 is volgens de uitvinding aan de naar het inwendige van de cilindrische zeef 1 gerichte zijde voorzien van een geleidingsorgaan 13 voor het in de opneemopening 12 geleiden van het uiteinde 8 van de rakel 6 bij het monteren van de rakel 6 in de cilindrische zeef 1.

In de hier weergegeven uitvoeringsvorm bestaat het geleidingsorgaan uit een gootvormige lepel die zich de uitgangspositie, waarbij zich in de opneemopening 12 van de rakelsteun 10 geen rakeluiteinde bevindt, uitstrekt vanaf het binnenoppervlak van de cilindrische zeef 1 naar de opneemopening 12.

Door toepassing van het geleidingsorgaan 13 wordt de mogelijkheid geschapen dat de montage van de rakel 6 in de cilindrische zeef 1 door één persoon kan worden uitgevoerd. Deze persoon schuift de rakel 6 bij het uiteinde 2 in de cilindrische zeef, waarbij het uiteinde 8 van de rakel 6 over de binnenzijde van de cilindrische zeef 1 glijdt. Op een gegeven moment zal het uiteinde 8 van de rakel 6 het geleidingsorgaan 13 bereiken, waarna bij verder inschuiven van de rakel 6 het geleidingsorgaan 13 het uiteinde 8 van de rakel 6 in de opneemopening 12 van de rakelsteun 10 geleidt. Wanneer het uiteinde 8 van de rakel 6 zich in de opneemopening 12 van de rakelsteun 10 bevindt, kan door dezelfde persoon het uiteinde 7 van de rakel 6 in de rakelsteun 9 worden gemonteerd. De rakel 6 kan dus door één persoon in de cilindrische zeef worden gemonteerd. Daarbij wordt tevens het risico dat bij de montage de rakel 6 op de cilindrische zeef 1 valt, waarbij de zeef kan worden beschadigd, tot een minimum beperkt.

Fig. 4 en 5 tonen een praktische uitvoeringsvorm van de rakelsteun 10 met geleidingsorgaan 13. De verschillende onderdelen zijn met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid als in de figuren 1 t/m 3. De rakelsteun 10 omvat een rakelsteunlichaam 14 waarin de opneemopening 12 is aangebracht en dat aan het gestel van de rotatie-zeefdruk-machine kan worden bevestigt door middel van een schroef-draadtap 15. Het als gootvormige lepel 13 uitgevoerde geleidingsorgaan is scharnierend met het rakelsteunlichaam 14 verbonden. Daartoe is de gootvormige lepel 13 voorzien van twee zich evenwijdig aan het langsmiddenvlak van de gootvormige lepel uitstrekkende flenzen 16 en 17 die voorzien zijn van sleufgaten 16a, 17a waar doorheen een bout 18 steekt die aan de onderzijde van de opneemopening in het rakelsteunlichaam is geschroefd en waarvan de hartlijn 19 de hartlijn 20 van de opneemopening 12 loodrecht kruist.

Tussen de beide flenzen 16 en 17 is een om de bout 18 passende, uit siliconen rubber of een ander flexibel materiaal bestaande ring 21 aangebracht. De gootvormige lepel 13 steunt op de ring 21. De hardheid van het materiaal van de ring 21 kan worden aangepast aan het gewicht van de rakel die door de rakelsteunen wordt gedragen.

Tussen de flenzen 16 en 17 van de gootvormige lepel en het rakelsteunlichaam 14 zijn rondom de bout 18 twee borgingen 22 en 23 aangebracht.

De gootvormige lepel 13 heeft een zich voorbij de door de hartlijn 19 van de bout 18 gevormde draaiingsas uitstrekkend verlengstuk 24. Dit verlengstuk 24 strekt zich in de in fig. 4 weergegeven uitgangspositie van een gootvormige lepel 13 uit tot in de opneemopening 12.

Bij het inbrengen van het uiteinde 8 van de rakel 6 in de opneemopening 12 zal dit uiteinde vanaf de bodem van de cilindrische zeef 1 (in fig. 4 met onderbroken lijn aangegeven) door de gootvormige lepel 13 naar de opneemopening 12 worden geleid. In deze positie (eerder aangeduid met uitgangspositie) maakt de gootvormige lepel 13 een hoek van ongeveer 30 graden met de bodem van de cilindrische zeef 1. Wanneer het uiteinde 8 van de rakel bij de draaiingsas 19 van de gootvormige lepel 13 komt, zal bij het verder inbrengen van het rakeluiteinde 8 in de opneemopening 12 het verlengstuk 24 van de gootvormige lepel 13 door het rakeluiteinde 8 naar beneden worden gedrukt, waarbij de gootvormige lepel om de bout 18 scharniert. Daardoor zal de gootvormige lepel 13 vanuit de in fig. 4 met getrokken lijnen weergeven positie (uitgangspositie) naar de met onderbroken lijnen weergeven positie draaien. De ring 21 wordt daarbij enigszins vervormd, zodanig dat het rakeluiteinde 8 spelingsvrij in de opneemopening 12 van de rakel-steun 10 is opgenomen.

Hierdoor wordt bereikt dat, wanneer de rakel zich in zijn werkpositie bevindt en de cilindrische zeef draait, de gootvormige lepel 13 niet over de binnenzijde van de cilindrische zeef 1 sleept, waardoor beschadiging van de zeef zou kunnen optreden.

Wanneer in een later stadium de rakel 6 weer uit de rakelsteun 10 wordt verwijderd, zal de gootvormige lepel 13 weer naar de in fig. 4 weergegeven uitgangspositie worden gedraaid.

In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld heeft het geleidingsorgaan de vorm van een gootvormige lepel. Binnen het kader van de uitvinding zijn uiteraard ook andere vormen van het geleidingsorgaan mogelijk.

De constructie van de rakelophanging volgens de uitvinding kan niet alleen worden toegepast in rotatiezeef-drukmachines met een of meer cilindrische zeven, maar ook in coating-machines waarin een materiaalbaan gelijkmatig wordt bedekt met een bepaalde substantie, die door middel van een rakel wordt opgebracht.

In een dergelijke coating-machine ontbreekt een cilindrische zeef. Het geleidingsorgaan strekt zich dan in de uitgangspositie uit vanaf het oppervlak van de materiaalbaan en/of een daarondergelegen steunbalk naar de op-neemopening in de rakelsteun.

Claims

1. Inrichting voor het ophangen van een rakel in een cilindrische zeef van een rotatie-zeefdrukmachine, waarbij de cilindrische zeef met de beide uiteinden is opgenomen in aandrijf- en ondersteuningseenheden en de rakel zich in langsrichting binnenin de cilindrische zeef uitstrekt, welke inrichting twee rakelsteunen omvat die elk nabij een van de aandrijf- en ondersteuningseenheden staan opgesteld en zijn voorzien van een opneemopening voor het opnemen van een uiteinde van de rakel, met het kenmerk, dat één van de rakelsteunen aan de naar het inwendige van de cilindrische zeef gerichte zijde is voorzien van een geleidingsorgaan voor het in de opneemopening geleiden van een uiteinde van een rakel bij het monteren van de rakel in de cilindrische zeef.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het geleidingsorgaan bestaat uit een gootvormige lepel die zich in een uitgangspositie, waarbij zich in de opneemopening van de rakelsteun geen rakeluiteinde bevindt, uitstrekt vanaf het binnenoppervlak van de cilindrische zeef naar de opneemopening.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de gootvormige lepel draaibaar is om een draaiingsas die zich aan de onderzijde van de opneemopening in de rakelsteun bevindt en de hartlijn van de opneemopening loodrecht kruist.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de gootvormige lepel een zich voorbij de draaiingsas van de lepel uitstrekkend verlengstuk heeft dat zich in de uitgangspositie van de gootvormige lepel tot in de opneemopening uitstrekt.