NL9100658A - Opstelling van scheidingsinrichtingen. - Google Patents

Description

OPSTELLING VAN SCHEIDINGSINRICHTINGEN

Uit EP-A-0 292 067 is een scheidingsinrichting bekend die is ingericht voor het in elementen of groepen elementen scheiden van ten minste één verzwakkingslijn voorziene plano's.

Dé uitvinding beoogt, een opstelling te bieden die het mógélijk maakt, met gebruikmaking van twee of meer van dergelijke bekende scheidingsinrichtingen een grote flexibiliteit, behandelingssnelheid en continuïteit te verzekeren.

Ter verwezenlijking van dit doel verschaft de uitvinding een opstelling van ten minste twee scheidingsinrichtingen voor het in elementen of groepen elementen scheiden van plano's die ten minste twee verzwakkingslijnen vertonen die onder een hoek met elkaar gericht zijn en de elementen mede begrenzen, welke inrichtingen elk omvatten: een eerste klemorgaan voor het aan een zijde van een eerste verzwakkingslijn vastklemmen van een plano of een stapel plano's, in dit laatste geval zodanig dat de betreffende overeenkomstige verzwakkingslijnen van de stapel in een zich loodrecht op het hoofdvlak van een plano uitstrekkend vlak liggen; een tweede klemorgaan voor het aan de andere zijde van die verzwakkingslijn vastklemmen van het plano; en kantelmiddelen voor het onderling kantelen van het eerste klemorgaan en het tweede klemorgaan, zodanig dat het plano of de stapel plano's in twee elementen of groepen elementen wordt gescheiden door het verbreken van de genoemde verzwakkingslijn; welke opstelling verder een transportweg bepalende transportmiddelen omvat, die de plano's - invoert in een eerste scheidingsinrichting, in een richting, loodrecht op de genoemde eerste verzwakkingslijn, daaruit afvoert, % - de transportrichting zodanig wijzigt, dat deze zich uitstrekt in een richting, loodrecht op de tweede verzwakkingslijn, en - in deze richting invoert in de tweede scheidingsinrichting.

Meer in het bijzonder, maar niet uitsluitend, richt de uitvinding zich op een dergelijke opstelling met ten minste drie scheidingsinrichtingen en zodanig uitgevoerde transportmiddelen, dat daardoor ten minste twee transportwegen worden bepaald, die elk ten minste één scheidingsinrichting omvatten, welke ten minste twee transportwegen een gemeenschappelijk deel bezitten, dat ten minste één scheidingsinrichting omvat, waarbij ter plaatse van de overgang van het gemeenschappelijke deel naar de afzonderlijke delen middelen aanwezig zijn voor transport van de plano's over afwisselend de respectieve transportwegen.

Een dergelijke opstelling maakt het mogelijk door de vork-vormige structuur één transportbaan op te splitsen in twee of meer transportbanen, dan wel twee of meer transportbanen samen te voegen tot één transportbaan.

De scheidingsinrichting in het gemeenschappelijke deel kan bijvoorbeeld een grotere breedte bezitten of ingericht zijn voor een grotere behandelingssnelheid; de scheidingsinrichtingen in de individuele delen kunnen relatief klein zijn dan wel een geringere behandelingssnelheid vertonen.

De uitvinding biedt aldus de mogelijkheid, twee stansmachines voor de plano's te laten volgen door één verdere behandelingslijn.

Vanuit een centrale besturing kan de functie van de scheidingsinrichtingen en de transportmiddelen worden bestuurd, desgewenst met gebruikmaking van waarneemmiddelen voor bijvoorbeeld de lengte en dikte van de te behandelen plano's of stapels plano's. Aldus kan een volautomatische werking worden gerealiseerd. Dit betekent, dat het mogelijk is, in één behandelingsreeks verschillende maten van plano's of stapels plano's door één en dezelfde scheidingsinrichting te voeren. De centrale besturingseenheid bepaalt de instelling van de scheidingsinrichtingen op basis van de door de waarneemmiddelen afgegeven signalen.

Door invoer in de opstelling van plano's of stapels plano's vanuit twee standsmachines kan ten opzichte van een bekende opstelling conform EP-A-0 292 067 een belangrijke kostenreductie gerealiseerd worden.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekening. Hierin tonen: figuur 1 een schematisch perspectivisch aanzicht van een eerste opstelling volgens de uitvinding; figuur 2 een scheidingsinrichting, waarin het scheidingsvlak zich in de transportrichting uitstrekt; figuur 3 een perspectivisch aanzicht van een andere scheidingsinrichting; de figuren 4, 5, 6 schematische zijaanzichten van de inrichting volgens figuur 3 in opeenvolgende fasen van een scheidingscyclus; en de figuren 7, 8, 9 en 10 vier verschillende opstellingen volgens de uitvinding.

De in figuur 1 afgeheelde inrichting omvat een aanvoer-transportband 1, een scheidingsinrichting 2 en een afvoertransportband 3. De scheidingsinrichting 2 wordt gevormd door een eerste klemorgaan 4 en een tweede klemorgaan 5.

Het eerste klemorgaan 4 omvat een korte transportband 6, die om twee handtrommels 7 is geslagen. Onder de bovenste helft van de transportband 6 is een in de tekening niet weergegeven drukplaat aangebracht voor het opnemen van de klemkrachten. Boven de transportband is een stempel 8 aangebracht, dat door middel van een beugel 9 en een as 10 aan een stang 11 is bevestigd. De stang 11 is door middel van een hydraulische cilinder 12 in verticale richting beweegbaar.

Het tweede klemorgaan 5 wordt eveneens gevórmd door een transportband 13, die gewikkeld is om een eerste handtrommel 14 en een tweede handtrommel 15. De as van de handtrommel 14 is vast aangebracht, zodat de handtrommel 14 slechts kan roteren, terwijl de as van de handtrommel 15, evenals de transportband 13 volgens een cirkelboog naar beneden kan bewegen tot een onderpositie, die met streeplijnen is weergegeven. Het is tevens mogelijk het door de trommels 14 en 15 gevormde samenstel om een andere zich evenwijdig aan de as van de trommel 14 uitstrekkende hartlijn te laten roteren.

Onder de bovenste helft van de transportband 13 is wederom een in de tekening niet weergegeven plaat aangebracht, die eveneens deel kan nemen aan de naar beneden gerichte kantelbeweging van de band 13 en de beweegbare handtrommel 15.

Boven de band 13 is wederom een stempel 8 aangebracht, dat door middel van een beugel 9 en een as 10 aan een stang 11 is bevestigd, zodat het stempel ten opzichte van de stang 11 kan kantelen, terwijl de as 10 eveneens door middel van een hydraulische cilinder 12 in verticale richting beweegbaar is. Het is tevens mogelijk de gehele aandrukinrichting 8, 9, 10,.11, 12 zodanig te construeren, dat deze om dezelfde as kantelbaar is als het samenstel van de twee trommels 14, 15.

Boven de band 13 zijn twee beweegbare aanslagen 29 aangebracht, die door middel van hydraulische cilinders 30 naar boven kunnen worden bewogen.

Naast de transportband 3 is een tweede scheidings-inrichting 16 aangebracht, waarvan de constructie overeenkomt met de reeds beschreven scheidingsinrichting 2. Het scheidingsvlak van deze tweede scheidingsinrichting 16 strekt zich echter loodrecht uit op de richting van het scheidingsvlak van de eerste scheidingsinrichting. Door het achter elkaar schakelen van deze twee scheidingsinrichtingen 2, 16 is het mogelijk de te scheiden elementen volgens twee, zich loodrecht op elkaar uitstrekkende richtingen van elkaar te scheiden.

Om de te scheiden elementen van de transportband 3 naar de tweede scheidingsinrichting 16 te transporteren, is een schuiver 17 aangebracht. Deze schuiver 17 is door middel van een stang 18 verbonden met een hydraulische cilinder 19, zodat de schuiver bewegen kan in de zich loodrecht op de bewegingsrichting van de transportband 3 uitstrekkende richting. In plaats van een transportband kan tevens een stelsel riemen of kettingen worden toegepast.

Na de tweede scheidingsinrichting 16 is een tweede afvoertransportband 20 aangebracht, waarboven wederom een schuiver 21 is aangebracht, die door middel van een stang 22 verbonden is met een hydraulische cilinder 23, zodat de schuiver 21 beweegbaar is in de zich loodrecht op de trans-portrichting van de band 20 uitstrekkende richting. Naast deze band 20 is een afvoertransportband 24 aangebracht.

Vervolgens zal de werking van de gecombineerde scheidingsinrichting worden besproken. Op de transportband 1 worden platen karton 25 aangevoerd, die elk gevormd worden door vier plano's 26. De plano's 26 worden van elkaar gescheiden door twee zich loodrecht op elkaar uitstrekkende scheidingslijnen 27, 28. De beweging van de transportband wordt zodanig bestuurd, dat de stapels karton 25 een voor een naar de scheidingsinrichting 2 toe worden gevoerd. Hierbij worden eveneens de transportbanden 6 en 13 aangedreven. De beweging van de stapel kartonnen platen wordt voortgezet, totdat deze tegen beweegbare aanslagen 29 terecht is gekomen.

Dan worden door middel van de hydraulische cilinders 12 de stempels 9 naar beneden bewogen, totdat zij de desbetreffende plano's vastklemmen tegen de transportbanden 6, resp. 13 en de hieronder geplaatste drukplaten. Hetzelfde resultaat kan worden bereikt door het opdrukken van de plano's door middel van een drukorgaan tussen de banden 6, 13 tegen een vast doch instelbaar stempel.

Dan worden de aanslagen 29 door middel van hydraulische cilinders 30 wegbewogen, en voert het tweede klemor-gaan een kantelende beweging uit om de kantelas. Bij deze kantelende beweging roteren de transportband 13, de aandruk-plaat, de transportband 13 en de trommel 15 om de as van de trommel 14 of om de elders aangebrachte kantelas heen naar beneden. Het stempel 8 zal, omdat dit immers draaibaar is om de as 10 en omdat de druk van bovenaf blijft toegevoerd aan deze draaibeweging deelnemen, zodat de tussen het tweede stempel 8 en de transportband 13 ingeklemde plano's tevens zullen deelnemen aan deze beweging en de twee stapels plano's langs de breuklijn worden gescheiden. Wanneer deze kantelbe-weging is voltooid, wordt deze weer in omgekeerde richting uitgevoerd.

Hiermee worden de transportbanden 6, resp. 13 zodanig bestuurd, dat de stapels van paarsgewijs bevestigde plano's stuk voor stuk op de transportband 3 terechtkomen.

Daar worden deze stapels 31 van paarsgewijs bevestigde plano's stuk voor stuk door de schuiver 19 naar de tweede scheidingsinrichting 6 getransporteerd, en wederom aan een scheidingshandeling onderworpen. Door de bewerking in deze tweede scheidingsinrichting ontstaan losse stapels plano's 32 die op de transportband 20 terechtkomen, en daar door de schuiver 21 stuk voor stuk naar de afvoertransportband 24 worden geschoven. Aldus worden de kartonnen platen in dikke stapels volgens twee richtingen gescheiden zonder tussenkomst van menselijke spierkracht.

Bij de in figuur 2 getoonde uitvoeringsvorm bestaat de scheidingsinrichting 33 uit twee in de lengterichting gescheiden transportbanden 34, 35. De transportband 34 is geslagen om twee handtrommels 36, 37, terwijl de transportband 35 geslagen is om twee handtrommels 38, resp. 39. De handtrommels 36 en 38 zijn met elkaar verbonden door middel van een flexibele koppeling 40, evenals de handtrommels 37 en 39. Onder elk van de banden 34, 35 is verder een drukplaat 41, 42 aangebracht. Boven de bovenste helft van de transportband 34, 35 is wederom een stempel 42 aangebracht, dat door middel van beugels 43, een as 44 en een stang 45 verbonden is met een hydraulische cilinder 46.

De werking van deze tweede uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is gelijk aan die van de in figuur 1 getoonde uitvoeringsvorm, met dien verstande, dat de transportbanden in hun lengterichting kantelbaar zijn. Dit heeft het voordeel, dat deze inrichting direct achter de eerste scheidingsinrichting van figuur 1 kan worden geplaatst, zodat voor het in de tweede richting scheiden geen richtingsveran-dering van het transport noodzakelijk is. De beide scheidingsinrichtingen 2, 16 kunnen ook achter elkaar geplaatst worden, waarbij echter een draaiplateau tussengeschakeld moet worden. Verder is in figuur 2 getoond, dat beide transportbanden naar beneden kantelbaar zijn. Het is tevens denkbaar dat slechts één van de transportbanden naar beneden kantelbaar is.

Ook met deze inrichting is het mogelijk zonder menselijke tussenkomst de stapels plano's van elkaar te scheiden.

De hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeelden hebben betrekking op het scheiden van stapels plano's. De inrichting volgens de onderhavige uitvinding kan eveneens toegepast worden voor het scheiden van andere scheidbare voorwerpen.

Bij de hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeelden wordt gebruik gemaakt van hydraulische cilinders 12 voor het doen bewegen van de stempels. Het is tevens mogelijk gebruik te maken van pneumatische cilinders, elektromotoren of hand-wielen.

In plaats van de bij de bovenstaande voorbeelden gebruikte schuiver kunnen ook andere transportmiddelen worden toegevoerd.

Met de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is het tevens mogelijk elementen te scheiden, die in meerdere paralIele vlakken elk gedeeltelijk scheidbaar zijn, bijvoorbeeld wanneer twee elementen door een kanteelvormige scheidingslijn met elkaar zijn verbonden en de te scheiden verbindingen alleen op de kopvlakken aanwezig zijn.

Tevens kunnen dergelijke elementen stapsgewijs, dat wil zeggen, vlak voor vlak achtereenvolgens worden gescheiden.

Wanneer de voor twee loodrecht op elkaar staande scheidingsvlakken bedoelde inrichting slechts voor één scheidingsvlak wordt gebruikt, kan een scheidingsinrichting uitgeschakeld worden en als transportinrichting gebruikt worden.

Ook kan het principe volgens de uitvinding worden geïmplementeerd door slechts één scheidingsinrichting in combinatie met buffer- en transportmiddelen, die een eenmaal behandelde stapel voorwerpen vor een tweede maal door de scheidingsinrichting voeren, zodanig dat de scheiding op de andere dwarsgeplaatste verzwakkingslijn(en) plaatsvindt.

Figuur 3 toont een scheidingsinrichting 101 in perspectivisch aanzicht. Vooruitlopend op de bespreking van figuur 4, figuur 5 en figuur 6 wordt er hier reeds op gewezen, dat de invoer in de inrichting 101 van stapels plano's 102 plaats vindt door gebruik te maken van transportriemen 103. Tijdens de scheidingsbewerking worden de stapels plano's 102 gedragen door zich daartussen uitstrekkende en op en neer beweegbare steunbalken 104.

Figuur 4 toont de inrichting 101 in zijaanzicht met afgenomen kap 105.

De stapel plano's 102 is in de inrichting 101 ingevoerd door de transportriemen 103 en een daaraan aansluitend stel transportriemen 106, die samenwerken met een tweede stel steunbalken 107.

r

De inrichting omvat een invoer gestel 108 en een afvoergestel 109. Het invoergestel 108 is in de transportrichting vast opgesteld en omvat de transportriemen 103 en de steunbalken 104, die door middel van hydraulische cilinders 110 op en neer beweegbaar zijn voor aandrukking van een ingevoerde stapel 102 tegen een bovengelegen drukplaat 111. Corresponderend omvat het afvoergestel 109 hydraulische cilinders 112 met behulp waarvan de steunbalken 7 omhoog beweegbaar zijn voor aandrukking van de stapel 102 tegen een drukplaat 113. Het afvoergestel 109 is ten opzichte van het invoergestel 108 scharnierbaar rond een scharnieras 114, zodanig dat het afvoergestel 109 onder invloed van een hydraulische cilinder 115 kantelbaar is. Deze kanteling wordt bestuurd vanuit niet-getekende besturingsmiddelen, evenals de werking van de overige actieve onderdelen van de inrichting 101.

Opgemerkt wordt, dat aandrijfmiddelen voor de transportriemen 103, 106 niet zijn getoond. Ook deze worden vanuit een centrale besturing aangedreven.

In de in figuur 4 getoonde inrichting is de stapel 102 volgens de pijl 116 zodanig in de inrichting 101 ingevoerd, dat de in de stapel plano's 102 aanwezige verzwakkingslijnen alle in één verticaal vlak liggen, corresponderend met de positie van de scharnieras 114.

Figuur 5 toont vervolgens de situatie, waarin door sturing van de hydraulische cilinders 110, 112 de steunbalken 104, 107 omhoog zijn gebracht, waardoor deze de stapel plano's 102 aanklemmen tegen de drukplaten 111, 113.

Figuur 6 toont de volgende fase, waarin in deze ingeklemde toestand het afvoergestel 109 wordt gekanteld ten opzichte van het invoergestel 108 door besturing van de hydraulische cilinder 115. Door de aldus uitgeoefende kracht wordt over het middenvlak met de verzwakkingslijnen van de plano's de stapel in twee delen gescheiden.

Na het bereiken van deze toestand wordt de inrichting teruggebracht in de toestand volgens figuur 5, waarin echter de twee stapels 117, 118 van elkaar zijn gescheiden, vervolgens teruggebracht naar die in figuur 4 getoonde toestand, waarna tenslotte door aandrijving van de transportriemen 103, 106 de twee stapel 117, 118 hetzij tegen elkaar aangedrukt of met tussenruimte uit de inrichting 101 kunnen worden verwijderd.

Figuur 7 toont de invoer in een inrichting 101 van stapels plano's 119 met één dwars-verzwakkingslijn 120 en twee langs-verzwakkingslijnen 121. De inrichting 101 scheidt de stapels 119 in deélstapels 122 met elk twee langs-verzwakkingslijnen. Door middel van niet-getekende rotatiemiddelen worden de stapels 122 over 90° ten opzichte van de transportrichting 116 gedraaid, zoals met pijlen 123 is aangeduid, en met deze nieuwe oriëntatie ingevoerd in een volgende inrichting 124, die functioneel identiek kan zijn aan de inrichting 101, maar smaller kan zijn uitgevoerd. Deze inrichting 124 verdeelt de deelstapels 122 in losse stapels elementen 129.

Figuur 8 toont een configuratie, waarin de deelstapels 122 door middel van niet-getekende aanduwers, functioneel identiek aan de aanduwers 17, 18, 19 volgens figuur 1, afwisselend naar links, de richting 125 en naar rechts, de richting 126 worden verplaatst, voor invoer in aan de inrichting 124 gelijke scheidingsinrichtingen 127, 128, waar ze worden bewerkt op de wijze als aangegeven in figuur 7 met verwijzing naar de inrichting 124. Door middel van niet-getekende rotatiemiddelen wordt na het verlaten van de inrichting 127, 128 elke stapel elementen 129 zijdelings afgevoerd volgens pijlen 130, 131.

Figuur 9 toont een andere opstelling volgens de uitvinding, die na de voorgaande uitvoerige bespreking van figuur 8 korter zal worden behandeld, de in figuur 9 getoonde opstelling vertoont een tweetal samenvloeiende transportwegen, die met 132, 133 zijn aangeduid. Anders dan in de uitvoering volgens figuur 8 wordt niet één transportweg in twee transportwegen gescheiden, maar vindt een samenvoeging tot één transportweg van twee transportwegen plaats. Na het besprokene zal figuur 9 geen nadere toelichting behoeven.

De opstelling van figuur 10 verschilt in zoverre van de opstelling volgens figuur 9, dat een transportweg 134 in afwijking van de transportweg 133 volgens figuur 9 een tweetal scheidingsinrichtingen 128, 135 omvat, waardoor aangevoerde plano's 136 met drie dwars-verzwakkingslijnen 137 eerst in tweeën worden gedeeld en vervolgens na in dwarsrichting te zijn getransporteerd zodanig worden ingevoerd in de inrichting 128, dat ze over de andere verzwakkingslijnen nogmaals worden gescheiden.

De aandacht wordt erop gevestigd, dat gebruik kan worden gemaakt van slechts één scheidingsinrichting in combinatie met transportmiddelen voor het tweemaal daar doorheen voeren van plano's voor het respectievelijk langs de verzwakkingslijnen in de ene en de andere richting in deelplano's scheiden van de plano's.

Claims (3)

1. Opstelling van ten minste twee scheidingsinrichtingen voor het in elementen of groepen elementen scheiden van plano's die ten minste twee verzwakkingslijnen vertonen die onder een hoek met elkaar gericht zijn en de elementen mede begrenzen, welke inrichtingen elk omvatten: een eerste klemorgaan voor het aan een zijde van een eerste verzwakkingslijn vastklemmen van een plano of een stapel plano's, in dit laatste geval zodanig dat de betreffende overeenkomstige verzwakkingslijnen van de stapel in een zich loodrecht op het hoofdvlak van een plano uitstrekkend vlak liggen; een tweede klemorgaan voor het aan de andere zijde van die verzwakkingslijn vastklemmen van het plano; en kantelmiddelen voor het onderling kantelen van het eerste klemorgaan en het tweede klemorgaan, zodanig dat het plano of de stapel plano's in twee elementen of groepen elementen wordt gescheiden door het verbreken van de genoemde verzwakkingslijn; welke opstelling verder een transportweg bepalende transportmiddelen omvat, die de plano's - invoert in een eerste scheidingsinrichting, in een richting, loodrecht op de genoemde eerste verzwakkingslijn, daaruit afvoert, - de transportrichting zodanig wijzigt, dat deze zich uitstrekt in een richting, loodrecht op de tweede verzwakkingslijn, en - in deze richting invoert in de tweede scheidingsinrichting.

2. Opstelling volgens conclusie 1 met ten minste drie scheidingsinrichtingen en zodanig uitgevoerde transportmiddelen, dat daardoor ten minste twee transportwegen worden bepaald, die elk ten minste één scheidingsinrichting omvatten, welke ten minste twee transportwegen een gemeenschappelijk deel bezitten, dat ten minste één scheidingsinrichting omvat, waarbij ter plaatse van de overgang van het gemeenschappelijke deel naar de afzonderlijke delen middelen aanwezig zijn voor transport van de plano's over afwisselend de respectieve transportwegen.

3. Opstelling volgens conclusie 1, omvattende één scheidingsinrichting en transportmiddelen voor het tweemaal daar doorheen voeren van plano's voor het respectievelijk langs de verzwakkingslijnen in de ene richting en de andere richting in deelplano's scheiden van de plano's. Het zal duidelijk zijn, dat met een dergelijke opstelling onder omstandigheden een economisch voordeel kan worden bereikt.