NL9100632A - Laad/los-inrichting, voertuig voorzien van een dergelijke inrichting, laad/los-station en werkwijze gebruikmakend van dat voertuig. - Google Patents

Description

LAAD/LOS-INRICHTING, VOERTUIG VOORZIEN VAN EEN DERGELIJKE INRICHTING, LAAD/LOS-STATION EN WERKWIJZE GEBRUIKMAKEND VAN DAT VOERTUIG.

Vooral in fabrieksruimten, waarbij objecten, zoals houders met onderdelen voor assemblage en dergelijke, door veelal onbemande voertuigen tussen verschillende stations worden getransporteerd, gevoelt zich de behoefte aan vrij op te stellen zogeheten passieve laad/los-stations waar objecten geladen en gelost kunnen worden, zonder dat de stations voorzien behoeven te worden van elektrische voeding. Omstandigheden in dergelijke ruimten zijn immers onderhevig aan veranderingen.

De onderhavige uitvinding verschaft een inrichting voor het laden/lossen van één of meer objecten, omvattende : - een opneemorgaan voor het opnemen van de objecten; en - bewegingsmiddelen voor het naar en vanaf een laad/los-station laten bewegen van het opneemorgaan; waarbij het opneemorgaan is voorzien van één of meer aangedreven rolelementen die nabij een einde van het opneemorgaan zijn aangebracht, die op de objecten aangrijpen, en die de objecten naar en vanaf het laad/los-station vanaf resp. naar het opneemorgaan overbrengen.

Met de inrichting volgens de onderhavige uitvinding wordt het mogelijk objecten te laden en te lossen van bovengenoemde passieve stations, terwijl de inrichting tevens bruikbaar is bij laden en lossen van objecten naar en vanaf actieve laad-stations of rollentransporteurs, zoals die bijvoorbeeld voorzien zijn van aangedreven rollen die onderling zijn doorverbonden.

Bij voorkeur is het opneemorgaan aangebracht op een enkelvoudige - d.w.z. niet-telescopische - slede. Doordat aan het einde van het opneemorgaan een aangedreven rol is aangebracht, wordt door deze rol door een object getransporteerd tot op de slede en behoeft de slede niet nauwkeurig gepositioneerd in zijn geheel onder een dergelijk object of voorwerp gebracht te worden.

Bij voorkeur is de laad/los-inrichting voorzien van een electromotor via een overbrengingsmechanisme aangedreven, welk overbrengingsmechanisme bijvoorbeeld onder de naam Roh'lixR verkrijgbaar is. Het overbrengingsmechanisme maakt een compacte uitvoering van de bewegingsmiddelen mogelijk terwijl niet gevreesd behoeft te worden voor beschadigingen aan de electromotor, daar de gladde as vrijwel niet kan vastlopen.

Bij voorkeur is het rolelement een doorlopende rol waarin een electromotor is opgenomen hetgeen een verdere compacte opbouw van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding mogelijk maakt.

Bij voorkeur wordt een object bij het laden/lossen enigszins opgelicht ten opzicht van het laad/los-station door de aangedreven rol. Door bijvoorbeeld bij beweging van de bewegingsmiddelen de rol aan te drijven, drukt de aangedreven rol zich onder het object, waarbij het object wordt opgelicht. Vervolgens wordt dan door de beweging van de aangedreven rol het object 'aan boord' getrokken.

Voorts verschaft de onderhavige uitvinding een voertuig voorzien van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding.

Tevens verschaft de onderhavige uitvinding een laad/los-station dat goed bruikbaar is in combinatie met de inrichting en/of voertuig van de onderhavige uitvinding terwijl dit laad/los-station geen elektrische voeding benodigd.

Verdere voordelen, kenmerken en details van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden aan de hand van de navolgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan, onder verwijzing naar de volgende figuren, waarin tonen :

Fig. 1A-1E zijaanzichten in schematische vorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding bij het lossen van een object;

Fig. 2A-2E zijaanzichten in schematische vorm voor het op een voorkeursuitvoeringsvorm uit fig. 1A-1E laden van een object;

Fig. 3 een aanzicht in perspectief van een voertuig voorzien van een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 4 een gedeeltelijk weggebroken aanzicht in perspectief van een detail van fig. 3; en

Fig. 5 een aanzicht in perspectief van een voertuig voorzien van een laa;d/los-inrichting volgens de onderhavige uitvinding in samenwerking met een laad/los-station volgens de onderhavige uitvinding.

Een inrichting l voor het laden/lossen van een object 0 (fig. IA) zoals een krat met onderdelen voor assemblage (massa bijv. 50-100 kg.) omvat een opneemorgaan 2 dat aan de bovenzijde is voorzien van rolelementen waarop het object O rust. Bij het naar een station S afvoeren of lossen van het object 0, wordt volgens de pijl A het opneemorgaan 2 tot tegen het station S (fig. 1B) geplaatst, waarna tenminste een aantal-rolelementen in beweging worden gebracht (zoals schematisch aangegeven met pijlen B in fig. IC).

Nadat het object O zich geheel op het station S bevindt wordt het opneemorgaan 2 volgens pijl C weer in zijn neutrale stand gebracht, zoals te zien is in fig. IE.

Bij het vanaf een station S' laden van een object O (fig. 2A) tot op laad/los-inrichting 1 wordt het opneemorgaan 2 (fig. 2B) volgens pijl D tot onder het object O gebracht, waarbij tegelijkertijd een aantal rolelementen in beweging zijn gebracht zoals aangegeven met pijlen E, waarbij het bij voorkeur zo is dat de translatiesnelheid van het opneemorgaan 2 en de rotatiesnelheid van het meest rechts in fig. 2B aangegeven rolelement in hoofdzaak aan elkaar gelijk zijn, opdat het object O stil blijft staan en zodoende juist gepositioneerd blijft ten opzichte van het opneemorgaan 2. Nadat het meest rechtse rolelement van het opneemorgaan 2 zich enigszins onder het object O bevindt, - het station S’ is voorzien van een tussenruimte voor het opneemorgaan 2 -, wordt de translatiebeweging van het opneemorgaan 2 gestopt en wordt het object .0 door het aangedreven rolelement op het opneemorgaan 2 getransporteerd (fig. 2C). Wanneer het object 0 zich bijv. tot halverwege boven het opneemorgaan 2 bevindt, wordt bij voorkeur het laden van het object O versneld door het inzetten van de teruggaande translatiebewe-ging zoals met pijl F in fig. 2D is aangegeven. Hierna wordt in fig. 2E getoonde stand bereikt die gelijk is aan de stand in fig. IA.

Het in fig. 3 getoonde voertuig 3 is voorzien van twee laad/los-inrichtingen 1, 1' volgens de onderhavige uitvinding. Een dergelijk voertuig is in staat zich zelfstandig naar een gewenste positie toe te bewegen. Het besturingssysteem van het voertuig beschikt daartoe over een plattegrond van het werkterrein en is daarmee in staat een route te plannen naar de gewenste positie. De flexibiliteit in het gebruik van passieve laad/los-stations wordt aldus goed benut in combinatie met bovengenoemde voertuigen.

Het voertuig is voorts bij voorkeur voorzien van niet-getoonde sensormiddelen - bijv. optische sensoren - die zijn aangebracht aan de zijkant van een dergelijk voertuig voor het op juiste wijze positioneren van de laad/los-in-richtingen 1 ten opzichte van eveneens in fig. 3 niet-getoonde stations. De laad/los-inrichting 1, 1' is bij voorkeur voorzien van rolelementen 4 en 5, waarbij de aangedreven rolelementen 4, 4', 4'' doorlopende rollen van stroef materiaal zijn waarin een electromotor is opgenomen en de rollen 5 passief zijn, d.w.z. niet aangedreven. De rolelementen 4, 5 zijn gemonteerd aan een slede 6 die langs gelei-dingsrails 7 aan het voertuig is geleid.

Aan de slede 6 (fig. 4) is voorts in lagers 8 een gladde as 9 bevestigd die d.m.v. een drijfriem 10 en een elektromotor 11 wordt geroteerd. De rotatie van de gladde as 9 wordt omgezet in een translatiebeweging van de slede 6 d.m.v een overbrengingsmechanisme 10 van het in de handel zijnde Roh'lixR-type, waarmede d.m.v. het instellen van schroefbouten 16 inklemming van de gladde as kan worden ingesteld en daarmede de mate van toegelaten slip. Derhalve is het uitgesloten dat de as 9 en de elektromotor 11 vastlopen.

De inrichting 1 is voorts voorzien van sensorelemen-ten 12 bijv. van het capacitieve-type waarmede geregistreerd wordt of al dan niet een object zich boven deze sensorele-menten bevindt, welke informatie wordt doorgegeven aan een verder niet-getoond besturingsgedeelte. Dergelijke informatie kan ook worden verkregen d.m.v. in fig. 3 schematisch aangeduide optische sensoren 15. Voorts kan aan dit niet-getoond besturingsgedeelte informatie worden doorgegeven omtrent de positie van de slede ten opzichte van de rails d.m.v. schematisch aangeduide schakelelementen 13 die reageren op een overeenkomstig aantal uitstekende elementen of nokken 14, waarvan er één getoond is, en die aan de slede 6 zijn bevestigd. Door het verplaatsen van deze elementen, kan de uitschuifpositie voor verschillende omstandigheden worden ingesteld.

Een passief laad/los-station 20 (fig. 5) omvat een frame 21 met in hoogte verstelbare poten, geleidingselemen-ten 22, 23, een aanslagelement 24 en (niet aangedreven) rolelementen 25, 26, waarbij een tussenruimte I is vrijgelaten voor een rol 4 van een laad/los-inrichting volgens de onderhavige uitvinding. De rol 4 bevindt zich op een enigszins hoger niveau dan rolelementen 25, 26 en 5).

De beschreven en getoonde voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat de volgende voordelen : - de slede behoeft slechts over een gedeelte bijv. 40% uitgeschoven te Worden, hetgeen belasting op de slede en rails vermindert; - de slede is enkelvoudig en behoeft niet telescopisch te zijn uitgevoerd; - de opbouw van de slede is zeer compact, bijv. 10-20 cm. hoog; - de electromotor zal niet vastlopen; - de getoonde laad/los-inrichting is symmetrisch d.w.z. kan naar beide zijden worden bewogen; - de laad/los-inrichting is zowel bij stations met als zonder aangedreven rolelementen bruikbaar; - een te laden object wordt enigszins opgelicht - in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld doordat de aangedreven rollen een grotere diameter hebben dan de passieve rolele-menten - waarbij de desbetreffende rol zich onder het object 'werkt'.

De gevraagde rechten zijn echter niet beperkt tot het uitvoeringsvoorbeeld maar worden bepaald door de navolgende conclusies.

Claims (14)

1. Inrichting voor het laden/lossen van één of meer obj ecten, omvattende : - een opneemorgaan voor het opnemen van de objecten; en - bewegingsmiddelen voor het naar en vanaf een laad/los-station laten bewegen van het opneemorgaan; waarbij het opneemorgaan is voorzien van één of meer aangedreven rolelementen die nabij een einde van het opneemorgaan zijn aangebracht, die op de objecten aangrijpen, en die de objecten naar en vanaf het laad/los-station vanaf resp. naar het opneemorgaan overbrengen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij een enkelvoudige slede die over geleidingsrails is gelagerd, deel uitmaakt van het opneemorgaan.

3. Inrichting volgens conclusie l of 2, waarbij een electromotor en een overbrengingsmechanisme deel uitmaken van de bewegingsmiddelen, waarbij een door de electromotor teweeg gebrachte roterende beweging van een gladde as wordt omgezet in een axiale beweging van die gladde as, waarbij slip in het overbrengingsmechanisme mogelijk is en de mate van slip instelbaar is.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij het aangedreven rolelement een zich dwars op het opneemorgaan uitstrekkende doorlopende rol is.

5. Inrichting volgens één van de conclusies 1-4, waarbij het opneemorgaan voorzien is van tenminste twee aangedreven rolelementen waarvan een tweede zich op afstand van genoemd einde van het opneemorgaan en het eerste aangedreven rolelement bevindt, alsmede een aantal niet-aangedre-ven of passieve rolelementen.

6. Inrichting volgens één van de conclusies 1-5, waarbij het aangedreven rolelement zich op een enigszins hoger niveau bevindt dan het laad/los-vlak van het laad/los-station, zodat bij het vanaf de inrichting lossen een object enigszins ten opzichte van het aangedreven rolelement bene denwaarts wordt gekanteld en/of bij het naar de inrichting laden een object vanaf het laad/los-station enigszins wordt opgelicht.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij het aangedreven rolelement een enigszins grotere diameter heeft dan de niet-aangedreven rolelementen die op ongeveer hetzelfde niveau als het laad/los-vlak zijn aangebracht.

8. Inrichting volgens één van de conclusies 1-7, waarbij aan beide uiteinden van het opneemorgaan een aangedreven rol is aangebracht.

9. Inrichting volgens één van de conclusies 1-8, waarbij de nabij de of elk van de aangedreven rollen een sensor is aangebracht voor het voelen van de aanwezigheid (en afwezigheid) van een object.

10. Voertuig voorzien van een inrichting volgens één van de conclusies 1-9.

11. Voertuig volgens conclusie 10, voorzien van één of meer sensoren voor het juist positioneren van het voertuig ten opzichte van een laad/los-station, en/of voor het voelen van de aanwezigheid (en afwezigheid) van een object bij een dergelijk laad/los-station.

12. Laad/los-station, dat omvat : - een aanslagelement voor het opvangen van een op het passieve laadstation te brengen object; - geleidingselementen voor het geleiden van het object in de richting van het aanslagelement; en - passieve rolelementen die aan de buitenzijden nabij de geleidingselementen zijn aangebracht voor het ondersteunen van het object, en waartussen ruimte is vrijgelaten voor het aangedreven rolelement Van een inrichting volgens één van de conclusies 1-9. ,

13. Werkwijze voor het transporteren van objecten tussen verschillende laad/los-stations met behulp van een voertuig, waarbij het voertuig bestuurbaar is aan de hand van een, in het voertuig aanwezige plattegrond, en waarbij de posities van vrij op te stellen laad/los-stations in de plattegrond kunnen worden aangebracht.

14. Werkwijze voor het overzetten van objecten tussen al dan niet aangedreven laad/los-stations en mobiele lastdragers, waarbij het overzetten van een object wordt gerealiseerd door middel van een combinatie van in- en uitschuiven van het opneemorgaan, gemonteerd op de mobiele lastdrager, en overnemen dan wel afzetten van het object middels rollen.