NL9002858A - Slotsysteem voor het tegen diefstal beveiligen van een licht voertuig. - Google Patents

Description

Titel: Slotsysteem voor het tegen diefstal beveiligen van eenlicht voertuig

De uitvinding heeft betrekking op een slotsysteemvoor het tegen diefstal beveiligen van een licht voertuig, om¬vattende een slot en opbergmiddelen voor losneembare bevesti¬ging van het slot aan een voertuig, waarbij het slot een inhoofdzaak U-vormige beugel en een met de vrije uiteinden van deU-vormige beugel te verbinden afsluiteenheid omvat, welke af-sluiteenheid is uitgerust met grendelmiddelen voor het vasthou¬den van de vrije uiteinden van de U-vormige beugel en met dooreen sleutel of dergelijke te bedienen bedieningsmiddelen, dievoor ten minste het opheffen van de vergrendeling van de vrijeuiteinden van de U-vormige beugel zijn gekoppeld met de gren¬delmiddelen.

Een dergelijk slotsysteem voor toepassing op een mo¬torfiets is bekend uit EP-A-0 079 798.

Door te voorzien in een slotsysteem met opbergmidde¬len wordt het meenemen van een beugelslot op dergelijke voer¬tuigen vergemakkelijkt.

Een bezwaar van het bekende slotsysteem is, dat hetslot relatief veel ruimte opzij van het voertuig in beslagneemt en een toegevoegd element aan één zijde van de motorfietsvormt, dat het uiterlijk en in het bijzonder de symmetrie vanhet voertuig verstoort.

Een verder bezwaar van het bekende slotsysteem is,dat het slot eenvoudig van het voertuig kan worden gestolen,wanneer het slot in de opbergmiddelen is bevestigd.

De uitvinding heeft als doel een slot voor lichtevoertuigen te verschaffen, waarbij de genoemde bezwaren zijnondervangen.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordatde opbergmiddelen zijn voorzien van twee pennen met elk eenvrij uiteinde, van welke pennen vorm en onderlinge afstand zo¬danig corresponderen met de vorm en de onderlinge afstand vande vrije uiteinden van de U-vormige beugel, dat deze eveneens met de afsluiteenheid te verbinden zijn en door de grendelmid-delen daarvan vast te houden zijn en zijn voorzien van gelei -dingsmiddelen voor ten minste de benen van de U-vormige beugel,waarbij de pennen zodanig zijn geplaatst ten opzichte van degeleidingsmiddelen, dat de afsluiteenheid in met de pennen ver¬bonden toestand, het uit de geleidingsmiddelen nemen van tenminste de benen van de U-vormige beugel verhindert.

De uitvinding is gebaseerd op het inzicht, dat indienhet mogelijk is, het slot vergrendeld aan een voertuig te be¬vestigen, zonder dat de afsluiteenheid met de vrije uiteindenvan de U-vormige beugel is verbonden, de benen van de U-vormigebeugel in een zich aan weerszijden langs delen van het voertuiguitstrekkende positie aan de fiets te bevestigen zijn. Hierdoorkan de U-vormige beugel op een zeer weinig ruimte in beslag ne¬mende wijze symmetrisch ten opzichte van het voertuig aan datvoertuig worden bevestigd.

Voorts maakt de bevestiging van de afsluiteenheidonafhankelijk van de plaats van de vrije uiteinden van de U-vormige beugel het mogelijk de afsluiteenheid bij het aan hetvoertuig bevestigen van het slot op een voor de gebruikergemakkelijk bereikbare plaats aan het voertuig te bevestigen.

Een verder voordeel van de uitvinding is, dat de af¬sluiteenheid, na met de pennen te zijn verbonden, vergrendeldmet het voertuig is verbonden en deze de U-vormige beugel inzijn geleiding.opsluit, zodat het gehele slot zeer goed tegendiefstal beveiligd aan het voertuig bevestigd kan worden.

Een slotsysteem volgens de uitvinding kan evenzeertoegepast worden in samenhang met een ander licht voertuig daneen motorfiets. Voorbeelden van dergelijke voertuigen zijn be¬schreven in aanvraagsters EP-A-0 337 552, waarnaar hierbijwordt gerefereerd.

De uitvinding kan tevens zijn belichaamd in een stelbevestigingsmiddelen, die zijn aangepast voor toepassing incombinatie met een bepaald in de handel los verkrijgbaar beu¬gelslot met een U-vormige beugel, of die instelbaar zijn teraanpassing aan het formaat van een beugelslot voor toepassing in combinatie met in de handel los verkrijgbare beugelslotenvan verschillend formaat.

Navolgend wordt de uitvinding nader geïllustreerd entoegelicht aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden, waar¬bij wordt verwezen naar de tekening. Daarbij toont: fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een eersteuitvoeringsvoorbeeld van een slotsysteem volgens de uitvinding,fig. 2 een perspectivisch aanzicht van een tweedeuitvoeringsvoorbeeld van een slotsysteem volgens de uitvinding,fig. 3 een perspectivisch aanzicht van een derde uit¬voeringsvoorbeeld van een slotsysteem volgens de uitvinding, fig. 4 een perspectivisch aanzicht van een fiets meteen slotsysteem volgens een vierde uitvoeringsvoorbeeld van eenslotsysteem volgens de uitvinding, fig. 5 een perspectivisch, uiteengetrokken aanzichtvan het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 4, fig. 6 een perspectivisch aanzicht van een vijfdeuitvoeringsvoorbeeld van een slotsysteem volgens de uitvinding.

De uitvinding wordt allereerst nader toegelicht aande hand van het in de figuren 4 en 5 getoonde uitvoeringsvoor¬beeld.

Het in deze figuren weergegeven slotsysteem voor hettegen diefstal beveiligen van een fiets, omvat een slot enopbergmiddelen voor losneembare bevestiging van het slot aandie fiets. Het slot heeft een in hoofdzaak U-vormige beugel 1en een met de vrije uiteinden 2 van de U-vormige beugel 1 teverbinden afsluiteenheid 3. De afsluiteenheid 3 is uitgerustmet grendelmiddelen (niet zichtbaar) voor het vasthouden van devrije uiteinden 2 van de U-vormige beugel 1 en met door eensleutel 4 of dergelijke te bedienen bedieningsmiddelen 5, dievoor ten minste het opheffen van de vergrendeling van de vrijeuiteinden 2 van de U-vormige beugel 1 zijn gekoppeld met degrendelmiddelen.

De opbergmiddelen zijn voorzien van twee pennen 6 metelk een vrij uiteinde. De pennen 6 corresponderen wat betreftvorm en onderlinge afstand zodanig met de vorm en de onderlinge afstand van de vrije uiteinden 2 van de U-vormige beugel 1, datdeze eveneens met de afsluiteenheid 3 te verbinden zijn en doorde grendelmiddelen daarvan vast te houden zijn. Bij het slotsy-steem volgens het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld kunnen degrendelmiddelen aangrijpen op gaten 29 in de vrije uiteinden 2van de benen 16 van de U-vormige beugel 1 dan wel in dienover¬eenkomstig uitgevoerde uitsparingen 28 in de pennen 6. Deopbergmiddelen zijn voorts voorzien van geleidingsmiddelen 23voor de benen 16 van de U-vormige beugel 1 De pennen 6 zijn zo¬danig geplaatst ten opzichte van de geleidingsmiddelen 23, datde afsluiteenheid 3 in met de pennen 6 verbonden toestand, hetuit de geleidingsmiddelen 23 nemen van ten minste de benen 16van de U-vormige beugel 1 verhindert.

Het slot kan vergrendeld aan de fiets worden beves¬tigd, zonder dat de afsluiteenheid 3 met de vrije uiteinden 2van de U-vormige beugel 1 is verbonden. De benen van de U-vor¬mige beugel 1 strekken zich, wanneer het slot aan de fiets isbevestigd aan weerszijden langs het achterwiel van de fietsuit. In deze positie neemt de U-vormige beugel 1 zeer weinigruimte in beslag en is deze symmetrisch ten opzichte van defiets bevestigd. Uit de afbeeldingen blijkt, dat daardoor hetuiterlijk van de fiets in kwestie, een zogenaamde ATB (All Ter-rain Bike), slechts zeer beperkt wordt verstoord. Met de U-vor¬mige beugel 1 in deze positie is het niet mogelijk de afsluit¬eenheid 3 met de vrije uiteinden 2 van de U-vormige beugel 1 teverbinden zonder de verrijdbaarheid van de fiets te blokkeren.Doordat de afsluiteenheid echter onafhankelijk van de vrijeuiteinden 2 van de U-vormige beugel 1 wordt bevestigd, en daar¬bij verplaatsing van de benen 16 uit de geleidingen 23 wordtverhinderd wordt toch een betrouwbare, vergrendelde bevestigingvan de U-vormige beugel 1 alsmede van de afsluiteenheid 3 aande fiets verkregen.

De plaats van de pennen 6 boven het achterwiel 22 vande fiets is voor de gebruiker gemakkelijk bereikbaar, zodat hetslot gemakkelijk aan de fiets bevestigbaar en van de fiets los-neembaar is.

Meer in detail kan wat betreft het uitvoeringsvoor-beeld volgens de figuren 4 en 5 opgemerkt worden, dat de op-bergmiddelen zijn voorzien van een houder 19 met een groef 20.Het verloop en de dwarsdoorsnede van de groef 20 corresponderenzodanig met het verloop en de dwarsdoorsnede van het geslotenuiteinde 15 van de U-vormige beugel 1, dat dit gesloten uitein¬de 15, althans gedeeltelijk, in die groef 20 plaatsbaar is. Deopbergmiddelen omvatten voorts geleidingen voor de benen 16 vande U-vormige beugel 1, die zijn uitgevoerd als aan de achter-vork van een fiets te bevestigen beugels 23.

De pennen 6 zijn zodanig aangebracht, dat een met diepennen 6 verbonden afsluiteenheid 3 het uit de groef 20 ver¬plaatsen van de U-vormige beugel 1 blokkeert. Hiertoe zijn depennen 6 aan de van de geleidingsbeugels 23 af gekeerde zijdevan de groef 20 aangebracht, zodanig, dat de afsluiteenheid 3in met de pennen 6 verbonden toestand, althans nagenoeg, tegen¬over de bodem van de groef 20 op een in die groef 20 geplaat¬ste, bijbehorende U-vormige beugel 1 van het slot aan kan slui¬ten.

Voor het bevestigen van de houder 19 aan de achter-vork van een fiets kan deze, zoals in fig. 5 is weergegeven,zijn voorzien van tappen 30 elk voorzien van een schroefdraad,een klemstrip 31 met gaten 32, waarvan de onderlinge afstandcorrespondeert met de onderlinge afstand van de tappen 30 enmoeren 33. De achtervork kan door de moeren 33 aan te draaientussen de klemstrip 31 en de houder 19 vastgeklemd worden.

In figuur 6 is een uitvoeringsvoorbeeld van het slot-systeem van de uitvinding weergegeven, dat eveneens is voorzienvan een houder 19 met een groef 20 en waarbij eveneens, wanneerde afsluiteenheid met de pennen 6 is verbonden, het uit degroef 20 verwijderen van de U-vormige beugel 1 is verhinderd.

De pennen 6 zijn echter in het gebied van de geleidingen 23zijn aangebracht, terwijl in de geleidingen 23 verhogingen(niet zichtbaar) zijn aangebracht, die elk corresponderen meti een uitsparing 25 (zie fig. 5) in een van de benen 16 van de U-vormige beugel 1. In met de pennen 6 verbonden toestand sluit de afsluiteenheid 3, althans nagenoeg, op de in de geleiding 23gelegen benen 16 van de U-vormige beugel 1 aan, zodat het on¬gedaan maken van de aangrijping tussen de verhogingen en deuitsparingen 25 wordt verhinderd. Het is uiteraard ook moge¬lijk, dat bijvoorbeeld de afsluiteenheid 3 is voorzien van ver¬hogingen, die kunnen samenwerken met geschikt gevormde uitspa¬ringen in de U-vormige beugel 1 om het uit de groef 20 verwij¬deren van het gesloten uiteinde 15 van de U-vormige beugel 1 teverhinderen.

De houder 19 is bevestigd aan een vrij uiteinde vaneen achter een zadel 26 omhoog stekende stang 27. Hierdoorvormt de U-vormige beugel 1 van het slot in aan het voertuigbevestigde toestand tevens een onderdeel van een rugsteun.

Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 zijn de gelei-dingsmiddelen uitgevoerd als twee onderling in hoofdzaak even¬wijdig verlopende U-profielen 7, waarvan de flenzen 8, naar el¬kaar toe zijn gericht en met een onderlinge afstand, die cor¬respondeert met de breedte van de U-vormige beugel 1. De op-bergmiddelen omvatten voorts een begrenzing 9 in het gebied vanin een zelfde richting georiënteerde uiteinden van de profielen7. De pennen 6 zijn in het gebied van de tegenover de begren¬zing 9 gelegen uiteinden van de profielen 7 aangebracht.

Doordat de geleidingen als U-profielen 7 zijn uitge¬voerd wordt een zeer goede geleiding van de benen 16 van de U-vormige beugel 1 verkregen, waardoor de U-vormige beugel 1gemakkelijk in de geleiding kan worden geplaatst. Voorts wordende benen 16 van de U-vormige beugel 1 door de U-profielen 7 na¬genoeg geheel aan het zicht onttrokken. De U-profielen, dieminder snel beschadigd zullen raken, dan de U-vormige beugel 11 kunnen bijvoorbeeld in een aan de kleuren van het voertuig aan¬gepaste kleur uitgevoerd worden. De begrenzing 9 bewerkstel¬ligt, dat de U-vormige beugel 1 niet ongewenst ver in de gelei¬ding kan schuiven, maar tussen de met de pennen 6 verbondenafsluiteenheid 3 en de begrenzing 9 ingeklemd kan worden,i De U-profielen 7 vormen elk een deel van een ligger 10 van een bagagedrager 11, zodat ook de geleidingen geen extra aan het voertuig toegevoegd element vormen en een zeer geringehoeveelheid ruimte door het slot in beslag wordt genomen.

Doordat noch de afsluiteenheid 3 noch het geslotenuiteinde 15 van de U-vormige beugel 1 tussen de geleidingenhoeft te worden geschoven kan een spatbord van een achterwieltot tussen de geleidingen reiken.

De pennen 6 zijn evenwijdig aan en van de U-profielen7 af gericht en versprongen ten opzichte een met de U-profielen7 samenvallend middenvlak aangebracht. De U-vormige beugel 1kan langs de pennen 1 tussen de profielen 7 worden geschoven.

De afsluiteenheid 3 heeft een zodanige breedte, dat deze in eenmet de pennen 6 verbonden positie tot voor profielen 7 reikt enhet daarlangs schuiven van de U-vormige beugel 1 verhindert. Deoriëntatie van de pennen 6 evenwijdig aan de profielen 7 biedthet voordeel, dat de afsluiteenheid 3 wanneer deze over de pen¬nen 6 wordt geplaatst, automatisch en zo nodig de U-vormigebeugel 1 naar de begrenzing 9 toe drukt. Een verder voordeelvan genoemde oriëntatie van de pennen 6 is, dat beschadigingvan de afsluiteenheid 3 en de U-vormige beugel 1 door schuivenvan de afsluiteenheid 3 langs de U-vormige beugel 1 bij hetover de pennen 6 aanbrengen en van de pennen 6 verwijderen vande afsluiteenheid 3 wordt vermeden.

In fig. 2 is een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven,waarbij de geleiding voor de benen 16 van de U-vormige beugel 1is uitgevoerd als een sleuf 35 onder een dubbel zadel 34 vaneen motorfiets. Een voordeel van de uitvinding bij een derge-lijke uitvoering is, dat de sleuf 35 slecht een geringe dieptehoeft te hebben voor het opnemen van het gesloten uiteinde 15van de U-vormige beugel 1 en voor het opnemen van de benen 16slecht hoeft te zijn voorzien in profielen (niet zichtbaar) meteen dienovereenkomstige dwarsdoorsnede. Tussen die profielenkan derhalve een opbergruimte voor bagage of onderdelen, zoalsen accu, dan wel gereedschap zijn uitgespaard. Voor het ver¬gemakkelijken van het uit de sleuf 35 nemen van de U-vormigebeugel 1 is de sleuf 35 voorzien van een centraal gelegen uit¬sparing 36, die het mogelijk maakt met een vinger achter het gesloten uiteinde 15 van een in de sleuf geplaatste U-vormigebeugel 1 te komen om deze beugel 1 uit de sleuf 35 te trekken.

Het is ook mogelijk het van de sleuf 35 af gelegenuiteinde van de profielen te voorzien van veren, die de U-vor¬mige beugel 1 na het verwijderen van de afsluiteenheid 3 van depennen 6 gedeeltelijk uit de sleuf 35 drukken. Dit biedt tevenshet voordeel, dat de U-vormige beugel 1 in opgeborgen toestandtussen de veren en de afsluiteenheid 3 ingeklemd is, zodatrammelen van de beugel 1 wordt tegengegaan.

Bij de in figuur 3 weergegeven uitvoeringsvorm van deuitvinding zijn de geleidingsmiddelen uitgevoerd als een paar,onderling in hoofdzaak evenwijdige, L-profielen 12 met een metde breedte van de U-vormige beugel 1 corresponderende onder¬linge afstand. In het gebied van de gelijk georiënteerde uit¬einden 13 van de profielen 12, zijn deze elk voorzien van eenbeugelvormig orgaan 14 voor het tegen de L-profielen 12 houdenvan de benen 16 en voorzien van een begrenzing 13. De pennen 6zijn in het gebied van de tegenover de beugels 14 en de begren¬zing 13 gelegen uiteinden van de profielen 12 aangebracht. Hettoepassen van L-profielen 12 met geleidingsbeugels 14 als ge¬leiding voor de benen 16 van van de U-vormige beugel 1 biedthet voordeel, dat de geleiding relatief ongevoelig is voorvastklemmen van de U-vormige beugel 1 door verbuigen van deprofielen 12. De beugel 1 heeft steeds ruimte om van de profie¬len 12 te wijken.

Voor het opbergen van de U-vormige beugel 1 dienen debenen 16 elk door een beugel 14 te worden gestoken en dient deU-vormige beugel langs de L-profielen 12 te worden geschoventot de vrije uiteinden 2 daarvan tegen de begrenzing 13 stuitenen de in de fig. 3 getoonde positie is bereikt.

De pennen 6 zijn in het verlengde van de L-profielen12 aangebracht. De beugels 14 zijn op een zodanige afstand vande pennen 6 aangebracht, dat bij een losgenomen afsluiteenheid3 de U-vormige beugel 1 naar de pennen 6 toe verplaatsbaar is,tot ten minste de benen 16 van die U-vormige beugel 1 vrij zijnvan de beugels 14. Indien met de pennen 6 verbonden, blokkeert de afsluiteenheid 3 beweging van de U-vormige beugel 1 naar depennen 6 toe. Door deze maatregelen wordt op een eenvoudigewijze een opsluiting van de U-vormige beugel 1 bereikt.

Indien een met de pennen 6 verbonden afsluiteenheid 3tevens beweging van het gesloten uiteinde 15 van de U-vormigebeugel 1 dwars op de L-profielen 12 en van die profielen 12 afblokkeert, wordt een bijzonder betrouwbare opsluiting van de U-vormige beugel 1 in opgeborgen toestand bereikt, doordat ver¬hinderd wordt, dat de door trekken aan het gesloten uiteinde 15van die beugel 1 gebruik wordt gemaakt van de hefboomwerking omde beugels 14 voor het uitbuigen van die beugels 14.

Voor het verhinderen van bewegingen van het geslotenuiteinde 15 van de beugel 1, is de afsluiteenheid 3 bij voor¬keur voorzien van een met de vorm van dat gesloten uiteinde 15van de overeenkomende uitsparing (niet weergegeven).

De L-profielen 12 maken elk een deel uit van eenstaander van een bagagedrager. Hierdoor zijn voor de geleidinggeen afzonderlijke profielen nodig, zodat gewicht en materiaalbespaard wordt.

Tussen, althans een gedeelte van de staanders van eenbagagedrager bevindt zich gebruikelijkerwijs het achterwiel vaneen fiets. Doordat de afsluiteenheid 3 niet met de vrije uit¬einden 2 van de U-vormige beugel 1 verbonden hoeft te worden,kunnen de benen 16 van die beugel 1 zich in opgeborgen toestandaan weerszijden langs het achterwiel van een fiets uitstrekken,zonder dat de verdraaibaarheid van het wiel wordt verhinderd.

De profielen 7 resp. 12 van de geleidingen van deuitvoeringsvoorbeelden volgens de figuren 1 en 3 zijn bij voor¬keur uitgevoerd als buisprofielen uit metaal, waarvan een wand-gedeelte 17 resp. 18 is doorgedrukt tegen een tegenovergelegenwandgedeelte van dat buisprofiel 7 resp. 12. Hiermee kan opeenvoudige wijze een zeer stijf en sterk U- resp. L-profielworden verkregen

De begrenzing is bij de geleidingen volgens deze uit¬voering svoorbeelden uitgevoerd als een afgesloten uiteinde 9resp. 13 van het desbetreffende profiel 7 resp. 12. Hiermee kan een zeer compacte begrenzing van de verplaatsbaarheid van de U-vormige beugel 1 van de pennen 6 af worden verkregen, die op devrije uiteinden 2 van die beugel 1 aangrijpt. Deze vrije uit¬einden 2 worden telkens van de pennen 6 af in de geleiding ge-i voerd.

Opgemerkt wordt, dat de uitvinding uiteraard niet be¬perkt is tot de getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Binnen het ka¬der van de uitvinding zijn nog vele andere varianten denkbaar.

Zo kan bijvoorbeeld zijn voorzien in een aan eeni stuur te bevestigen houder voor het gesloten uiteinde van de U-vormige beugel, welke houder is voorzien van de pennen voor hetbevestigen van de afsluiteenheid in combinatie met aan eenvoorvork te bevestigen beugels voor het geleiden van de benenvan de ü-vormige beugel. Ook is het denkbaar bijvoorbeeld dei uitvoeringsvorm volgens fig. 5 instelbaar te maken door de hou¬der langs zijn middenvlak gedeeld uit te voeren en in plaatsvan gaten 32 sleuven in lengterichting van de klemstrip 31 aante brengen.

Claims (16)

1. Slotsysteem voor het tegen diefstal beveiligen vaneen licht voertuig, omvattende een slot en opbergmiddelen voorlosneembare bevestiging van het slot aan een voertuig, waarbijhet slot een in hoofdzaak U-vormige beugel (1) en een met devrije uiteinden (2) van de U-vormige beugel (1) te verbinden afsluiteenheid (3) omvat, welke afsluiteenheid is uitgerust metgrendelmiddelen voor het vasthouden van de vrije uiteinden vande U-vormige beugel (1) en met door een sleutel (4) of derge¬lijke te bedienen bedieningsmiddelen (5), die voor ten minstehet opheffen van de vergrendeling van de vrije uiteinden (2)van de U-vormige beugel (1) zijn gekoppeld met de grendelmidde¬len, met het kenmerk, dat de opbergmiddelen zijn voorzien vantwee pennen (6) met elk een vrij uiteinde, van welke pennen (6)vorm en onderlinge afstand zodanig corresponderen met de vormen de onderlinge afstand van de vrije uiteinden (2) van de U-vormige beugel (1), dat deze eveneens met de afsluiteenheid (3)te verbinden zijn en door de grendelmiddelen daarvan vast tehouden zijn en zijn voorzien van geleidingsmiddelen voor tenminste de benen (16) van de U-vormige beugel (1), waarbij depennen (6) zodanig zijn geplaatst ten opzichte van de gelei¬dingsmiddelen, dat de afsluiteenheid (3) in met de pennen (6)verbonden toestand, het uit de geleidingsmiddelen nemen van tenminste de benen (16) van de U-vormige beugel (1) verhindert.

2. Slotsysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat de geleidingsmiddelen zijn uitgevoerd als twee onderling inhoofdzaak evenwijdig verlopende U-profielen (7), waarvan deflenzen (8), naar elkaar toe zijn gericht en met een onderlingeafstand, die correspondeert met de breedte van de U-vormigebeugel (1), waarbij de opbergmiddelen voorts een begrenzing (9)in het gebied van in een zelfde richting georiënteerde uitein¬den van de profielen (7) omvatten en de pennen (6) in het ge¬bied van de tegenover de begrenzing (9) gelegen uiteinden vande profielen (7) zijn aangebracht.

3. Slotsysteem volgens conclusie 2, met het kenmerk,dat de U-profielen (7) elk een deel van een ligger (10) van eenbagagedrager (11) vormen.

4. Slotsysteem volgens conclusie 2, met het kenmerk,dat de pennen (6) evenwijdig aan en van de U-profielen (7) afgericht zijn en versprongen ten opzichte een met de U-profielen(7) samenvallend middenvlak zijn aangebracht.

5. Slotsysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat de geleidingsmiddelen zijn uitgevoerd als een paar L-pro-fielen (12) met een met de breedte van de U-vormige beugel (1)corresponderende onderlinge afstand en de profielen, in het ge¬bied van de gelijk georiënteerde uiteinden (13) daarvan, elkzijn voorzien van een beugelvormig orgaan (14) voor het tegende L-profielen (12) houden van de benen (16) en een begrenzing (13) , waarbij de pennen (6) in het gebied van de tegenover debeugels (14) en de begrenzing (13) gelegen uiteinden van deprofielen (12) zijn aangebracht.

6. Slotsysteem volgens conclusie 5, met het kenmerk,dat de pennen (6) in het verlengde van de L-profielen (12) zijnaangebracht en de beugelvormige organen (14) op een zodanigeafstand van de pennen (6) zijn aangebracht, dat bij een losge¬nomen afsluiteenheid (3) de U-vormige beugel (1) naar de pennen(6) toe verplaatsbaar is, tot ten minste de benen (16) van dieU-vormige beugel (1) vrij zijn van de beugelvormige organen (14) , terwijl een met de pennep (6) verbonden afsluiteenheid(3) beweging van de U-vormige beugel (1) naar de pennen (6)toe, althans nagenoeg, geblokkeerd is.

7. Slotsysteem volgens conclusie 6, met het kenmerk,dat een met de pennen (6) verbonden afsluiteenheid (3) bewegingvan het gesloten uiteinde (15) van de U-vormige beugel (1)dwars op de L-profielen (12) en van die profielen (12) af blok¬keert .

8. Slotsysteem volgens conclusie 5, met het kenmerk,dat de L-profielen (12) elk een deel van een staander van eenbagagedrager vormen.

9. Slotsysteem volgens conclusie 2 of 5, met het ken¬merk, dat de profielen (7 resp. 12) zijn uitgevoerd alsbuisprofielen, waarvan een wandgedeelte (17 resp. 18) is door-gedrukt tegen een tegenovergelegen wandgedeelte van datbuisprofiel (7 resp. 12).

10 Slotsysteem volgens conclusie 2 of 5, met het ken¬merk, dat de begrenzing is uitgevoerd als een afgeslotenuiteinde (9 resp. 13) van het desbetreffende profiel (7 resp.12) .

11. Slotsysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat de opbergmiddelen zijn voorzien van een houder (19) met eengroef (20), waarvan het verloop en de dwarsdoorsnede zodanigcorresponderen met het verloop en de dwarsdoorsnede van hetgesloten uiteinde (15) van de ü-vormige beugel (1), dat ditgesloten uiteinde (15), althans gedeeltelijk, in die groef (20)plaatsbaar is, en zijn voorzien van geleidingen (23) voor debenen (16) van de U-vormige beugel (1), waarbij de pennen (6)zodanig zijn aangebracht, dat een met die pennen (6) verbondenafsluiteenheid (3) het uit de groef (20) verplaatsen van de U-vormige beugel (1) blokkeert.

12. Slotsysteem volgens conclusie 11, met het ken¬merk, dat de pennen (6) aan de van de geleidingen (23) af ge¬keerde zijde van de groef (20) zijn aangebracht, zodanig, datde afsluiteenheid (3) in met de pennen (6) verbonden toestand,althans nagenoeg, tegenover de bodem van de groef (20) op eenin die groef (20) geplaatste, bijbehorende U-vormige beugel (1)van het slot aansluit.

13. Slotsysteem volgens conclusie 12, met het ken¬merk, dat de houder (19) tussen een zadel (21) en een achter¬wiel (22) van een fiets tegen de achtervork (24) van die fietsis bevestigd en de geleidingen (23) elk op afstand van de hou¬der (19) aan een been van de achtervork (24) van die fiets zijnbevestigd.

14. Slotsysteem volgens conclusie 11, met het ken¬merk, dat de pennen (6) in het gebied van de geleidingen (23)zijn aangebracht, in de geleidingen (23) verhogingen zijn aan¬ gebracht, die elk corresponderen met een uitsparing (25) in eenvan de benen (16) van de U-vormige beugel (1) en de afsluiteen-heid (3), in met de pennen (6) verbonden toestand, althans na¬genoeg, op de in de geleiding (23) gelegen benen (16) van de U-vormige beugel (1) aansluit.

15. Slotsysteem volgens conclusie 14, met het ken¬merk, dat de houder (19) is bevestigd aan een vrij uiteinde vaneen achter een zadel (26) omhoog stekende stang (27).

16. Opbergmiddelen voor toepassing in een slotsysteemvolgens één der voorgaande conclusies.