NL9002003A - Inrichting voor het mengen en/of gedoseerd afgeven van veevoeder of dergelijke. - Google Patents

Description

Inrichting voor het mengen en/of gedoseerd afgeven van veevoeder of dergelijke

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het mengen en/of gedoseerd afgeven van veevoeder of dergelijke, voorzien van een mengkamer met een bodem, twee in verplaatsingsrichting verlopende, tegenover elkaar liggende zijwanden en een eindwand, en van tenminste een in de mengkamer gemonteerd mengorgaan, waarbij in tenminste een zijwand een afvoeropening voor het afgeven van veevoeder is aangebracht.

Dergelijke inrichtingen zijn in verschillende uitvoeringsvormen bekend. Gewoonlijk is bij de bekende inrichting de mengkamer uitgevoerd als een aan de bovenzijde open bak, waarin het mengorgaan tussen twee tegenover elkaar liggende wanden draaibaar is ondersteund. Het te mengen veevoeder moet hierbij van bovenaf op het mengorgaan worden gestort. Verschillende soorten veevoeder, zoals bijvoorbeeld kuilvoergras, laten zich niet gemakkelijk mengen, doordat dergelijke produkten sterk samenhangen. Om te voorkomen dat grotere stukken veevoeder het mengorgaan blokkeren, moet bij de bekende inrichting een zeer zware constructie worden toegepast, waardoor de kosten van de bekende inrichting betrekkelijk hoog zijn. Bovendien is een hoog aandrijfvermogen nodig.

De uitvinding beoogt een vereenvoudigde inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarmee het mengen van veevoeder aanmerkelijk wordt vereenvoudigd, waarbij de constructie relatief licht kan zijn, zodat de fabricagekosten laag zijn.

Hiertoe heeft de inrichting van de in de aanhef genoemde soort volgens de uitvinding het kenmerk, dat het mengorgaan is voorzien van één of meer mengelementen, die verplaatsbaar zijn langs de omtrek van een open mengruimte voor het te mengen veevoeder, waarbij de mengruimte toegankelijk is via een tegenover de eindwand liggende open invoerzijde van de mengkamer.

Op deze wijze wordt een inrichting verkregen, waarbij het veevoeder gemakkelijk vanaf de invoerzijde in de open mengruimte kan worden gebracht, waarbij het mengorgaan geen enkele belemmering vormt. Tijdens bedrijf wordt het veevoeder door het mengorgaan langs de omtrek van de mengruimte meegenomen, waarbij het veevoeder als het ware wordt omgewoeld, waardoor een goede menging van het veevoeder wordt bereikt. Doordat het veevoeder aan de omtrek van de relatief grote mengruimte wordt getransporteerd, wordt vermeden, dat het veevoeder tot een vaste massa in elkaar wordt gedraaid, zodat enerzijds wordt bereikt dat een losse massa wordt gehandhaafd en anderzijds een vastlopen van het mengorgaan doeltreffend wordt vermeden.

Bij voorkeur is het mengorgaan uitgevoerd als een eindloos transportorgaan, dat de open mengruimte voor het te mengen veevoeder omsluit, waarbij met voordeel het transportorgaan zich uitstrekt op een geringe afstand van de zijwanden en de bodem van de mengkamer, zodat een zo groot mogelijke mengruimte wordt verkregen.

Volgens een gunstige uitvoeringsvorm is bij het bovenpart van het transportorgaan buiten de mengruimte een vrije ruimte aanwezig is tussen het transportorgaan en de wanden van de mengkamer. Hierdoor kan veevoeder, dat eventueel door het transportorgaan ver mee omhoog wordt genomen niet vastgeklemd raken tussen het transportorgaan en de wanden van de mengkamer.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding sterk schematisch is weergegeven.

Fig. 1 is een gedeeltelijk opengewerkt zij-aanzicht van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een schematisch weergegeven doorsnede volgens de lijn II-II uit fig. 1.

In fig. 1 is een zij-aanzicht weergegeven van een inrichting voor het mengen en gedoseerd afgeven van veevoeder of dergelijke, die is voorzien van een mengkamer 1 met een bodem 2, twee in verplaatsingsrichting verlopende, tegenover elkaar liggende zijwanden 3 en 4 en een eindwand 5. Bij de eindwand 5 is de mengkamer 1 bevestigd aan een opstaand gestel 6, dat een gedeeltelijk afgeheelde trekboom 7 bezit, waarmee de inrichting met een trekker kan worden gekoppeld. Voorts omvat de inrichting twee wielen 8, die draaibaar zijn ondersteund in het ene uiteinde van armen 9, die door middel van cylinder-zuigersamenstellen 10 op en neer beweegbaar zijn. In fig. 1 is slechts één wiel met arm en cylinderzuigersamenstel zichtbaar, waarbij het wiel 8 zich in de voor het uitsnijden van veevoeder uit een verder niet weergegeven voorraad geschikte stand bevindt, waarin een vrij uitstekend uiteinde 11 van de bodem 2 op de grond rust. Hierbij staat tevens het gestel 6 met steunen 12 op de grond.

In het gestel 6 is een zwenkarm 13 draaibaar ondersteund, welke zwenkarm 13 door middel van een cylinderzuigersamenstel 14 verzwenkbaar is. De zwenkarm 13 draagt aan het van het gestel 6 afgekeerde uiteinde een snijbord 15, dat aan het ondereinde een niet nader weergegeven snij-orgaan 16 bezit. Voorts is aan één zijde van het snijbord 15 een zijsnijbord 17 aangebracht, dat aan het ondereinde eveneens een snij-orgaan 18 bezit. Dit zijsnijbord 17 is aan de bovenzijde draaibaar gemonteerd, zodat het in een van het gestel 6 afgekeerde richting kan draaien.

De zwenkarm 13 is telescopisch uitgevoerd en bestaat uit een kokerbalk 19, waarin een kokerbalk 20 door middel van niet nader aangeduide aandrijfmiddelen verschuifbaar is, zodanig dat het snijbord 15 vanuit de weergegeven stand via een tegenover de eindwand 5 gelegen voorraadkamer 21 tot in de mengkamer 1 verplaatsbaar. De voorraadkamer 21 sluit aan op een open invoerzijde van de mengkamer 1. De beschreven inrichting voor het uitsnijden van veevoeder is nader beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 8902190, waarnaar kortheidshalve wordt verwezen.

In de mengkamer is een mengorgaan aangebracht, dat is uitgevoerd als een eindloos transportorgaan 22 met twee onderling althans nagenoeg parallel verlopende kettingen 23, die dienst doen als flexibele transportelementen, waarbij zich tussen de kettingen 23 dwars op de transportrichting uitstrekkende meenemers 24 bevinden. Deze meenemers 24 liggen op een betrekkelijk grote onderlinge tussenafstand van bijvoorbeeld tenminste 50 cm. Eén of meer meenemers 24 kunnen zijn voorzien van bijvoorbeeld een rubber strook, die over de bodem 2 van de mengkamer 1 schraapt voor het verwijderen van resten veevoeder.

Zoals in het bijzonder in fig. 2 is weergegeven strekt het bovenpart 25 van de kettingen 23 zich uit tussen bijbehorende kettingwielen 26, waarbij het resterende deel van de kettingen 23 door een stijf geleidingselement 27 wordt geleid op een geringe afstand van de zijwanden 3, 4 en de bodem 2 van de mengkamer 1. Aan de buitenzijde van de kettingwielen 26 en boven het bovenpart 25 van de kettingen 23 is voldoende ruimte beschikbaar om te voorkomen, dat eventueel door de meenemers 24 meegesleept veevoeder hier vastgeklemd raakt.

Zoals uit de fig. 1 en 2 duidelijk blijkt, omsluiten de kettingen 23 met de meenemers 24 een open mengruimte, waaraan het te mengen veevoeder vanuit de voorraadkamer 21 door het intrekken van het snijbord 15 gemakkelijk kan worden toegevoerd, waarbij de kettingen 23 en meenemers 24, die tezamen het mengorgaan vormen, geen enkele belemmering vormen.

In fig. 2 is met een onderbroken lijn 28 het snijbord 15 schematisch aangeduid, waaruit duidelijk blijkt, dat het snijbord met de snij-organen 16, 18 zonder bezwaar tot in de mengruimte kan worden ingetrokken, zodat geen veevoeder in de voorraadkamer 21 achterblijft.

De geleidingselementen 27 zijn tussen de delen, die zich langs de bodem 2 en de zijwanden 3, 4 uitstrekken, elk voorzien van twee ongeveer boogvormige overgangssecties 29 met een straal van tenminste 20 cm. Zeer goede resultaten zijn in de praktijk bereikt met een straal van 50-60 cm. Ter plaatse van deze overgangssecties 29 is in elke zijwand 3 resp. 4 een afvoeropening 30 aangebracht, die afsluitbaar is met een klep 31. Door het kiezen van de transportrichting linksom dan wel rechtsom kan via de afvoeropening 30 in de zijwand 3 resp. 4 veevoeder worden afgevoerd.

Door de relatief grote straal van de overgangssecties 29 wordt bereikt, dat het veevoeder bij geopende klep op doelmatige wijze naar buiten wordt afgevoerd en niet door de meenemers 24 mee omhoog wordt gesleurd.

In fig. 1 is een aandrijfmotor 32 weergegeven, die via een as 33 en kettingen 34 kettingwielen 35 aandrijft, welke kettingwielen 35 aan weerszijden van de mengruimte op dezelfde as zijn bevestigd als het aan de betreffende zijde gelegen kettingwiel 26. Op deze wijze is een eenvoudige aandrijving van de kettingen 23 bereikt, waarbij een relatief langzame aandrijving van de kettingen 23 wordt bereikt zonder toepassing van dure vertragingsorganen.

De assen van de kettingwielen 26 en 35 zijn in twee steunen 36 buiten de mengruimte gelagerd.

Hierdoor wordt bereikt, dat in de mengruimte geen assen tussen de tegenover elkaar liggende kettingwielen verlopen, zodat het veevoeder niet op dergelijke assen kan vastlopen.

Aangezien de breedte van de voorraadkamer 21 slechts iets groter is dan de breedte van het snijbord 15, is ter plaatse van de overgang van de voorraadkamer 21 in de mengkamer 1 een dwarswand 37 aanwezig. Op deze dwarswand 37 is het geleidingselement 27 bevestigd voor de aan deze zijde van de mengruimte gelegen ketting 23. Het andere geleidingselement 27 voor de andere ketting 23 is op de eindwand 5 bevestigd. De geleidingselementen 27 kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een kunststof strip, die is bevestigd op een metalen drager.

Bij elk kettingwiel 26 is een afschermstrook 38 aangebracht, die het veevoeder zoveel mogelijk bij de kettingwielen 26 weghoudt.

De beschreven inrichting heeft het voordeel, dat een volledig open mengruimte aanwezig is, waaraan het veevoeder vanaf de open invoerzijde zonder enige belemmering kan worden toegevoerd. Doordat de kettingen 23 dicht langs de bodem 2 en de zijwanden 3, 4 worden geleid wordt een transportbeweging van het te mengen veevoeder langs de omtrek van deze mengruimte verkregen, waarbij het veevoeder als het ware door elkaar wordt gewoeld, in het bijzonder bij de overgangssecties 29. Hierbij wordt een in elkaar draaien van het veevoeder tot een harde prop vermeden, zodat het veevoeder een losse massa blijft en vastlopen van het meng-orgaan wordt vermeden. Voorts wordt door deze beweging langs de omtrek van de mengruimte het veevoeder in de mengruimte als het ware losgetrokken van het in de voorraadkamer 21 liggende veevoeder zodat ook in de voorraadkamer het veevoe der niet in elkaar wordt gedraaid. Het verdelen van de inrichting in een mengkamer 1 en een voorraadkamer 21 heeft bovendien het voordeel, dat het in de inrichting geladen veevoeder in delen kan worden gemengd, waardoor het voor de aandrijving van het mengorgaan benodigde vermogen relatief gering is.

Voorts wordt door de gekozen constructie bereikt, dat de geleidingselementen 27 tijdens het mengen niet zwaar worden belast, doordat het veevoeder de kettingen 23 en de meenemers 24 in een van de geleidingselementen 27 afgekeerde richting belast.

Opgemerkt wordt, dat in plaats van het eindloze transportorgaan 22 het mengorgaan één of meer mengelementen kan omvatten, die in een baan langs de omtrek van de meng-ruimte verplaatsbaar zijn.

Hoewel bij het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld het veevoeder door middel van het snijbord 15 aan de mengruimte wordt toegevoerd, is het uiteraard ook mogelijk een ander transportmiddel toe te passen, zoals een transportbodem, een hakblad met telescooparm of dergelijke.

Voorts kan de inrichting ook op andere wijze dan met wielen verplaatsbaar zijn, bijvoorbeeld door bevestiging aan de driepuntsophanging van een trekker. Desgewenst kan de inrichting ook zijn uitgevoerd als een stationair opgestelde eenheid, waaraan het veevoeder met behulp van andere middelen wordt toegevoerd.

De uitvinding is niet beperkt tot het in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeeld, dat binnen het kader der uitvinding op verschillende manieren kan worden gevarieerd.

Claims (15)

1. Inrichting voor het mengen en/of gedoseerd afgeven van veevoeder of dergelijke, voorzien van een mengkamer met een bodem, twee in verplaatsingsrichting verlopende, tegenover elkaar liggende zijwanden en een eindwand, en van tenminste een in de mengkamer gemonteerd mengorgaan, waarbij in tenminste een zijwand een afvoeropening voor het afgeven van veevoeder is aangebracht, met het kenmerk, dat het mengorgaan is voorzien van een of meer mengelementen, die verplaatsbaar zijn langs de omtrek van een open meng-ruimte voor het te mengen veevoeder, waarbij de mengruimte toegankelijk is via een tegenover de eindwand liggende open invoerzijde van de mengkamer.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het mengorgaan is uitgevoerd als een eindloos transportorgaan, dat de open mengruimte voor het te mengen veevoeder omsluit.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het transportorgaan zich op een geringe afstand van de zijwanden en de bodem van de mengkamer uitstrekt.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat bij het bovenpart van het transportorgaan buiten de mengruimte een vrije ruimte aanwezig is tussen het transportorgaan en de wanden van de mengkamer.

5. Inrichting volgens één der conclusies 2-4, waarbij in beide zijwanden een afvoeropening is aangebracht, met het kenmerk, dat het transportorgaan in twee richtingen aandrijfbaar is voor het afgeven van veevoeder via de ene dan wel de andere afvoeropening.

6. Inrichting volgens één der conclusies 2-5, met het kenmerk, dat het transportorgaan is voorzien van twee onderling althans ongeveer parallel verlopende flexibele transportelementen, waartussen dwars op de transportrichting verlopende meenemers zijn aangebracht.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de meenemers op een onderlinge tussenafstand van tenminste 50 cm zijn aangebracht.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat tenminste een meenemer is voorzien van een schraapelement, dat in aanraking met de bodem kan komen.

9. Inrichting volgens één der conclusies 6-8, met het kenmerk, dat het bovenpart van elk transportelement zich uitstrekt tussen twee leidwielen, waarbij elk transportelement voor het resterende deel wordt geleid door een bijbehorend stijf geleidingselement.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat elk geleidingselement tussen de delen, die zich langs de bodem en de zijwanden uitstrekken, is voorzien van twee ongeveer boogvormige overgangssecties met een straal van tenminste 20 cm.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de afvoeropening in de (elke) zijwand ongeveer ter plaatse van de bijbehorende overgangssectie van de gelei-dingselementen is gelegen.

12. Inrichting volgens één der conclusies 9-11, met het kenmerk, dat elk leidwiel wordt ondersteund door een eigen as, die buiten de mengruimte draaibaar is gelagerd.

13. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan de open invoerzijde van de mengkamer een op en neer beweegbaar snijbord is aangebracht, dat aan zijn ondereinde is voorzien van een snij-orgaan voor het uitsnijden van veevoeder uit een voorraad, waarbij het uitgesneden veevoeder door verplaatsen van het snijbord in de richting van de eindwand transporteerbaar is.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de mengkamer aan de open invoerzijde wordt voorafgegaan door een voorraadkamer voor te mengen veevoeder.

15. Inrichting volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat het snijbord met het snij-orgaan en eventueel aanwezige zijsnij-organen tot in de mengruimte verplaatsbaar is.