NL8800856A - Magneetbandapparaat voorzien van een regeleenheid ter sturing van bandbuffers, de bandspanning en het bandtransport. - Google Patents

Magneetbandapparaat voorzien van een regeleenheid ter sturing van bandbuffers, de bandspanning en het bandtransport. Download PDF

Info

Publication number
NL8800856A
NL8800856A NL8800856A NL8800856A NL8800856A NL 8800856 A NL8800856 A NL 8800856A NL 8800856 A NL8800856 A NL 8800856A NL 8800856 A NL8800856 A NL 8800856A NL 8800856 A NL8800856 A NL 8800856A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
belt
tape
magnetic tape
magnetic
guide
Prior art date
Application number
NL8800856A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL8800856A priority Critical patent/NL8800856A/nl
Priority to US07/330,243 priority patent/US4970612A/en
Priority to EP89200817A priority patent/EP0336504A1/en
Priority to KR1019890004403A priority patent/KR890016556A/ko
Priority to JP1084133A priority patent/JPH01300460A/ja
Publication of NL8800856A publication Critical patent/NL8800856A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • G11B23/02Containers; Storing means both adapted to cooperate with the recording or reproducing means
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/18Driving; Starting; Stopping; Arrangements for control or regulation thereof
    • G11B15/43Control or regulation of mechanical tension of record carrier, e.g. tape tension
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/56Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function the record carrier having reserve loop, e.g. to minimise inertia during acceleration measuring or control in connection therewith
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/60Guiding record carrier
    • G11B15/61Guiding record carrier on drum, e.g. drum containing rotating heads
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/60Guiding record carrier
    • G11B15/66Threading; Loading; Automatic self-loading
    • G11B15/665Threading; Loading; Automatic self-loading by extracting loop of record carrier from container
    • G11B15/6653Threading; Loading; Automatic self-loading by extracting loop of record carrier from container to pull the record carrier against drum
    • G11B15/6656Threading; Loading; Automatic self-loading by extracting loop of record carrier from container to pull the record carrier against drum using two-sided extraction, i.e. "M-type"

Landscapes

  • Controlling Rewinding, Feeding, Winding, Or Abnormalities Of Webs (AREA)
  • Replacement Of Web Rolls (AREA)

Description

e PHN 12.508 1 N.V. Philips’ Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Magneetbandapparaat voorzien van een regeleenheid ter sturing van bandbuffers, de bandspanning en het bandtransport".
De uitvinding heeft betrekking op een magneetbandapparaat, omvattenden een gestel, spoelaandrijftoiddelen voor twee roteerbare spoelen waarop een magneetband gewikkeld ligt ten behoeve van band-transport van de ene naar de andere spoel en van welke magneetband een ® gedeelte van de lengte zich tussen de beide spoelen uitstrekt, magneet-kopmiddelen welke tenminste één magneetkop omvatten voor opname en/of weergave van informatie op respectievelijk vanaf de magneetband, buf-fermiddelen welke een eindloze flexibele riem omvatten met twee gelei-desecties die bandgeleidingen voor de magneetband vormen, over de bui-10 tenzijde van welke geleidesecties de magneetband gevoerd wordt en welke buffermiddelen, in de genoemde operationele stand van de magneetband, waarin de band in contact is met de magneetkopmiddelen, twee bandbuffers vormen welke in relatie tot het bandtransport stroomopwaarts en stroomafwaarts van de magneetkopmiddelen gelegen zijn en welke gedeel-15 tes van de lengte van de magneetband kunnen bufferen, bandaandrijfmid-delen ten behoeve van aandrijving van de magneetband langs de magneetkopmiddelen en wel op een plaats in dat gedeelte van de handloop dat zich tussen het eerste en het laatste bandbuffer bevindt, twee paren geleidingselementen waartussen de riem in de operationele positie, in 20 welke de riem in contact is met de magneetband, geleid ligt.
Een bandtransportinrichting voor een dergelijk magneetbandapparaat is voorgesteld in PHN 11.913 (herewith incorporated by reference), hierin wordt een bandtransportinrichting beoogt in welke de spoelbeweging en de bandbeweging langs de magneetkopmiddelen zodanig dynamisch ontkoppeld worden, dat sterk variërende snelheden van de band langs de magneetkopmiddelen met een minimum aan vertraging realiseerbaar zijn. Deze bandtransportinrichting omvat spoelaandrijftoiddelen met twee roteerbare spoelen waarop een magneetband gewikkeld ligt, welke in de langsrichting tijdens het afwikkelen met een eerste snelheid vanaf 30 een van de spoelen beweegt, magneetkopmiddelen, waarbij een tweede snelheid, waarmee de band langs de magneetkopmiddelen beweegt, in grootte ten opzichte van de eerste snelheid varieerbaar is, en buffer- .8800856 * i PHN 12.508 2 middelen, welke een eindloze riem omvatten, met twee bandgeleidingen welke gevormd worden door geleidesecties van de rondlopende riem en welke bandbuffers sturen, die gelegen zijn in de handloop tussen de genoemde spoelen en de magneetkopmiddelen. De posities van de geleide-5 secties zijn verplaatsbaar ten opzichte van de rotatie-assen van de spoelen en de magneetkopmiddelen ter wijziging van de lengte van de band van de bandbuffers, hetgeen ontkoppeling oplevert van de spoelro-taties ten opzichte van de beweging van de band langs de magneetkopmiddelen .
10 De voorgestelde bandtransportinrichting voor een dergelijk magneetbandapparaat is in operationele situatie echter zeer moeilijk beheersbaar daar de positie van de riem, welke in operationele positie tussen de vier geleidingselementen geleid moet liggen, niet gemeten wordt terwijl deze positie varieert ten gevolge van een verschil tussen 15 de bandtransportsnelheid ter plaatse van de spoelen en ter plaatse van de magneetkopmiddelen. Door een eventueel optredend verschil in de bandsnelheden van en naar de spoelen, bijvoorbeeld ten gevolge van een externe storing, ontstaat een variatie in de bandspanning welke in de voorgestelde bandtransportinrichting niet gecorrigeerd kan worden.
20 Verder is de voorgestelde bandtransportinrichting niet voorzien van een regeleenheid welke een gewenste sectie op de band automatisch op kan zoeken en desgewenst automatisch de gewenste informatie in die sectie kan schrijven of uit die sectie kan lezen.
De uitvinding beoogt een magneetbandapparaat welke de hier-25 boven genoemde tekortkomingen niet heeft. Hiertoe wordt de uitvinding gekenmerkt doordat in de genoemde operationele positie van de riem en in de operationele stand van de magneetband, de positie van de riem, de bandspanning en de positie van de band geregeld worden door een regelsysteem omvattende positiebepalingsmiddelen welke de positie van de 30 riem bepalen, bandspanningsbepalingsmiddelen welke de spanning in de magneetband bepalen, een regeleenheid welke afhankelijk van de positie van de riem en de spanning in de magneetband de aandrijving voor de spoelen regelt teneinde de bandspanning op een gewenste constante waarde en de riem rond een gewenste positie te houden en welke regeleenheid 35 afhankelijk van de door de magneetkopmiddelen gelezen informatie de aandrijvingen voor de spoelen en voor de magneetband regelt teneinde een gewenst bandstuk op te sporen en daarna informatie van de band te » 8800856 PHN 12.508 3 lezen en/of op de band te schrijven.
Aldus wordt een magneetbandapparaat verkregen waarin de positie van de riem exact bepaald wordt. De regeleenheid regelt de positie van de riem zodanig dat de riem zijn uiterste toelaatbare 5 posities, dit zijn de posities waar de riem nog juist geleid ligt tussen alle vier de geleidingselementen, tijdens de operationele fase niet overschrijdt. Tevens wordt, indien er geen gebruik gemaakt wordt van de buffercapaciteit bijvoorbeeld tijdens snelspoelen, de riem centraal ten opzichte van het midden van de vier geleidingselementen gepositioneerd, W om nadien maximaal gebruik te kunnen maken van de buffermogelijkheden. Verder wordt hierdoor een apparaat verkregen waarbij de bandspanning op een gewenste constante waarde gehouden wordt. Dit wordt gerealiseerd doordat de bandspanningsbepalingsmiddelen de bandspanning meten en doordat de regeleenheid, afhankelijk van de gemeten momentane band-15 spanning, de spoelaandrijvingen stuurt. Het zo verkregen magneetbandapparaat is ook in staat om informatie te lezen of te schrijven van respectievelijk op een gewenst bandstuk. Hiervoor is de regeleenheid in staat om een gewenst bandstuk op te zoeken. Afhankelijk van de momentane positie van de band, welke door de magneetkopmiddelen van de band 20 gelezen wordt, wordt de transportrichting en -snelheid gestuurd zodanig dat het gewenste bandstuk versneld voor de magneetkopmiddelen gebracht wordt.
Een voorkeursuitvoëring van het magneetbandapparaat volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de positiebepalingsmiddelen een 25 positiebepalingseenheid omvatten welke de positie van slechts een enkele geleidesectie van de riem bepaalt. Dit is mogelijk omdat de lengtewijzigingen van de geleidesecties complementair zijn, dat wil zeggen de lengtevermindering van de ene sectie is gelijk aan de lengte-vermeerdering van de andere sectie. Hierdoor wordt een eenvoudiger en 30 goedkoper apparaat verkregen.
Een verdere voorkeursuitvoering van het magneetbandapparaat volgens de uitvinding wordt gekenmerkt, doordat de positiebepalingseenheid een combinatie van lichtbron-lichtgevoelige cel omvat waarmee de positie van de geleidesectie bepaald kan worden, de bandspanningbepa-lingsmiddelen een drukrol omvatten welke met globaal constante druk-kracht tegen de magneetband drukt en uit welke positie van de drukrol de spanning in de magneetband bepaald kan worden en de regeleenheid een * 8800856 PHN 12.508 4
V
microprocessor omvat welke uit de binnenkomende meetsignalen (a) en de signalen (c) welke overeenkomen met de gewenste situatie, de stuursignalen (b) voor de regeling bepaalt.
Door de toepassing van een positiebepalingseenheid welke een 5 lichtbron-lichtgevoelige cel combinatie omvat wordt de positie van de riem contactloos gemeten wat voordelen heeft met betrekking tot de wrijving en de massatraagheid van het buffersysteem. Verder is de toepassing van een microprocessor in de regeleenheid van voordeel met betrekking tot de snelheid van de regeling.
^ Nog een voorkeursuitvoering van het magneetbandapparaat volgens de uitvinding wordt gekenmerkt, doordat dat de flexibele riem in ongedwongen situatie, dit is de situatie waarbij op de riem geen uitwendige krachten inwerken, althans bij benadering de vorm van een cirkel heeft en dat de onderlinge configuratie van de geleidingselemen-ten en de eigenschappen van de riem zodanig zijn dat indien het middelpunt van de door de riem omspannen vorm zich tussen de vier geleidings-elementen bevindt, de riem zich in een stabiele situatie bevindt waarin door krachten evenwicht tussen enerzijds de inwendige krachten ten gevolge van de elastische vervorming van de riem en anderzijds de door de
Of) geleidmgselementen uitgeoefende uitwendige krachten op de riem, de riem een vorm aanneemt van twee over 180' omgebogen einddelen welke aansluiten op twee ongeveer evenwijdig lopende rechte delen.
Hierdoor verkrijgt men een buffersysteem waarbij ter variatie van de bufferlengten alleen het bandstuk tussen de beide buffers en oc de helft van de riem verplaatst dienen te worden en dat de riem rondloopt tijdens deze variatie van de bufferlengten in plaats van in zijn geheel te verplaatsen. Door dit rondlopen van de riem ontstaat er ook geen relatieve snelheid tussen de magneetband en de riem waardoor geen wrijving tijdens het variëren van de bufferlengten overwonnen hoeft te qn JU worden.
Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een magneetbandapparaat volgens de uitvinding.
Hierbij toont: 35
Figuur 1 een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van het magneetbandapparaat in opengewerkte toestand in de beginsituatie, direkt na het laden van de cassette, ,8800856 * PHN 12.508 5
Figuur 2 een situatie tijdens het inrijgen van de magneetband ,
Figuur 3 de situatie direkt na het inrijgen van de magneetband , 5 Figuur 4 een situatie tijdens het inrijgen van de riem,
Figuur 5 de situatie waarbij de riem in de linker bandloop-tak geregen is,
Figuur 6 de situatie waarbij de riem in de operationele positie gebracht is, 10 Figuur 7 een grafische weergave van de magneetbandsnelheid ter plaatse van de magneetkopmiddelen in een operationele fase,
Figuur 8 een situatie waarbij de riem gedeeltelijk uitgeregen is,
Figuur 9 een situatie waarbij de magneetband en de riem ge-15 deeltelijk uitgeregen zijn tot bijna in de beginsituatie,
Figuur 10 de informatie op de magneetband welke samenwerkt met een magneetbandapparaat welke roterende magneetkopmiddelen omvat,
Figuur 11 de informatie op de magneetband welke samenwerkt met een magneetbandapparaat welke roterende en stationaire magneetkop-20 middelen omvat.
Het in figuur 1 weergegeven magneetbandapparaat 1 werkt samen met een in een cassette 29 aanwezige magneetband 7. De magneetband 7 is op spoelen 5, 6 gewikkeld welke zich in de behuizing van de cassette 29 bevinden. De spoelen 5, 6 kunnen na plaatsing van de cas-25 sette 29 in het magneetbandapparaat 1 met behulp van spindels 3> 4 welke deel uitmaken van spoelaandrijftoiddelen aangedreven worden door elektromotoren 41, 42. Het magneetbandapparaat 1 omvat magneetkopmiddelen welke in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld gevormd worden door een roteerbare magneetkopeenheid welke een roteerbare trommel 19 omvat 30 voorzien van twee roteerbare magneetkoppen 11a, en een niet in figuur 1 weergegeven stationaire magneetkopeenheid 10 voorzien van een stationaire magneetkop 11b. Aan de voorzijde van de cassette 29 bevindt zich een, niet in figuren weergegeven, klep welke in geopende positie een bandstuk 31 vrij geeft. In de beginstand van de magneetband 1, in welke 35 de magneetband 7 uit contact is met de magneetkopmiddelen, ligt genoemd bandstuk 31 gespannen over twee bandomleiders 32, 33> aanwezig nabij de beide hoeken aan de voorzijde van de cassette 29. Achter dit bandstuk .8800856 PHN 12.508 6 * 31 bevindt zich een uitsparing 30 in de cassette 29 in welke zich een flexibele eindloze riem 8 in een beginpositie bevindt, welke beginposf£ tie gekenmerkt wordt doordat de riem 8 uit contact is met de magneetband 7. Binnen de omtrek van de riem 8 bevindt zich een als riemrijg-middel uitgevoerde riemrijgpen 14. De genoemde riem 8 zit geklemd tussen enerzijds vier op een oplegplaat 2 aanwezige pennen 28 en anderzijds twee als bandrijgrollen 12, 13 uitgevoerde bandrijgmiddelen. De0£ pennen 28 en bandrijgrollen 12, 13 bevinden zich, in de beginpositie van de riem 8, ook in de in de cassette 29 aanwezige uitsparing 30. De oplegplaat 2 maakt deel uit van het gestel van het apparaat 1. De bandrijgrollen 12, 13 en de riemrijgpen 14 zijn bevestigd op armen 15, 16, 17 welke verbonden zijn met assen 18, 19, 20 welke, op niet weergegev£ë wijze, door één of meerdere electromotoren aangedreven kunnen worden.
In de operationele stand van de magneetband 7, in welke de magneetband 7 in contact is met de magneetkopmiddelen (Fig. 6), bevinden zich buffermiddelen tussen de magneetkopmiddelen en de cassette 29. De buffermiddelen omvatten de eindloze riem 8, die in de operatio^ nele positie, in welke de riem 8 in contact is met de magneetband 7, aan de buitenomtrek geleid ligt tussen als rollen uitgevoerde gelei-dingselementen 21, 22, 23, 24 aanwezig op de oplegplaat 2. Deze gelei-dingsrollen 21, 22, 23, 24 geleiden de magneetband 7 nabij intrede-respectievelijk uittredeplaatsen van de magneetband 7 in door de riemsè gevormde bandbuffers 3*f, 35, welke plaatsen tevens het begin respectievelijk het einde vormen van als bandgeleidingen fungerende geleidesec-ties 36, 37 van de riem 8. De arm 17, op welke de riemrijgpen 14 is aangebracht, is boogvormig uitgevoerd om de vereiste rotatie voor het rijgen van de riem 8 te kunnen verwezenlijken zonder beperkt te worded door een van de geleidingsrollen 21, 22, 23, 24. De armen 15, 16 van de bandrijgrollen 12, 13 omvatten elk twee gedeeltes welke onder een hoek van ongeveer 90° ten opzichte van elkaar staan om geen hinder te ondervinden van de as 20 van de arm 17 van de riemrijgpen 14. De arm 17 van
Q
de riemrijgpen 14 bevindt zich boven de oplegplaat 2 terwijl de armen 15, 16 van de bandrijgrollen 12, 13 zich onder de oplegplaat 2 bevinden. Voor de beweging van de bandrijgrollen 12, 13 zijn uitsparingen 25, 26 in de oplegplaat 2 aanwezig welke de bewegingsbanen van de bandrijgrollen 12, 13 omvatten.
De magneetband 7 wordt in de operationele stand aangedreven .8800856 « PHN 12.508 7 door bandaandrijftaiddelen welke gevormd worden door een aandrukrol- toonas 27 combinatie welke door een elektromotor 43 wordt aangedreven.
De aandrijving vindt plaats ter plaatse van de linker bandrijgrol 12 welke fungeert als aandrukrol voor de op de oplegplaat 2 aanwezige 5 toonas 27. In de operationele positie van de riem 8 wordt de positie van de rechter geleidesectie 37 bepaald door positiebepalingsmiddelen welke een positiebepalingseenheid 38 omvatten welke is voorzien van een lichtbron- 39 lichtgevoelige cel 40 combinatie. In de linker bandloop-tak bevinden zich, tussen de bandaandrijfmiddelen en het linker band- 10 buffer 34, bandspanningbepalingsmiddelen 44. Deze middelen 44 omvatten een drukrol 46 welke met een globaal constante drukkracht tegen de magneetband 7 drukt. Uit de positie van de drukrol 46 wordt de spanning in de magneetband 7 bepaald.
Voor het regelen van de bandspanning en de positie van de 15 riem 8 en voor het opzoeken van informatie op de band 7 worden de aan-drijftaiddelen gestuurd door een regeleenheid welke een microprocessor 45 omvat. Deze microprocessor 45 ontvangt meetsignalen (a) van de bandspanningbepalingsmiddelen 44, van de positiebepalingseenheid 38 en van de magneetkopeenheden 9, 10 welke samen met de signalen (c), welke 20 overeenkomen met de gewenste situatie, verwerkt worden en waaruit de door de microprocessor 45 uitgevoerde stuursignalen (b) bepaald worden voor de sturing van de electromotoren 41, 42, 43 voor de aandrijvingen. De signalen (c) welke overeenkomen met de gewenste situatie zijn afkomstig uit externe of in het apparaat 1 aanwezige, niet in figuren 25 weergegeven, invoermiddelen. Deze invoermiddelen kunnen eventueel gevormd worden door een computer.
Om het hierboven beschreven apparaat 1 geschikt te maken voor opslag van grote hoeveelheden Informatie waarbij de informatie op een begrensd bandstuk willekeurig toegankelijk is, moet de microproces-30 sor 45 een aantal hierna genoemde additionele acties kunnen verrichten. Tevens moet de informatie op de magneetband 7 aan een aantal voorwaarden voldoen om het systeem van magneetbandapparaat 1 en magneetband 7 voor het hierboven genoemde doel geschikt te maken. De informatie op de magneetband 7 is hiertoe in secties 47 verdeeld (Fig. 10) welke een 35 lengte hebben die kleiner of gelijk is aan de totale door de beide bandbuffers 34, 35 gebufferde bandlengten welke de buffercapaciteit vormen. In iedere sectie 47 is de informatie geregistreerd in individu- .8800856 PHN 12.508 8 ele discrete sporen 48. Iedere sectie 47 bezit een magnetisch geregistreerd adres 9 voor het tijdens het snelspoelen opzoeken van een sectie 47. Het uitlezen en inschrijven van het adres 49 van respectievelijk op de magneetband 7 kan geschieden door de roterende magneetkop-5 pen 11a of door de stationaire magneetkop 11b. In dit laatste geval bevindt zich op de magneetband 7 nog een separaat longitudinaal spoor 50 (Fig. 11).
Voor het besturen van de bandaandrijving om de magneetband 7 binnen een sectie 47 in beide richtingen snel te verplaatsen en daarmee 10 snel de individuele discrete sporen 48 voor de magneetkopmiddelen te brengen is het systeem voorzien van besturingsmiddelen welke ook de genoemde microprocessor 45 omvatten. Voor het versneld opzoeken van een geselecteerd adres is het systeem voorzien van een selectie-inrichting welke ook de genoemde microprocessor 45 omvat.
15 Hieronder wordt de werking van het hiervoor omschreven appa raat 1 aan de hand van figuren beschreven. De magneetbandcassette 29 wordt in het apparaat 1 geladen en in een beginstand gebracht (Fig.
1). In deze stand bevindt de aan de voorzijde van de cassette 29 aanwezige bandomleiders 32, 33. In genoemde stanc- bevinden de beide in de cassette 29 aanwezige klep zich in geopende positie, waardoor een band-stuk 31 vrijkomt welke gespannen ligt tussen twee in de voorzijde van de cassette 29 aanwezige spoelen 5, 6, waarop de magneetband 7 gewikkeld is, zich om aandrijfspindels 3, 4 aanwezig in het apparaat 1.
De flexibele riem 8 bevindt zich in de beginpositie in de 25 uitsparing 30 aanwezig in de cassette 29 achter het genoemde bandstuk 31. De riem 8 wordt geklemd tussen enerzijds de vier op de oplegplaat 2 aanwezige pennen 28 en anderzijds de twee bandrijgrollen 12, 13. Binnen de omtrek van de riem 8 bevindt zich de riemrijgpen 14. Tijdens de banduitrijgfase wordt de magneetband 7 vanuit de genoemde beginstand 30 naar de operationele stand, waarin de magneetband 7 in contact is met de magneetkopmiddelen 9> 10 (Fig. 3), gebracht. De magneetband 7 wordt hierbij door middel van de beide bandrijgrollen 12, 13 uit de cassette 29 getrokken en tussen de twee paren geleidingsrollen 21, 22 en 23, 24 door (Fig. 2) naar de magneetkopmiddelen 9, 10 gebracht, waar de mag-^ neetband 7 over een hoek van 90° om de trommel 9 geleid wordt (Fig.
3). De beweging van de bandrijgrollen 12, 13 wordt bewerkstelligd door de assen 18, 19 van de armen 15, 16 waaraan de bandrijgrollen 12, 13 8800856 PHN 12.508 9 bevestigd zijn te verdraaien. Indien de linker bandrijgrol 12 op een rechte arm bevestigd zou zijn zou deze arm as 20 doorsnijden. Om dit probleem op te lossen is de arm 15 zo gevormd dat deze de genoemde as 20 tijden het in- en uitrijgen van de band 7 niet doorsnijdt.
5
Nu start de riemrijgfase waarin de riem 8 door de riemrijg-pen 14 in de handloop geregen wordt. Allereerst wordt de riem 8 in de linker bandlooptak geregen, welke tak loopt van de cassette 29 naar de magneetkopmiddelen 9, 10. Dit geschiedt door de as 20 van de gekromde arm 17 waaraan de riemrijgpen 14 bevestigd zit linksom te verdraaien.
De riemrijgpen 14 neemt hierbij de riem 8 mee en trekt deze tussen de beide aan de zijde van de cassette 29 gelegen geleidingsrollen 22, 24 van elk paar en tussen de geleidingsrollen 21, 22 van het linker paar door (Fig. 4) totdat de riem 8 zich geheel in de linker bandlooptak bevindt (Fig. 5). De riemrijgpen 14 maakt hierbij een boogvormige bewe-15 ging over een hoek van globaal 270° om geleidingsrol 22. Daar het draaipunt van de arm 17, waaraan de riemrijgpen 14 bevestigd is, ter plaatse van de as 20 ligt en daar het bewegingsvlak van de arm 17 zich boven de oplegplaat 2 bevindt, waarop ook de geleidingsrol 22 bevestigd 2Q is, moet de arm 17 boogvormig uitgevoerd worden om de riemrijgpen 14 om de geleidingsrol 22 heen te bewegen. Tijdens deze fase wordt de riem 8 elastisch vervormd en wikkelt de magneetband 7 zich van de linker spoel 5. Vervolgens wordt de riemrijgpen 14 zover terug bewogen dat deze zich tussen de geleidingsrollen 21, 22, 23, 24 komt te bevinden. Tenslotte wordt, om de operationele positie van de riem 8 te bereiken, de riem 8 25 gedeeltelijk uit de linker bandlooptak in de rechter bandlooptak gebracht door de linker spoel 5 iets op te wikkelen (Fig. 6).
In de operationele situatie kan het magneetbandapparaat 1 gebruikt worden om random-access te plegen binnen een willekeurige op de band 7 aanwezige sectie van bepaalde lengte, door het bandstuk waar-30 op de sectie zich bevindt met variërende snelheid en in wisselende richtingen langs de magneetkopmiddelen 9, 10 te bewegen, terwijl voor het opsporen van een bepaalde sectie de magneetband 7 met hoge snelheid getransporteerd kan worden gedurende welk transport de magneetkopmiddelen 9, 10 de band 7 aftasten.
35
Random-access is vooral geschikt bij recording met een hoge informatiedichtheid op de band, zoals bij voorkeur bij helical-scan-recording, waardoor de bandverplaatsing beperkt kan blijven en zodoende .8800856 ♦ PHN 12.508 10 korte toegangstijden gerealiseerd kunnen worden. Tevens bevindt bij helical-scan-recording de informatie op de band 7 zich in de vereiste individuele discontinue sporen 48 (Fig. 10 en 11). Helical-scan toegepast op het apparaat 1 volgens de uitvinding houdt in dat de handloop 5 alleen in het gedeelte wat zich tussen de beide buffers 34, 35 bevindt uit het vlak van de spoelen 5, 6 kan treden.
Het onder hoge snelheid zoeken van een bepaalde sectie 47 op de band 7 wordt gestuurd door een selectie-inrichting welke de microprocessor 45 omvat. Deze microprocessor 45 stuurt, afhankelijk van de 10 door de magneetkoppen 11a of 11b ingelezen adressen 49 en het via de invoermiddelen ingegeven gewenste adres, de aandrijving van de spoelen 5, 6 zodanig dat de band 7 met verhoogde snelheid wordt getransporteerd totdat het gewenste adres gevonden is.
Door deze hoge relatieve band-kop snelheid kan het schuine 15 informatiespoor 48 op de magneetband 7 (Fig. 10) niet correct afgetast worden omdat bij onveranderde rotatiesnelheid van de magneetkoptrommel 9 de baan van de magneetkoppen 11 over de band 7 onder een andere hoek verloopt. Wel kan telkens het begin van een dergelijk schuin spoor 48 gelezen worden. Dit begin moet in dit geval dan wel het adres 49 van de 20 sectie 48 bevatten. Een andere methode om tijdes de hoge bandtransport- snelheid de relevante informatie van de band 7 te lezen is door gebruik te maken van een additioneel longitudinaal spoor 50 op de band 7 (Fig.
11) welk door een stationaire magneetkop 11b afgetast wordt.
Tijdens deze snelzoekperiode regelt de microprocessor 45 ook 25 de positie van de riem 8 en de bandspanning. De riem 8 moet in operationele positie tussen de vier geleidingsrollen 21, 22, 23, 24 geleid blijven. De positiebepalingseenheid 38 geeft de positie van de riem 8 door aan de microprocessor 45 en deze corrigeert de positie door de linker spoel 5 sneller of langzamer te roteren. Indien de linker spoel 30 5 de band 7 sneller respectievelijk langzamer opwikkelt dan de snelheid waarmee de toonas 27 de band 7 verplaatst, zal de bandspanning in de linker bandlooptak toenemen respectievelijk afnemen waardoor de riem 8 naar rechts respectievelijk naar links zal verplaatsen om weer de krachten welke de band 7 op de riem 8 uitoefenen in evenwicht te bren-35 gen.
Om de bandspanning te regelen stuurt de microprocessor 45 de aandrijving van de rechter spoel 6. Door de rechter spoel 6 de band 7 .8300856 PHN 12.508 11 sneller respectievelijk langzamer af te laten wikkelen dan de snelheid waarmee de toonas 27 de band 7 verplaatst, neemt de spanning in de rechter bandlooptak af respectievelijk toe. Via krachtenevenwicht op de riem 8 verandert dienovereenkomstig ook de bandspanning in de linker 5 bandlooptak. De hierboven omschreven regeling geldt voor bandtransport van de rechter 6 naar de linker 5 spoel, een gelijke redenering kan men houden bij een tegengestelde bandtransportrichting.
Nadat de gewenste sectie gevonden is kan de informatie binnen de sectie gelezen worden of kan men op de informatie binnen de 10 sectie random-access plegen. Om effectief random-access op een informatiedrager te plegen moet de betreffende locatie op de drager snel opgezocht kunnen worden. Hiertoe wordt het bandtransport langs de magneet-kopmiddelen geregeld door besturingsmiddelen welke ook de microprocessor 45 omvatten. Voor het binnen een sectie 47 opzoeken van een infor-I5 matiespoor 48 moet de microprocessor 45 de positie van het spoor 48 binnen de sectie 47 weten. Dit kan door elk spoor een eigen spooradres te geven of door het aantal sporen tijdens de verplaatsing, vanuit een bekende stand (bijvoorbeeld het midden van de sectie), te tellen.
Omdat de massa's van de beide spoelen 5, 6 te groot zijn om 20 via de spoelrotaties de vereiste transportsnelheden te realiseren met behulp van in het apparaat 1 aanwezige elektromotoren 41, 42, moet naar een andere oplossing gezocht worden. De oplossing hiervoor is dat de spoelen 5, 6 stil blijven staan en dat de magneetband 7 door middel van bandaandrijftoiddelen 27 langs de magneetkopmiddelen 9, 10 wordt ge-25 voerd, waarbij aan weerszijde van de magneetkopmiddelen 9, 10 bandbuf-fers 34, 35 in de handloop aanwezig zijn.
Om alle in een sectie 47 aanwezige sporen 48 voor de magneetkopmiddelen te kunnen brengen moet bij aanvang van de random-access fase het midden van de sectie 47 zich voor de magneetkoppen 11a bevin-30 den en moet de riem 8 zich in de middenpositie, in welke de bandlengten in elk buffer 34, 35 even groot zijn, bevinden. Tevens mag de lengte van de sectie 47 niet groter zijn dan de lengte van de beide bandbuf-fers 34, 35. Tevens moet de bandspanning langs de magneetkopmiddelen 9, 10 in takt blijven tijdens het versnellen, vertragen en van transport-
QC
33 richting omkeren van de magneetband 7. Het genoemde buffersysteem voldoet aan alle hiervoor noodzakelijke eisen. De massa van de te versnellen delen (massa bandstuk plus helft massa riem 8) is klein waardoor de .8800856 * PHN 12.508 12 in het apparaat 1 aanwezige bandaandrijfmiddelen 27 (toonas- 27 druk-rol- 12 combinatie) de vereiste versnelling en vertraging kunnen realiseren. Doordat door toepassing van de riem 8 de lengtewijziging van de over de riem 8 geleide bandstukken van de bandbuffers 34» 35 eomplemen- g tair is, dat wil zeggen de lengtevermindering aan de ene zijde van de riem 8 is gelijk aan de lengtevermeerdering aan de andere zijde, blijft de magneetband 7 onder spanning.
Het buffersysteem is ook uitermate geschikt voor toepassing in bijvoorbeeld videorecorders om tijdens spoelen met afwijkende snel-10 heid bijvoorbeeld in de "zoek mode" van de videorecorder de relevante informatie van de band te lezen.
De spoelrotatie bewerkstelligt hierbij dat de band 7 met een eerste snelheid ter plaatse van de dichtst bij de cassette 29 bevindende geleidingsrollen 22, 24 beweegt. De bandaandrijftniddelen 27 bewerk-15 stelligen dat de band 7 met een tweede snelheid ter plaatse van de dichtst bij de magneetkopmiddelen 9, 10 bevindende geleidingsrollen 21, 23 en ter plaatse van de magneetkopmiddelen 9, 10 beweegt. De eerste snelheid van de band 7 is tevens de omloopsnelheid van de riem 8. Het verschil van de eerste en de tweede snelheid van de band 7 is de trans- 20 latiesnelheid van de riem 8. Deze translatiesnelheid is in de richting loodrecht op de verbindingslijn tussen de geleidingsrollen 23, 24 van een paar en komt zonder extra aandrijving als gevolg van het verschil tussen de genoemde eerste en tweede snelheid automatisch tot stand.
Door deze translatie is de lengte van de geleidesecties 36, 37 varieer-25 baar, waarbij tevens een lengtewijziging van de over de riem 8 geleide bandstukken optreedt.
Aldus vormen de geleidesecties 36, 37 bandbuffers 34, 35 welke de mogelijkheid bieden bij een semi-stationaire wikkelsnelheid van de spoelen 5, 6 de snelheid van de band 7 langs de raagneetkopmid-30 delen 9, 10 sterk te variëren. Dit heeft als voordeel dat tijdens snelspoelen de snelheid van de band 7 ten opzichte van de magneetkopmiddelen 9, 10 tijdens korte periodes verlaagd kan worden om zodoende met normale snelheid afgetast te kunnen worden, terwijl gedurende de resterende periodes de band 7 versneld langs de magneetkopmiddelen 9, 10 35 bewogen kan worden (Fig. 7). Het positiebepalingselement 38 stuurt de snelheid van de aandrijfspindels 5, 6 en de toonas 27 zodanig dat de riem 8 zijn uiterste toelaatbare posities niet overschrijdt en zodanig ,8800856 PHN 12.508 13 dat de bandspanning constant blijft.
Om de cassette 29 uit het apparaat 1 te kunnen nemen moet eerst de band 7 en de riem 8 weer in de beginstand respectievelijk beginpositie worden gebracht. Hierbij wordt eerst de riemrijgpen 14 in 5 de beginpositie gebracht door de as 20 van de arm 17 waaraan de riem-rijgpen 14 bevestigd zit te verdraaien. De riemrijgpen ΊΗ trekt hierbij de riem 8 uit de bandlooptakken en brengt de riem 8 gedeeltelijk in de beginpositie (Fig. 8). Vervolgens wordt de band 7 weer in de beginstand gebracht door de beide bandrijgrollen 12, 13 terug te brengen, dit ge-10 schiedt door de assen 18, 19 van de armen 15, 16 waaraan de bandrijgrollen 12, 13 bevestigd zijn te verdraaien. De beide bandrijgrollen 12, 13 duwen daarbij de riem 8 weer tegen de vier in het apparaat 1 aanwezige pennen 28 (Fig. 9) en de band 7 wordt door de aandrijfspindels 3, op de spoelen 5, 6 gewikkeld. Het is hierbij noodzakelijk om eerst de 15 rechter bandrijgrol 13 terug te brengen, deze duwt namelijk de riem 8 naar rechts terwijl de riem 8 aan de linker helft tegengehouden wordt door de riemrijgpen 14. Zou men eerst de linker bandrijgrol 12 terugbrengen dan komt de riem 8 geheel links in de in de cassette 29 aanwezige uitsparing 30 te liggen omdat de riem 8 niet aan de rechter helft 20 tegen gehouden wordt. Nu kan de cassette 29 uit het apparaat 1 genomen worden.
Het inrijgmechanisme, het buffermechanisme, de regeling voor het buffermechanisme en de regeling voor de informatie opslag en de willekeurige toegankelijkheid tot de informatie zijn ook toepasbaar bij 25 systemen waarbij de informatie in één of meerdere longitudinale sporen op de magneetband voorkomt. In dit geval zou de roteerbare kopeenheid vervangen kunnen worden door een stationaire kopeenheid. Bij een systeem met individuele discontinue sporen kunnen de sporen ook loodrecht op of in de lengterichting van de band voorkomen. Dienovereenkom-30 stig moet dan wel de roteerbare kopeenheid aangepast worden.
De stationaire kopeenheid kan ook uitgevoerd worden met meerdere koppen voor eventueel meerdere adressporen. Ook kan de stationaire kopeenheid een wiskop omvatten voor het wissen van de informatie op de band. De roteerbare kopeenheid kan ook uitgevoerd worden met 35 meerdere koppen om zodoende een nog hogere informatiedichtheid op de band te realiseren. Het geheel is zowel geschikt voor analoge als ook voor digitale informatie-opslag.
8800856 PHN 12.508 14
Het bewegen van de rijgmiddelen hoeft niet noodzakelijkerwijs door middel van om assen roteerbare armen te geschieden. In plaats hiervan kunnen de rijgmiddelen ook door stangenmechanismen of kruk-sleufmechanismen verplaatst worden. Ook kunnen de rijgmiddelen op ele-5 menten bevestigd zijn welke over rails of door geleidingsgroeven voortbewogen worden. De riem kan ook door twee of meerdere rijgpennen geregen worden, tijdens welk rijgen de riem dan niet noodzakelijkerwijs eerst geheel in één bandlooptak geregen wordt, de riem kan dan in beide bandlooptakken gelijktijdig geregen worden of men kan de geleidingsele-10 menten tijdens het rijgen naar buiten bewegen om ze daarna over de riem te schuiven.
De bewegingsvlakken van de armen van de riemrijgmiddelen hoeven niet boven die van de armen van de bandrijgmiddelen te liggen, beide vlakken kunnen ook verwisseld worden. De oplegplaat met daarin de 15 uitsparingen voor de bewegingsbanen van de bandrijgmiddelen kan men indien dit constructietechnisch beter uitkomt desgewenst ook weglaten. De vier vast op het gestel bevestigde pennen, tegen welke de riem in de beginpositie geklemd wordt kunnen ook vervangen worden door één of meerdere andere elementen zoals bijvoorbeeld een plaat of strip.
20 In plaats van de positie van de riem aan één einddeel te be palen kan men ook in de nabijheid van de uiterste toelaatbare posities van de einddelen van de riem detectiemiddelen plaatsen, welke signaleren indien de riem een van zijn uiterste posities bereikt. Men kan ook een separate aandrukrol, welke in de operationele stand de band tegen 25 de toonas drukt, tijdens het rijgen van de band met de bandrijgmiddelen mee verplaatsen in plaats van één van de bandrijgrollen tevens als aandrukrol te laten functioneren. De riem kan men ook uit andere materialen vervaardigen mits deze maar elastisch genoeg zijn, een ander geschikt materiaal is bijvoorbeeld fosforbrons.
30 35 ,8800856

Claims (5)

1. Magneetbandapparaat (1), omvattende - een gestel (2), - spoelaandrijftoiddelen (3» 4) voor twee roteerbare spoelen (5, 6) waarop een magneetband (7) gewikkeld ligt ten behoeve van bandtransport 5 van de ene naar de andere spoel en van welke magneetband (7) een gedeelte van de lengte zich tussen de beide spoelen uitstrekt, - magneetkopmiddelen (9, 10) welke tenminste één magneetkop (11) omvatten voor opname en/of weergave van informatie op respectievelijk vanaf de magneetband (7), 10. buffermiddelen welke een eindloze flexibele riem (8) omvatten, met twee geleidesecties (36, 37) die bandgeleidingen voor de magneetband (7) vormen, over de buitenzijde van welke geleidesecties (36, 37) de magneetband (7) gevoerd wordt en welke buffermiddelen, in de genoemde operationele stand van de magneetband (7), waarin de band (7) in eon- 15 tact is met de magneetkopmiddelen (9, 10), twee bandbuffers (34, 35) vormen welke in relatie tot het bandtransport stroomopwaarts en stroomafwaarts van de magneetkopmiddelen (9, 10) gelegen zijn en welke gedeeltes van de lengte van de magneetband (7) kunnen bufferen, - bandaandrijftniddelen (27) ten behoeve van aandrijving van de magneet-20 band (7) langs de magneetkopmiddelen (9, 10) en wel op een plaats in dat gedeelte van de handloop dat zich tussen het eerste (35) en het laatste (3¾) bandbuffer bevindt, - twee paren geleidingseleraenten (21, 22 en 23» 2¾) waartussen de riem (8) in de operationele positie, in welke de riem (8) in contact is met 25 de magneetband (7), geleid ligt, met het kenmerk, dat in de genoemde operationele positie van de riem (8) en in de operationele stand van de magneetband (7), de positie van de riem (8), de bandspanning en de positie van de band (7) geregeld worden door een regelsysteem omvattende 30. positiebepalingsmiddelen (38) welke de positie van de riem (8) bepalen, - bandspanningsbepalingsmiddelen (4¾) welke de spanning in de magneetband (7) bepalen, - een regeleenheid (45) welke afhankelijk van de positie van de riem 35 (8) en de spanning in de magneetband (7) de aandrijving voor de spoelen (5, 6) regelt teneinde de bandspanning op een gewenste constante waarde en de riem (8) rond een gewenste positie te houden en welke regeleen- .8*00856 PHN 12.508 16 heid (45) afhankelijk van de door de magneetkopmiddelen (9, 10) gelezen informatie de aandrijvingen voor de spoelen (5, 6) en voor de magneetband (7) regelt teneinde een gewenst bandstuk op te sporen en daarna informatie van de band (7) te lezen en/of op de band (7) te schrijven. c
2. Magneetbandapparaat (1) volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de positiebepalingsmiddelen een positiebepalingseenheid (38) omvatten welke de positie van slechts een enkele geleidesectie (37) van de riem (8) bepaalt.
3. Magneetbandapparaat (1) volgens conclusie 1 en 2 met het 10 kenmerk, dat - de positiebepalingseenheid (38) een combinatie van lichtbron-lichtge-voelige cel (39» 40) omvat waarmee de positie van de geleidesectie (37) bepaald kan worden, - de bandspanningbepalingsmiddelen (44) een drukrol (46) omvatten welke 15 met globaal constante drukkracht tegen de magneetband (7) drukt en uit welke positie van de drukrol (46) de spanning in de magneetband (7) bepaald kan worden, - de regeleenheid een microprocessor (45) omvat welke uit de binnenkomende meetsignalen (a) en de signalen (c) welke overeenkomen met de 20 gewenste situatie, de stuursignalen (b) voor de regeling bepaalt.
4. Magneetbandapparaat (1) volgens conclusie 1, 2 of 3 omvattende twee paren geleidingselementen (21, 22 en 23» 24), waarvan de twee geleidingselementen van elk paar gerekend in de bandtransportrichting het begin respectievelijk het einde van de 25 geleidesecties (36, 37) van de riem (8) in de operationele positie bepalen, en de magneetband (7) in de operationele stand naar de respectievelijk vanaf de geleidesecties (36, 37) geleiden, met het kenmerk, - dat de flexibele riem (8) in ongedwongen situatie, dit is de situatie on waarbij op de riem (8) geen uitwendige krachten inwerken, althans bij benadering de vorm van een cirkel heeft, - dat de onderlinge configuratie van de geleidingselementen (21, 22, 23, 24) en de eigenschappen van de riem (8) zodanig zijn dat indien het middelpunt van de door de riem (8) omspannen vorm zich tussen de vier 35 geleidingselementen (21, 22, 23, 24) bevindt, de riem (8) zich in een stabiele situatie bevindt waarin door krachten evenwicht tussen enerzijds de inwendige krachten ten gevolge van de elastische vervorming ,880 0856 PHN 12.508 17 van de riem (8) en anderzijds de door de geleidingselementen (21, 22, 23, 2H) uitgeoefende uitwendige krachten op de riem (8), de riem (8) een vorm aanneemt van twee over 180° omgebogen einddelen welke aansluiten op twee ongeveer evenwijdig lopende rechte delen.
5 10 15 20 25 30 35 .6800856
NL8800856A 1988-04-05 1988-04-05 Magneetbandapparaat voorzien van een regeleenheid ter sturing van bandbuffers, de bandspanning en het bandtransport. NL8800856A (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8800856A NL8800856A (nl) 1988-04-05 1988-04-05 Magneetbandapparaat voorzien van een regeleenheid ter sturing van bandbuffers, de bandspanning en het bandtransport.
US07/330,243 US4970612A (en) 1988-04-05 1989-03-29 Magnetic tape apparatus comprising a control unit for controlling tape buffers, the tape tension and the tape-transport
EP89200817A EP0336504A1 (en) 1988-04-05 1989-03-30 Magnetic tape apparatus comprising a control unit for controlling tape buffers, the tape tension and the tape-transport
KR1019890004403A KR890016556A (ko) 1988-04-05 1989-04-04 테이프 버퍼, 테이프 장력과 테이프 운반을 제어하기 위한 제어 유니트를 구비한 마그네틱 테이프
JP1084133A JPH01300460A (ja) 1988-04-05 1989-04-04 磁気テープ装置

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8800856A NL8800856A (nl) 1988-04-05 1988-04-05 Magneetbandapparaat voorzien van een regeleenheid ter sturing van bandbuffers, de bandspanning en het bandtransport.
NL8800856 1988-04-05

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8800856A true NL8800856A (nl) 1989-11-01

Family

ID=19852062

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8800856A NL8800856A (nl) 1988-04-05 1988-04-05 Magneetbandapparaat voorzien van een regeleenheid ter sturing van bandbuffers, de bandspanning en het bandtransport.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US4970612A (nl)
EP (1) EP0336504A1 (nl)
JP (1) JPH01300460A (nl)
KR (1) KR890016556A (nl)
NL (1) NL8800856A (nl)

Families Citing this family (22)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH05100699A (ja) * 1991-10-11 1993-04-23 Sharp Corp 音声記録再生装置
US5566032A (en) * 1991-11-12 1996-10-15 Storage Technology Corporation Method for utilizing a longitudinal track on a helical scan tape data storage system to provide a fast search capability
JP2806135B2 (ja) * 1992-04-03 1998-09-30 松下電器産業株式会社 再生装置
US5293285A (en) * 1992-06-01 1994-03-08 Storage Technology Corporation Apparatus and media for recording data on two sides of a magnetic tape
US6002537A (en) * 1992-06-19 1999-12-14 Canon Kabushiki Kaisha Rotary head reproducing apparatus that displays date, time, and frame number even when such data code information is absent during a search marker using interpolation based on head switching pulse
US5430586A (en) * 1992-08-03 1995-07-04 Koo; Kah O. Tape extractor and pad lifter for extracting tape from a cassette center well, and related method
US5699205A (en) * 1993-06-25 1997-12-16 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. Tape loading apparatus
JP2930506B2 (ja) * 1993-09-10 1999-08-03 富士通株式会社 磁気テープ装置
JPH08212523A (ja) * 1995-02-08 1996-08-20 Sony Corp 磁気記録再生装置
US5953177A (en) * 1997-03-24 1999-09-14 Exabyte Corporation Write splicing for helical scan recorder
US6367047B1 (en) 1998-10-20 2002-04-02 Ecrix Multi-level error detection and correction technique for data storage recording device
US6246551B1 (en) 1998-10-20 2001-06-12 Ecrix Corporation Overscan helical scan head for non-tracking tape subsystems reading at up to 1X speed and methods for simulation of same
US6381706B1 (en) 1998-10-20 2002-04-30 Ecrix Corporation Fine granularity rewrite method and apparatus for data storage device
US6307701B1 (en) 1998-10-20 2001-10-23 Ecrix Corporation Variable speed recording method and apparatus for a magnetic tape drive
US6421805B1 (en) 1998-11-16 2002-07-16 Exabyte Corporation Rogue packet detection and correction method for data storage device
US6367048B1 (en) 1998-11-16 2002-04-02 Mcauliffe Richard Method and apparatus for logically rejecting previously recorded track residue from magnetic media
US6308298B1 (en) 1998-11-16 2001-10-23 Ecrix Corporation Method of reacquiring clock synchronization on a non-tracking helical scan tape device
US6603618B1 (en) 1998-11-16 2003-08-05 Exabyte Corporation Method and system for monitoring and adjusting tape position using control data packets
US6498699B1 (en) 1999-12-02 2002-12-24 Storage Technology Corporation Tape transport using a carrier ribbon
US6283396B1 (en) 1999-12-02 2001-09-04 Storage Technology Corporation Tape transport using a carrier ribbon with edges
US6624960B1 (en) 2000-03-10 2003-09-23 Exabyte Corporation Current sensing drum/cleaning wheel positioning method and apparatus for magnetic storage system
US6364234B1 (en) 2000-03-10 2002-04-02 Michael Donald Langiano Tape loop/slack prevention method and apparatus for tape drive

Family Cites Families (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH440743A (de) * 1964-07-09 1967-07-31 Telefunken Patent Anordnung für Magnetbandantriebe zum Andrücken des Magnetbandes an die Magnetköpfe
NL6907134A (nl) * 1968-05-21 1969-11-25
US3637161A (en) * 1970-05-12 1972-01-25 Magnetic Recording Systems Inc Magnetic tape transport system
US3890641A (en) * 1972-09-01 1975-06-17 Int Video Corp Helical scan magnetic tape transport system including vacuum column tension control and helical scanner air bearing
US3942190A (en) * 1974-03-21 1976-03-02 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. Method and apparatus for uninterrupted recording and reproduction in a multichannel mode of information on tape
US4104685A (en) * 1977-01-13 1978-08-01 Recortec, Inc. Video recorder/reproducer transport having two movable tension guides for controlling tape tension
DE2713524A1 (de) * 1977-03-26 1978-10-26 Bosch Gmbh Robert Geraet zur aufzeichnung und/oder wiedergabe von informationen auf bandfoermigen aufzeichnungstraegern
AT357782B (de) * 1977-07-07 1980-07-25 Poehler Herbert Vorrichtung zur aufzeichnung und wiedergabe von signalen, insbesondere videosignalen, auf ein magnetband
JPS5542335A (en) * 1978-09-20 1980-03-25 Hitachi Ltd Tape cassette
JPS5698735A (en) * 1979-12-29 1981-08-08 Sony Corp Magnetic tape reproducing device
DE3443879A1 (de) * 1984-12-01 1986-06-05 Telefunken Fernseh Und Rundfunk Gmbh, 3000 Hannover Magnetbandgeraet fuer datenaufzeichnung
DE3626940A1 (de) * 1986-08-08 1988-02-11 Bosch Gmbh Robert Magnetbandgeraet mit bandladeeinrichtung
NL8602585A (nl) * 1986-10-15 1988-05-02 Philips Nv Bandtransportinrichting, alsmede bandprocesinrichting voorzien van een dergelijke bandtransportinrichting.

Also Published As

Publication number Publication date
EP0336504A1 (en) 1989-10-11
US4970612A (en) 1990-11-13
KR890016556A (ko) 1989-11-29
JPH01300460A (ja) 1989-12-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8800856A (nl) Magneetbandapparaat voorzien van een regeleenheid ter sturing van bandbuffers, de bandspanning en het bandtransport.
SE448409B (sv) Magnetisk upptecknings- och/eller atergivningsapparat sasom videobandspelare innefattande en automatisk bandladdnings- och urladdningsanordning
US4275424A (en) Scanning type magnetic recorder and cassette
US4262860A (en) Tape cartridge with increased tape capacity
CA1271177A (en) Tape draw-out mechanism
US4991039A (en) Apparatus for detecting tape-end
NL8800855A (nl) Magneetbandapparaat voorzien van een rijgmechanisme welke een magneetband en een riem, voor de vorming van bandbuffers, verplaatst.
NL8802449A (nl) Systeem voor willekeurige toegankelijkheid tot informatie op een magneetband.
US3134528A (en) Tape transport system
US4943874A (en) Tape tension controller for a cassette recording/playback apparatus
EP0712124B1 (en) Tape loading mechanism
EP0944061B1 (en) Magnetic recording/reproduction apparatus
NL8602585A (nl) Bandtransportinrichting, alsmede bandprocesinrichting voorzien van een dergelijke bandtransportinrichting.
EP0547452A1 (en) Apparatus for threading magnetic tape from a single reel cartidge in a rotary head tape transport
JPH02292768A (ja) 磁気記録再生装置
KR100287940B1 (ko) 자기 기록 및 재생 장치
US5495992A (en) Belt-driven magnetic tape cartridge having a device for applying mechanical tension to the tape in the cartridge
JPH09115213A (ja) テープガイド装置
NL9100840A (nl) Magneetbandapparaat voor samenwerking met een cassette.
JPH09204754A (ja) テープカートリッジ
JPH05101497A (ja) 磁気記録再生システム
JPH05101498A (ja) 磁気記録再生システム
JPH0258752A (ja) 磁気記録再生装置のテンションアーム
JPH04247355A (ja) テープレコーダ
JPH0368460B2 (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed