NL8800855A - Magneetbandapparaat voorzien van een rijgmechanisme welke een magneetband en een riem, voor de vorming van bandbuffers, verplaatst. - Google Patents

Magneetbandapparaat voorzien van een rijgmechanisme welke een magneetband en een riem, voor de vorming van bandbuffers, verplaatst. Download PDF

Info

Publication number
NL8800855A
NL8800855A NL8800855A NL8800855A NL8800855A NL 8800855 A NL8800855 A NL 8800855A NL 8800855 A NL8800855 A NL 8800855A NL 8800855 A NL8800855 A NL 8800855A NL 8800855 A NL8800855 A NL 8800855A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
belt
magnetic tape
tape
threading
magnetic
Prior art date
Application number
NL8800855A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL8800855A priority Critical patent/NL8800855A/nl
Priority to US07/325,588 priority patent/US4975792A/en
Priority to EP89200816A priority patent/EP0336503A1/en
Priority to KR1019890004346A priority patent/KR890016555A/ko
Priority to JP1081645A priority patent/JPH01298569A/ja
Publication of NL8800855A publication Critical patent/NL8800855A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • G11B23/02Containers; Storing means both adapted to cooperate with the recording or reproducing means
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/60Guiding record carrier
    • G11B15/61Guiding record carrier on drum, e.g. drum containing rotating heads
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/56Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function the record carrier having reserve loop, e.g. to minimise inertia during acceleration measuring or control in connection therewith
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/60Guiding record carrier
    • G11B15/66Threading; Loading; Automatic self-loading
    • G11B15/665Threading; Loading; Automatic self-loading by extracting loop of record carrier from container
    • G11B15/6653Threading; Loading; Automatic self-loading by extracting loop of record carrier from container to pull the record carrier against drum
    • G11B15/6656Threading; Loading; Automatic self-loading by extracting loop of record carrier from container to pull the record carrier against drum using two-sided extraction, i.e. "M-type"

Landscapes

  • Magnetic Treatment Devices (AREA)
  • Replacement Of Web Rolls (AREA)
  • Manufacturing Of Magnetic Record Carriers (AREA)
  • Adjustment Of The Magnetic Head Position Track Following On Tapes (AREA)
  • Magnetic Record Carriers (AREA)

Description

i PHN 12.507 1 N.V. Philips’ Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Magneetbandapparaat voorzien van een rijgmeehanisrae welke een magneetband en een riem, voor de vorming van bandbuffers, verplaatst.”
De uitvinding heeft betrekking op een magneetbandapparaat, omvattende een gestel, spoelaandrijfmiddelen voor twee roteerbare spoelen waarop een magneetband gewikkeld ligt ten behoeve van band-transport van de ene naar de andere spoel en van welke magneetband een 5 gedeelte van de lengte zich tussen de beide spoelen uitstrekt, magneet-kopmiddelen welke tenminste één magneetkop omvatten voor opname en/of weergave van informatie op respectievelijk vanaf de magneetband, beweegbare bandrijgmiddelen welke de magneetband, welke verplaatsbaar is tussen een beginstand, in welke de magneetband uit contact is met de 10 magneetkopmiddelen, en een operationele stand, in welke de magneetband in contact is met de magneetkopmiddelen, naar genoemde beginstand of naar genoemde operationele stand kunnen brengen, buffermiddelen welke een eindloze flexibele riem omvatten met twee geleideseeties die band-geleidingen voor de magneetband vormen, over de buitenzijde van welke 15 geleideseeties de magneetband gevoerd wordt en welke buffermiddelen, in de genoemde operationele stand, twee bandbuffers vormen welke in relatie tot het bandtransport stroomopwaarts en stroomafwaarts van de magneetkopmiddelen gelegen zijn en welke gedeeltes van de lengte van de magneetband kunnen bufferen, beweegbare riemrijgmiddelen welke de 20 flexibele riem, welke verplaatsbaar is tussen een beginpositie, in welke de riem uit contact is met de magneetband en aan de van de magneetkopmiddelen afgekeerde zijde van de magneetband gepositioneerd ligt, waarbij zich binnen de omtrek van de riem de riemrijgmiddelen bevinden, en een operationele positie, in welke de riem in contact is met 25 de magneetband en wel zodanig dat de riem als buffer kan fungeren, in de genoemde beginpositie of in de genoemde operationele positie van de riem kunnen brengen, bandaandrijfmiddelen ten behoeve van aandrijving van de magneetband langs de magneetkopmiddelen en wel op een plaats in dat gedeelte van de handloop dat zich tussen het eerste en het laatste 30 bandbuffer bevindt, twee paren geleidingselementen waartussen de riem in de operationele positie geleid ligt, waarvan de twee geleidingselementen van elk paar gerekend in de bandtransportrichting het begin res- .8800855 PHN 12.507 2 *ί pectievelijk het einde van de geleidesecties van de riem in de operationele positie bepalen, en de magneetband in de operationele stand naar respectievelijk vanaf de geleidesecties geleiden en tussen welke paren geleidingselementen de bewegingsbanen van de bandrijgmiddelen 5 door lopen.
Een bandtransportinrichting voor een dergelijk magneetband-apparaat is voorgesteld in PHN 11.913 (herewith incorporated by reference), hierin wordt een bandtransportinrichting beoogt in welke de spoelbeweging en de handbeweging langs de magneetkopmiddelen zodanig 10 dynamisch ontkoppeld worden, dat sterk variërende snelheden van de band langs de magneetkopmiddelen met een minimum aan vertraging realiseerbaar zijn. Deze bandtransportinrichting omvat spoelaandrijfmiddelen met twee roteerbare spoelen waarop een magneetband gewikkeld ligt, welke in de langsrichting tijdens het afwikkelen met een eerste snelheid vanaf 15 een van de spoelen beweegt, magneetkopmiddelen, waarbij een tweede snelheid, waarmee de band langs de magneetkopmiddelen beweegt, in grootte ten opzichte van de eerste snelheid varieerbaar is, en buffer-middelen, welke een eindloze riem omvatten, met twee bandgeleidingen welke gevormd worden door geleidesecties van de rondlopende riem en 20 welke bandbuffers sturen, die gelegen zijn in de handloop tussen de genoemde spoelen en de magneetkopmiddelen. De posities van de geleidesecties zijn verplaatsbaar ten opzichte van de rotatie-assen van de spoelen en de magneetkopmiddelen ter wijziging van de lengte van de band van de bandbuffers, hetgeen ontkoppeling oplevert van de spoelro-25 taties ten opzichte van de beweging van de band langs de magneetkopmiddelen.
Verder is het met de voorgestelde bandtransportinrichting mogelijk om de magneetband en de riem tussen een beginstand respectievelijk -positie en een operationele stand respectievelijk positie te 30 verplaatsen door middel van beweegbare band- en riemrijgmiddelen. In de voorgestelde bandtransportinrichting heeft de riem een vorm van twee over 180“ omgebogen einddelen met daartussen rechte verbindingsstukken en wordt de riem in de operationele positie geleid tussen twee paren van geleidingselementen. Een dergelijke riem bezit weerstand tegen het oc rondlopen tussen de geleidingselementen in de operationele positie omdat hiervoor een zekere elastische vervorming van de riem noodzakelijk is. Tevens is een dergelijke riem door zijn vorm niet zonder meer . 8800855
A
ιέ PHN 12.507 3 tussen de geleidingselementen positioneerbaar, hiervoor moet de riem in een bepaalde richting tussen de geleidingselementen gebracht worden.
De uitvinding beoogt een magneetbandapparaat, van welke het buffersysteem is voorzien van een riem, zo te construeren en een riem 5 zo uit te voeren dat de riem minder weerstand tegen vervorming biedt en daardoor minder weerstand biedt tegen rondlopen en tegen vervorming tijdens de verplaatsing tussen de beginpositie en de operationele positie, met het kenmerk dat de flexibele riem in ongedwongen situatie, dit is de situatie waarbij op de riem geen uitwendige krachten inwer-^ ken, althans bij benadering de vorm van een cirkel heeft, dat de onderlinge configuratie van de geleidingselementen en de eigenschappen van de riem zodanig zijn dat indien het middelpunt van de door de riem omspannen vorm zich tussen de vier geleidingselementen bevindt, de riem zich in een stabiele situatie bevindt waarin door krachten evenwicht 15 tussen enerzijds de inwendige krachten ten gevolge van de elastische vervorming van de riem en anderzijds de door de geleidingselementen uitgeoefende uitwendige krachten op de riem, de riem een vorm aanneemt van twee over 180“ omgebogen einddelen welke aansluiten op twee ongeveer evenwijdig lopende rechte delen. Aldus wordt een magneetbandappa- 20 raat verkregen waarbij de riem, door zijn oorspronkelijke cirkelvorm, minder weerstand tegen rondlopen biedt ten gevolge van kleinere en voor elk deel van de riem gedurende een omwenteling gelijke elastische vervormingen en waarbij de riem eenvoudiger in de operationele positie gebracht kan worden omdat de vorm van de riem geen voorkeursrichting 25 heeft.
Een voorkeursuitvoering van het magneetbandapparaat volgens de uitvinding wordt gekenmerkt, doordat de riem in de genoemde beginpositie geklemd ligt tussen enerzijds ten minste één vast opgesteld element en anderzijds de bandrijgmiddelen en in welke genoemde begin-30 positie de riem gelegen is in de ruimte tussen de beide spoelen en de magneetband. Dit is van voordeel indien in plaats van losse spoelen de spoelen in een cassette aanwezig zijn, hiervoor is het noodzakelijk dat de riem zich, na het laden van de cassette, in een uitsparing in de cassette bevindt en dat de riem zich aan de naar de spoelen toegekeerde 35 zijde van de magneetband bevindt.
Een verdere voorkeursuitvoering van het magneetbandapparaat wordt gekenmerkt, doordat de geleidingselementen vast opgesteld staan ,880 085 5 PHN 12.507 4 en dat tijdens het in de genoemde operationele positie brengen van de riem met behulp van de riemrijgmiddelen de riem elastisch vervormd wordt.
Door dit laatste is het niet noodzakelijk dat de geleidings- c elementen verplaatsbaar zijn teneinde de riem in de operationele positie te brengen.
Een verdere voorkeursuitvoering van het magneetbandapparaat wordt gekenmerkt, doordat de riemrijgmiddelen een riemrijgpen omvatten en dat de bewegingsbaan van de riemrijgpen tussen de beide aan de zijde ^ van de spoelen gelegen geleidingseleraenten van elk paar en tussen de beide geleidingselementen van één van de paren door loopt en dat, tijdens het in de genoemde operationele positie brengen van de riem, de riemrijgpen de riem in zijn geheel in één van de bandlooptakken tussen de magneetkopmiddelen en de spoelen brengt waarna door opwikkelen 15 * van tenminste één van de spoelen de magneetband gedeeltelijk uit de ene bandlooptak in de andere bandlooptak gebracht wordt en zodoende de operationele positie inneemt.
Hierdoor kan men volstaan met maar één riemrijgpen voor het in operationele positie brengen van de riem. De voorgestelde bandtrans- 20 portinrichting laat ook geen middelen zien waarmee de rijgmiddelen verplaatst kunnen worden. Hierom wordt een verdere voorkeursuitvoering van het magneetbandapparaat gekenmerkt, doordat de riemrijgmiddelen een riemrijgpen omvatten, dat elk rijgmiddel aan een arm bevestigd is, nabij een uiteinde van die arm en welke arm nabij het andere uiteinde be-25 vestigd is aan een roteerbare as welke nagenoeg dezelfde oriëntatie heeft als het rijgmiddel, dat bij het inrijgen de beide bandrijgmid- delen als eerste bewegen en daarna de riemrijgpen en dat tijdens het uitrijgen de riemrijgpen als eerste beweegt en daarna de bandrijgmid- delen, dat de beweging van de arm van de riemrijgpen in een ander vlak verloopt als de beweging van de dichtstbij gelegen arm van één van de bandrijgmiddelen, dat de armen waaraan de rijgmiddelen bevestigd zijn zodanig gekromd zijn dat de beweging van de armen niet beperkt wordt door de aanwezigheid van de geleidingselementen of door de aanwezigheid van de assen waaraan de armen bevestigd zijn.
35
Hierdoor wordt een compacte constructie verkregen, welke de vereiste verplaatsingen voor de band- en riemrijgmiddelen kan verwezenlijken, bestaande uit weinig onderdelen en waarbij de verplaatsing ge- , 880 085 5 PHN 12.507 5 paard gaat met een minimum aan wrijving.
Een verdere voorkeursuitvoering van het magneetbandapparaat wordt gekenmerkt, doordat de arm van de riemrijgpen boogvormig is en dat de armen van de bandrijgmiddelen elk twee gedeelten omvatten welke 5 onder een hoek van ongeveer 90" ten opzichte van elkaar staan. Dit is noodzakelijk om tijdens de beweging van de rijgmiddelen geen hinder te ondervinden van de aandrijfas van de arm van de riemrijgpen en van de geleidingselementen.
Een verdere voorkeursuitvoering van het magneetbandapparaat 10 wordt gekenmerkt, doordat de geleidingselementen uitgevoerd zijn in de vorm van geleidingsrollen, dat de bandaandrijfmiddelen een toonas en een drukrol omvatten, dat de riemrijgmiddelen een riemrijgpen omvatten, dat de bandrijgmiddelen uitgevoerd zijn in de vorm van bandrijgrollen van welke tenminste één van beide fungeert als aandrukrol voor de toon-15 as, dat de magneetkopmiddelen een roteerbare en een stationaire magneetkopeenheid omvatten, welke roteerbare magneetkopeenheid minstens één roteerbare magneetkop omvat en welke stationaire magneetkopeenheid minstens één stationaire magneetkop omvat, dat het gestel een opleg- plaat omvat welke voorzien is van uitsparingen waardoorheen de band-20 , rijgrollen kunnen bewegen en dat de aandrijftniddelen voor de spoelen aandrijfspindels omvatten.
Hiermee wordt een constructie verkregen waarbij tijdens het bandtransport weinig wrijving optreedt tussen de band en de geleidings- en bandrijgrollen. Tevens is het apparaat hierdoor geschikt voor 25 helical scan vanwege de roteerbare magneetkopeenheid.
Nog een verdere voorkeursuitvoering van het magneetbandapparaat wordt gekenmerkt, doordat de twee spoelen gelegen zijn in een mag-neetbandcassette, waarvan de behuizing aan de voorzijde nabij hoekpunten is voorzien van twee bandomleiders waartussen buiten bedrijf van de 30 cassette een bandstuk gespannen ligt, welke behuizing achter genoemd bandstuk een uitsparing bezit, welke zodanig gevormd is dat de eindloze riem in genoemde uitsparing positioneerbaar is en dat de rijgmiddelen de magneetband en de riem uit de magneetbandcassette in de richting van de magneetkopmiddelen trekken en tot in de operationele stand van de 35 magneetband respectievelijk operationele positie van de riem brengen. Hierdoor kan de cassettebehuizing met voordeel bij het laden van de cassette met de uitsparing over de riem geplaatst worden, waardoor 8800855 * PHN 12.507 6 tijdens het inrijgen van de magneetband de riem geen belemmering voor de bandverplaatsing oplevert en de riem tijdens de inrijgbeweging naar de bedrijfsstand gemakkelijk tot tussen de geleidingseleraenten verplaatsbaar is.
5
Een verdere voorkeursuitvoering van het magneetbandapparaat wordt gekenmerkt, doordat het bewegingsvlak van de arm van de riemrijg-pen zich boven de bewegingsvlakken van de armen van de bandrijgmiddelen bevindt. Dit is noodzakelijk omdat indien het bewegingsvlak van de riemrijgpen samenvalt met de bewegingsvlakken van de armen van de band- 10 rijgmiddelen de armen eikaars beweging zouden beperken.
Een verdere voorkeursuitvoering van het magneetbandapparaat wordt gekenmerkt, doordat tijdens het inrijgen van de riem en de magneetband, waarbij beide vanuit een operationele positie respectievelijk stand naar een beginpositie respectievelijk stand gebracht worden, na 15 het bewegen van de riemrijgpen, eerst het rechter bandrijgmiddel begint te bewegen gevolgd door het linker bandrijgmiddel.
Dit heeft als voordeel dat de riem weer in dezelfde positie komt te liggen als in de uitgangssituatie. Hierdoor zijn geen extra handelingen nodig om de vereiste uitgangspositie, waarbij eventueel een 20 cassette over de riem geplaatst kan worden, van de riem te verkrijgen.
Nog een verdere voorkeursuitvoering van het magneetbandapparaat volgens de uitvinding wordt gekenmerkt, doordat de riem gemaakt is van poly-etheen-tere-ftalaat. Dit materiaal is al elastisch vervormbaar onder een zeer geringe uitwendige kracht en keert, indien de uit-25 wendige kracht weggenomen wordt weer in zijn uitgangsvorm terug.
Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een magneetbandapparaat volgens de uitvinding.
Hierbij toont: 30
Figuur 1 een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van het magneetbandapparaat in opengewerkte toestand in de beginsituatie, direkt na het laden van de cassette,
Figuur 2 een situatie tijdens het inrijgen van de magneetband , 35
Figuur 3 de situatie direkt na het inrijgen van de magneetband,
Figuur 4 een situatie tijdens het inrijgen van de riem, , 8-80 085 5 * PHN 12.507 7
Figuur 5 de situatie waarbij de riem in de linker bandloop-tak geregen is,
Figuur 6 de situatie waarbij de riem in de operationele positie gebracht is, 5
Figuur 7 een grafische weergave van de magneetbandsnelheid ter plaatse van de magneetkopmiddelen in een operationele fase,
Figuur 8 een situatie waarbij de riem gedeeltelijk uitgeregen is,
Figuur 9 een situatie waarbij de magneetband en de riem ge- 10 deeltelijk uitgeregen zijn tot bijna in de beginsituatie,
Figuur 10 de informatie op de magneetband welke samenwerkt met een magneetbandapparaat welke roterende magneetkopmiddelen omvat,
Figuur 11 de informatie op de magneetband welke samenwerkt met een magneetbandapparaat welke roterende en stationaire magneetkop-15 middelen omvat.
Het in figuur 1 weergegeven magneetbandapparaat 1 werkt samen met een in een cassette 29 aanwezige magneetband 7. De magneetband 7 is op spoelen 5» 6 gewikkeld welke zich in de behuizing van de cassette 29 bevinden. De spoelen 5, 6 kunnen na plaatsing van de cas- 20 sette 29 in het magneetbandapparaat 1 met behulp van spindels 3, 4 welke deel uitmaken van spoelaandrijfmiddelen aangedreven worden door elektromotoren 41, 42. Het magneetbandapparaat 1 omvat magneetkopmiddelen welke in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld gevormd worden door een roteerbare magneetkopeenheid welke een roteerbare trommel 19 omvat 25 voorzien van twee roteerbare magneetkoppen 11a, en een niet in figuur 1 weergegeven stationaire magneetkopeenheid 10 voorzien van een stationaire magneetkop 11b. Aan de voorzijde van de cassette 29 bevindt zich een, niet in figuren weergegeven, klep welke in geopende positie een bandstuk 31 vrij geeft. In de beginstand van de magneetband 1, in welke 30 de magneetband 7 uit contact is met de magneetkopmiddelen, ligt genoemd bandstuk 31 gespannen over twee bandomleiders 32, 33> aanwezig nabij de beide hoeken aan de voorzijde van de cassette 29. Achter dit bandstuk 31 bevindt zich een uitsparing 30 in de cassette 29 in welke zich een flexibele eindloze riem 8 in een beginpositie bevindt, welke beginposi-35 tie gekenmerkt wordt doordat de riem 8 uit contact is met de magneetband 7- Binnen de omtrek van de riem 8 bevindt zich een als riemrijg-middel uitgevoerde riemrijgpen 14. De genoemde riem 8 zit geklemd tus- 8800855 « PHN 12.507 8 sen enerzijds vier op een oplegplaat 2 aanwezige pennen 28 en anderzijds twee als bandrijgrollen 12, 13 uitgevoerde bandrijgmiddelen. De pennen 28 en bandrijgrollen 12, 13 bevinden zich, in de beginpositie van de riem 8, ook in de in de cassette 29 aanwezige uitsparing 30. De 5 oplegplaat 2 maakt deel uit van het gestel van het apparaat 1. De bandrijgrollen 12, 13 en de riemrijgpen 14 zijn bevestigd op armen 15, 16, 17 welke verbonden zijn met assen 18, 19, 20 welke, op niet weergegeven wijze, door één of meerdere electromotoren aangedreven kunnen worden.
In de operationele stand van de magneetband 7, in welke de 10 magneetband 7 in contact is met de magneetkopmiddelen (Fig. 6), bevinden zich buffermiddelen tussen de magneetkopmiddelen en de cassette 29. De buffermiddelen omvatten de eindloze riem 8, die in de operationele positie, in welke de riem 8 in contact is met de magneetband 7, aan de buitenomtrek geleid ligt tussen als rollen uitgevoerde gelei- 15 dingselementen 21, 22, 23, 24 aanwezig op de oplegplaat 2. Deze gelei-dingsrollen 21, 22, 23, 24 geleiden de magneetband 7 nabij intrede-respectievelijk uittredeplaatsen van de magneetband 7 in door de riem 8 gevormde bandbuffers 34, 35, welke plaatsen tevens het begin respectievelijk het einde vormen van als bandgeleidingen fungerende geleidesec- 20 ties 36, 37 van de riem 8. De arm 17, op welke de riemrijgpen 14 is aangebracht, is boogvormig uitgevoerd om de vereiste rotatie voor het rijgen van de riem 8 te kunnen verwezenlijken zonder beperkt te worden door een van de geleidingsrollen 21, 22, 23, 24. De armen 15, 16 van de bandrijgrollen 12, 13 omvatten elk twee gedeeltes welke onder een hoek 25 van ongeveer 90 ten opzichte van elkaar staan om geen hinder te ondervinden van de as 20 van de arm 17 van de riemrijgpen 14. De arm 17 van de riemrijgpen 14 bevindt zich boven de oplegplaat 2 terwijl de armen 15, 16 van de bandrijgrollen 12, 13 zich onder de oplegplaat 2 bevinden. Voor de beweging van de bandrijgrollen 12, 13 zijn uitsparingen 30 25, 26 in de oplegplaat 2 aanwezig welke de bewegingsbanen van de bandrijgrollen 12, 13 omvatten.
De magneetband 7 wordt in de operationele stand aangedreven door bandaandrijfmiddelen welke gevormd worden door een aandrukrol- toonas 27 combinatie welke door een elektromotor 43 wordt aangedreven.
35
De aandrijving vindt plaats ter plaatse van de linker bandrijgrol 12 welke fungeert als aandrukrol voor de op de oplegplaat 2 aanwezige toonas 27. In de operationele positie van de riem 8 wordt de positie ,8800655 « * PHN 12.507 9 van de rechter geleidesectie 37 bepaald door positiebepalingsmiddelen welke een positiebepalingseenheid 38 omvatten welke is voorzien van een lichtbron- 39 lichtgevoelige cel 40 combinatie. In de linker bandloop- tak bevinden zich, tussen de bandaandrijfmiddelen en het linker band-5 buffer 34, bandspanningbepalingsmiddelen 44. Deze middelen 44 omvatten een drukrol 46 welke met een globaal constante drukkracht tegen de magneetband 7 drukt. Uit de positie van de drukrol 46 wordt de spanning in de magneetband 7 bepaald.
Voor het regelen van de bandspanning en de positie van de 10 riem 8 en voor het opzoeken van informatie op de band 7 worden de aan-drijfmiddelen gestuurd door een regeleenheid welke een microprocessor 45 omvat. Deze microprocessor 45 ontvangt meetsignalen (a) van de bandspanningbepalingsmiddelen 44, van de positiebepalingseenheid 38 en van de magneetkopeenheden 9, 10 welke samen met de signalen (c), welke 15 overeenkomen met de gewenste situatie, verwerkt worden en waaruit de door de microprocessor 45 uitgevoerde stuursignalen (b) bepaald worden voor de sturing van de electromotoren 41, 42, 43 voor de aandrijvingen. De signalen (c) welke overeenkomen met de gewenste situatie zijn afkomstig uit externe of in het apparaat 1 aanwezige, niet in figuren 20 weergegeven, invoermiddelen. Deze invoermiddelen kunnen eventueel gevormd worden door een computer.
Om het hierboven beschreven apparaat 1 geschikt te maken voor opslag van grote hoeveelheden informatie waarbij de informatie op een begrensd bandstuk willekeurig toegankelijk is, moet de mieroproces-25 sor 45 een aantal hierna genoemde additionele acties kunnen verrichten. Tevens moet de informatie op de magneetband 7 aan een aantal voorwaarden voldoen om het systeem van magneetbandapparaat 1 en magneetband 7 voor het hierboven genoemde doel geschikt te maken. De informatie op de magneetband 7 is hiertoe in secties 47 verdeeld (Fig. 10) welke een 30 lengte hebben die kleiner of gelijk is aan de totale door de beide bandbuffers 34, 35 gebufferde bandlengten welke de buffercapaciteit vormen. In iedere sectie 47 is de informatie geregistreerd in individuele discrete sporen 48. Iedere sectie 47 bezit een magnetisch geregistreerd adres 9 voor het tijdens het snelspoelen opzoeken van een 35 sectie 47. Het uitlezen en inschrijven van het adres 49 van respectievelijk op de magneetband 7 kan geschieden door de roterende magneetkop-pen 11a of door de stationaire magneetkop 11b. In dit laatste geval be- .8800856 PHN 12.507 10 vindt zich op de magneetband 7 nog een separaat longitudinaal spoor 50 (Fig. 11).
Voor het besturen van de bandaandrijving om de magneetband 7 binnen een sectie 47 in beide richtingen snel te verplaatsen en daarmee 5 snel de individuele discrete sporen 48 voor de magneetkopmiddelen te brengen is het systeem voorzien van besturingsmiddelen welke ook de genoemde microprocessor 45 omvatten. Voor het versneld opzoeken van een geselecteerd adres is het systeem voorzien van een selectie-inrichting welke ook de genoemde microprocessor 45 omvat.
M Hieronder wordt de werking van het hiervoor omschreven appa raat 1 aan de hand van figuren beschreven. De magneetbandcassette 29 wordt in het apparaat 1 geladen en in een beginstand gebracht (Fig.
1). In deze stand bevindt de aan de voorzijde van de cassette 29 aanwezige klep zich in geopende positie, waardoor een bandstuk 31 vrijkomt 15 welke gespannen ligt tussen twee in de voorzijde van de cassette 29 aanwezige bandomleiders 32, 33. In genoemde stand bevinden de beide in de cassette 29 aanwezige spoelen 5, 6, waarop de magneetband 7 gewikkeld is, zich om aandrijfspindels 3> 4 aanwezig in het apparaat 1.
De flexibele riem 8 bevindt zich in de beginpositie in de uitsparing 30 aanwezig in de cassette 29 achter het genoemde bandstuk 31. De riem 8 wordt geklemd tussen enerzijds de vier op de oplegplaat 2 aanwezige pennen 28 en anderzijds de twee bandrijgrollen 12, 13. Binnen de omtrek van de riem 8 bevindt zich de riemrijgpen 14. Tijdens de banduitrijgfase wordt de magneetband 7 vanuit de genoemde beginstand 25 naar de operationele stand, waarin de magneetband 7 in contact is met de magneetkopmiddelen 9, 10 (Fig. 3), gebracht. De magneetband 7 wordt hierbij door middel van de beide bandrijgrollen 12, 13 uit de cassette 29 getrokken en tussen de twee paren geleidingsrollen 21, 22 en 23, 24 door (Fig. 2) naar de magneetkopmiddelen 9, 10 gebracht, waar de mag- 30 neetband 7 over een hoek van 90° om de trommel 9 geleid wordt (Fig.
3). De beweging van de bandrijgrollen 12, 13 wordt bewerkstelligd door de assen 18, 19 van de armen 15, 16 waaraan de bandrijgrollen 12, 13 bevestigd zijn te verdraaien. Indien de linker bandrijgrol 12 op een rechte arm bevestigd zou zijn zou deze arm as 20 doorsnijden. Om dit 35 probleem op te lossen is de arm 15 zo gevormd dat deze de genoemde as 20 tijdens het in- en uitrijgen van de band 7 niet doorsnijdt.
Nu start de riemrijgfase waarin de riem 8 door de riemrijg- ,8800855 PHN 12.507 11 pen 14 in de bandloop geregen wordt. Allereerst wordt de riem 8 in de linker bandlooptak geregen, welke tak loopt van de cassette 29 naar de magneetkopoiddelen 9, 10. Dit geschiedt door de as 20 van de gekromde arm 17 waaraan de riemrijgpen 14 bevestigd zit linksom te verdraaien.
5 De riemrijgpen 14 neemt hierbij de riem 8 mee en trekt deze tussen de beide aan de zijde van de cassette 29 gelegen geleidingsrollen 22, 24 van elk paar en tussen de geleidingsrollen 21, 22 van het linker paar door (Fig. 4) totdat de riem 8 zich geheel in de linker bandlooptak bevindt (Fig. 5). De riemrijgpen 14 maakt hierbij een boogvormige bewe-10 ging over een hoek van globaal 270“ om geleidingsrol 22. Daar het draaipunt van de arm 17» waaraan de riemrijgpen 14 bevestigd is, ter plaatse van de as 20 ligt en daar het bewegingsvlak van de arm 17 zich boven de oplegplaat 2 bevindt, waarop ook de geleidingsrol 22 bevestigd is, moet de arm 17 boogvormig uitgevoerd worden om de riemrijgpen 14 om 15 de geleidingsrol 22 heen te bewegen. Tijdens deze fase wordt de riem 8 elastisch vervormd en wikkelt de magneetband 7 zich van de linker spoel 5. Vervolgens wordt de riemrijgpen 14 zover terug bewogen dat deze zich tussen de geleidingsrollen 21, 22, 23» 24 komt te bevinden. Tenslotte wordt, om de operationele positie van de riem 8 te bereiken, de riem 8 20 gedeeltelijk uit de linker bandlooptak in de rechter bandlooptak gebracht door de linker spoel 5 iets op te wikkelen (Fig. 6).
In de operationele situatie kan het magneetbandapparaat 1 gebruikt worden om random-access te plegen binnen een willekeurige op de band 7 aanwezige sectie van bepaalde lengte, door het bandstuk waar-25 op de sectie zich bevindt met variërende snelheid en in wisselende richtingen langs de magneetkopmiddelen 9, 10 te bewegen, terwijl voor het opsporen van een bepaalde sectie de magneetband 7 met hoge snelheid getransporteerd kan worden gedurende welk transport de magneetkopmiddelen 9» 10 de band 7 aftasten.
30
Random-access is vooral geschikt bij recording met een hoge informatiediehtheid op de band, zoals bij voorkeur bij helical-scan- recording, waardoor de bandverplaatsing beperkt kan blijven en zodoende korte toegangstijden gerealiseerd kunnen worden. Tevens bevindt bij helical-scan-recording de informatie op de band 7 zich in de vereiste 35 individuele discontinue sporen 48 (Fig. 10 en 11). Helical-scan toegepast op het apparaat 1 volgens de uitvinding houdt in dat de bandloop alleen in het gedeelte wat zich tussen de beide buffers 34, 35 bevindt ,6800855 PHN 12.507 12 uit het vlak van de spoelen 5, 6 kan treden.
Het onder hoge snelheid zoeken van een bepaalde sectie 47 op de band 7 wordt gestuurd door een selectie-inrichting welke de microprocessor 45 omvat. Deze microprocessor 45 stuurt, afhankelijk van de 5 door de magneetkoppen 11a of 11b ingelezen adressen 49 en het via de invoermiddelen ingegeven gewenste adres, de aandrijving van de spoelen 5, 6 zodanig dat de band 7 met verhoogde snelheid wordt getransporteerd totdat het gewenste adres gevonden is.
Door deze hoge relatieve band-kop snelheid kan het schuine 10 informatiespoor 48 op de magneetband 7 (Fig. 10) niet correct afgetast worden omdat bij onveranderde rotatiesnelheid van de magneetkoptrommel 9 de baan van de magneetkoppen 11 over de band 7 onder een andere hoek verloopt. Wel kan telkens het begin van een dergelijk schuin spoor 48 gelezen worden. Dit begin moet in dit geval dan wel het adres 49 van de 15 sectie 48 bevatten. Een andere methode om tijdes de hoge bandtransport- snelheid de relevante informatie van de band 7 te lezen is door gebruik te maken van een additioneel longitudinaal spoor 50 op de band 7 (Fig. 11) welk door een stationaire magneetkop 11b afgetast wordt.
Tijdens deze snelzoekperiode regelt de microprocessor 45 ook 20 de positie van de riem 8 en de bandspanning. De riem 8 moet in operationele positie tussen de vier geleidingsrollen 21, 22, 23, 24 geleid blijven. De positiebepalingseenheid 38 geeft de positie van de riem 8 door aan de microprocessor 45 en deze corrigeert de positie door de linker spoel 5 sneller of langzamer te roteren. Indien de linker spoel 25 5 de band 7 sneller respectievelijk langzamer opwikkelt dan de snelheid waarmee de toonas 27 de band 7 verplaatst, zal de bandspanning in de linker bandlooptak toenemen respectievelijk afnemen waardoor de riem 8 naar rechts respectievelijk naar links zal verplaatsen om weer de krachten welke de band 7 op de riem 8 uitoefenen in evenwicht te bren-30 gen.
Om de bandspanning te regelen stuurt de microprocessor 45 de aandrijving van de rechter spoel 6. Door de rechter spoel 6 de band 7 sneller respectievelijk langzamer af te laten wikkelen dan de snelheid waarmee de toonas 27 de band 7 verplaatst, neemt de spanning in de rechter bandlooptak af respectievelijk toe. Via krachtenevenwicht op de riem 8 verandert dienovereenkomstig ook de bandspanning in de linker bandlooptak. De hierboven omschreven regeling geldt voor bandtransport ,6800855 PHN 12.507 13 van de rechter 6 naar de linker 5 spoel, een gelijke redenering kan men houden bij een tegengestelde bandtransportrichting.
Nadat de gewenste sectie gevonden is kan de informatie binnen de sectie gelezen worden of kan men op de informatie binnen de 5 sectie random-access plegen. Om effectief random-access op een informatiedrager te plegen moet de betreffende locatie op de drager snel opgezocht kunnen worden. Hiertoe wordt het bandtransport langs de magneet-kopmiddelen geregeld door besturingsmiddelen welke ook de microprocessor 45 omvatten. Voor het binnen een sectie 47 opzoeken van een infor-10 matiespoor 48 moet de microprocessor 45 de positie van het spoor 48 binnen de sectie 47 weten. Dit kan door elk spoor een eigen spooradres te geven of door het aantal sporen tijdens de verplaatsing, vanuit een bekende stand (bijvoorbeeld het midden van de sectie), te tellen.
Omdat de massa's van de beide spoelen 5, 6 te groot zijn om 15 via de spoelrotaties de vereiste transportsnelheden te realiseren met behulp van in het apparaat 1 aanwezige elektromotoren 41, 42, moet naar een andere oplossing gezocht worden. De oplossing hiervoor is dat de spoelen 5, 6 stil blijven staan en dat de magneetband 7 door middel van bandaandrijfmiddelen 27 langs de magneetkopmiddelen 9, 10 wordt ge- 20 voerd, waarbij aan weerszijde van de magneetkopmiddelen 9, 10 bandbuf-fers 34, 35 in de bandloop aanwezig zijn.
Om alle in een sectie 47 aanwezige sporen 48 voor de magneetkopmiddelen te kunnen brengen moet bij aanvang van de random-access fase het midden van de sectie 47 zich voor de magneetkoppen 11a bevin-25 den en moet de riem 8 zich in de middenpositie, in welke de bandlengten in elk buffer 34, 35 even groot zijn, bevinden. Tevens mag de lengte van de sectie 47 niet groter zijn dan de lengte van de beide bandbuf- fers 34, 35. Tevens moet de bandspanning langs de magneetkopmiddelen 9, 10 in takt blijven tijdens het versnellen, vertragen en van transport-30 richting omkeren van de magneetband 7. Het genoemde buffersysteem voldoet aan alle hiervoor noodzakelijke eisen. De massa van de te versnellen delen (massa bandstuk plus helft massa riem 8) is klein waardoor de in het apparaat 1 aanwezige bandaandrijfïniddelen 27 (toonas- 27 druk- rol- 12 combinatie) de vereiste versnelling en vertraging kunnen reali-35 seren. Doordat door toepassing van de riem 8 de lengtewijziging van de over de riem 8 geleide bandstukken van de bandbuffers 34, 35 complementair is, dat wil zeggen de lengtevermindering aan de ene zijde van de .8800855 PHN 12.507 14 riem 8 is gelijk aan de lengtevermeerdering aan de andere zijde, blijft de magneetband 7 onder spanning.
Het buffersysteem is ook uitermate geschikt voor toepassing in bijvoorbeeld videorecorders om tijdens spoelen met afwijkende snel-5 heid bijvoorbeeld in de Mzoek mode" van de videorecorder de relevante informatie van de band te lezen.
De spoelrotatie bewerkstelligt hierbij dat de band 7 met een eerste snelheid ter plaatse van de dichtst bij de cassette 29 bevindende geleidingsrollen 22, 24 beweegt. De bandaandrijfmiddelen 27 bewerk-10 stelligen dat de band 7 met een tweede snelheid ter plaatse van de dichtst bij de magneetkopmiddelen 9, 10 bevindende geleidingsrollen 21, 23 en ter plaatse van de magneetkopmiddelen 9, 10 beweegt. De eerste snelheid van de band 7 is tevens de omloopsnelheid van de riem 8. Het verschil van de eerste en de tweede snelheid van de band 7 is de trans-15 latiesnelheid van de riem 8. Deze translatiesnelheid is in de richting loodrecht op de verbindingslijn tussen de geleidingsrollen 23, 24 van een paar en komt zonder extra aandrijving als gevolg van het verschil tussen de genoemde eerste en tweede snelheid automatisch tot stand.
Door deze translatie is de lengte van de geleidesecties 36, 37 varieer-2o baar, waarbij tevens een lengtewijziging van de over de riem 8 geleide bandstukken optreedt.
Aldus vormen de geleidesecties 36, 37 bandbuffers 34, 35 welke de mogelijkheid bieden bij een semi-stationaire wikkelsnelheid van de spoelen 5, 6 de snelheid van de band 7 langs de magneetkopmid-25 delen 9, 10 sterk te variëren. Dit heeft als voordeel dat tijdens snelspoelen de snelheid van de band 7 ten opzichte van de magneetkopmiddelen 9, 10 tijdens korte periodes verlaagd kan worden om zodoende met normale snelheid afgetast te kunnen worden, terwijl gedurende de resterende periodes de band 7 versneld langs de magneetkopmiddelen 9, 10 30 bewogen kan worden (Fig. 7). Het positiebepalingselement 38 stuurt de snelheid van de aandrijfspindels 5, 6 en de toonas 27 zodanig dat de riem 8 zijn uiterste toelaatbare posities niet overschrijdt en zodanig dat de bandspanning constant blijft.
Om de cassette 29 uit het apparaat 1 te kunnen nemen moet 35 eerst de band 7 en de riem 8 weer in de beginstand respectievelijk beginpositie worden gebracht. Hierbij wordt eerst de riemrijgpen 14 in de beginpositie gebracht door de as 20 van de arm 17 waaraan de riem- . $800855 PHN 12.507 15 rijgpen 1¾ bevestigd zit te verdraaien. De riemrijgpen 14 trekt hierbij de riem 8 uit de bandlooptakken en brengt de riem 8 gedeeltelijk in de beginpositie (Fig. 8). Vervolgens wordt de band 7 weer in de beginstand gebracht door de beide bandrijgrollen 12, 13 terug te brengen, dit ge-5 schiedt door de assen 18, 19 van de armen 15, 16 waaraan de bandrijgrollen 12, 13 bevestigd zijn te verdraaien. De beide bandrijgrollen 12, 13 duwen daarbij de riem 8 weer tegen de vier in het apparaat 1 aanwezige pennen 28 (Fig. 9) en de band 7 wordt door de aandrijf spindels 3» 4 op de spoelen 5, 6 gewikkeld. Het is hierbij noodzakelijk om eerst de 10 rechter bandrijgrol 13 terug te brengen, deze duwt namelijk de riem 8 naar rechts terwijl de riem 8 aan de linker helft tegengehouden wordt door de riemrijgpen 14. Zou men eerst de linker bandrijgrol 12 terugbrengen dan komt de riem 8 geheel links in de in de cassette 29 aanwezige uitsparing 30 te liggen omdat de riem 8 niet aan de rechter helft 15 tegen gehouden wordt. Nu kan de cassette 29 uit het apparaat 1 genomen worden.
Het inrijgmechanisme, het buffermechanisme, de regeling voor het buffermechanisme en de regeling voor de informatie opslag en de willekeurige toegankelijkheid tot de informatie zijn ook toepasbaar bij 20 systemen waarbij de informatie in één of meerdere longitudinale sporen op de magneetband voorkomt. In dit geval zou de roteerbare kopeenheid vervangen kunnen worden door een stationaire kopeenheid. Bij een systeem met individuele discontinue sporen kunnen de sporen ook loodrecht op of in de lengterichting van de band voorkomen. Dienovereenkom-25 stig moet dan wel de roteerbare kopeenheid aangepast worden.
De stationaire kopeenheid kan ook uitgevoerd worden met meerdere koppen voor eventueel meerdere adressporen. Ook kan de stationaire kopeenheid een wiskop omvatten voor het wissen van de informatie op de band. De roteerbare kopeenheid kan ook uitgevoerd worden met 30 meerdere koppen om zodoende een nog hogere informatiedichtheid op de band te realiseren. Het geheel is zowel geschikt voor analoge als ook voor digitale informatie-opslag.
Het bewegen van de rijgmiddelen hoeft niet noodzakelijkerwijs door middel van om assen roteerbare armen te geschieden. In plaats 35 hiervan kunnen de rijgmiddelen ook door stangenmeehanismen of kruk-sleufmeehanismen verplaatst worden. Ook kunnen de rijgmiddelen op elementen bevestigd zijn welke over rails of door geleidingsgroeven voort- .8800855 PHN 12.507 16 bewogen worden. De riem kan ook door twee of meerdere rijgpennen geregen worden, tijdens welk rijgen de riem dan niet noodzakelijkerwijs eerst geheel in één bandlooptak geregen wordt, de riem kan dan in beide bandlooptakken gelijktijdig geregen worden of men kan de geleidingsele-5 menten tijdens het rijgen naar buiten bewegen om ze daarna over de riem te schuiven.
De bewegingsvlakken van de armen van de riemrijgmiddelen hoeven niet boven die van de armen van de bandrijgmiddelen te liggen, beide vlakken kunnen ook verwisseld worden. De oplegplaat met daarin de 10 uitsparingen voor de bewegingsbanen van de bandrijgmiddelen kan men indien dit constructietechnisch beter uitkomt desgewenst ook weglaten. De vier vast op het gestel bevestigde pennen, tegen welke de riem in de beginpositie geklemd wordt kunnen ook vervangen worden door één of meerdere andere elementen zoals bijvoorbeeld een plaat of strip.
15 In plaats van de positie van de riem aan één einddeel te be palen kan men ook in de nabijheid van de uiterste toelaatbare posities van de einddelen van de riem detectiemiddelen plaatsen, welke signaleren indien de riem een van zijn uiterste posities bereikt. Men kan ook een separate aandrukrol, welke in de operationele stand de band tegen 20 de toonas drukt, tijdens het rijgen van de band met de bandrijgmiddelen mee verplaatsen in plaats van één van de bandrijgrollen tevens als aandrukrol te laten functioneren. De riem kan men ook uit andere materialen vervaardigen mits deze maar elastisch genoeg zijn, een ander geschikt materiaal is bijvoorbeeld fosforbrons.
25 30 35 8800855

Claims (11)

1. Magneetbandapparaat (1), omvattende - een gestel (2), - spoelaandrijftaiddelen (3, 4) voor twee roteerbare spoelen (5, 6) waarop een magneetband (7) gewikkeld ligt ten behoeve van bandtransport 5 van de ene naar de andere spoel en van welke magneetband (7) een gedeelte van de lengte zioh tussen de beide spoelen uitstrekt, - magneetkopmiddelen (9, 10) welke tenminste één magneetkop (11) omvatten voor opname en/of weergave van informatie op respectievelijk vanaf de magneetband (7), 10. beweegbare bandrijgmiddelen (12, 13) welke de magneetband (7), welke verplaatsbaar is tussen een beginstand, in welke de magneetband (7) uit contact is met de magneetkopmiddelen (9> 10), en een operationele stand, in welke de magneetband (7) in contact is met de magneetkopmiddelen (9, 10), naar genoemde beginstand of naar genoemde operationele 15 stand kunnen brengen, - buffermiddelen welke een eindloze flexibele riem (8) omvatten met twee geleidesecties (36, 37) die bandgeleidingen voor de magneetband (7) vormen, over de buitenzijde van welke geleidesecties (36, 37) de magneetband (7) gevoerd wordt en welke buffermiddelen, in de genoemde 20 operationele stand, twee bandbuffers (34, 35) vormen welke in relatie tot het bandtransport stroomopwaarts en stroomafwaarts van de magneetkopmiddelen (9, 10) gelegen zijn en welke gedeeltes van de lengte van de magneetband (7) kunnen bufferen, - beweegbare riemrijgmiddelen (1*1) welke de flexibele riem (8), welke 25 verplaatsbaar is tussen een beginpositie, in welke de riem (8) uit contact is met de magneetband (7) en aan de van de magneetkopmiddelen (9, 10. afgekeerde zijde van de magneetband (7) gepositioneerd ligt, waarbij zich binnen de omtrek van de riem (8) de riemrijgmiddelen (14) bevinden, en een operationele positie, in welke de riem (8) in contact is 30 met de magneetband (7) en wel zodanig dat de riem (8) als buffer kan fungeren, in de genoemde beginpositie of in de genoemde operationele positie van de riem (8) kunnen brengen, - bandaandrijftaiddelen (27) ten behoeve van aandrijving van de magneetband (7) langs de magneetkopmiddelen (9, 10) en wel op een plaats in 35 dat gedeelte van de handloop dat zich tussen het eerste (35) en het laatste (34) bandbuffer bevindt, - twee paren geleidingselementen (21, 22 en 23, 24) waartussen de riem 8800855 PHN 12.507 18 (8) in de operationele positie geleid ligt, waarvan de twee geleidings-elementen van elk paar gerekend in de bandtransportrichting het begin respectievelijk het einde van de geleidesecties (36, 37) van de riem (8) in de operationele positie bepalen, en de magneetband (7) in de 5 operationele stand naar respectievelijk vanaf de geleidesecties (36, 37. geleiden en tussen welke paren geleidingselementen (21, 22 en 23, 24) de bewegingsbanen van de bandrijgmiddelen (12, 13) door lopen, met het kenmerk, - dat de flexibele riem (8) in ongedwongen situatie, dit is de situatie waarbij op de riem (8) geen uitwendige krachten inwerken, althans bij benadering de vorm van een cirkel heeft, - dat de onderlinge configuratie van de geleidingselementen (21, 22, 23, 24) en de eigenschappen van de riem (8) zodanig zijn dat indien het middelpunt van de door de riem (8) omspannen vorm zich tussen de vier geleidingselementen (21, 22, 23, 24) bevindt, de riem (8) zich in een stabiele situatie bevindt waarin door krachten evenwicht tussen enerzijds de inwendige krachten ten gevolge van de elastische vervorming van de riem (8) en anderzijds de door de geleidingselementen (21, 22, 23, 24) uitgeoefende uitwendige krachten op de riem (8), de riem (8) 20 een vorm aanneemt van twee over 180° omgebogen einddelen welke aansluiten op twee ongeveer evenwijdig lopende rechte delen.
2. Magneetbandapparaat (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de riem (8) in de genoemde beginpositie geklemd ligt tussen enerzijds ten minste één vast opgesteld element (28) en anderzijds de oc bandrijgmiddelen (12, 13) en in welke genoemde beginpositie de riem (8) gelegen is in de ruimte tussen de beide spoelen (5, 6) en de magneetband (7).
3. Magneetbandapparaat (1) volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk, dat de geleidingselementen (21, 22, 23, 24) vast opgesteld 30 staan en dat tijdens het in de genoemde operationele positie brengen van de riem (8) met behulp van de riemrijgmiddelen (14) de riem (8) elastisch vervormd wordt.
4. Magneetbandapparaat (1) volgens conclusie 1, 2 of 3 met het kenmerk, dat de riemrijgmiddelen een riemrijgpen (14) omvatten en dat 35 de bewegingsbaan van de riemrijgpen (14) tussen de beide aan de zijde van de spoelen (5, 6) gelegen geleidingselementen (22, 24) van elk paar en tussen de beide geleidingselementen (21, 22) van één van de paren * 8800855 PHN 12.507 19 * door loopt en dat, tijdens het in de genoemde operationele positie brengen van de riem (8), de riemrijgpen (14) de riem (8) in zijn geheel in één van de bandlooptakken tussen de magneetkopmiddelen C9» 10) en de spoelen (5, 6) brengt waarna door opwikkelen van tenminste één van de 5 spoelen (5, 6) de magneetband (7) gedeeltelijk uit de ene bandlooptak in de andere bandlooptak gebracht wordt en zodoende de operationele positie inneemt.
5. Magneetbandapparaat (1) volgens een der voorgaande conclu sies met het kenmerk, 10. dat de riemrijgmiddelen een riemrijgpen (14) omvatten, - dat elk rijgmiddel (12, 13, 14) aan een arm (15, 16, 17) bevestigd is, nabij een uiteinde van die arm en welke arm (15, 16, 17) nabij het andere uiteinde bevestigd is aan een roteerbare as (18, 19, 20) welke nagenoeg dezelfde oriëntatie heeft als het rijgmiddel (12, 13, 14), 15 - dat bij het inrijgen de beide bandrijgmiddelen (12, 13) als eerste bewegen en daarna de riemrijgpen (14) en dat tijdens het uitrijgen de riemrijgpen (14) als eerste beweegt en daarna de bandrijgmiddelen (12, 13), - dat de beweging van de arm (17) van de riemrijgpen (14) in een ander 20 vlak verloopt als de beweging van de dichtstbij gelegen arm (15) van één van de bandrijgmiddelen (12), -dat de armen (15, 16, 17) waaraan de rijgmiddelen (12, 13, 14) bevestigd zijn zodanig gekromd zijn dat de beweging van de armen (15, 16, 17. niet beperkt wordt door de aanwezigheid van de geleidingselementen 25 (21, 22, 23, 24) of door de aanwezigheid van de assen (18, 19, 20) waaraan de armen (15, 16, 17) bevestigd zijn.
6. Magneetbandapparaat (1) volgens conclusie 5 met het kenmerk, dat de arm (17) van de riemrijgpen (14) boogvormig is en dat de armen (15, 16) van de bandrijgmiddelen (12, 13) elk twee gedeelten omvatten 30 welke onder een hoek van ongeveer 90* ten opzichte van elkaar staan.
7. Magneetbandapparaat (1) volgens conclusie 5 met het kenmerk, dat het bewegingsvlak van de arm (17) van de riemrijgpen (14) zich boven de bewegingsvlakken van de armen (15, 16) van de bandrijgmiddelen (12, 13) bevindt. 35
8. Magneetbandapparaat (1) volgens conclusie 5 met het kenmerk, dat tijdens het inrijgen van de riem (8) en de magneetband (7), waarbij beide vanuit een operationele positie respectievelijk stand naar een .8800855 PHN 12.507 20 beginpositie respectievelijk stand gebracht worden, na het bewegen van de riemrijgpen (1*0, eerst het rechter bandrijgmiddel (13) begint te bewegen gevolgd door het linker bandrijgmiddel (12).
9. Magneetbandapparaat (1) volgens één der voorgaande conclu-5 sies met het kenmerk, -dat de geleidingselementen uitgevoerd zijn in de vorm van geleidings-rollen (21, 22, 23, 24), -dat de bandaandrijflniddelen een toonas (27) en een drukrol (12) omvatten, 10 “dat de riemrijgmiddelen een riemrijgpen (14) omvatten, -dat de bandrijgmiddelen uitgevoerd zijn in de vorm van bandrijgrollen (12, 13) van welke tenminste één van beide (12) fungeert als aandrukrol voor de toonas (27), -dat de magneetkopmiddelen een roteerbare (9) en een stationaire (10) 15 magneetkopeenheid omvatten, welke roteerbare magneetkopeenheid minstens één roteerbare magneetkop (11a) omvat en welke stationaire magneetkopeenheid minstens één stationaire magneetkop (11b) omvat, -dat het gestel een oplegplaat (2) omvat welke voorzien is van uitsparingen (25, 26) waardoorheen de bandrijgrollen (12, 13) kunnen bewegen, 20 -dat de aandrijfmiddelen voor de spoelen (5, 6) aandrijfspindels (3, 4) omvatten.
10. Magneetbandapparaat (1) volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de twee spoelen (5, 6) gelegen zijn in een magneetbandcassette (29), waarvan de behuizing aan de voorzijde nabij 25 hoekpunten is voorzien van twee bandomleiders (32, 33) waartussen buiten bedrijf van de cassette (29) een bandstuk (31) gespannen ligt, welke behuizing achter genoemd bandstuk (31) een uitsparing (30) bezit, welke zodanig gevormd is dat de eindloze riem (8) in genoemde uitsparing (30) positioneerbaar is en dat de rijgmiddelen (12, 13, 14) de 30 magneetband (7) en de riem (8) uit de magneetbandcassette (29) in de richting van de magneetkopmiddelen (9, 10) trekken en tot in de operationele stand van de magneetband (7) respectievelijk operationele positie van de riem (8) brengen.
11. Magneetbandapparaat (1) volgens een der voorgaande conclu-35 sies met het kenmerk, dat de riem (8) gemaakt is van poly-etheen-tere- ftalaat. .8800855
NL8800855A 1988-04-05 1988-04-05 Magneetbandapparaat voorzien van een rijgmechanisme welke een magneetband en een riem, voor de vorming van bandbuffers, verplaatst. NL8800855A (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8800855A NL8800855A (nl) 1988-04-05 1988-04-05 Magneetbandapparaat voorzien van een rijgmechanisme welke een magneetband en een riem, voor de vorming van bandbuffers, verplaatst.
US07/325,588 US4975792A (en) 1988-04-05 1989-03-17 Magnetic-tape apparatus comprising a threading mechanism for the displacement of a magnetic tape and a belt so as to form tape buffers
EP89200816A EP0336503A1 (en) 1988-04-05 1989-03-30 Magnetic-tape apparatus comprising a threading mechanism for the displacement of a magnetic tape and a belt so as to form tape buffers
KR1019890004346A KR890016555A (ko) 1988-04-05 1989-04-03 테이프 버퍼 형성 가능 스레딩-메카니즘 포함 자화-테이프 장치
JP1081645A JPH01298569A (ja) 1988-04-05 1989-04-03 磁気テープ装置

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8800855A NL8800855A (nl) 1988-04-05 1988-04-05 Magneetbandapparaat voorzien van een rijgmechanisme welke een magneetband en een riem, voor de vorming van bandbuffers, verplaatst.
NL8800855 1988-04-05

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8800855A true NL8800855A (nl) 1989-11-01

Family

ID=19852061

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8800855A NL8800855A (nl) 1988-04-05 1988-04-05 Magneetbandapparaat voorzien van een rijgmechanisme welke een magneetband en een riem, voor de vorming van bandbuffers, verplaatst.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US4975792A (nl)
EP (1) EP0336503A1 (nl)
JP (1) JPH01298569A (nl)
KR (1) KR890016555A (nl)
NL (1) NL8800855A (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5173828A (en) * 1990-11-29 1992-12-22 Digital Equipment Corporation Compact multiple roller tape guide assembly
US5414585A (en) * 1993-07-19 1995-05-09 Quantum Corp. Rotating tape edge guide
NL9500244A (nl) * 1994-02-17 1995-10-02 Matsushita Electric Ind Co Ltd Bandcassette.

Family Cites Families (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1154690B (de) * 1961-11-29 1963-09-19 Guenter Baer Dipl Ing Vorrichtung zum absatzweisen Bewegen kontinuierlich gefoerderter Materialbahnen
CH440743A (de) * 1964-07-09 1967-07-31 Telefunken Patent Anordnung für Magnetbandantriebe zum Andrücken des Magnetbandes an die Magnetköpfe
NL6907134A (nl) * 1968-05-21 1969-11-25
US3637161A (en) * 1970-05-12 1972-01-25 Magnetic Recording Systems Inc Magnetic tape transport system
US3890641A (en) * 1972-09-01 1975-06-17 Int Video Corp Helical scan magnetic tape transport system including vacuum column tension control and helical scanner air bearing
US3883060A (en) * 1973-01-04 1975-05-13 Jones & Co Inc R A Loop forming apparatus
US3942190A (en) * 1974-03-21 1976-03-02 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. Method and apparatus for uninterrupted recording and reproduction in a multichannel mode of information on tape
US4104685A (en) * 1977-01-13 1978-08-01 Recortec, Inc. Video recorder/reproducer transport having two movable tension guides for controlling tape tension
DE2713524A1 (de) * 1977-03-26 1978-10-26 Bosch Gmbh Robert Geraet zur aufzeichnung und/oder wiedergabe von informationen auf bandfoermigen aufzeichnungstraegern
AT357782B (de) * 1977-07-07 1980-07-25 Poehler Herbert Vorrichtung zur aufzeichnung und wiedergabe von signalen, insbesondere videosignalen, auf ein magnetband
JPS5542335A (en) * 1978-09-20 1980-03-25 Hitachi Ltd Tape cassette
JPS5698735A (en) * 1979-12-29 1981-08-08 Sony Corp Magnetic tape reproducing device
DE3443879A1 (de) * 1984-12-01 1986-06-05 Telefunken Fernseh Und Rundfunk Gmbh, 3000 Hannover Magnetbandgeraet fuer datenaufzeichnung
DE3626940A1 (de) * 1986-08-08 1988-02-11 Bosch Gmbh Robert Magnetbandgeraet mit bandladeeinrichtung
NL8602585A (nl) * 1986-10-15 1988-05-02 Philips Nv Bandtransportinrichting, alsmede bandprocesinrichting voorzien van een dergelijke bandtransportinrichting.

Also Published As

Publication number Publication date
JPH01298569A (ja) 1989-12-01
EP0336503A1 (en) 1989-10-11
KR890016555A (ko) 1989-11-29
US4975792A (en) 1990-12-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8800856A (nl) Magneetbandapparaat voorzien van een regeleenheid ter sturing van bandbuffers, de bandspanning en het bandtransport.
EP0347074A2 (en) Magnetic tape cartridge identification
US4837647A (en) Video cassette auto-changer
NL8800855A (nl) Magneetbandapparaat voorzien van een rijgmechanisme welke een magneetband en een riem, voor de vorming van bandbuffers, verplaatst.
KR100215176B1 (ko) 테이프카세트
US4056833A (en) Turntable assembly for video cassette recorder/reproducer
US3543983A (en) Continuous loop transport
US4991038A (en) Automatic threading of a web using a flexible threading band
NL8802449A (nl) Systeem voor willekeurige toegankelijkheid tot informatie op een magneetband.
EP0712124B1 (en) Tape loading mechanism
NL8602585A (nl) Bandtransportinrichting, alsmede bandprocesinrichting voorzien van een dergelijke bandtransportinrichting.
JPH01140456A (ja) 磁気記録再生装置
KR100222765B1 (ko) 테이프 구동 장치
US3244341A (en) Tape drive mechanism
US4465248A (en) Tape drive mechanism
JPH01140455A (ja) 磁気記録再生装置
NL9100840A (nl) Magneetbandapparaat voor samenwerking met een cassette.
KR930009230B1 (ko) 8mm비데오 카세트 레코더의 테이프 주행계
JPH09204754A (ja) テープカートリッジ
JPS59153744A (ja) 帯状物巻取装置
JPH03105758A (ja) カートリッジテープ装置
JPH08102110A (ja) テープ走行装置
NL9100190A (nl) Magneetbandcassette.
JPH04109453A (ja) 磁気記録再生装置におけるテープガイド機構
JPH09115213A (ja) テープガイド装置

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed