NL8702664A - Klapsluiting voor een deksel. - Google Patents

Description

1 ^ » T-l/Xomox

KLAPSLUITING VOOR EEN DEKSEL

De uitvinding heeft betrekking op een klapsluiting voor een deksel volgens de kop van conclusie 1.

Dergelijke deksels zijn bekend als sluiting voor drukloze houders alswel voor drukhouders. Een kenmerk van 5 deze bekende klapsluiting is dat men het deksel zonder behulp van gereedschap kan openen en weer kan sluiten.

Nadeel van de tot op dit moment bekende klapslui-tingen is echter/ dat bij een houder waarin een restdruk heerst/ het deksel met behulp van de bekende klapsluiting 10 kan worden geopend waarna het deksel door de nog aanwezige restdruk in de houder omhoog geslingerd wordt en hierdoor de bedieningspersoon gewond kan raken. Het doel van de uitvinding is derhalve een klapsluiting voor een deksel van de in de aanhef genoemde soort zo verder te ontwikkelen/ dat een 15 dergelijke klapsluiting ook voor drukhouders gebruikt kan worden.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat aan het zwenkbare deel van de hefboom een draaibare klink is gelagerd/ de klink als tweearmige hefboom is uitgevoerd/ 20 waarbij het ene einde van de klink een duimsteunvlak draagt/ het andere einde van de klink een onder een hoek staande klinkkop heeft/ waarbij de klinkkop in de gesloten stand aanligt op een vast met de houder verbonden aanslagvlak/ de klinkkop in de geopende stand aanligt tegen een het aanslag-25 vlak begrenzende/ vast met de houder verbonden aanslagnok/ en de klinkkop onder veerbelasting tegen het aanslagvlak aanligt.

De kern van de onderhavige uitvinding is dus dat de veiligheidsinrichting automatisch verhindert/ dat het deksel 30 geheel geopend kan worden. De veiligheidsinrichting volgens de uitvinding laat het deksel eerst een spleet openen/ zodat door deze spleet een eventueel in de houder aanwezige rest- ,8702654 · 2 * * druk kan ontwijken en pas na het wegnemen van een versper- ' ring kan het deksel volledig worden geopend. De onderhavige uitvinding verenigt dus de voordelen van bekende klapslui-tingen/ namelijk de mogelijkheid van het zonder gereedschap 5 openen en sluiten van het deksel met de kenmerken van de beschreven veiligheidsinrichting/ die in hoofdzaak uit een veerbelaste klink bestaat/ die in het zwenkbereik van de hefboom is aangebracht en die verhindert/ dat de hefboom volledig in zijn geopende stand gezwenkt kan worden.

10 De beschreven klink kan als eenarmige dan wel als tweearmige hefboom zijn uitgevoerd en de klinkkop van de klink komt bij het openen van de hefboom in contact met een bijbehorend/ vast aan de houder aangebracht aanslagopper-vlak/ zodat de hefboom slechts over een zekere zwenkafstand 15 geopend kan worden/ waardoor eveneens het deksel in een zekere spleet kan worden geopend/ die juist zo groot is/ dat een eventueel in de houder aanwezige resterende druk door deze spleet kan ontwijken.

Het vast aan de houder aangebrachte aanslagoppervlak 20 voor de aanslag van de hefboom na het afleggen van een zekere afstand is hierbij nabij de zich rondom uitstrekkende flens van de deksel aangebracht. De deksel zelf kan verschillende vormen hebben/ deze kan als cirkelcilindrische schijf ofwel van een blokflens of van een aangelaste buisstomp zijn 25 voorzien of deze kan als bodem in een dekselring zijn vastgelast/ waarbij de bevestigingslippen en de stuurgroeven direkt aan de dekselring zijn vastgelast.

De vormgeving/ de soort en de dimensionering van het deksel is voor de onderhavige uitvinding niet wezenlijk.

30 Slechts is wezenlijk dat de klapsluiting volgens de uitvinding zonder gereedschap te bedienen is, en dat de klapsluiting een veiligheidsinrichting omvat/ die slechts het openen van het deksel over een zekere openingshoek toelaat/ maar aanvankelijk niet het volledig openen van dit deksel.

35 De uitvinding blijkt niet alleen uit de afzonder lijke conclusies/ maar ook uit de combinatie van de afzonderlijke conclusies onderling.

» i 7 0 2 6 ö 4 r * 3 '

Alle in de stukken geopenbaarde gegevens en kenmerken λ in het bijzonder de in de tekeningen weergegeven ruimtelijke uitvoering worden als wezenlijk voor de uitvinding gezien# .voor zover de afzonderlijk of in combinatie ten 5 opzichte van de stand van de techniek nieuw zijn.

Hierna wordt de uitvinding aan de hand van verscheidene uitvoeringvoorbeelden weergevende tekeningen nader verduidelijkt. Hierbij blijken uit de tekeningen en de beschrijving daarvan verdere voor de uitvinding wezenlijke kenmerken •jO en voordelen.

Fig. 1 toont een doorsnede volgens lijn I-I in fig.

2 van een deksel/ waarbij twee verschillende flensuitvoeringen worden getoond;

Fig. 2 is een bovenaanzicht van het uitvoeringsvoor--J5 beeld van fig. 1 in de richting van de pijl II in fig. 1;

Fig. 3 is een zijaanzicht van de klapsluiting vol gens fig. 1 bij gesloten deksel;

Fig. 4 is een gedeeltelijk bovenaanzicht van fig. 3;

Fig. 5 is een zijaanzicht van de klapsluiting bij 20 gedeeltelijk geopend deksel (veiligheidsstand);

Fig. 6 is een gedeeltelijk bovenaanzicht van fig. 5;

Fig. 7 is een zijaanzicht van de klapsluiting bij ontgrendelde veiligheidsinrichting met zich openend deksel;

Fig. 8 is een zijaanzicht van de klapsluiting bij 25 geopend deksel;

Fig. 9 is een ten opzichte van fig* 1 afgeleid uit-voeringsvoorbeeld met een deksel als drukbodem aan een zich rondom uitstekkende afdichtingsring volgens de lijn IX-IX in fig. 10.

30 Fig. 10 is een bovenaanzicht van de deksel in fig.

9.

Het deksel is met de flens 1/ met niet nader weergegeven bouten door de boringen 23/ aan een niet nader weergegeven houder vastgeschroefd/ waarbij de houder een dienover-35 eenkomstige opening heeft/ die in het bovenste uitvoerings-voorbeeld van fig. 1 en 2 door het deksel 3 en de zich rondom uitstrekkende flens 1 wordt afgedekt.

Γ V f- & £ L

* 1 W' w ‘t , 4

Aan de zich rondom uitstrekkende flens 1 van het deksel 3 zijn door middel van lasnaden 24 twee een onderlinge afstand ten opzichte van elkaar hebbende lagerplaten 7 vastgelast/ waarbij de lagerplaten 7 tegenover elkaar liggen en 5 een identieke vormgeving hebben.

In de beide lagerplaten 7 zijn tegenover elkaar op één lijn liggende boringen aangebracht waardoorheen een pen 10 grijpt/ die met een schijf 16 en een splitpen 17 tegen axiale verschuiving is geborgd. Dezelfde bevestiging# be-10 staande uit schuif 16 en splitpen 17 is ook aan de tegenover liggende lagerplaat aan de buitenzijde daarvan aangebracht.

Het deksel zelf is vastgelast aan een drager 4# welke aan de bovenzijde van het deksel is bevestigd en welke het lagerdeel voor het deksel vormt. Aan de ene zijde steekt 15 een pen 10 door dit lagerdeel heen# welke pen met een split- pen-schijfborging 16# 17 met de lagerplaat 8 is verbonden# zodat hierdoor een zwenklager voor het deksel 3 wordt gevormd. De lagerplaten 8 zijn aan de flens 1 vastgelast# welke door niet nader weergegeven bevestigingsmiddelen met 20 de houder is verbonden.

In fig. 1 is hierbij aan de onderzijde van de flens 1 een aangelaste buisstomp 2 aangebracht# die vastgelast wordt in de houder. Verder is in een ingedraaide groef aan het deksel 3 een 0-ring afdichting aangebracht# die al naar 25 gelang de toepassing uit verscheidene materialen bestaat# zoals bijvoorbeeld Viton of FPM/Perbunan.

De afdichting is met het deksel 3 verbonden en vormt een afdichtingszitting met de binnenzijde van de flens 1 in de bovenste uitvoering van fig. 1# resp. met de binnenzijde 30 van de aangelaste buisstomp# in de onderste uitvoering van fig. 1.

Het sluitmechanisme van het deksel 3 is als volgt opgebouwd: Een hefboom 5 is door de pen 10 zwenkbaar in de tegenover elkaar liggende lagerplaten 7 gelagerd. De hefboom 35 heeft in het midden tegenover de pen 10 een nokkromme 25# die bestaat uit een centrisch deel 25a en een konkaaf# ingesneden deel 25b# dat met zijn binnenste gedeelte radiaal dichter bij de pen 10 ligt# dan het centrische deel 25a.

.8702664 * is 5

De hefboom 5 heeft verder een boring 27 waardoorheen een grendelpen 9 grijpt# waarbij de grendelpen 9 boven de drager 4 ligt. De grendelpen 9 is hoekvormig en heeft een omhoogstekende poot 9a. Volgens fig. 1 en 2 wordt de druk-5 kracht op het deksel 3 via de drager 4 over de onderste pen 10 en over de grendelpen 9 verdeeld.

De grendelpen 9 draagt verder een cilindrische pen 15# die zoals fig. 2 toont naar boven uitsteekt en door een nokkromme 28 grijpt# welke aangebracht is in een geleidings-10 buis 12# waarbij deze geleidingsbuis met het ene einde aan de linker lagerplaat 7 is vastgelast.

In de hefboom 5 is een uitsparing 29 gevormd# waarin een klink 6 zwenkbaar is gelagerd. De klink 6 is als twee-armige hefboom uitgevoerd# waarbij op het achterste zwenk-15 bare deel een duimsteunvlak 30 is aangebracht.

De zwenklagering van de klink 6 vindt plaats op een pasbout 14 met binnenzeskant# die aan de hefboom 5 is bevestigd.

De klink 6 is in de richting van de pijl 26 veerbe-20 last door een veer 18# die de klink in de richting van de ingetekende pijl voorspant# zodat de klinkkop 31 met zijn voorste onderste kant aan komt te liggen tegen een bijbehorend aanslagvlak 32 van de lagerplaat 7.

In fig. 2 aan de bovenzijde is nog weergegeven dat 25 aan de drager 4 een greep 11 is aangebracht# om het deksel 3 naar boven te kunnen zwenken.

Voor het openen van het deksel zijn nu de volgende handelingen# weergegeven in fig. 3 t/m 8 nodig.

De bediener van de klapsluiting staat boven de lager- 30 flens 7.

Eerst grijpt hij# zoals getoond in fig. 2 t/m 4 de poot 9 aan van de grendelpen 9 met de hand vast en trekt de grendelpen 9 in de richting van de pijl 34 zodanig dat de cilindrische pen 15 buiten aangrijping met het in fig. 2 35 verticale deel van de nokkromme 28 geraakt.

De cilindrische pen 15 bevindt zich dan in de in fig. 2 ingetekende stand# en wel op het horizontale deel van 8*? λ o e* O A i U L· D υ * * * 6 de nokkromme 28; door een verdere beweging van de poot 9a. van de grendelpen 9 wordt deze in de richting van de pijl 33 naar buiten bewogen, zodat de tegenover de poot 9a liggende zijde van de grendelpen 9 buiten aangrijping met de hefboom 5 5 komt. (in fig. 6)

Met de rechterhand grijpt de gebruiker nu de hefboom 5 vast, en zwenkt hij deze in de richting van de pijl 26 naar boven (in fig. 5). De zwenkhoek van de hefboom 5 kan hierbij 45° bedragen.

10 Tijdens de zwenkbeweging van de hefboom 5 in de richting van de pijl 26 geleidt de veerbelaste klink 6 met de klinkkop 31 en het bijbehorende aanslagvlak langs het tegenoverliggende aanslagvlak 32 van de lagerplaat 7 en glijdt in de richting van de pijl 35 naar boven tot de klink-15 kop 31 in aangrijping komt met een aanslagnok 36 van de lagerplaat 7 (in fig. 5).

Een stuurnok 37 is vast met de drager 4 verbonden. In een andere uitvoeringsvorm kan deze stuurnok 37 volgens fig. 9 vastgelast zijn aan een zich rondom uitstrekkende 20 dekselring 49 of in een stuk met de drager zijn uitgevoerd.

De stuurnok 37 grijpt in de getekende gesloten stand van fig. 1 en 3 aan in het konkave deel 25b van de nokkromme 25 van de hefboom 5.

Bij de zwenkbeweging in de richting van de pijl 36 25 loopt het centrische deel 25a nu tegen de stuurnok 37 en heft daarmee de drager 4 met het deksel 3 in de richting van de pijl 38 op, waardoor zoals getoond in fig. 5 een geringe spleet tussen de O-ringafdichting 13 en de bijbehorende uitsparing in de flens 1 resp. 2 ontstaat. Tegelijkertijd 30 komt de halfronde uitsparing 41 (in fig. 8) in het zwenkbare deel van de hefboom 5 buiten aangrijping met de grendelpen 9.

Een eventueel nu nog in de houder heersende resterende druk wordt nu door deze ringvormige spleet afgeblazen en het deksel wordt tegen omhoogslingeren geborgd, omdat 35 de klinkkop 31 van de klink 6 gedwongen veerbelast tegen de aanslagnok 36 aanligt.

Nadat de gebruiker met zijn linkerhand de greep 11 vastgrijpt, kan hij met dezelfde hand het duimsteunvlak 30 .8702664 f:

S

7 van de klink 6 bedienen/ zodat de klink 6 in de richting van de pijl 39 tegen de kracht van de veer 18 in wordt gezwenkt en de klinkkop 31 buiten aangrijping met de aanslagnok 36 komt (in fig. 7).

5 De hefboom 5 kan nu verder in de richting van de pijl 26/ bijvoorbeeld in de 90°stand worden gezwenkt/ waarbij de nok 37 reeds eerder buiten aangrijping met de nok-kromme 25 is gekomen/ en het deksel kan nu door het optillen van de greep 11 geheel in zijn open stand worden gezwenkt «IQ (in fig. 8).

Zoals blijkt uit fig. 2 en 10 is nog in het bovenvlak van het deksel 3 naar keuze een sluitstop met een afdichting 22 ingebouwd en na het verwijderen van deze sluitstop is de daaronder liggende mof bereikbaar en hierin kan 15 een manometer/ een ontluchtingsklep of dergelijke elementen worden geschroefd.

Fig. 9 en 10 tonen een uitvoeringsvorm van een deksel waarbij het deksel 3 als drukbodem 48 is weergegeven. De ene zijde in fig. 1 en de ene zijde in fig. 2 tonen de uit-2Q voering van het deksel 3 met een zich rondom uitstrekkende blokflens 1/ terwijl de andere zijde in fig. 1 en de onderzijde in fig. 2 de flens met een aanlas-buisstomp 2 voorstellen. Volgens fig. 9 en 10 is de drukbodem 48 als deksel in een dekselring 49 vastgelast waarbij hieraan bovendien 25 direkt montagelippen 50 en de stuurnokken 37 zijn vastgelast.

De greep 11 voor het openen van het deksel 48 is hierbij vastgelast aan de dekselring 49.

De figuren tonen een deksel VD-1700 met een nominale 30 druk tot PN 16.

Het deksel met de getoonde klapsluiting volgens de uitvinding wordt vervaardigd uit austenitische staalsoorten (V2A/ V4A/ enz.).

. 8 7 f X .

Claims (10)

1. Klapsluiting voor een deksel (3)/ welke zwenkbaar aan een deel (1/2) van een houder is aangebracht/ waarbij aan het vrije/ zwenkbare einde van het deksel (3) een stuur-nok (37) is bevestigd/ die in de gesloten stand van het dek-5 sel (3) aangrijpt in een nokkrorame (25) en daar gearreteerd wordt/ waarbij de nokkromme (25) aangebracht is aan het draaibare deel van een zwenkbaar aan de houder gelagerde hefboom (5)/ welke aan zijn onderzijde een uitsparing (41) heeft/ die in de gesloten stand over een aan het deksel (3) 10 aangebrachte grendelpen (9) grijpt/ waarbij de grendelpen (9) door een axiale verschuiving buiten aangrijping met de uitsparing (41) van de hefboom (5) gebracht kan worden, met het kenmerk, dat als beveiliging tegen onvoorzien omhoogslingeren van het deksel (3) bij een in de houder heersende 15 resterende druk een veiligheidsinrichting met de volgende kenmerken aanwezig is: a) aan het zwenkbare deel van de hefboom (5) is een klink (6) draaibaar gelagerd; b) de klink (6) is uitgevoerd als tweearmige hef- 20 boom; b.1) het ene einde van de klink (6) heeft een duimsteunvlak (30)/ B.2) het andere einde van de klink (6) heeft een onder een hoek staande klinkkop (31);

25 B.2.1) de klinkkop (31) ligt in de gesloten stand aan tegen een vast aan de houder aangebracht aanslagvlak (32)/ B.2.2) de klinkkop (31) komt in de geopende stand aan tegen een het aanslagvlak (32) 30 vast met de houder verbonden 'aanslagnok (36) , B.2.3) de klinkkop (31) ligt onder veerbe-lasting (veer 13) aan tegen het aanslag- g ? C: y k f? L ► w- c V-- t~- vj' ï vlak (32). '

2. Klapsluiting volgens conclusie 1, met het kenmerk/ dat het aanslagvlak (32) een afgeschuind deelvlak (46) omvat/ waarop de klinkkop (31) in de gesloten stand van de 5 hefboom (5) ligt en dat het deelvlak (46) overgaat in een horizontaal deelvlak (47), aan het einde waarvan de aanslag-nok (36) is aangebracht.

3. Klapsluiting volgens conclusie 1/ met het kenmerk/ dat de veerbelaste klink (6) uitgevoerd is als 10 eenarmige hefboom/ aan het vrije, zwenkbare deel waarvan het duimsteunvlak 30 is aangebracht.

4. Klapsluiting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de klink (6) aangebracht is in een uitsparing (29) van de hefboom (5).

5. Klapsluiting volgens een van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het aanslagvlak (32) met de aanslagnok (36) aan de bovenzijde van een lagerplaat (7) is uitgevoerd, welke in combinatie met een afstand daarvan aangebrachte lagerplaat (7) en een pen (10) het zwenklager van het deksel 20 (3) vormt. 6. klapsluiting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de lagerplaten (7) dienen voor de montage van een dekselsluitingbeveiliging welke de volgende kenmerken heeft: c) in elke lagerplaat (7) is een boring (27) 25 aangebracht, die op één lijn ligt met de boring (27) in de andere lagerplaat (7); d) aan de buitenzijde van een lagerplaat (7) is aan de kopzijde een geleidingbuis (12) bevestigd welke met zijn binnendiameter aangebracht 30 is in een axiaal verlengde van de boringen (27). e) door de geleidingsbuis (12) en door de boringen (27) steekt een axiaal verschuifbare gren-delpen (9). e.1) de grendelpen draagt aan zijn buiten- 35 omtrek een radiale cilindrische pen (15); e.2) de cilindrische pen (15) grijpt door een nokkromme (28) in de mantel van de geleidingsbuis (12) en is daar verschuifbaar; . 8 7 0 2 f1 v c e.3) de nokkromme (28) heeft een in axiale richting van de grendelpen (9) bij zijn deel en een zich loodrecht hierop uitstrekkend deel; 5 e.4) de grendelpen (9) heeft een als handgreep uitgevoerde» onder een hoekstaande poot (9a); f) door de draaiing van de grendelpen (9) kan de cilindrische pen (15) buiten aangrijping 10 met het verticale deel van de nokkromme (28) worden gebracht; g) door axiale verschuiving van de grendelpen (9) is de grendelpen (9) buiten aangrijping met de beide tegenover elkaar liggende boringen (27) 15 in de lagerplaat (7) te brengen.

7. Klapsluiting volgens een van de conclusies 1-6/ met het kenmerk/ dat de verbinding aan de zijde van de houder tussen de klapsluiter en de houder door middel van een blokflens (1) geschiedt/ welke met over de omtrek ver- 20 deeld aangebrachte boutverbindingen aan de houder is bevestigd (fig. 1 boven).

8. Klapsluiting volgens een van de conclusies 1-6/ met het kenmerk/ dat de verbinding aan de houderzijde tussen de klapsluiting en de houder geschiedt door een zich radiaal 25 in het inwendige van de houder uitstrekkende aanlas-buis-stomp (2) (fig. 1 beneden).

9. Klapsluiting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk/ dat de deksel (3) als drukbodem (48) is uitgevoerd en in een dekselring (49) is vastgelast (fig. 9/10).

10. Klaplsluiting volgens conclusie 9/ met het kenmerk, dat montagelippen (50) evenals stuurnokken (37) direkt aan de dekselring (49) zijn vastgelast (fig. 9). .8702664