NL8702604A

NL8702604A - Platenspeler met een laadinrichting voor het laden van een op een plaatdrager aanwezige plaat.

Info

Publication number: NL8702604A
Application number: NL8702604A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1987-11-02
Filing date: 1987-11-02
Publication date: 1989-06-01
Also published as: EP0315255A1; US5067121A; KR890008792A; CN1032988A; JP2669870B2; JPH01150268A

Description

'i.* ft PHN 12.305 1 N.V. Philips’ Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Platenspeler met een laadinrichting voor het laden van een op een plaatdrager aanwezige plaat."

De uitvinding heeft betrekking op een platenspeler met een inrichting voor het registreren en/of uitlezen van informatie op een roterende schijfvormige plaat, in het bijzonder een optische plaat, omvattende 5 een gestel, een om een rotatie-as roteerbare draaitafel met een cen-treerdoorn en een oplegvlak voor de van een centraal plaatgat voorziene plaat, een plaataandrukker voor het in een aandrukstand op de draaitafel drukken van de plaat, en een laadinrichting voor het laden van de plaat, welke laadinrichting een houder bezit, welke in een uitgangspo-10 sitie is ingericht voor het opnemen van een plaatdrager met een draagvlak voor de plaat, welke door een invoerbeweging de drager kan verplaatsen voor het op de draaitafel leggen van de plaat en het van de drager scheiden van de plaat, en welke door een uitvoerbeweging de plaat mee terug kan nemen naar de uitgangspositie.

I5 Een dergelijke platenspeler is bekend uit de Europese

Octrooiaanvrage 0.129.292 (PHN 10.704; herewith incorporated by reference). De bekende platenspeler is voorzien van een behuizing en een daarin verend aangebracht gestel, dat een laadinrichting en een draaitafel draagt. De laadinrichting omvat een in relatieve zin ten op-20 zichte van de draaitafel in ongeveer axiale richting tussen een bovenste en een onderste stand beweegbare houder voor het naar de draaitafel voeren van een optische plaat, in het bijzonder een optische audio plaat van het type dat bekend is onder de benaming "Compact Disc". De houder is samengesteld uit twee U-vormige benen, welke door dwarsver-25 bindngen met elkaar zijn verbonden, en is ingericht voor het opnemen, geleiden en ondersteunen van een plaatdrager (tray). De plaatdrager, welke getoond is in de genoemde Europese octrooiaanvrage is ongeveer rechthoekig uitgevoerd en voorzien van een draagvlak voor de plaat alsmede van middelen om de plaat op het draagvlak te bevestigen. Deze mid-30 delen omvatten een aantal om de omtrek van de aanwezige plaat opgestelde, in radiale richting verschuifbare, veerbelaste grendelelementen.

De laadinrichting van de bekende platenspeler omvat voorts .8702604 •0 PHN 12.305 2 een schuiflade, welke over vast in het gestel opgestelde parallelle ge-leidingsrails rechtlijnig verschuifbaar is, en welke is voorzien van twee zijwanden, waarin groeven zijn uitgespaard waarin pennen van de houder zijn gelegen. De laadinrichting omvat verder nog een aandrukin- g richting met een plaataandrukker voor het inde speelstand van de platenspeler tegen de draaitafel drukken van de plaat. De aandrukinrich-ting is eveneens voorzien van pennen die met groeven in de zijwanden van de schuiflade kunnen samenwerken voor het in een aandrukstand brengen van de plaataandrukker.

De werking van de laadinrichting in de bekende platenspeler is in het kort als volgt te beschrijven. In de uitgeschoven positie van de schuiflade kan een plaatdrager met een daarop vergrendelde optische plaat in de houder geschoven worden. Nadat de plaatdrager in de houder geschoven is, kan de schuiflade door een rechtlijnige door een front- 15 opening gaande beweging in de behuizing geschoven worden, waarbij de houder gedurende een eerste gedeelte van de beweging van de schuiflade horizontaal beweegt en vervolgens gedurende een tweede gedeelte van die beweging een neerwaarts gerichte verplaatsing uitvoert, waarbij de houder tezamen met de plaatdrager in axiale richting de centreerdoorn van 20 de draaitafel passeert, waarbij in de houder en de plaatdrager aanwezige doorlaatopeningen ervoor zorgen dat de draaitafel niet wordt geraakt. Bij het genoemde passeren van de draaitafel ontgrendelen vast ten opzichte van het gestel opgestelde opwaarts gerichte ontgrendelpennen met conische einddelen de grendelelementen van de plaatdrager.

25

Ongeveer gelijktijdig met die ontgrendeling wordt de plaataandrukker naar de aandrukstand gebracht voor het op de draaitafel drukken van de plaat.

De bekende platenspeler vormt vanwege de aanwezigheid van de rechtlijnig beweegbare, min of meer volledig uitschuifbare schuiflade 30 met een ter opzichte van de schuiflade in hoogterichting verplaatsbare houder voor het insteken van de plaatdrager een nogal gecompliceerd mechanisch geheel, dat bij de verzameling veel fabricagehandelingen vraagt. De toepassing van een schuiflade vereist bovendien een frontopening die aanzienlijk groter is dan noodzakelijk is om een plaatdra-35 ger met een daarop liggende plaat in de behuizing te brengen. Behalve het feit, dat een relatief grote frontopening esthetisch ongewenst kan zijn, is een dergelijke opening in compact gebouwde platenspelers moei- .8702604 pm 12.305 3 * lijk te verwezenlijken. Overigens is de hierboven beschreven laadin-richting alleen toepasbaar in platenspelers met een relatief grote bouwhoogte.

De uitvinding beoogt een platenspeler van de in de aanhef 5 genoemde soort te verschaffen, waarvan de laadinrichting aanzienlijk eenvoudiger van constructie en gemakkelijker te vervaardigen is dan de bekende laadinrichting, en een kleine bouwhoogte van de platenspeler toelaat, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de degelijkheid en betrouwbaarheid van de platenspeler.

10

De uitvinding wordt hiertoe gekenmerkt, doordat de laadinrichting ter weerszijden van de houder, gezien in een bewegingsrichting van de houder, zwenkelementen bezit, welke zwenkbaar aan het gestel zijn gelagerd en beweegbaar met de houder zijn verbonden, welke zwenkelementen bij de genoemde invoerbeweging in een eerste richting zwenken 15 voor het verplaatsen van het draagvlak van de drager tot voorbij het oplegvlak van de draaitafel, gezien langs de rotatie-as van de draaitafel, en bij de genoemde uitvoerbeweging in een tweede tegengestelde richting zwenken voor het van de draaitafel tillen van de plaat.

De platenspeler volgens de uitvinding heeft het voordeel, 20 dat de laadinrichting uit betrekkelijk weinig, eenvoudig uitgevoerde onderdelen te vervaardigen is, terwijl de ongecompliceerde mechanische uitvoering een juiste volgorde oplevert van de tussen het in de houder schuiven van de plaatdrager en het aandrukken van de plaat tegen de draaitafel optredende functies. Bovendien kan de laadinrichting in 25 breedte- en hoogterichting compact uitgevoerd worden, hetgeen voordeel biedt voor het front van de platenspeler en voor de totale afmetingen van de behuizing van de platenspeler.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van de platenspeler volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de laadinrichting koppelingsmiddelen 30 bezit voor het althans tijdens een slotgedeelte van de invoerbeweging en een aanvangsgedeelte van de uitvoerbeweging van de houder koppelen van de plaatdrager met de houder. In deze uitvoeringsvorm wordt voorkomen, dat de zich geheel of ten dele in de behuizing van de platenspeler bevindende plaatdrager verschuift ten opzichte van de houder. De 35 koppelingsmiddelen garanderen een gedefinieerde onderlinge positie van de plaatdrager en de houder.

Kaast de in de genoemde Europese octrooiaanvrage 0.129.292 m .8702604 *· w

PHN 12.305 H

getoonde plaatdrager is uit de Europese octrooiaanvrage 0.188.663 (PHD 85.^75} herewith incorporated by reference) nog een ander type plaatdrager bekend. Die plaatdrager heeft een in hoofdzaak plat, rechthoekig draaglichaam met een verlaagd bodemdeel en een draagvlak voor het op-5 leggen van een optische plaat, in het bijzonder een optische audio-plaat. Die plaatdrager heeft voorts een aantal grendelelementen waarvan er één verend is uitgevoerd en tegenover de andere vaste grendelelementen is gepositioneerd. Het draaglichaam is aan een achterzijde voorzien van een vasthoudrand waaraan een verende beugel is bevestigd voor het ^ vormen van het verend uitgevoerd grendelelement. Door dit grendelele-ment tegen zijn verende werking in te verplaatsen is de afstand tot de nabij de voorzijde van het draaglichaam gelegen grendelelementen te vergroten en kan de optische plaat op het oplegvlak gepositioneerd worden. In het draaglichaam is een ü-vormige doorlaatopening aangebracht, welke zich vanaf de genoemde voorzijde tot voorbij het midden van de plaatdrager uitstrekt, en welke dient voor het voor een optische af-tasteenheid toegankelijk maken van de op de optische plaat opgeslagen informatie. De bekende plaatdrager is aan weerszijden voorzien van uitsparingen, die in de zijvlakken van het draaglichaam zijn aangebracht.

20

Een voorkeursuitvoeringsvorm van de platenspeler volgens de uitvinding, die in het bijzonder ingericht is voor samenwerking met de laatstbeschreven plaatdrager heeft het kenmerk, dat de koppelingsmid-delen tenminste een draaibaar in de houder gelagerde nok omvatten voor het althans tijdens een slotgedeelte van de invoerbeweging en een aan- O c vangsgedeelte van de uitvoerbeweging van de houder ingrijpen in een van de uitsparingen van de drager. Een dergelijke nok is met eenvoudige middelen te verwezenlijken. Een bijzonder aantrekkelijke uitvoeringsvorm heeft in dit verband het kenmerk, dat de genoemde nok deel uit maakt van een hefboom, welke bedienbaar is door een van de zwenkelemen-on ten, waarbij bij de invoerbeweging van de houder het betreffende zwenk-element met een eerste contactvlak van de hefboom samenwerkt voor het in de genoemde uitsparing brengen van de nok en waarbij bij de uitvoerbeweging van de houder het betreffende zwenkelement met een tweede contactvlak van de hefboom samenwerkt voor het uit de genoemde uitsparing 35 halen van de nok. Op deze wijze wordt als het ware automatisch en op de juiste tijdstippen de plaatdrager met de houder gekoppeld respectievelijk ontkoppeld.

.8702604 * PHN 12.305 5

Een andere voorkeursuitvoeringsvorm heeft het kenmerk, dat zich binnen de houder een aan een achterwand van de houder bevestigd verend element bevindt voor samenwerking met de plaatdrager. Het verende element wordt bij het met de hand in de houder schuiven van de 5 plaatdrager tegen zijn veerwerking in elastisch vervormd, waardoor het genoemde element bij de uitvoerbeweging van de houder als een veermotor fungeert en de plaatdrager over een bepaalde afstand uit de houder schuift, teneinde het met de hand uit de houder nemen van de plaatdrager te vergemakkelijken.

^ Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm, welke ingericht is voor samenwerking met de uit de Europese octrooiaanvrage 0.188.663 getoonde plaatdrager en welke is voorzien van het genoemde verende element heeft het kenmerk, dat de draaibaar gelagerde nok van de koppe-lingsmiddelen deel uit maakt van een hefboom, welke bij de invoerbewe-15 ging van de houder tenminste bedienbaar is door het genoemde verende element voor het in de uitsparing van de plaatdrager brengen van de nok en bij de uitvoerbeweging van de houder bedienbaar is door een van de zwenkelementen voor het uit de genoemde uitsparing halen van de nok.

Het verende element zal in deze uitvoeringsvorm bij voorkeur een enkel-of meervoudig gebogen bladveer zijn, waarvan een uiteinde in een daartoe geschikte gedeelte van de hefboom steekt. Het zwenkelement kan zeer eenvoudig van vorm zijn. In bepaalde gevallen kan het bijvoorbeeld om veiligheidsredenen nodig zijn, om de bediening van de hefboom via het genoemde verende element te ondersteunen. Daartoe kan de hefboom zijn 25 voorzien van een contactdeel, waarmede de houder bij de invoerbeweging in aanraking komt, teneinde een zwenkbeweging van de hefboom zeker te stellen.

Een weer verdere voorkeursuitvoeringsvorm, waarbij de plaat-aandrukker is bevestigd aan een tussen de aandrukstand en een verder 4Π van de draaitafel gelegen stand beweegbaar aandrukelement, heeft het kenmerk, dat het aandrukelement, gezien in een bewegingsrichting van de houder, aan weerszijden beweegbaar is bevestigd aan een van de zwenkelementen, en voorts schuifbaar is bevestigd aan de houder, waarbij bij de invoerbeweging van de houder het aandrukelement naar de aandrukstand 35 en tijdens de uitvoerbeweging van de houder naar de andere genoemde stand beweegt. Deze uitvoeringsvorm is vooral gunstig, indien de afstand tussen de zwenkelementen, gezien in een bewegingsrichting van de ,8702604 PHN 12.305 6 houder relatief groot is. Is de genoemde afstand daarentegen klein, dan kan met voordeel als alternatief een uitvoeringsvorm toegepast worden, die het kenmerk heeft, dat het aandrukelement, gezien in een bewegingsrichting van de houder, aan weerszijden scharnierbaar is bevestigd aan 5 twee van de zwenkelementen, waarbij bij de invoerbeweging van de houder het aandrukelement naar de aandrukstand en bij de uitvoerbeweging van de houder naar de andere genoemde stand beweegt.

Ter verkrijging van een geleidelijk opgebouwde, goed gedefinieerde aandrukkracht, is het aandrukelement bij voorkeur voorzien van 10 een veerconstructie, welke bijvoorbeeld een bladveer omvat die met een vrij einddeel op de plaataandrukker rust en met een vast einddeel aan het aandrukelement is bevestigd, voor het op de plaataandrukker uitoefenen van een naar de draaitafel gerichte veerkracht.

De platenspeler volgens de uitvinding is zowel geschikt voor 15 handbediening, waarbij de houder door handkraoht verplaatst wordt, als voor motorische bediening, waarbij de houder door een electromotor en meestal via een overbrengingsmechanisme verplaatst wordt. Bij toepassing van handbediening en bepaalde overbrengingsmechanismen verdient het uit stabiliteitsoverwegingen aanbeveling tussen het gestel en ten- on u minste een van de zwenkelementen een verend element aan te brengen, dat door veerkracht de houder in een door zwenking van de zwenkelementen bereikte eindpositie vasthoudt. Bij toepassing van zelfremmende overbrengingsmechanismen is een dergelijke maatregel doorgaans niet nodig.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van de platenspeler volgens de 25 uitvinding, welke specifiek bedoeld is voor samenwerking met een plaat- drager van het type, zoals is getoond in de reeds genoemde Europese octrooiaanvrage 0.188.663 heeft ten behoeve van het ontgrendelen van de op de plaatdrager liggende plaat het kenmerk, dat het ontgrendelmecha- nisme een zwenkbaar in het gestel gelagerde ontgrendelarm omvat, welke on bij de invoerbeweging van de houder door zwenking het elastisch verschuifbare grendelelement van de drager ten opzichte van het draagvlak van de drager verplaatst voor het vrijgeven van de plaat. Teneinde een feilloze werking van de platenspeler te garanderen, heeft deze uitvoeringsvorm bij voorkeur tevens de kenmerken, dat bij de invoerbeweging 35 van de houder achtereenvolgens de ontgrendelarm in samenwerking komt met het genoemde verschuifbare grendelelement, de op de drager liggende plaat met zijn centrale plaatgat over de centreerdoorn schuift, de .0701604 ΡΗΝ 12.305 7 λ plaat het oplegvlak van de draaitafel bereikt en de drager met het vaste grendelelement zich van de op de draaitafel liggende plaat verwijdert, en dat de plaataandrukker de aandrukstand bereikt, nadat de plaat op de draaitafel is aangebracht.

5 Een uitvoeringsvorm, die zodanig gedimensioneerd is, dat een reeds op de draaitafel liggende plaat probleemloos buiten de platenspeler kan worden gebracht, heeft bij voorkeur het kenmerk, dat bij dé uitvoerbeweging van de houder achtereenvolgens de drager zich naar de op de draaitafel liggende plaat toe beweegt, waarbij het vaste grendel-10 element over de plaat grijpt, de plaat door de drager van de draaitafel wordt verwijderd, en de ontgrendelarm het verschuifbare grendelelement loslaat, waarbij het verschuifbare grendelelement over de plaat grijpt om deze op het oplegvlak van de drager vast te houden.

Opgemerkt wordt nog, dat in de handel een professionele op-15 tische platenspeler, hoofzakelijk bedoeld voor het opslaan van data, verkrijgbaar is, die is voorzien van een laadmeehanisme, waarmede een optische plaat, die is bevestigd op een plaatdrager van het type zoals is getoond in de genoemde Europese octrooiaanvrage 0.188.663 naar de draaitafel toe gebracht kan worden. Het laadmeehanisme omvat een houder 20 voor de plaatdrager, alsmede aan weerszijden van de houder een paar be-dieningsplaten, welke paarsgewijs ten opzichte van elkaar verschuifbaar in een gestel zijn bevestigd. De houder is voorzien van zijwaarts gerichte pennen, welke elk door twee in de bedieningsplaten uitgespaarde gleuven steken. De onderlinge oriëntatie van de gezamenlijke gleuven is 25 zodanig, dat bij onderlinge verschuiving van de genoemde platen een in de houder geschoven plaatdrager een beweging maakt, die resulteert in het op de draaitafel plaatsen van de optische plaat en het op afstand van de op de draaitafel geplaatste plaat positioneren van de plaatdrager. Deze optische platenspeler heeft het nadeel dat het laadmeehanisme 30 gecompliceerd is, en uit veel onderdelen bestaat, hetgeen bij de fabricage vn de speler veel instelhandelingen vraagt. De bekende constructie is derhalve duur.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een aantal in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden van de 35 platenspeler volgens de uitvinding. In de tekening is:

Figuur 1 een schematisch, perspectivisch aanzicht van een platenspeler volgens de uitvinding, alsmede van een opzichzelf bekende .8702604 ·' PHN 12.305 8 plaatdrager met een optische plaat;

Figuur 2 een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de laadinrichting van de platenspeler van Figuur 1, met een ten dele in de houder van de laadinrichting ingeschoven plaatdra-5 ger;

Figuur 3 een perspectivisch aanzicht van de uitvoeringsvorm van Figuur 2, met de thans geheel in de houder geschoven plaatdrager en een op de draaitafel van de platenspeler liggende optische plaat;

Figuur 4 een schematische weergave van een aantal posities van de plaatdrager van Figuur 2;

Figuur 5A een detail van de laadinrichting van Figuur 2, weergegeven in een ontkoppelde toestand;

Figuur 5B het detail van Figuur 5A, thans weergegeven in een gekoppelde toestand; 15

Figuur 6 een perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de laadinrichting van de platenspeler van Figuur 1, met een ten dele in de houder van de laadinrichting geschoven plaatdrager;

Figuur 7A een schematische weergave van de beginpositie van de plaatdrager ten opzichte van de laadinrichting van Figuur 6; 20

Figuur 7B een schematische weergave van de eindpositie van de plaatdrager van Figuur 7A;

Figuur 8A een detail van de laadinrichting van Figuur 6, weergegeven in een ontkoppelde toestand;

Figuur 8B het detail van Figuur 8A, thans weergegeven in een 25 gekoppelde toestand.

De in figuur 1 weergegeven platenspeler volgens de uitvinding 1 is bestemd voor het optisch uitlezen van een optische audio-plaat (CD) of een optische audio/video-plaat (CDV), in de tekening aangeduid met het cijfer 3. De platenspeler 1 omvat een behuizing 5 met 30 opstaande zijwanden 7 en een frontwand 9 waarin een frontopening 11 is uitgespaard en waarin bedieningstoetsen 13 zijn aangebracht. In de behuizing 5 bevinden zich een in een deck 15 gelagerde, om een rotatie-as 17a roteerbare draaitafel 17 met een oplegvlak 17b, welke draaitafel door een niet getoonde electromotor kan worden aangedreven, een even-35 eens in het deck 15 zwenkbaar gelagerde optische aftasteenheid 19 met een objectief 21, en een met het deck verbonden gestel (in Figuur 1 met het cijfer 61 aangeduid) met een laadinrichting voor het naar de draai- .mz« 04 4 PHN 12,305 9 tafel 17 brengen en van de draaitafel wegvoeren van de op een plaatdra-ger 23 aanwezige optische plaat 3· De aftasteenheid 19 is zwenkbaar om een vaste zwenkas 19a voor het in radiale richting volgen van het in-formatiespoor van de optische plaat tijdens het uitlezen van de plaat, 5 Een uitvoerige beschrijving van de aftasteenheid is te vinden in de Europese octrooiaanvrage 0.074.131 (PHN 10.134; herewith incorporated by reference). In plaats van de getoonde zwenkbare aftasteenheid kan overigens ook een lineair verplaatsbare aftasteenheid toegepast worden.

Be getoonde plaatdrager 23 is uitvoerig beschreven in de ^ reeds genoemde Europese octrooiaanvage 0.188.663 en zal derhalve hier slechts in het kort beschreven worden. De plaatdrager 23 heeft een rechthoekig draaglichaam 25 met een tussen verhoogde delen 27 gelegen draagvlak 29 voor de optische plaat 3. De plaatdrager heeft voorts een tweetal vaste grendelelementen 31 en één verplaatsbaar grendelelement *5 35. De vaste grendelelementen 31 zijn elk op een van de verhoogde delen 27 aangebracht, terwijl het verplaatsbare grendelelement 35 op een verende beugel 33 is bevestigd, welke vastgemaakt is aan een vasthoud-rand 37 van de plaatdrager 23- In de in figuur 1 getoonde toestand grijpen de grendelelementen 31 en 35 klemmend over de omtrekrand van de plaat 3. Voor het uit de plaatdrager 23 verwijderen van de plaat 3 dient het verplaatsbare grendelelement 35 in de richting volgens de getekende pijl A1 verplaatst te worden. Voor de uitvinding is het nog van belang, om te vermelden, dat de plaatdrager 23 aan weerszijden is voorzien van een uitsparing 39 respectievelijk 41 en dat de plaatdrager oc een langwerpige doorlaatopening 43 heeft, welke het aftasten van de optische plaat 3 mogelijk maakt.

De in de figuren 2 en 3 getoonde laadinriehting, aangeduid met het cijfer 51, is samengesteld uit een houder 53 en twee paren zwenkelementen 55, 56 respectievelijk 57, 58. De zwenkelementen 55 tot ΟΠ en met 58 zijn door middel van pennen 59 zwenkbaar gelagerd in het gestel 61, dat zoals reeds eerder is vermeld, bevestigd is aan het deck 15. De zwenkelementen 55 tot en met 58 zijn voorts door middel van pennen 63 draaibaar gelagerd aan twee opstaande zijwanden 65 en 67 van de houder 53. Tussen de zijwanden 65 en 67 welke door een gedeeltelijke 35 open bovenwand 69 met elkaar zijn verbonden tot een stevig geheel, bevindt zich een ruimte, waarin de plaatdrager 23 met de optische plaat 3 geschoven kan worden. Ten behoeven van een probleemloze geleiding van .8702604 PHN 12.305 10 de plaatdrager 23 in de houder 53 zijn aan de onderzijde van de zijwanden 65 en 67 twee geleidingsrails 71 en 73 aangebracht. Binnen de houder 53 bevindt zich in dit uitvoeringsvoorbeeld een meervoudig gebogen bladveer 74 met twee vrije uiteinden 74a en 74b. De bladveer 74 is aan 5 een achterwand 76 van de houder 53 bevestigd en dient voor het veerkrachtig afremmen van de plaatdrager 23 nadat deze met de hand volgens de getekende pijl A2 in de houder 53 is geschoven.

De getoonde laadinrichting 51 bezit twee koppelingsnokken 77 en 79 voor samenwerking met de uitsparingen 30, van de plaatdrager 23, 10 Λ welke nokken in openingen 81 in de zijwanden 65 en 67 van de houder 53 draaibaar zijn gelagerd. Daartoe maken de genoemde nokken 77 en 79 deel uit van een hefboom 83 respectievelijk 85, welke draaibaar is om een verticale as 83a respectievelijk 85a. Elk van de hefbomen 83 en 85 is voorzien van een eerste contactvlak 87 voor samenwerking met een ele-15 mentdeel 56a respectievelijk 58a van de zwenkelementen 56 en 58, en is voorts voorzien van een tweede contactvlak 89 voor samenwerking met een elementdeel 56b respectievelijk 58b van de zwenkelementen 56 en 58.

De in figuur 1 getoonde platenspeler is voorzien van een plaataandrukker die in figuur 2 met het cijfer 91 is aangeduid. De 20 plaataandrukker 91 is axiaal beweegbaar bevestigd in een opening van een aandrukelement 93 en werkt met een gebogen bladveer 95, die aan het aandrukelement 93 is bevestigd, samen. Het aandrukelement 93 is plaatvormig, is door middel van pennen 97 scharnierbaar aan de zwenkelementen 55 en 57 bevestigd, en is voorzien van lippen 99, die in nauwe 25 gleuven 101, die zich tussen de zijwanden 65 en 67 en de bovenwand 69 bevinden, verschuifbaar zijn.

Een nadere verduidelijking van de in de Figuren 2 en 3 getoonde constructie, alsmede de werking daarvan zal thans, mede met behulp van de Figuren 4, 5A en 5B worden gegeven.

30

In de uitgeschoven stand van de plaatdrager 23, zoals getoond in Figuur 2, en zoals schematisch getoond in Figuur 4, aangegeven met de positie I, bevindt de houder 53 zich in een uitgangspositie die geschikt is om de plaatdrager 23 met de daarin liggende optische plaat 3 via de frontopening 11 van de behuizing 5 met handkracht in en uit de 35 houder 53 te schuiven. De zwenkelementen 55 tot en met 58 nemen daarbij een min of meer verticale stand in, waarbij de houder 53 zich op of nagenoeg op een maximale afstand van het gestel 61 bevindt en waarbij de .8702604 PHN 12.305 11 plaatdrager 23 met de optische plaat 3 bij het in- of uitschuiven min of meer horizontaal over de draaitafel 17 kan bewegen, zonder deze te raken. Bij het inschuiven van de plaatdrager 23 in de houder 53 wordt op zeker moment de bladveer 74 bereikt, alsmede een in de houder 53 s aangebrachte schakelaar 103, die bij bekrachtiging een electromotor 108 start voor het via een worm 105 en een wormwiel 107 aandrijven van de houder 53·

Bij het starten van de electromotor 108 als gevolg van het indrukken van de schakelaar 103 bevindt de plaatdrager 23 met de daarin liggende optische plaat zich exact in de reeds genoemde positie I van Figuur 4. De gestarte electromotor 108 verplaatst de houder 53 in de richting van het gestel 61, waarbij de zwenkelementen 55 tot en met 58 een zwenkbeweging om de pennen 59 uitvoeren in een richting welke overeenkomt met de bewegingsrichting van de wijzers van een analoge klok, 15 om daarmede de houder 53 en de plaatdrager 23 naar een eindpositie, in Figuur 4 aangeduid met positie IV, te brengen. In de eindpositie bevindt de plaatdrager 23 zich in een zodanig niveau ten opzichte van de draaitafel 17, dat de op het oplegvlak 17a van de draaitafel 17 liggende optische plaat 3 geheel vrij ligt van de plaatdrager 23.

20

In Figuur 4 zijn ter verduidelijking van de werking van de laadinrichting 51 twee tussenposities II en III van de plaatdrager 23 weergegeven. Meteen nadat de houder 53 na het indrukken van de schakelaar 103 in beweging komt, komen de elementdelen 56a en 58a van de zwenkende zwenkelementen 56 en 58 in aanraking met de contactvlakken 87 25 van de hefbomen 83 en 85, waardoor deze in een naar binnen gerichte beweging gebracht worden. Doordat een en ander zodanig is gedimensioneerd, dat vanaf positie I van de plaatdrager 23, de koppelingsnokken 77 en 79 van de laadinrichting 51 zich tegenover de uitsparingen 39 van de plaatdrager 23 bevinden, schuiven de nokken 77 en 79 bij de genoemde 30 beweging van de hefbomen 83 en 85 in de uitsparingen 39, waarmede de plaatdrager 23 als het ware geborgd wordt in de houder 53* Deze toestand wordt gehandhaafd totdat de houder 53 en de plaatdrager 23 zijn teruggebraoht naar de uitgangspositie.

Bij de invoerbeweging van de plaatdrager 23 komt in positie 35 II (Figuur 4) van de plaatdrager 23 het verend opgestelde grendelele-ment 35 van de plaatdrager in aanraking met een ontgrendelarm 109, welke in het gestel 61 is gelagerd en zwenkbaar is om een as 111. Bij .8702604 PHN 12.305 12 voortgaande beweging, dus in de richting van positie III wordt het grendelelement 35 ten opzichte van de in de plaatdrager 23 liggende optische plaat 3 in een achterwaartse richting verplaatst, waarbij de ontgrendelarm 109 de door pijl A3 in Figuur 4 aangegeven beweging uit-5 voert, en waarbij de plaat 3» althans nabij het vasthouddeel 37 vrij op de plaatdrager 23 komt te liggen. Bij verdergaande invoerbeweging van de houder 53 komt de optische plaat 3, die een centraal plaatgat 3a heeft, steeds dichter bij de draaitafel 17. In positie III van de plaatdrager 23 steekt de centreerdoorn 17c van de draaitafel 17 reeds door het centrale plaatgat 3a van de optische plaat 3* Dat betekent, dat tijdens de beweging van de plaatdrager 23 van positie III waar positie IV de optische plaat 3 de verplaatsing van de plaatdrager 23 niet meer kan volgen, waardoor bij voortgaande beweging van de houder 53 de vaste grendelelementen 31 over de rand van de optische plaat 3 15 heen schuiven, waarbij de plaat geheel vrij komt van de plaatdrager 23. Een niet-getoonde schakelaar zorgt ervoor, dat in positie IV van de plaatdrager 23, welke overeenkomt met de eindpositie van de houder 53, de electromotor wordt gestopt.

Het in Figuur 2 getoonde aandrukelement 93 met de daarop be- 20 vestigde plaataandrukkker 91 wordt tijdens de genoemde verplaatsing van de plaatdrager 23 van positie I naar positie IV bediend door de zwenk-elementen 55 en 57, waarbij de plaataandrukker 91 geleidelijk naar de draaitafel 17 wordt gebracht. Een en ander is daarbij zodanig gedimensioneerd, dat de plaataandrukker 91 de optische plaat 3 pas bereikt, 25 nadat de centreerdoorn 17c door het centrale gat 3a steekt. Bovendien vindt de uiteindelijke klemming van de plaat 3 op het oplegvlak 17b van de draaitafel 17 plaats nadat de plaat 3 geheel ontgrendeld is van de plaatdrager 23.

Wordt door het bedienen van een van de toetsen 13 de elec- 30 tromotor 108 gestart voor het uit de platenspeler 1 brengen van de optische plaat 3, dan worden de zwenkelementen 55 tot en met 59 in zwenking gebracht in een richting, tegengesteld aan de bewegingsrichting van de wijzers van een klok, waarbij de plaatdrager 23 vanuit de positie IV (Figuur 4) naar de positie I wordt gebracht. De volgorde van 35 handelingen, die daarbij in de laadinrichting 51 plaatsvindt, is tegengesteld aan de reeds beschreven volgorde tijdens de verplaatsing van de houder 53 van de uitgangspositie naar de eindpositie. Derhalve zal een .«702604 PHN 12-305 13 beschrijving daarvan achterwege blijven. Opgemerkt wordt in dit verband echter dat kort voordat positie I van de plaatdrager 23 wordt bereikt de elementdelen 56b en 58b van de zwenkelementen 56 en 58 in aanraking komen met de tweede contactvlakken 89 van de hefbomen 83 en 85, waarna 5 de hefbomen een kleine draaiing uitvoeren voor het ontkoppelen van de plaatdrager 23 en de houder 53. In positie I is de plaatdrager 23 derhalve verschuifbaar ten opzichte van de houder 53» waarbij de ingedrukte bladveer Ik ervoor zorgt, dat de plaatdrager 23 vrij komt van de schakelaar 103» waardoor de electromotor 108 wordt gestopt (Figuur 3) 10 en de zwenkbeweging van de zwenkelementen 55 tot en met 58 wordt beeëindigd. Daarmede is tevens het einde van de uitvoerbeweging van de houder 53 gedefinieerd. Het uit de platenspeler nemen van de plaatdrager 23 met de optische plaat 3 kan daarna eenvoudig plaatsvinden door aan het uit de houder 53 stekende vasthouddeel 37 van de plaatdrager 23 15 te trekken.

Met betrekking tot het vorenstaande wordt nog opgemerkt, dat de zwenkassen, gevormd door de pennen 59» in een vlak V liggen, dat een kleine helling maakt het horizontale vlak H, gevormd door het gestel 61 (Figuren 2 en k). Door deze maatregel wordt een soepele ontgren- on deling en vergrendeling van de optische plaat 3 in de plaatdrager 23 bij de invoerbeweging respectievelijk de uitvoerbeweging van de houder 53 zeker gesteld. Opgemerkt wordt voorts nog, dat tussen de zwenkelementen 56 en 58 en het gestel 61 een schroefveer 113 is gespannen, welke de in positie IV, van de plaatdrager 23 zijnde de bedrijfsstand 95 van de platenspeler, de door de veren 33 en 95 veroorzaakte veerkrachten op de houder 53 compenseert, waardoor het tussen de electromotor 108 en de houder 53 aanwezige overbrengingsmechanisme wordt ontlast.

In de Figuren 6, 7A, 7B, 8A en 8B is een tweede uitvoeringsvorm van de laadinrichting van de platenspeler 1 van Figuur 1 weergege-30 ven. Aangezien deze laadinrichting, aangeduid met het cijfer 151, qua constructie en werking veel gelijkenis vertoont met de reeds beschreven laadinrichting 51 zal hiervan slechts een beknopte beschrijving worden gegeven.

De laadinrichting 151 bezit een houder 153 en twee paren 35 zwenkelementen 155 en 156 van welke paren slechts een van de zwenkelementen 156 zichtbaar is. De zwenkelementen 155 en 156 zijn door middel van pennen 159 zwenkbaar gelagerd in een gestel 161, dat nabij vier .8702604 PHN 12.305 14 hoekdelen met behulp van een viertal veerkrachtige ringen 162, waarvan er slechts twee zijn getekend, is bevestigd aan een frame 5a van de behuizing 5. De zwenkelementen 155 en 156 zijn voorts door middel van pennen 163 draaibaar gelagerd aan twee opstaande zijwanden 165 en 167 5 van de houder 153· De zijwanden 165 en 167 zijn met elkaar verbonden door een bovenwand 169 en een achterwand 176 en zijn aan de onderzijde voorzien van twee naar binnen gerichte, in een bewegingsrichting van de plaatdrager 23 lopende geleidingsrails 171, waarvan er slechts een in de tekening zichtbaar is. In de houder 153 bevindt zich aan de achter- 10 wand 176 een gebogen bladveer 174 met twee vrije einden 174a, waarvan er slechts een getekend is. In elk van de zijwanden 165 en 167 van de houder 153 bevindt zich een opening 166, waardoorheen een om een as 183a draaibaar gelagerde hefboom 183 steekt. De hefboom 183 heeft een zich buiten de houder bevindend hefboomgedeelte 187 en een zich binnen 15 de houder bevinden hefboomgedeelte 189· Het gedeelte 187 draagt een koppelingsnok 177 voor samenwerking met een van de uitsparingen 39 van de plaatdrager 23 en kan saraenwerken met een van de zwenkelementen 156. Het gedeelte 189 is voorzien van een wanddeel 178, waartegen het einddeel 174a van de bladveer 174 afsteunt.

20

De in figuur 1 getoonde platenspeler is, zoals reeds vermeld, voorzien van een plaataandrukker die in de Figuren 6, 7A en 7B is aangeduid met het cijfer 191. De plaataandrukker 191 is met behulp van een bladveer 195 verend bevestigd in een plaatvormig aandrukelement 193, dat door middel van pennen 197 seharnierbaar aan de vier zwenkele-25 menten 155 en 156 is bevestigd.

De plaatdrager 23 kan tezamen met de daarop liggende optische plaat 3 rechtlijnig in de zich in de in Figuur 6 getekende uitgangspositie bevindende houder 153 worden geschoven. Aan het einde van de rechtlijnige inschuifbeweging wordt de bladveer 174 over een kleine 30 afstand ingedrukt, waarbij de hefboom 183 zodanig om de draaiingsas 183a wordt gedraaid, dat de koppelingsnok 177 in de richting van de plaatdrager 23 beweegt en vervolgens in een van de uitsparingen 39 van de plaatdrager 23 wordt gebracht, teneinde de plaatdrager 23 in de houder 153 te fixeren. De plaatdrager 23 bevindt zich in dat geval in de 35 schematisch in Figuur 7A getoonde positie ten opzichte van de draaitafel 17 van de platenspeler. In Figuur 7B is de eindpositie van de plaatdrager 23, welke gekoppeld is aan de eindpositie van de houder .9702604 PHN 12.305 15 153, getoond, waarbij de optische plaat 3 geheel vrij van de plaatdra-ger op de draaitafel 17 ligt, en waarbij de plaataandrukker 191 de plaat 3 op het oplegvlak 17b van de draaitafel 17 drukt. In Figuur 8B is te zien, hoe in de genoemde eindpositie een van de zwenkèlementen 5 156 de getoonde hefboom 183 borgt om te voorkomen, dat de koppelingsnok 177 uit de uitsparing 39 geraakt.

Opgemerkt wordt nog, dat de laadinrichting 151 gekoppeld is via een worm 205 en een wormwiel 207 met een op het gestel 161 bevestigde eleotrische aandrijfeenheid 208 voor het verplaatsen van de hou-1° der 153 ten behoeve van de invoerbeweging en de uitvoerbeweging, waarbij de zwenkelementen 155 en 156 in zwenking zijn. Voorts wordt nog gewezen op de aanwezigheid van een ontgrendelarm 209 voor het bij de invoerbeweging ontgrendelen van het grendelelement 35 van de plaatdrager 23. De werking van de ontgrendelarm 209 is identiek aan de werking van 15 de ontgrendelarm 109 van de laadinrichting 51 van Figuur 2. Voor een verder begrip van de totale werking van de laadinrichting 151 wordt verwezen naar de beschreven werking van de verwante laadinrichting 51.

De uitvinding is vanzelfspreken niet beperkt tot de hier beschreven uitvoeringsvoorbeelden. Binnen de scope van de uitvinding zijn 20 meerdere uitvoeringen mogelijk.

25 30 35 r .8702604

Claims

1. Platenspeler met een inrichting voor het registreren en/of uitlezen van informatie op een roterende schijfvormige plaat, in het bijzonder een optische plaat, omvattende een gestel, een om een rota-tie-as roteerbare draaitafel met een centreerdoorn en een oplegvlak 5 voor de van een centraal plaatgat voorziene plaat, een plaataandrukker voor het in een aandrukstand op de draaitafel drukken van de plaat, en een laadinrichting voor het laden van de plaat, welke laadinrichting een houder bezit, welke in een uitgangspositie is ingericht voor het opnemen van een plaatdrager met een draagvlak voor de plaat, welke door 10 een invoerbeweging de drager kan verplaatsen voor het op de draaitafel leggen van de plaat en het van de drager scheiden van de plaat, en welke door een uitvoerbeweging de plaat mee terug kan nemen naar de uitgangspositie, met het kenmerk, dat de laadinrichting ter weerszijden van de houder, 15 gezien in een bewegingsrichting van de houder, zwenkelementen bezit, welke zwenkbaar aan het gestel zijn gelagerd en beweegbaar met de houder zijn verbonden, welke zwenkelementen bij de genoemde invoerbeweging in een eerste richting zwenken voor het verplaatsen van het draagvlak van de drager tot voorbij het oplegvlak van de draaitafel, gezien 20 langs de rotatie-as van de draaitafel, en bij de genoemde uitvoerbeweging in een tweede tegengestelde richting zwenken voor het van de draaitafel tillen van de plaat.

2. Platenspeler volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de laadinrichting koppelingsmiddelen bezit voor het althans tijdens een 25 slotgedeelte van de invoerbeweging en een aanvangsgedeelte van de uitvoerbeweging van de houder koppelen van de plaatdrager met de houder.

3. Platenspeler volgens conclusie 2, waarbij de drager tenminste een van een uitsparing voorzien zijvlak vertoont, met het kenmerk, dat de koppelingsmiddelen tenminste een draaibaar in de houder 30 gelagerde nok omvatten voor het bij de genoemde gedeelten van de invoerbeweging en uitvoerbeweging van de houder ingrijpen in de uitsparing van de drager.

4. Platenspeler volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de genoemde nok deel uit maakt van een hefboom, welke bedienbaar is door 35 een van de zwenkelementen, waarbij bij de invoerbeweging van de houder het betreffende zwenkelement met een eerste contactvlak van de hefboom samenwerkt voor het in de genoemde uitsparing brengen van de nok en .8702604 PHN 12.305 17 waarbij bij de uitvoerbeweging van de houder het betreffende zwenkele-ment met een tweede eontactvlak van de hefboom samenwerkt voor het uit de genoemde uitsparing halen van de nok.

5. Platenspeler volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat zich S binnen de houder een aan een achterwand van de houder bevestigd verend element bevindt, voor samenwerking met de plaatdrager.

6. Platenspeler volgens conclusie 3 en 5, met het kenmerk, dat de genoemde nok deel uit maakt van een hefboom, welke bij de invoerbe-weging van de houder tenminste bedienbaar is door het genoemde verende 10 element voor het in de genoemde uitsparing brengen van de nok en bij de uitvoerbeweging van de houder bedienbaar is door een van de zwenkele-menten voor het uit de genoemde uitsparing halen van de nok.

7. Platenspeler volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de hefboom is voorzien van een eontactdeel welk bij de invoerbeweging van 15 de houder samenwerkt met de plaatdrager ter ondersteuning van de werking van het verende element.

8. Platenspeler volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de plaataandrukker is bevestigd aan een tussen de aandrukstand en een verder van de draaitafel gelegen stand beweegbaar aandrukelement, 20 met het kenmerk, dat het aandrukelement, gezien in een bewegingsrichting van de houder, aan weerszijden beweegbaar is bevestigd aan een van de zwenkelementen, en voorts schuifbaar is bevestigd aan de houder, waarbij bij de invoerbeweging van de houder het aandrukelement naar de aandrukstand en tijdens de uitvoerbeweging van de houder naar de andere 25 genoemde stand beweegt.

9· Platenspeler volgens een van de conclusie 1 tot en met 7 waarbij de plaataandrukker is bevestigd aan een tussen een aandrukstand en een verder van de draaitafel gelegen stand beweegbaar aandrukelement, met het kenmerk, dat het aandrukelement, gezien in een bewegings-30 richting van de houder, aan weerszijden scharnierbaar is bevestigd aan twee van de zwenkelementen, waarbij bij de invoerbeweging van de houder het aandrukelement naar de aandrukstand en bij de uitvoerbeweging van de houder naar de andere genoemde stand beweegt.

10. Platenspeler volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat 35 het aandrukelement is voorzien van een veerconstructie voor het op de plaataandrukker uitoefenen van een naar de draaitafel gerichte veerkracht . .8702604 PHN 12.305 18

11. Platenspeler volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tussen het gestel en tenminste een van de zwenkelemen-ten een verend orgaan is aangebracht, dat door veerkracht de houder in een door zwenking van de zwenkelementen bereikte eindpositie vast- 5 houdt.

12. Platenspeler volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de drager is voorzien van tenminste een vast grendelelement en tenminste een elastisch verschuifbaar grendelelement, welke grendelelemen-ten-dienen voor het op het draagvlak van de drager vasthouden van de 10 plaat, en waarbij de laadinrichting is voorzien van een ontgrendel-mechanisme voor het tijdens de invoerbeweging van de houder ontgrendelen van de grendelelementen, met het kenmerk, dat het ontgrendelmecha-nisme een zwenkbaar in het gestel gelagerde ontgrendelarm omvat, welke bij de invoerbeweging van de houder door zwenking het elastisch ver-schuifbare grendelelement van de drager ten opzichte van het draagvlak van de drager verplaatst voor het vrijgeven van de plaat.

13. Platenspeler volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat bij de invoerbeweging van de houder achtereenvolgens de ontgrendelarm in samenwerking komt met het genoemde verschuifbare grendelelement, de op u de drager liggende plaat met zijn centrale plaatgat over de centreer-doorn schuift, de plaat het oplegvlak van de draaitafel bereikt en de drager met het vaste grendelelement zich van de op de draaitafel liggende plaat verwijdert.

14. Platenspeler volgens conclusie 8 of 9f met het kenmerk, dat OC het aandrukelement de plaataandrukker de aandrukstand bereiken, nadat de plaat op de draaitafel is aangebracht.

15. Platenspeler volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat bij de uitvoerbeweging van de houder achtereenvolgens de drager zich naar de op de draaitafel liggende plaat toe beweegt, waarbij het vaste gren- 30 delelement over de plaat grijpt, de plaat door de drager van de draaitafel wordt verwijderd, en de ontgrendelarm het verschuifbare grendelelement loslaat, waarbij het verschuifbare grendelelement over de plaat grijpt om deze op het oplegvlak van de drager vast te houden. 35 .8702604