NL8601449A - Apparaat en werkwijze voor het verwerken van vellen van verschillende lengten. - Google Patents

Description

i r *

Uitvinders G.E.R. ter Horst \

Oeé-Nederland B.V.. te Venlo

Apparaat en werkwijze voor het verwerken van vellen van verschillende lengten

De uitvinding heeft betrekking op een apparaat voor het verwerken van vellen van verschillende lengten, omvattende een vellenop-vangbak met een eerste opvanggedeelte en een transportsysteem voor het in het eerste opvanggedeelte voeren van vellen.

5 Een dergelijk apparaat is bekend uit het IBM Technical Disclosure Bulletin Vol. 18, december 1975, blz. 2059.

Daarin wordt een veilenopvangsysteem bij een kopieerapparaat beschreven met een vellenopvangbak die wordt gevormd door een bodem en een aanslaglijst, die aansluit op een van het kopieerapparaat afgekeerde 10 rand van de bodemplaat, waarbij lange kopieën door een eerste transportrollenpaar, dat ver voor de aanslag is opgesteld, direct in de opvangbak worden gevoerd en korte kopieën na het passeren van het eerste transportrollenpaar door een selectief activeerbare velwissel worden afgebogen naar een tweede transportrollenpaar dat 15 dichter bij de aanslag is opgesteld, welk tweede transportrollenpaar de korte kopieën in de opvangbak voert.

Deze bekende inrichting is geschikt om vellen van verschillende lengten tot tegen een aanslag in een opvangbak te voeren. Hiervoor zijn echter twee transportrollenparen nodig, alsmede een velwissel die 20 bij de verwerking van korte vellen in een bepaalde stand moet worden gezet om deze korte vellen via het tweede rollenpaar in de opvangbak te geleiden. Daardoor onstaat een ingewikkeld en veel ruimte innemend opvangsysteem. De uitvinding stelt zich tot doel een vellenver-werkingsapparaat te verschaffen dat een eenvoudig vellenopvangsysteera 25 heeft voor het opvangen van vellen van verschillende lengten.

Dit doel wordt volgens de uitvinding in een apparaat volgens de aanhef bereikt doordat de opvangbak een tweede opvanggedeelte omvat dat ter hoogte van het transportsysteem aansluit op het eerste opvanggedeelte, en dat middelen aanwezig zijn die, wanneer een vel een lengte heeft 30 die groter is dan het eerste opvanggedeelte, het nalopende deel van dat vel in het tweede opvanggedeelte leiden.

Hierdoor wordt op eenvoudige wijze bereikt dat vellen van verschillende lengten kunnen worden opgevangen in een opvangbak waar- 8601443 * % 2 bij de vellen met hun voorlopend randgedeelte op elkaar komen te liggen, zodat voor het uitneraen van afgelegde vellen, slechts het gedeelte van de vellenopvangbak waar de voorlopende delen van afgelegde vellen terecht komen direct toegankelijk hoeft te zijn.

5 Bij voorkeur vormen het eerste en het tweede opvanggedeelte samen een opvangbak waarin vellen met een lengte groter dan het eerste opvanggedeelte in de vorm van een omgekeerde U worden gestapeld. Hierdoor wordt bereikt dat het vellenverwerkingsapparaat compact kan worden uitgevoerd.

10 Andere kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen duidelijk worden uit de hierna volgende beschrijving van drie uitvoeringsvormen van een vellenverwerkingsapparaat, in de vorm van een kopieerapparaat, voorzien van een vellenopvangbak, waarbij verwezen wordt naar de bijgaande tekeningen, waarin: 15 Fig. 1 een doorsnede van een eerste uitvoeringsvorm weergeeft,

Fig. 2 een doorsnede van een tweede uitvoeringsvorm weergeeft en Fig. 3 een doorsnede van een derde uitvoeringsvorm weergeeft.

De in Fig. 1 en 2 weergegeven kopieeraparaten omvatten beide een fotogeleidende trommel 1 die in de met een pijl aangegeven richting 20 kan draaien. Langs de omtrek van de trommel 1 zijn een oplaadinrichting 2, een afbeeldingsinriehting 3> een ont-wikkelinrichting 4 en een beeldoverdrachtsinrichting 5 geplaatst. De afbeeldingsinriehting 3 bestaat uit een optisch array 6, bijvoorbeeld een SELFOC fiber-array en een lamp 7 voorzien van een reflector 8. Aan 25 de van de fotogeleidende trommel 1 afgekeerde zijde van het optisch array 6 is een originelentransportbaan 9 aanwezig. Een origineel dat vanaf de bedieningszijde 10 van het apparaat in de met een pijl aangegeven richting door de transportbaan 9 wordt gevoerd, en beschenen wordt door lamp 7, wordt door het optische array als een rechtopstaand 30 beeld strooksgewijs afgebeeld op de draaiende, door oplaadinrichting 2 opgeladen, fotogeleidende trommel 1. Het gevormde ladingsbeeld wordt, bij voortdurende draaiing van de fotogeleidende trommel 1, ontwikkeld door ontwikkelinrichting 4 en dit ontwikkelde beeld wordt in beeldoverdrachtsinrichting 5 rechtstreeks overgedragen op een vel kopiema-35 teriaal 11 en daarop gefixeerd. Dit vel is toegevoerd vanaf een voorraadrol baanvormig kopiemateriaal 12 waar het vel door snij-inrichting 13 van is afgesneden. Met behulp van niet-weergegeven middelen kan een vel op de lengtemaat van een door transportbaan 9 gevoerd origineel worden afgesneden. De afsnijmaat kan variëren tussen

86ö144S

3 een minimale maat en een maximale maat; alleen vellen tussen deze maten kunnen ongehinderd door het apparaat gevoerd worden en worden opgevangen in een veilenopvanginrichting 15, die onder de originelentransportbaan 9 ligt en toegankelijk is vanaf de bedieningszijde 10 5 van het kopieerapparaat voor het uitnemen van opgevangen kopievellen.

Achtereenvolgens zullen nu drie uitvoeringsvormen van de vellen opvanginrichting 15 worden beschreven.

De in Fig. 1 weergegeven vellenopvanginrichting 15 omvat een baan 16 waarlangs gerede kopievellen door transportrollenparen 17,18 10 en 19 worden gevoerd. Het laatste rollenpaar 19 vormt een transportkneep die een vel in een verticaal omlaaggaande richting in een opvangbak 20 voert die op enige afstand onder het rollenpaar 19 is gelegen. Opvangbak 20 omvat een bodemplaat 21 die een hoek van 20° insluit met een verticale lijn. De bodemplaat 21 is langs de onderste 15 rand voorzien van een aanslaglijst 23· Deze lijst 23 sluit aan op de wand van het kopieerapparaat die aan de bedieningszijde 10 van het apparaat ligt. In deze wand is een opening 24 gevormd voor het uit-nemen van op de bodemplaat 21 liggende vellen. In de aanslaglijst 23 en het onderste deel van de bodemplaat 21 zijn uitsparingen 20 aangebracht voor het gemakkelijk kunnen beetpakken en uitnemen van op de bodemplaat 21 liggende vellen. Een deel van de bodemplaat 21 dat op korte afstand onder de bovenrand van de plaat ligt, ligt recht •onder de door rollenpaar 19 gevormde transportkneep. De lengte van de bodemplaat, gemeten tussen de onder- en bovenrand, correspondeert met 25 de minimale lengtemaat van een vel dat in de inrichting 15 kan worden opgevangen. Een naar beneden gebogen bladveer 28 drukt licht op de bodemplaat 21, nabij de bovenrand van de plaat. Op de bovenrand van de bodemplaat 21 sluit een in hoofdzaak ü-vormig gebogen plaat 25 aan die bestaat uit een S-vormig naar beneden gebogen plaatdeel 26, waarvan 30 het middenstuk evenwijdig is aan de bodemplaat 21, en een naar boven gebogen plaatdeel 27 dat in hoofdzaak ook evenwijdig is aan de bodemplaat 21. De afstand tussen de bovenrand van het hellende gedeelte van plaatdeel 27 en de aanslag 23, gemeten langs het bakop-pervlak, correspondeert met de maximale lengtemaat van een vel dat in 35 de inrichting kan worden opgevangen.

De in Fig. 1 weergegeven veilenopvanginrichting 15 is geschikt voor het opvangen van opeenvolgend uitgevoerde vellen waarvan de lengte willekeurig kan variëren tusssen genoemde minimale en maximale maat.

660144© <1 « 4

De werking van de hiervoor beschreven veilenopvanginrichting 15 zal nu worden uiteengezet aan de hand van een voorbeeld, waarbij de minimale maat overeenkomt met de lengte van een A4-vel (297 mm) en de maximale maat overeenkomt met de lengte van een AO-vel (1200 mm). Bij 5 wijze van voorbeeld is in Fig. 1 de situatie weergegeven dat achtereenvolgens een A4-vel, een AO-vel, een AO-vel, een A1-vel en weer een A4-vel in de opvangbak 20 zijn opgevangen.

Het eerste A4-vel, is vanaf rollenpaar 19 recht omlaag gevoerd waarbij de voorlopende rand de bodemplaat 21 treft op korte afstand van de 10 bovenrand. Het vel schuift vervolgens langs de bodemplaat 21 omlaag totdat de voorlopende rand tegen de aanslaglijst 23 komt. De nalopende rand van het vel bevindt zich nu ter hoogte van de bovenrand van de bodemplaat 21. Bladveer 28 houdt met name het bovenste deel van het vel tegen de bodemplaat gedrukt.

15 Het volgende vel (A2) wordt op dezelfde manier met zijn voorlopende rand tegen aanslaglijst 23 geschoven. Het nalopende deel van dit vel bevindt zich op dat moment nog tussen rollen 19. Bij voortgaand transport zal het A2-vel in de vrije ruimte tussen rollen 19 en de bovenkant van de opvangbak 20 uitbuigen, zoals in Fig.1 is aangegeven 20 met de onderbroken lijn a. Nadat de nalopende velrand is vrijgekomen van de rollen 19 zal dit deel over het bovenste deel van het S-vormige plaatdeel 26 omlaag hangen, zoals in Fig.1 voor het A2-vel is aangegeven. Het volgende vel (A0) wordt weer op dezelfde manier tegen de aanslaglijst 23 geschoven. Bij voortgaand transport zal dit vel verder 25 uitbuigen alvorens het door rollen 19 wordt losgelaten; deze tussen-situatie is met lijn b aangegeven. Het losgelaten AO-vel zal daarna in de aangegeven positie tot stilstand komen. Het nalopende deel rust daarbij tegen het hellende gedeelte van plaatdeel 27, waardoor vermeden wordt dat het nalopende deel omkrult en aldus de weg voor een 30 volgend vel verspert.

Het nu volgende vel (Al) wordt op vrijwel overeenkomstige wijze als het AO-vel afgelegd; alleen zal het nalopende veldeel nu recht omlaag in het U-vormige opvanggedeelte 25 hangen. Het laatste vel, een A4-vel, wordt op de voorafgaand opgevangen vellen op bodemplaat 21 35 afgelegd.

De verzamelde vellen kunnen nu als een geheel uit de opvangbak 20 genomen worden door de vellen bij de aanslaglijst 23 beet te pakken en door opening 24 uit het kopieerapparaat te trekken.

86 0 1 4 4 S

• ft 5

De in Fig. 2 weergegeven vellenopvanginriehting 15 heeft een opvangbak 30 die in essentie dezelfde opbouw heeft als de in Fig. 1 weergegeven opvangbak 20. Het verschil is dat de bodemplaat 31 langer is dan bodemplaat 21 en dat de U-vormig gebogen plaat 35 korter 5 is dan de U-vormig gebogen plaat 25* Door deze vorm kunnen ook lange vellen die een erg glad oppervlak hebben opgevangen worden zonder dat ze gemakkelijk geheel in het U-vormig gebogen opvanggedeelte glijden. Bodemplaat 31 is verder hol uitgevoerd. Hierdoor wordt het uit-neemgedeelte van een stapel opgevangen vellen licht gebogen, waardoor 10 de vellen bij het uitnemen gemakkelijk direct opgerold kunnen worden.

De in Fig. 2 weergegeven veilenopvanginrichting heeft verder een transportgedeelte dat bestaat uit een zuigbandtransporteur 36 die een brug vormt over het U-vormig opvanggedeelte 35 en die een kopievel, vastgezogen tegen de onderkant van de band 36, over het U-15 vormig opvanggedeelte 35 kan transporteren. Op korte afstand boven de overgang van de bodemplaat 31 en de U-vormige plaat 35 is een afbuigplaat 37 opgesteld die samenwerkt met de zuigband 36 voor het afsteken en verder geleiden van een door zuigband 36 aangevoerd vel.

Verder is een velwissel 38 bij plaat 37 opgesteld die beweegbaar is 20 tussen twee standen, een met getrokken lijn weergegeven stand voor het afbuigen van een langs plaat 37 gevoerd vel in de richting van de bodemplaat 31 en een met onderbroken lijn weergegeven stand voor het rechtstreeks middels uitvoerrollen 39 langs baan 40 uit het kopieerapparaat voeren van een vel, bijvoorbeeld een vel dat langer is dan de 25 maximale velmaat die in de opvangbak 30 kan worden opgevangen of een lang vel dat te stijf is om in de opvangbak 30 te kunnen worden opgenomen.

In de geleideplaat 41 die de baan 40 vormt is een rechthoekige verdieping 42 aangebracht die smaller is dan de breedte van de 30 geleideplaat 41 voor het opvangen van in de verdieping passende, korte vellen.

De werking van de in Fig. 2 weergegeven opvanginrichting zal nu worden toegelieht voorzover deze afwijkt van de in Fig.1 weergegeven inrichting.

35 Bij gewenste afleg van vellen in de opvangbak 30 wordt wissel 38 in de met getrokken lijn weergegeven stand gezet. Een gerede kopie wordt door zuigband 36 over het U-vormige opvanggedeelte 35 gevoerd en achtereenvolgens door plaat 37 en wissel 38 van richting veranderd en 8601448 6 over bodemplaat 31 tot tegen de aanslaglijst 33 gevoerd. Het tijdstip waarop dat gebeurt kan afgeleid worden van het tijdstip waarop de voorlopende rand van dat vel vanuit de snijpositie bij 13 wordt aangevoerd. Vanwege de vaste afstand tussen de snijpositie en de 5 aanslaglijst verloopt namelijk bij een gegeven transportsnelheid een vaste periode tussen beide tijdstippen. Na afloop van deze periode geeft de apparaatbesturing een signaal af, in reactie waarop de zuigwerking,van transporteur 36 wordt onderbroken, waarop het nalopende veldeel dat de zuigband nog niet is gepasseerd wordt losgelaten 10 en in het U-vormig opvanggedeelte terecht komt.

In plaats van een zuigband als overbrugging kan ook een geleideplaat toegepast worden die bij aankomst van de voorlopende velrand bij de aanslaglijst weggeklapt wordt.

Door de andere vorm van de opvangbak 30 en door toepassing van een 15 overbruggingstransporteur 36 kan in vergelijking met de inrichting volgens Fig. 1 een nog compactere bouw van een veilenopvanginrichting gerealiseerd worden, met name een lagere inrichting.

De in Fig. 3 weergegeven veilenopvanginrichting 15 is voorzien van een opvangbak 50 die een horizontale bodemplaat 51 omvat. Een 20 aanslaglijst 52 strekt zich uit langs de naar de bedieningszijde 10 van het kopieergedeelte gekeerde rand van de bodemplaat 51. Aan de tegenover deze aanslaglijst 52 liggende rand van de bodemplaat 51 sluit een ü-vormig naar beneden gebogen plaat 53 aan. Bodemplaat 51 en het door de Ü-vormige plaat 53 gevormde opvanggedeelte vormen te samen 25 de opvangbak 50.

Boven de bodemplaat 51 is een aandrukrol 55 vast opgesteld. Aandrukrol 55 is vrijdraaibaar in de met een pijl aangegeven richting en is voorzien van een eenrichtingskoppeling die verhindert dat de aandrukrol in de tegenovergestelde richting kan draaien.

30 Een veer 56 drukt de bodemplaat 51 tegen de aandrukrol 55. De bodemplaat 51 kan tegen de werking van veer 56 in omlaag worden gedrukt door over de bodemplaat onder rol 55 gevoerde vellen.

Een over rollen 58 en 59 gevoerde transportband 60 is op korte afstand boven de opvangbak 50 opgesteld en strekt zich uit over het door plaat 35 53 gevormde U-vormige opvanggedeelte en over de bodemplaat 51 tot bij de aanslaglijst 52. Transportband 60 is voorzien van een klem 61 en een klem 62 die elk de voorlopende rand van een door transportrollenpaar 63 uit het kopieergedeelte van het kopieerapparaat gevoerd

860144S

7 kopievel kunnen opnemen. Klem 61, respectievelijk 62, wordt automatisch geopend wanneer het faanddeel waarop de betreffende klem is bevestigd loopt over rol 58 of over rol 59» bijvoorbeeld door een op de rollen 58 en 59 aangebrachte nok, en is gesloten wanneer het 5 banddeel de rest van zijn traject doorloopt.

De bodemplaat 51 met aanslaglijst 52 is opgenomen in een niet-weergegeven slede, waarlangs de bodemplaat 51 buiten het kopieerapparaat getrokken kan worden tot een met onderbroken lijn weergegeven stand.

10 De in Fig. 3 weergegeven veilenopvanginrichting werkt als volgt.

In een in Fig. 3 weergegeven uitgangsstand van de eindloze transportband 60 neemt klem 61 een positie in waarin rollen 63 een kopievel in de geopende klem 61 voeren. Komt de band 60 daarna in beweging dan sluit de klem 61 en wordt het vel bovenlangs het D-vormige opvangge-15 deelte gevoerd en vervolgens over de bodemplaat 51 en onder aandrukrol 55 tot tegen aanslaglijst 52. Bij verdergaande beweging van de band 60 loopt de klem 61 over rol 59 en laat daarbij het door aandrukrol 55 op bodemplaat 51 vastgehouden vel los. Het nalopende deel van het vel wordt nu, bij voortgaande aandrijving van de transportrollen 63» in het 20 U-vormige opvanggedeelte gevoerd.

Bij het transport van het vel om de onderste, relatief dunne transportrol 63 wordt de krulneiging die het opgerolde velmateriaal heeft teniet gedaan, waardoor voorkomen wordt dat het nalopende deel van het vel in het tweede opvanggedeelte naar binnen krult en aldus de 25 weg voor een volgend vel zou versperren.

Volgende vellen kunnen daarna op dezelfde wijze worden afgelegd waarbij ook deze vellen door aandrukrol 55 op de bodemplaat 51 worden vastgehouden. Aldus wordt verhinderd dat deze vellen van de bodemplaat 51 afglijden en geheel in het ü-vormige opvanggedeelte terechtkomen.

30 Wanneer een gewenste stapel kopievellen aldus in opvangbak 50 is verzameld, wordt de bodemplaat tot buiten het kopieerapparaat getrokken, waarbij de aandrukrol 55 onder handhaving van de aandrukking in de met de pijl aangegeven richting draait. De stapel kan nu gemakkelijk met de hand worden beetgepakt, zonder dat de bedienaar zich hoeft te 35 bukken, en geheel uit het kopieerapparaat worden getrokken.

860 1 4 4 S

Claims (9)

1. Apparaat voor het verwerken van vellen van verschillende lengten omvattende een vellenopvangbak (20;30}50) met een eerste opvanggedeelte (21,23;31,33551,52) en een transportsysteem (19;36;60) voor het in het eerste opvanggedeelte (21,23;31,33}51,52) voeren van 5 vellen met het kenmerk, dat de opvangbak (20;30;50) een tweede opvanggedeelte (25;35;53) omvat dat ter hoogte van het transportsysteem (19;36}60) aansluit op het eerste opvanggedeelte (21,23;31>33;51,52), en dat middelen aanwezig zijn die, wanneer een vel een lengte heeft die groter is dan het eerste opvanggedeelte 10 (21;31;51), het nalopende deel van dat vel in het tweede opvangge deelte (25;35;53) leiden.

2. Apparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste (21,23;31,33;51,52) en tweede opvanggedeelte (25;35;53) samen een opvangbak (20;30;50) vormen waarin vellen met een lengte groter dan 15 het eerste opvanggedeelte (21;31;51) in de vorm van een omgekeerde U kunnen worden gestapeld.

3. Apparaat volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het tweede opvanggedeelte (25;35;53) bestaat uit twee delen, een eerste deel (26) voor het opvangen van het nalopende deel van vellen waarvan de lengte 20 groter is dan de lengte van het eerste opvanggedeelte (21;31;51) en niet groter dan de gezamenlijke lengte van eerste deel en eerste opvanggedeelte, en een tweede deel (27) voor het samen met het eerste deel (26) en eerste opvanggedeelte (21,23}31,33;51»52) opvangen van vellen met een nog grotere lengte.

4. Apparaat volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het eerste (21;31}51) en tweede opvanggedeelte (25;35;53) samen een opvangbak (20;30;50) vormen, waarin de vellen met de grotere lengte S-vormig worden gestapeld.

5. Apparaat volgens een der voorafgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat het transportsysteem (19) op enige afstand boven de overgang tussen het eerste (21,23) en tweede (25) opvanggedeelte is opgesteld voor het vormen van een ruimte die in open verbinding staat met het -tweede opvanggedeelte (25), voor het in het tweede opvanggedeelte (25) leiden van het nalopende deel van een vel dat een lengte 35 heeft die groter is dan het eerste opvanggedeelte (21,23)·

6. Apparaat volgens een der conclusies 2-4, met het kenmerk, dat 8S01440 f · het transportsysteem (36) in twee toestanden gezet kan worden, een eerste, actieve toestand waarin een vel over het tweede opvanggedeelte (35) naar het eerste opvanggedeelte (31) kan worden gevoerd en een tweede, niet actieve toestand waarin het transportsysteem (36) het 5 tweede opvanggedeelte (35) aan de bovenkant vrijgeeft voor het opnemen van het nalopende deel van dat vel in het tweede opvanggedeelte (35) en dat besturingsmiddelen aanwezig zijn die het transportsysteem (36) van de eerste in de tweede toestand brengen wanneer het voorlopende deel van dat vel in het eerste opvanggedeelte (31) is gevoerd.

7. Apparaat volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het transportsysteem bestaat uit een zuigbandtransporteur (36) die in de actieve toestand een in de vellenopvangbak (30) gevoerd vel door zuigwerking kan vasthouden.

8. Apparaat volgens een der conclusies 2-4, met het kenmerk, dat 15 het transportsysteem bestaat uit een transportband (60) die is voorzien van tenminste een klem (61,62) die in een actieve toestand gezet kan worden waarin de klem de voorlopende rand van een in de vellenopvangbak (50) gevoerd vel kan vasthouden voor het over het tweede opvanggedeelte (53) naar het eerste opvanggedeelte (51) voeren van dat 20 vel.

9. Werkwijze voor het opvangen van vellen van verschillende lengten in een vellenopvangbak (20;30;50), met het kenmerk, dat de vellen met hun voorlopende rand in een middengedeelte van de opvangbak (20;30;50) worden geleid, waarbij, bij een vel dat een lengte heeft 25 die groter is dan de lengte van het gedeelte van de opvangbak waar het voorlopende deel van dat vel in is gevoerd, het nalopende deel van dat vel wordt geleid in het gedeelte (25;35;53) van de opvangbak dat aan de andere kant van de invoerplaats ligt. 860144S