NL8600659A - Dia- of fotoplaat of dergelijk beschouwingstoestel. - Google Patents

Description

w P & C '

• ’ & W 5504-3 III

Korte aanduiding: Dia- of fotoplaat of dergelijk beschouwingstoestel.

De uitvinding heeft betrekking op een dia-, fotoplaat of dergelijk beschouwingstoestel met een huis, dat een in wezen rechthoekige contour bezit, en met een kijkvenster, waaronder de bovenste plaat van een beeldstapel gepresenteerd wordt, alsmede met een schuif, die uit het 5 huis uittrekbaar en weer inschuifbaar is, waarbij in het inwendige van het huis een plaatwisselmechanisme ondergebracht is, door middel waarvan bij elke heen en weerbeweging van de schuif een plaat aan het ene stapeleinde afgenomen en aan het andere stapeleinde weer toegevoerd wordt. Dergelijke plaatbeschouwingstoestellen zijn bijvoorbeeld beschreven 10 in het DE-AS 22 12 135.

Wanneer een dergelijk plaatbeschouwingstoestel ook als platen-freem - eventueel op een tafel staande of aan een wand hangende - toegepast dient te worden, dan is het wenselijk, dat zijn ui terlijke vormgeving zich van traditionele platenfreems zo weinig mogelijk onderscheidt, 15 en dat in het bijzonder de technische middelen, die voor het periodieke omwerken van de platenstapel aanwezig zijn, uitwendig indien mogelijk niet te voorschijn dienen te komen.

De platenwisselaar onder deze omstandigheden te verbeteren is bet doel waarnaar de onderhavige uitvinding streeft. De oplossing ervan 20 blijkt te zijn, dat de schuif een bedieningsgreep bezit, die in overeenkomstig gevormde complementaire uitsparingen van het huis ingepast is en in wezen in hetzelfde vlak ligt als de omgevende buitenvlakken van het huis, terwijl doelmatige verdere ontwikkelingen gedefinieerd zijn in de onderconclusies.

25 De uitvinding zal hieronder aan de hand van enige in de figuren der bijgaande tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden nader worden toegelicht.

Fig. 1 toont een bovenaanzicht op het huis met verwijderd deksel en een ingébracht schuiforgaan, sterk geschematiseerd; 30 fig. 2-5 tonen op schematische wijze in een langsdoorsnede door 35 Γ o *;» £ Λ V; *' ·.· > J v «

i V

- 2 - het toestel het verloop van het wisselproces om het samenwerken van schuiforgaan en veerplaat te verduidelijken; fig. 6-9 stellen dezelfde fasen bij de beeldwisseling voor, echter met een ingelegde stapel beelden; 5 fig. 10-13 tonen op soortgelijke wijze als de fig. 2-5 het verloop van de afname van de totale stapel; fig. 14-17 tonen op soortgelijke wijze als de fig. 6-9 de afname van de stapel met weergave van de beeldstapel; fig. 18 is een schematische doorsnede door het toestel; 10 fig. 19 geeft een ten opzichte van fig. 18 gedeeltelijke voorstelling in doorsnede, gedeeltelijk weggebroken, op vergrote schaal; fig. 20 toont onder verwijzing naar fig. 19 de besproken bijzonderheden van het huis weergegeven in perspectief; fig. 21a, 21b, 22 tonen schematisch constructieve oplossingen 15 voor het huis; fig. 23-32 hebben betrekking op de uitvoering van het grijp- gedeelte; fig. 33 toont een middel aan het schuiforgaan om de bediening te vergemakkelijken; 20 fig. 34-39 stellen varianten voor van een omlaaghoudelement voor de stapel; fig. 40 toont een mogelijkheid om de separator uit ander materiaal dan de rest van het schuiforgaan resp. huis uit te voeren; fig. 41 heeft betrekking op een doelmatige variant bij de 25 vervaardiging van het toestel; en fig. 42-43 tonen mogelijkheden voor de éénmalige montage van het schuiforgaan in het huis.

De fig. 1-20 hébben betrekking op een eerste uitvoeringsvoor- beeld.

30 Het huis 100 omvat een bodemplaat 102, zijwanden 104, een achter wand 106 en een dekplaat 108 met een venster 110. Het in het huis glij-beweegbaar tussen aanslagen, die in de zijwanden 104 uitgevoerd zijn, beweegbaar geleide schuiforgaan 112 omvat bodemlatten 114, zijlatten 116, een kopse lat 118 en een separator lat 120. Aan de kopse lat is een 35 trek- en schuifgreep 122 gevormd, en men herkent een omlaaghoudlip 124, die eveneens aan de kopse dam gevormd is.

In het huis bevindt zich een paar naar boven gewelfde voorgespannen veren 126, waarvan het ene einde telkens in de bodemplaat 102 van ' ' ':ζϋ fe * - 3 - * het huis verankerd is, terwijl het andere einde langs de bodemplaat een begrensde compensatie.beweging kan maken. De veren 126 liggen zijdelings van de hoofdbenen 130 van een drukplaat 128 en drukken deze naar boven; zoals in fig. 1 aangegeven is zijn de véren 126 hier aan de drukplaat 5 gevormd, en hun naar de achterwand 106 gekeerde benen liggen verder naar buiten dan de naar de kopse lat 118 van het schuiforgaan toe gekeerde benen.

De beide hoofdbenen 130 van de drukplaat 128 zijn met elkaar door een dwarsbeen 132 verbonden waaraan een middenbeen 134 gevormd is. Ten-10 slotte gaan van het dwarsbeen 132 nog hulpbenen 136 uit. De functie van deze elementen wordt later afzonderlijk toegelicht.

In de bodemplaat 102 is een geleiding 138 evenwijdig aan de schuifbeweging ingebouwd, waarin een tastorgaan 140 glijbeweegbaar is»

Het tastorgaan 140 wordt door een terugstelveer 142 in de richting naar 15 de achterwand 106 toe tot aan een niet-weergegeven aanslag getrokken en bezit een in het midden doorgaande opening, waarin het middenbeen 134 van de drukplaat glijbeweegbaar ingrijpt.

Aan de zijlatten van het schuif orgaan zijn stuurnokken 144 en 146 gevormd, wier functie eveneens later toegelicht wordt.

20 Op de hoofdbenen 130 van de drukplaat zijn tenslotte stroken 148 uit een in de handel verkrijgbaar kunststofmateriaal opgebracht, bijvoorbeeld opgekleefd, dat een ongewoon hoge hechtkracht bij slechts geringe contactdruk uitoefent.

Zoals men inziet, dient de drukplaat bij het uittrekken van het 25 schuiforgaan het onderste beeld van de stapel vast te houden, terwijl de separator lat de andere beelden meeneemt. Bij het terugvoeren van het schuiforgaan daarentegen dient de aandrukwerking van de plaat naar boven sterk verminderd te zijn. Het functieverloop wordt allereerst onder verwijzing naar fig. 2-5 zonder ingelegde stapel toegelicht.

30 Fig. 2 toont de uitgangstoestand. De aandrukplaat ligt onder invloed van de veren 126 tegen het venster 110 resp. de dekplaat 108; de separatorlat 120 bevindt zich tussen de aandrukplaat en de achterwand 106. Trekt men nu aan het schuiforgaan 112, dan druk het schuin staande vlak van de separatorlat op de naar hem toegekeerde kanten van de 35 hoofdbenen 130 en deze wijken naar beneden uit, waarbij de veren 126 meegeven. De andere eindkanten van de hoofdbenen worden echter nog altijd naar boven gedrukt. De stuumok 144 stoot daarbij niet tegen een stuurkant 150 van de hoofdbenen 130, die hieraan als zijdelingse verbreding gevormd is, omdat hij daaronder wegglijdt. In dé eindstand van ^ w» - 4 - Η ·> t * het schuiforgaan (fig. 4) drukt de separatorlat 120 nu de voorkanten van de hoofdbenen naar beneden, en door middel van een "schommelbeweging" verheffen zich overeenkomstig de achterkanten ervan. Wordt nu het schuiforgaan weer naar binnen geduwd, dan drukt de separatorlat de aandrukplaat 5 weer verder naar beneden, maar is haar diepste positie thans nabij de voorkanten, dus aan de zijde van het schuiforgaan. Derhalve grijpen thans de stuumokken 144 over de stuurkanten 150 van de aandrukplaat en houden deze anlaag, tot het schuiforgaan bijna zijn uitgangsstand weer bereikt heeft, waar de stuurelementen weer buiten ingrijping komen, en de aandrukplaat 10 weer naar boven schiet ( vergelijk fig. 1 en 5)..

Het eigenlijke beeldwisselproces verloopt als volgt (fig. 6-9): allereerst is de aandrukplaat met een stapel 152 van bijvoorbeeld twintig beelden beladen en staat daardoor dieper dan in fig. 2. Bij het uittrekken van het schuiforgaan neemt de separator alle beelden van de 15 stapel mee, aangezien de separatorlat via de aandrukplaat "veegt". Het onderste beeld 152' echter, waartegen van onderen de met de hechtlaag 148 voorziene hoofdleren 130 regelrecht aandrukken, wordt door de-' hechtlaag vastgehouden en blijft op de aandrukplaat 128 liggen. Het proces verloopt overigens zoals boven onder verwijzing naar fig. 3 beschreven. Tenslotte 20 bereikt het schuiforgaan zijn eindstand in fig. 8, waarin de beelden 152 naar voren op de bodemlatten 114 van het schuiforgaan vallen, terwijl zij met hun achterkanten nog op de aandrukplaat ligge-. Zodra de separatorlat 120 via de iets naar boven uitgebogen voorgespannen einden van de hulpbenen 136 weggegleden is, drukken deze het achtergebleven 25 beeld 152' iets aan deze kant naar boven, zodat bij het herinschuiven van het schuiforgaan de achterkant van de separatorlat 120 tussen de aandrukplaat en dit beeld 152’ duwt en dit daarmede zo ver opheft, dat het boven orer de bovenkant van de separatorlat gebracht wordt. Bij de verdere beweging van het schuiforgaan glijdt dus diens separatorlat 30 onder het beeld 152' door, dat zich in de eindstand als bovenste beeld op de stapel 152 legt. Het inschuiven van de stapel wordt daarbij door de hechtbekleding 148 ni-t gehinderd, aangezien - zoals hierboven vermeld - de aandrukplaat door de stuurelementen.. 144, 150 omlaaggehouden wordt.

35 Moet de gehele stapel afgenomen worden, dan verschuift men het tastorgaan 140 in naar voren gaande richting. Zoals men aan figuren 10 tot 13 ontneemt, is het middenbeen 134 van de aandrukplaat zo naar onderen gebogen, dat een in zijaanzicht vlakke S-vorm ontstaat, waarvan " " ,1 ' · '· λ v * - 5 - het onderste einde in het tastorgaan steekt- Verschuift men het tast-orgaan uit de positie volgens fig. 10 in die volgens fig. 11, dan drukt zij op het bovenste schuine vlak 154 van het middenbeen 134 en trekt daarmede de totale aandrukplaat 128 tegen de kracht der veren 126 in naar 5 beneden, en wel zo ver, dat de bovendijde van de hechtbekleding 148 dieper ligt dan het oppervlak van de bodemlatten 114 van schuiforgaan 112. Dit heeft tot gevolg, dat nu bij het eruit trekken van het schuif-orgaan de totale stapel 150 meegenomen wordt, aangezien deze nu op het schuiforgaan zelf ligt. Door de voorspanning van de veren 126 en het 10 wrijvingsslot van het middenbeen 134 in het tastorgaan 140 wordt deze door de daartegenover zwakke veer 142 niet teruggetrokken. Duwt echter de stuumok 146 met zijn schuine stuurvlak 156 tegen cfestuurkant 150, dan wordt de aandrukplaat nog verder naar beneden gedrukt en daarmee eindigt de verklemming tussen het tastorgaan 140 en het middenbeen 134, zodat 15 het tastorgaan door de veer 142 in haar ruststand teruggetrokken wordt (fig. 12). Nochtans houdt de stuumok 146 de aandrukplaat onder het niveau van de bodemlat van het schuiforgaan, zodat de stapel ongehinderd geheel uitgetrokken kan worden. Dicht bLj het einde van de bewegingsbaan geeft de stuumok 146 de stuurkant 150 weer vrij, kunnen de veren 126 20 de aandrukplaat weer aan hun achterkant naar boven drukken, terwijl zij van voren nog door de separatorlat 120 omlaaggehouden worden.

Na bovenstaande toelichtingen kan men aan de hand van fig. 14-17 het verloop nog eenmaal volgen, wanneer een volledige stapel afgenomen moet worden; de posities van het schuiforgaan volgens fig. 14-17 zijn 25 analoog aan die der figuren 10-13.

Fig. 18 laat daarbij nog eenmaal de relatieve posities van de bodemlatten 114 enerzijds, de aandrukplaat 123 anderzijds herkennen wanneer het tastorgaan in de afneempositie is.

In principe zou het ook mogelijk zijn het tastorgaan eenvoudig 30 bij de terugloop van het schuiforgaan door deze door middel van een (niet-weergegeven) stuurelement weer in de ruststand terug te voeren.

Het is echter in te zien, dat er bij de weergegeven uitvoeringsvorm een voordeel bestaat om door het vasthouden van het tastorgaan in de afnamestand het toestel constant op afneemfunctie geschakeld te houden, 35 ongeveer tijdens het transport van gevoelige beelden of bij het invoegen van het toestel in een stapelingsfreem. .

De functies, die de aandrukplaat uitvoert, zullen nog eenmaal summier samengevat worden: - 6 - 9 f 1 1

Bij de beeldwisseling wordt de aandrukplaat steeds precies met die "lijn" (dwars op de schuifbeweging) in aanligging bij het onderste beeld gehouden, waar de separatorlat overheen loopt. Het vast te houden beeld wordt dientengevolge met zekerheid daar ingeklemd, waar het nood-5 zakelijk is. Bij de terugloop van het schuiforgaan daarentegen houden de stuurelementen 144 tot 150 de aandrukplaat onder het niveau van de bodem-latten van het schuiforgaan (of andere oplegstukken, ongeveer op de bodemplaat van het huis) , ziodat de hechtbekleding 148 de onderzijde van het beeld niet beroert.

10 Bij de stapelwisseling wordt de aandrukplaat in dezelfde positie gebracht als bij de wissel-teruggaande slag, echter door middel van een afzonderlijk bedienbaar tastorgaan. Dit kan voortdurend in stapelwissel-positie gehouden worden, springt echter zonder verdere manipulatie ook automatisch in de beeld-wisselpositie terug. Men zal inzien, dat het toestel 15 op deze wijze bedrijfszeker is.

De aandrukplaat is zo uitgevoerd, dat zij ook sterk verbogen beelden betrouwbaar vasthoudt en het wissel- en afneemproces mogelijk maakt. Wegens dergelijke "kromme" beelden zijn echter nog een reeks van verdere maatregelen aangebracht, om verkeerde functies te belemmeren.

20 Beelden, die om de dwarsas - loodrecht op de schuifbeweging - naar beneden doorgezakt zijn, kunnen bij de beeldwisseling tot gevolg hebben, dat het bovenste of enige bovenste beelden niet door de kopse wand 118 van het schuiforgaan teruggedüwd .:· zouden worden, maar naar boven vertikaal staande zich tussen de kopse wand van het schuiforgaan en de 25 dekplaat van het huis zouden kunnen inklemmen. Derhalve is de omlaaghoud-lip 124 aangebracht, waaronder men de beelden bij het inleggen kan laten insnappen; verdere mogelijkheden worden hieronder besproken.

Beelden, die omgekeerd gewelfd zijn, zouden bij het wisselproces het passeren van de separatorlat onmogelijk kunnen maken, maar daar-30 tegen aan stoten. Hier kan men een bijzonder wrijvingsarm materiaal voor de separatorlat aanbrengen en, in plaats van het totale schuiforgaan als één stuk bij het spuitgieten te vervaardigen, de separatorlat als afzonderlijk onderdeel inzetten.

Beelden, die om de langsas naar beneden uitgezakt zijn, zouden 35 bij de teruggaande slag van het schuiforgaan weliswaar zijdelings op de bodemlatten van het schuiforgaan liggen en daarmee van de hechtbekleding van de aandrukplaat vrijblijven, echter halverwege tegen de toegekeerde kant van het middenbeen 132 van de aandrukplaat stoten. Om deze reden is “"‘v ,-v 0 „ · ι„· - _ -· - 7 -

* * I

de betreffende, door de veren 126 en de hulpveren 136 onderbroken kant naar binnen spits toelopend uitgevoerd, zoals men aan fig. 1 kan ontnemen. Een omgekeerde welving van de beelden leidt tot geen storingen.

Weliswaar moeten de beelden uiteraard met speling in het schuif-5 orgaan liggen, doch zouden storingen dan kunnen intreden, wanneer de beelden scheef gelegd worden. Derhalve zijn aan de achterwand 106 aanslagneuzen 160 en 162 gevormd, die van onderen resp. van boven zo ver naar voren staan, dat zij door uitsparingen 164, 166 van de separatorlat 120 in diens binnenste eindstand (fig. 19) steken. Daarbij staat een 10 neus 160 telkens nabij de zijwanden van het huis van diens dekplaat af naar binnen en naar onderen verder binnen een neus 162 van de bodemplaat af naar boven en naar binnen. Deze neus is in de uittrekrichting van het schuiforgaan uitgericht met één der hechtbekledingen 148 met het gevolg dat de overeenkomstige uitsparing 166 van de separatorlat zelf ervoor 15 zorgt, dat de separator de hechtbekledingen niet beroeren kan. Een verdere uitsparing 168, die van boven in het schuiforgaan ingewerkt is, laat plaats voor het passeren van omlaaghoudnokken 170, die door de dekplaat naar onderen uitspringen en het beste in fig. 20 herkenbaar Zijn, om de andere figuren overzichtelijk te houden. Hun opgave is het bovenste 20 beeld bij ingeschoven schuiforgaan zo ver onder diens bovenkant te drukken, dat het schuiforgaan met zekerheid ook het bovenste beeld meeneemt. Soortgelijke, nog dieper reikende omlaaghoudnokken, eveneens het beste in fig. 20 te zien, bevinden zich nabij de voorkant van de dekplaat? zij hebben tot taak de bij de wissel uitgetrokken stapel zo ver onder het 25 niveau der onderzijde van het op de aandrukplaat gelegen beeld 152' te drukken, dat diens glijbeweging over de separatorsteeg mogelijk ongeremd geschiedt. In fig. 29 zijn de bovenzijden van de beelden onder de nok 170 resp. 171 met gestippelde lijnen 170', 172' aangegeven.

Men ziet tenslotte ook in fig. 19, waarin dit effect nogal sterk 30 overdreven getekend is, hoe het ene op de hechtbekledingen 148 vastgehouden beeld door de separatorlat 120 gespannen wordt en daardoor betrouwbaar klemmend vastgehouden wordt.

Het nauwkeurige profiel van de separatorlat in de dwarsrichting gezien hangt af van het type der te stapelen beelden, de materiaalkeuze 35 en andere componenten. Men moet hier een compromis sluiten tussen de plaatsruimtebehoefte door de noodzakelijke schuine stand van de separatorlat, waarlangs immers aan de schuiforgaanzijde de aandrukplatenkant, aan de achterwandzijde het vastgehouden beeld glijden moet, en een optimale

·> /1 Λ » - λ it • » j i J

, * - a - heek voor deze vlakken. Voor enigszins gladde kunststof is een hoek van ca. 45 .... 60° betrouwbaar gebleken, waarbij deze hoek niet - zoals in de fig. 2-17 slechts schematisch aangegeven - geenszins constant moet zijn, maar ook langs de scheefgelegen vlakken verschillend, of van binnen 5 en van buiten verschillend kan zijn.

Voor de vervaardiging van de toestellen komt de kunststof spuit-giettechniek in aanmerking, waarbij het huis bijvoorbeeld driedelig is, om gemakkelijk lossende afzonderlijke elementen te verkrijgen; de het kijkvenster overspannende schijf wordt doelmatig afzonderlijk vervaardigd, 10 opdat men naar wens rechthoekige, ovale of andere vormen toepassen kan.

Op alternatieve wijze kan men ook in plaats van een massieve schijf van binnen een doorkijkfoelie inplakken, dat de lijstdelen rondom de kijk-opening overspant.

Het schuiforgaan kan zonder problemen als één stuk gegoten en 15 gelost worden.

Opdat bij het lege toestel de weinig esthetische aandrukinrich-ting verdekt opgesteld is, kan men haar van een opgeplakte papierbeklading voorzien, die slechts de hechtbekledingen vrijlaat.

De schuiforgaangreep zal men in het algemeen niet naar voren 20 létten uitstaan, maar een constructie kiezen, waarbij hij in een aan de kopse zijde gelegen insnijding van het huis afdoende afsluit. Het huis moet immers een in de trekrichting van het schuiforgaan gemeten lengte bezitten, die gelijk is aan de overeenkomstige lengte van de beeldenstapel plus tweemaal de afmeting van de separator in dezelfde richting, zoals men 25 zonder meer bij beschouwing van de fig. 1-20 erkent. Het huis is derhalve noodzakelijkerwijze duidelijk langer dan de beelden. Het is derhalve gewenst dat tenminste niet nog extra plaats benodigd wordt voor de eveneens onvoorwaardelijk noodzakelijke greep, waarmede het schuiforgaan aangegrepen kan worden. Tenslotte is het ook ongewenst, wanneer het 30 gerede toestel op willekeurige plaatsen uitsteeksels bezit, die over de omtrekscontour uitsteken, dus ongeveer als een dergelijke schuiforgaangreep.

Constructieve oplossingen voor dit probleem en voor problemen in samenhang met de vervaardiging en montage van het toestel zijn in de onderstaande figuren in bijzonderheden weergegeven en worden in bij-35 zonderheden toegelicht.

Fig. 21a en 21b tonen het huis 100 alleen in langsdoorsnede. Fig. 21a toont de meest eenvoudige uitvoering, terwijl volgens fig. 21b de binnenranden 110' nabij de kijkopening ingesteld zijn, zodat rondom de kijkopening het beeld dieper gehouden wordt en daardoor een alzijdig p. -K -¾ .·» :·; ^ • < - 9 - • aanliggen verkregen wordt.

Fig. 22 laat de opbouw van het huis uit drie afzonderlijke delen zienr waarna een onderdeel 400, een bovendeel 401 en een ingezette schijf 402 aangébracht zijn. Op deze wijze laten deze Onderdelen zich zonder 5 problemen met eenvoudige werktuigen maken.

Bij de tot dusverre gegeven schematische voorstellingen was de greep van het schuiforgaan een naar voren uitstaand element. Dit is esthetisch onbevredigend en vergroot de benodigde plaatsruimte.

De fig. 23-32 tonen gunstigere oplossingen. In al deze gevallen 10 valt de voorzijde van het schuiforgaan samen met de voorzijde van het huis, en de greep is in het huis zelf weggewerkt. Dit de bovenaanzichten in fig. 23-28 alsmede de bijbehorende dwarsdoorsneden 23a-28a kan de constructie afgeleid worden.

Bij fig. 26b is de uitvoeringsvorm volgens fig. 26, 26a nog een 15 keer weergegeven, en wel in perspectief, can te verduidelijken, dat de greep 240 zelf hol is, can zo een gelijkmatige wanddikte in alle bereiken van het schuiforgaan te waarborgen, want dit is spuittechnisch voordeliger. Deze uitsparing 242, die dan voor aan het schuiforgaan ontstaat, kan benut worden om volgens fig. 30-32 etiketten 244 voor beschrijving onder te 20 brengen.

Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 28, 28a is boven een korte grijpholte 246 voor de duim, onder een langere holte 248 voor de overige vingertoppen aangebracht. In plaats van de etikettendrager in de uitsparing van voren halverwege de schuiforgaangreep in te drukken, kan 25 men ook de vlakken rechts en links van het schuiforgaan met schrift uitvoeren.

Fig. 33 toont in bovenaanzicht uitsnijdingen 410 nabij de aan de zijde van de greep gelegen einden van de zijdelen van het schuiforgaan, die het mogelijk maken de ingebrachte stapel beelden met twee vingers 30 zijdelings te grijpen. Op alternatieve wijze kan men natuurlijk ook de beelden van onderen door de schuiforgaanopening heen naar buiten drukken. Daarbij zullen de beelden tegen de de beelden van bovenaf omlaag houdende aanslag 420 (fig. 34) aanliggen, zodat het aanbeveling verdient teneinde de bedienbaarheid te vergemakkelijken, deze omlaaghouders op de een of 35 ander wijze te kunne wegbewegen. Dit kan door het omhoogklappen (fig. 35), het wegschuiven (fig. 36), het omhoogtrekken (fig. 37) of op de wijze van een hefboom (fig. 38) geschieden, in welke figuren telkens de pijl aangeeft in welke richting het wegbewegen geschiedt. Volgens fig. 39 kan > * « *·/ L.j - 10 - - I * deze omlaaghouder ook zijdelings nog een stuk over de langskanten van het beeld weggetrokken zijn.

Eventueel verdient het aanbeveling de separatorlat uit een bijzonder wrijvingsarm materiaal te vervaardigen, waarbij het toch on-5 economisch zou zijn het totale schuiforgaan resp. het gehele huis uit een dergelijk materiaal te vervaardigen. In fig. 40 wordt aangegeven hoe dit daardoor omzeild kan worden, dat de separator 430 in de overeenkomstige zijbenen van het schuiforgaan resp. huis 432 door middel van tappen 434 ingevoegd wordt.

10 Volgens fig. 41 kan men bij een naar boven openend, U-vormig profiel bezittende greep het noodzakelijke bovenste afsluitdeksel tezamen met het huis in het spuitgietproces vervaardigen, vervolgens de verbindings-latten 440 doorstanzen' en dan het grijpgedeelte op het ingeschoven en vervolgens gecentreerde schuiforgaan opplaatsen.

15 Fig. 42 toont bij 460 resp. 462 aan het huis aangevormde tongen (zie ook fig. 43a tot 43c) 460 resp. 462, die bij h-t voor de eerste maal inschuiven van het schuiforgaan over haar schuine vlakken 464 uitgeveerd worden, bij het weer uittrekken van het schuiforgaan echter niet meer uitveren, ofschoon het schuiforgaan dan met zijn aanslag 466 tegen het 20 eveneens vertikaal verlopende vlak 468 oploopt.

Claims (8)

1. Dia-, fotoplaat of dergelijk beschouwingstoestel met een huis, dat een in wezen rechthoekige contour bezit, en met een kijkvenster, waaronder de bovenste plaat van een beeldstapel gepresenteerd wordt, alsmede met een schuif, die uit het huis uittrekbaar en weer inschuifbaar 5 is, waarbij in het inwendige van het huis een plaatwisselmechanisme ondergebracht is, door middel waarvan bij elke heen en weerbeweging van de schuif een plaat aan het ene stapeleinde afgenomen en aan het andere stapeleinde weer toegevoerd wordt, met het kenmerk, dat de schuif een bedieningsgreep bezit, die in overeenkomstig gevormde complementaire 10 uitsparingen van het huis ingepast is en in wezen in hetzelfde vlak ligt als de omgevende buitenvlakken van het huis.

2. Plaatbeschouwingstoestel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het huis tenminste in het bereik van de schuifgreep een tussen kijkvenster en huiscontour aanwezige paspartoutachtig randbereik bezit, waar- 15 in de greep ingepast is.

3. Beeldplaatbeschouwingstoestel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de greepinrichting een bovenste aan de vensterzijde gelegen, en een onderste greepplaat omvat, die in wezen aan elkaar evenwijdig zijn.

4. Beeldplaatbeschouwingstoestel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de greepplaten in wezen in het midden ten opzichte van de voorwand opgesteld zijn.

5. Beeldplaatbeschouwingstoestel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de aan de vensterzijde gelegen greepplaat kleiner is dan de 25 onderste greepplaat.

6. Beeldplaatbeschouwingstoestel volgens conclusie 5, gekenmerkt door een zijdelings van de aan de vensterzijde gelegen greepplaat aangebrachte vrije ruimte voor het aan de kopse zijde omvatten van de stapel bij naar buiten getrokken schuif.

7. Beeldplaatbeschouwingstoestel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de greepplaten aan hun naar het venster toegekeerde kanten door een als stapelaanslag dienende dwarswand met elkaar verbonden zijn.

8. Beeldplaatbeschouwingstoestel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat aan de greep een omlaaghoudorgaan voor een in de schuif 35 gelegen stapel aangebracht is, dat voor het ontnemen van de stapel weg beweegbaar is. V j >j