NL8500412A - Scheerapparaat. - Google Patents

Description

- - c l PHN 11.274 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

. Scheerapparaat.

De uitvinding heeft betrekking op een scheer apparaat voorzien van tenminste een knipeenheid met een uitwendig kniporgaan met haar-vangopeningen en een ten opzichte van het uitwendige kniporgaan met een roterende beweging aandrijf baar inwendig kniporgaan, welke knipeenheid 5 in een opening van een houder is gelegen en met behulp van een aan de houder, bevestigd opsluitorgaan in axiale, richting is opgesloten.

Een dergelijk scheerapparaat is bijvoorbeeld bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7907946 (PHN 9600). Bij deze uitvoeringsvorm is· voor de bevestiging van het opsluitorgaan aan de houder gebruik ge-10 maakt van een draaibaar aan het opsluitorgaan bevestigde vergrendelknop waardoor de constructie relatief gecompliceerd en kostbaar wordt.

De uitvinding heeft tot doel een eenvoudiger en goedkoper constructie te verschaffen en wordt daardoor gekenmerkt, dat het opsluitorgaan ten opzichte van de houder met een beweging in hoofdzaak 15 parallel aan de roterende beweging van het inwendig kniporgaan verdraaibaar is tussen een eerste positie waarbij bevestigingsmiddelen van / opsluitorgaan en houder op elkaar aangrijpen en een tweede positie waarin deze bevestigingsmiddelen van elkaar vrij liggen.

Bijzondere uitvoeringsvormen zijn weergegeven in de onder-20 conclusies.

De uitvinding zal hierna worden toegelicht met behulp van een beschrijving van in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden.

Figuur 1 toont een onderaanzicht van een houder van,een scheerapparaat met drie knipeenheden.

25 - Figuur 2 toont een doorsnede volgens de lijn II-II in figuur 1, alsmede een gedeelte van het huis van het scheerapparaat.

Figuur 3 toont een onderaanzicht van een houder voor twee knipeenheden. .

Figuur 4 toont een doorsnede volgens de lijn IV-IV in 30 figuur 3. "

De houder 1 van de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 en 2 omvat een vlak centraal gedeelte 2 met openingen 3 voor drie knipeen-BAD Een knipeenheid bestaat uit een uitwendig kniporgaan 5 met

'ö R Π (1 A 1 O

PHN 11.274 . 2 haarvangopeningen 5' en een ten opzichte van het uitwendige kniporgaan met een roterende beweging aandrijf baar inwendig kniporgaan 6. Op hët centrale gedeelte 2 van de houder 1 sluit de opstaande wand 7 aan.

Binnen deze opstaande wand 7 is het opsluitorgaan 8 gelegen. Het op-5 sluitorgaan wordt gevormd door drie in hoofdzaak in een driehoekig patroon gerangschikte verende armen 9 welke aansluiten op drie cirkel-vormige gedeelten 10 welke weer zijn verbonden dcor middel van verbindingsdelen 11. Op dé verbindingsdelen 11 sluiten de drie benen 12 van de handgreep 13 aan. Door een cirkelvormig deel 10 kan een qp zich 10 bekende aandrijfas 14 passeren welke schematisch met onderbroken lijnen in figuur 2 is weergegeven en met behulp waarvan een inwendig kniporgaan 6 met een niet weergegeven elektromotor in het huis 15 van het scheer apparaat is gekoppeld. Op deze bekende wijze kan een inwendig kniporgaan 6 met een roterende beweging rond een denkbeeldige 15 rotatie-as 16 worden aangedreven.

Op de cirkel vormige delen 10 sluiten radiaal gerichte veerkrachtige ondersteuningsarmen 17 aan. Elke ondersteuningsarm is aan . het uiteinde voorzien van een nok 18 welke aanligt tegen de rand 19 van een uitwendig kniporgaan 5. Op deze wijze worden de uitwendige knip-20 organen 5 in axiale richting veerkrachtig ondersteund. De nok 18 is ..

bovendien in een uitsparing 20 in de rand 19 gelegen zodat^ meedraaien van het uitwendig kniporgaan 5 met het inwendige kniporgaan 6 wordt verhinderd.

Het opsluitorgaan 8 en de houder 1 zijn voorzien van be-25 vestigingsmiddelen welke worden gevormd döor de wanddelen 21 aan de buitenzijde van de verende armen 9 van het opsluitorgaan en de naar binnen gerichte nokken 22 aan de wand 7 van de houder. In de in de figuren 1 en 2 weergegeven eerste positie grijpen de wanddelen 21. en de nokken 22 op elkaar aan. De ve- 30 rende armen 9 zijn tevens voorzien van arreteringsnokken 23 welke zich in de weergegeven eerste positie in de uitsparingen 24 van de houder bevinden. (¾) deze wijze is het opsluitorgaan 8 ten opzichte van de houder 1 gefixeerd en zijn de knipeenheden 4 in axiale richting door het opsluitorgaan in de houder opgesloten.

«· 35 Tussen het opsluitorgaan 8 en de houder 1 is voldoende ruimte S aanwezig om vanuit de eerste positie een roterende beweging van het opsluitorgaan ten opzichte van de houder mogelijk te maken ΒΑΟη9ΜΑιι^β positie welke net onderbroken lijnen als 8* is aange- PHN 11.274 ' 3 ' duid in figuur 1. Deze roterende beweging volgens pijl F vindt plaats in hoofdzaak parallel aan de roterende beweging van een inwendig knip-orgaan 6 of, met andere woorden, rond een denkbeeldige rotatie-as 25 in hoofdzaak parallel aan de denkbeeldige rotatie-as 16 van een in-5 wendig kniporgaan 6 en nagenoeg loodrecht het centrale gedeelte 2 van de houder 1.

Voor het verdraaien van het opsluitorgaan 8 kan dit bij de handgreep 13 worden vastgepakt en wordt een voldoende groot moment in de richting van de pijl P op het opsluitorgaan uitgeoefend zodat de 10 arreteringsnokken 23 dank zij de flexibiliteit van de verende armen 9 uit· de uitsparingen 24 glijden. Het opsluitorgaan 8 wordt verdraaid ten opzichte van de houder 1 tot de tweede pos it ie 8' is bereikt, waarin de wanddelen 21 vrij van de nokken 22 liggen. Het opsluitorgaan 8 kan nu van de houder 1 worden verwijderd waardoor de knipeenheden 4 uit de 15 houder kunnen worden genomen, zoals bijvoorbeeld noodzakelijk is voor reinigingsdoeleinden.

Voor het weer opsluiten van de knipeenheden 4 in de houder 1 wordt het opsluitorgaan 8 in de tweede positie 8' in de houder geplaatst en tegen de richting van de pijl P in ten opzichte van de 20 houder verdraaid tot de eerste positie weer is ingenomen.

De constructie kan ook zodanig zijn dat in de eerste positie de wanddelen 21 en de nokken 22 klemmend op elkaar aangrijpen zodat afzonderlijke arreteringsnokken 23 en corresponderende uitsparingen 24 overbodig zijn.

25 De uitvoeringsvorm volgens de figuren 3 en 4 is in principe gelijk aan de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 en 2. Het opsluitorgaan 26 is ten opzichte van de houder 27 weergegeven in de eerste positie terwijl de tweede positie (figuur 3) met onderbroken lijnen als 26' is aangeduid. De houder 27 is bestemd voor twee 30 knipeenheden welke eenvoudigheidshalve niet zijn getekend. De bevestigingsmiddelen worden weer gevormd door de wanddelen 28 op de verende armen 29 van het opsluitorgaan 26 en de nokken 30 van de houder 27.

De arretering vindt plaats doordat de wanddelen 28 tevens tussen de nokken 31 van de houder zijn gelegen. Het handvat 32 is met de verende 35 armen 33 aan de verende armen 29 bevestigd. Doer vastgrijpen van het handvat 32 en verdraaien van het opsluitorgaan 26 ten opzichte van houder 27 in de pijlrichting Q kunnen de wanddelen 28 buiten bereik van de nokken 30 en 31 warden gebracht. Het opsluitorgaan neemt dan de

BAD ORIGINAL

PR Π Π A 1 0 PHN 11.274 4 tweede positie 26’ in en kan van de houder 27 worden afgenomen.

Het hierboven beschreven opsluitorgaan kan eenvoudig en

"V

goedkoop als een enkel vormstuk uit kunststof worden gefabriceerd.

Voor het bevestigen van het opsluitorgaan aan de houder 2ijn geen af-5 zonderlij’k te monteren onderdelen nodig.. Omdat de bevestigingsmiddelen zich aan de omtrek van het opsluitorgaan bevinden, waar de verplaatsing bij rotatie om een centrale as het grootst is, kunnen relatief ruime tolerantie-eisen ten aanzien van de fabricagenauwkeurigheid worden toegepast.

10 Het vastzetten en losmaken van het opsluitorgaan ten opzichte van de houder vindt met een eenvoudige beweging plaats waarbij het opsluitorgaan slechts over een fractie van een omwenteling behoeft te warden verdraaid.

15 20 / 25 30 ' . , 35

BAD ORIGINAL

- Λ a J ^

Claims (7)

1. Scheer apparaat voorzien van tenminste één knipeenheid met een uitwendig kniporgaan met haarvangopeningen en een ten opzichte van het uitwendige kniporgaan met een roterende beweging aandrijf baar inwendig kniporgaan, welke knipeenheid in een opening van een houder is g gelegen en met behulp van een aan de houder bevestigd opsluitorgaan is opgesloten, met het kenmerk, dat het opsluitorgaan ten opzichte van de houder met een beweging In hoofdzaak parallel aan de roterende beweging van het inwendig kniporgaan verdraaibaar is tussen een eerste positie waarbij bevestigingsmiddelen van opsluitorgaan en houder op 10 elkaar aangrijpen en een tweede positie waarin deze bevestigingsmiddelen van elkaar vrij liggen.

2. Scheer apparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bevestigingsmiddelen worden gevormd door wanddelen aan de omtrek van het opsluitorgaan en naar binnen gerichte nokken aan de houder.

3. Scheerapparaat volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de wanddelen cp verende armen van het opsluitorgaan zijn gelegen.

4. Scheerapparaat volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de verende armen tevens arreteringsnokken bevatten welke in de eerste positie in corresponderende uitsparingen van de houder zijn gelegen.

5. Scheer apparaat volgens één der voorgaande conclusies, met . het kenmerk, dat het opsluitorgaan tevens een veerkrachtige ondersteun ingsarm voor het uitwendige kniporgaan bevat. 1

6. Scheerapparaat volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het opsluitorgaan is voorzien van een handgreep.

7. Scheer apparaat volgens de conclusies 1 tot en met 6, met het kenmerk, dat het opsluitorgaan met de verende armen, de wanddelen, de arreteringsnokken, de ondersteuningsarm en het handvat een integraal onderdeel uit kunststof vormt. 30 •WWfï i 35 '