NL8400506A - Inrichting voor het uithalen van de inwendige organen van geslacht gevogelte. - Google Patents

Description

s * « x 835142/Timmers

Korte aanduiding: Inrichting voor het uithalen van de inwendige organen van geslacht gevogelte.

»

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het uithalen van de inwendige organen van geslacht gevogelte omvattende een aan het einde van een langwerpige drager aangebrachte, om een dwars op de dragerlangsas 5 staande as verzwaaihare uithaallepel met een afgeronde voorrand en een in de lepellangsrichting verlopende, in een verwijd inloopdeel uitmondende langssleuf. Een dergelijke inrichting is op zich bekend.

In een aan dit verwijdéren der ingewanden voorafgaande 10 bewerking is de kop reeds van de nek afgetrokken. Daarbij breekt de slokdarm tussen krop en snavel en breekt de luchtpijp dicht bij de vertakking naar de longen. Het slok-darmgedeelte tussen krop en voormaag dat ter plaatse van de luchtpijpvertakkingen de ruggegraat onder een scherpe hoek 15 kruist moet in tact blijven en bij het omklappen der lepel terechtkomen in de langssleuf. Teneinde dit te bereiken en tevens te voorkomen dat de ene voorrand van de lepel na het ' omklappen op de slokdarm drukt en deze beschadigt - waardoor bij het uithalen de slokdarm ter plaatse van de beschadi-20 ging afbreekt en de krop in de vogel achterblijft - heeft men de voorrand van de lepel reeds uitgevoerd met een sterk verwijd V-vormig inloopdeel. Daardoor echter wordt de effectieve breedte van de lepelvoorranden kleiner en ontstaan moeilijkheden bij het uithalen der longen. Maakt men de 25 lepelhelften korter dan vermindert het gevaar van beschadiging der slokdarm doch ook dan wordt het uithalen der longen verslechterd.

De uitvinding beoogt dit bezwaar te ondervangen en een zodanige lepelconfiguratie te verschaffen dat niet al-30 leen een goed uithalen van de longen en ingewanden is verzekerd maar ook dat geen slokdarmbeschadiging optreedt en de slokdarm zeker in de langssleuf komt.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat het inloopdeel asymmetrisch is uitgevoerd, zodanig dat op 35 overeenkomstige posities langs de langssleufsymmetrie-as de afstand tot de rand van het verwijder inloopdeel voor de 8400506 ; t

« I

2 ene lepelhelft groter is dan voor de andere.

Met deze maatregel wordt beschadiging van de slokdarm voorkomen en glijdt bij het omklappen van de lepel de slokdarm zeker binnen de langssleuf.

5 Bij de lepelconfiguratie volgens de uitvinding kunnen beide lepelhelften even lang zijn; een voorkeursuitvoeringsvorm echter wordt daardoor gekenmerkt dat de lepelhelft waarwoor genoemde afstand groter is, korter is dan de andere lepelhelft.

10 Verdere kenmerken en gunstige uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding zijn aangegeven in de volg-conclusies. De aanwezigheid van de verwijde opening aan het einde der langssleuf heeft het voordeel dat de slokdarm niet wordt vastgeklemd en het ingewandenpakket na het voltooien 15 van de uithaalbewerking gemakkelijk van de lepel loskomt.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin is: fig. la een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, afgebeeld zonder de 20 bijbehorende lepel; fig. lb een zijaanzicht van deze uitvoeringsvorm; fig. lc een bovenaanzicht van deze uitvoeringsvorm doch nu met lepel; fig. 2 een bovenaanzicht op vergrote schaal van de bij 25 de inrichting volgens de uitvinding toegepaste lepel; fig. 3 een vooraanzicht van deze lepel.

De volgens de uitvinding toegepaste lepel is (zie in het bijzonder figuren 2 en 3) in zijn geheel aangegeven met het verwijzingscijfer 1. Aan het achtereinde der lepel is 30 een uitsparing 2 gevormd en in de aan weerskanten daarvan gelegen delen 3, 4 bevindt zich een eerste boring 5a resp.

5b voor het opnemen van de scharnieras 6 waarmee de lepel is bevestigd aan de langwerpige drager 7 (zie de figuren la-lc) en de boringen 8a, 8b voor het opnemen van een tweede 35 scharnieras 9 via welke de bedieningsstang 10 met de lepel is gekoppeld.

8400506 m ® τ* 3 »

Voorts heeft de lepel de gebruikelijke langssleuf 11 met syxnmetrie-as 11a, enerzijds eindigend in een verwijde opening 12a en anderzijds eindigend in de verwijding 12b; aan weerskanten ervan zijn de verdiepte gedeelten 13a, 13b 5 gvormd.

In de afgebeelde voorkeursuitvoeringsvorm der uitvinding hebben de aan weerskanten van de langssleuf 11 gelegen lepelhelften 14 resp. 15 een ongelijke lengte: de afstand • van het meest naar voren gelegen punt 16a van de voorrand 10 16 der lepelhelft 14 tot de scharnieras 6 is groter dan de afstand van het voorste punt 17a der voorrand 17 van de lepelhelft 15 tot deze scharnieras. Beide lepelhelften 14, 15 zijn voorts aan de vooreinden stomp afgerond, zoals aangegeven met de verwijzingscijfers 18 resp. 19.

15 De bij voorkeur toegepaste vorm van de drager 7 blijkt uit de figuren la-lc. In deze figuren is slechts het onderste gedeelte -van de drager weergegeven; de wijze waarop de drager, met een aantal anderen, aan een installatie is bevestigd is geen deel van de uitvinding.

20 Volgens de uitvinding is voor een bepaalde positie op de symmetrieas 11a, b.v. de positie 11b, de afstand d^ tot de begrenzing van het verwijde inloopdeel 2b voor de ene lepelhelft groter dan die voor de· andere lepelhelft (aangegeven met d2).

25 Het onderste, stangvormig, gedeelte 22 der drager gaat via een overgang 23 waarin de boring 24 ter opname van de scharnieras 6 is gevormd over in het lepelsteundeel 25 met de verhoogde zijranden 26 dat eindigt in een verdikte en afgeronde voorrand 27 met binnenste randbegrenzingen 28, 29 30 waarvan de contour overeenkomt met die van de voorranden der lepelhelften 14 resp. 15. In de ingeklapte stand van de lepel, die met stippellijnen is getekend, sluiten de voorranden der lepelhelften 14, 15 aan tegen de voorrand 27 zodat het inbrengen van de lepel in de vogel niet wordt be-35 moeilijkt; na het inbrengen wordt de lepel op de gebruikelijke wijze via de bedieningsstang 10 omgeklapt. In fig. lb is met getrokken lijnen een tussenstand van de omklappende 8400506 4 * -ε <4 1 lepel getekend. Als gevolg van de volgens de uitvinding toegepaste, in het bovenstaande beschreven asymmetrische configuratie van een voorkeursuitvoeringsvorm van de lepel waarbij de aan de kant van de over de ruggegraat kruisen-5 de naar de krop lopende slokdarm gelegen lepelhelft korter is uitgvoerd dan de andere zal worden voorkomen dat de slokdarm wordt stukgedrukt terwijl het correct inlopen van de slokdarm in de sleuf van de lepel zeker wordt gesteld. Bij het terugtrekken van de lepel tijdens de uithaalbewe-10 ging wordt de slokdarm in de langssleuf 11 getrokken, beweegt daarin naar boven en komt uiteindelijk in de verwijding 12 te liggen, ter plaatse van de overgang in de voormaag. De, dunneren, slokdarm wordt daarin echter niet vastgeklemd zodat wordt voorkomen dat na het uithalen der 15 ingewanden het ingwandenpakket via een ingeklemde slokdarm aan de lepel blijft hangen.

y - Conclusies - r 8400506

Claims (5)

1. 2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk , dat de lepelhelft waarvoor genoemde afstand groter is,korter is dan de andere lepelhelft.
2. 3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de lepellangsranden over vrijwel de gehele lengte der lepel evenwijdig zijn met de langssleuf.
3. 4. Inrichting volgens conclusies 1-3, m e t h e t kenmerk , dat de langssleuf eindigt in een verwijde 20 opening.
4. 5. Inrichting volgens conclusies 1-4, met het kenmerk , dat in elk der lepelhelften aangrenzend aan de langssleuf een verdiept gedeelte is gevormd.
5. 6. Inrichting volgens conclusies 1-5, gekenmerkt 25 door een aan het einde van de drager aangebracht lepel- steunvlak voorbij het lepeleinde eindigend in een verdikte en afgeronde voorrand waarvan de binnenbegrenzing aansluit op de contouren van de respectievelijke lepelhelftranden. 840050e