NL8204129A - Registreermedium voor een registreer- en/of reproduceerinrichting. - Google Patents

Registreermedium voor een registreer- en/of reproduceerinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL8204129A
NL8204129A NL8204129A NL8204129A NL8204129A NL 8204129 A NL8204129 A NL 8204129A NL 8204129 A NL8204129 A NL 8204129A NL 8204129 A NL8204129 A NL 8204129A NL 8204129 A NL8204129 A NL 8204129A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
recording
recording medium
magnetic
reproducing
signal
Prior art date
Application number
NL8204129A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Victor Company Of Japan
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from JP56171868A external-priority patent/JPS5873072A/ja
Priority claimed from JP13774282A external-priority patent/JPS5928271A/ja
Application filed by Victor Company Of Japan filed Critical Victor Company Of Japan
Publication of NL8204129A publication Critical patent/NL8204129A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B5/00Recording by magnetisation or demagnetisation of a record carrier; Reproducing by magnetic means; Record carriers therefor
    • G11B5/02Recording, reproducing, or erasing methods; Read, write or erase circuits therefor
    • G11B5/027Analogue recording
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N5/00Details of television systems
    • H04N5/76Television signal recording
    • H04N5/91Television signal processing therefor
    • H04N5/915Television signal processing therefor for field- or frame-skip recording or reproducing
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B17/00Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B19/00Driving, starting, stopping record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor; Control thereof; Control of operating function ; Driving both disc and head
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B19/00Driving, starting, stopping record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor; Control thereof; Control of operating function ; Driving both disc and head
    • G11B19/20Driving; Starting; Stopping; Control thereof
    • G11B19/28Speed controlling, regulating, or indicating
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B20/00Signal processing not specific to the method of recording or reproducing; Circuits therefor
    • G11B20/02Analogue recording or reproducing
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • G11B23/02Containers; Storing means both adapted to cooperate with the recording or reproducing means
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B25/00Apparatus characterised by the shape of record carrier employed but not specific to the method of recording or reproducing, e.g. dictating apparatus; Combinations of such apparatus
    • G11B25/02Apparatus characterised by the shape of record carrier employed but not specific to the method of recording or reproducing, e.g. dictating apparatus; Combinations of such apparatus using cylindrical record carriers
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B5/00Recording by magnetisation or demagnetisation of a record carrier; Reproducing by magnetic means; Record carriers therefor
    • G11B5/004Recording on, or reproducing or erasing from, magnetic drums
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B5/00Recording by magnetisation or demagnetisation of a record carrier; Reproducing by magnetic means; Record carriers therefor
    • G11B5/74Record carriers characterised by the form, e.g. sheet shaped to wrap around a drum
    • G11B5/76Drum carriers
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N9/00Details of colour television systems
    • H04N9/79Processing of colour television signals in connection with recording
    • H04N9/80Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback
    • H04N9/82Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback the individual colour picture signal components being recorded simultaneously only
    • H04N9/83Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback the individual colour picture signal components being recorded simultaneously only the recorded chrominance signal occupying a frequency band under the frequency band of the recorded brightness signal
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10STECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10S358/00Facsimile and static presentation processing
    • Y10S358/906Hand-held camera with recorder in a single unit

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Multimedia (AREA)
  • Recording Or Reproducing By Magnetic Means (AREA)

Description

* *
V
(
Registreermedium voor een registreer- en/of reproduceerinrich-ting.
De uitvinding heeft in het algemeen betrek-king op registreer- en/of reproduceerinrichtingen voor het uit-voeren van registreren en/of reproduceren met hetrekking tot een hoi en praktisch cilindervormig registreermedium, en in het 5 hijzonder op een registreer- en/of reproduceerinriehting gecon- strueerd in de vorm van een zogenaamde elektronische camera zodat registreren en/of reproduceren geschikt kan worden uit-gevoerd met hetrekking tot een videosignaal verkregen door beeld-opname.
10 In de laatste tijd zijn huiten pogingen tot het reduceren van de afmetingen van een videosignaal-magne-tische registreer- en reproduceerinriehting (zogenaamde video-bandrecorder en hierna een VTR genoemd), pogingen ondernomen voor het reduceren van afmetingen van een beeldopneemcamera 15 door het combineren van een vaste-stof-opneemelement zoals een lading-gekoppeld orgaan (CCD) met geintegreerde ketentechnologie (IC). Dit betekent dat een compacte inrichting van lichtgevicht velke een elektronische 8 mm inrichting wordt genoemd, als een-heid voorzien van de VTR en de camera, is voorgesteld.
20 De bovengenoemde 8 mm inrichting heeft een voordeel over de zogenaamde gebruikelijke 8 mm filmcamera waarbij gebruik wordt gemaakt van een optische 8 mm film, door-dat de opgenomen en geregistreerde informatie kan vorden gere-produceerd op een televisie-ontvanger onmiddellijk na het regi-25 streren. Buitendien maakt de bovengenoemde elektronische 8 mm inrichting gebruik van een magnetische band waarbij gebruik wordt gemaakt van een metaaldeeltjes-soort magnetisch materiaal gevormd door een nieuwe magnet i s che-laagvormingst echniek, en een metaalsoortkop, voor het verwezenlijken van een grotere 30 registratiedichtheid in vergelijking met de registratiedichtheid van de gebruikelijke VTR, en de totale afmetingen van de gehele inrichting zijn verminderd. De elektronische 8 mm inrichting 8204129 « * \ - 1a - gebruikt essentieel het registreer- en reproduceerprinciepe van een schroeflijnvormige aftastsoort VTR met gebruik van een mag-netische band en roterende koppen. Ofschoon aldus de elektro-nische 8 mm inrichting ononderbroken registratie van bewegende 8204129 f 4 * - 2 -
j ~~~ I
% i beelden kan uitvoeren, zonder vervanging van eens aangebrachte ' rol van medium, langer dan die van de 8 mm filmcamera, heeft i
de elektronische 8 mm inrichting de volgende nadelen. I
1) Normaal registreren van bewegende beelden ; 5 kan worden uitgevoerd, maar een zogenaamde stilstaand beeld- rasterregistratie in eenheden van velden of rasters kan niet i worden uitgevoerd. j 2) In verband met alinea 1) hierboven kan re-gistratie in termen van beeldrasters vaarbij sommige willekeurig 10 gekozen rasters worden vervangen door nieuwe rasters, en een willekeurige toegangsreproductie, niet worden uitgevoerd. ί 3) Een roterende trommel voorzien van video- i koppen, een bandlaadmechanisme voor het aftrekken van de band uit een bandcassette en het laden van de band naar een vooraf 15 bepaalde bandbaan, een bandloopaandrij fmechanisme om de band te doen lopen over de vooraf bepaalde bandbaan, en dergelijke, zijn essentieel voor de elektronische 8 mm inrichting, en het is moeilijk aanzienlijke reductie in afmetingen en gewicht van · j de mechanische constructie te verkrijgen. j , . .. i 20 De grens van de baanspoed bij hoge dieht- heidsregistratie is in de orde van 20^um uit praktisch oogpunt j omdat de band iets opwaarts en neerwaarts afwijkt indien hij j loopt op de bandbaan, en er is een grens in afmetingsreductie j van de elektronische 8 mm inrichting tengevolge van het feit i ; 25 dat fijne kwaliteitsregistratie en reproduktie niet kan worden gehandhaafd indien de baanspoed verder. wordt gereduceerd.
5) Het is moeilijk baanvolging te verkrijgen door zwaaitechnologie van de roterende koppen, omdat de baan- i spoed smal xs zoals boven beschreven.
30 Aan de andere kant is een zogenaamde elektro- j nische camera voorgesteld, welke het videosignaal registreert f 1 i op een enkele zijde van een buigzame magnetische schijf, als een i i j potentiele vervanging van de stilstandsbeeldcamera met gebruik I van een optische 35 nm. film. In deze elektronische camera wordt i 35 een magnetische schijf met een diameter in de orde van 35 mm 8204129 « Λ - 3 - \ ι geroteerd met een rotatiesnelheid van 3000 omwent/min binnen j een hoofdcameralichaam met een afmeting in de orde van een nor-! ! male 35 mm enkele lensreflexcamera. Het videosxgnaal verkregen i door opname van een be eld door een vaste-stofopneemelement zo- ' i ; 5 als een CCD wordt magnetisch geregistreerd op de magnetische i j j schijf door een magnetische kop. De magnetische kop voert het i 1 j regxstreren uxt xn termen van een veld voor een omventelxng van | de magnetische schijf, en wordt opvolgend bewogen langs de ra- i diale richting van de magnetische schijf. Evenwel heeft deze i ! j | 10 elektronische camera ook de volgende nadelen. j | a)0mdat de magnetische schijf wordt gebruikt : \ ♦ | j als een registratiemedium en het beeld van een beeldraster I wordt geregistreerd voor een omwenteling van de magnetische ‘ schijf, wordt de magnetische schijf geroteerd met een constante; 15 hoeksnelheid. Daardoor wordt de relatieve lineaire snelheid j | tussen de magnetische kop en de magnetische schijf kleiner naar; { ^ j I de binnenomtrek van de magnetxsche schxjf. Tenexnde aldus regi- ! | streren op een normale wxjze uit te voeren, is het centrale | j gebied van de magnetische schijf onbruikbaar en verloren, en j j e ! | 20 wordt het regxstreergebied aldus beperkt. Aan de andere kant is i I er een grens aan de diameter van de magnetxsche schxjf omdat : i · J de afmetingen van het hoofdcameralichaam beperkt zijn. Daarom i | kan het effectieve regxstreergebied van de magnetische schijf ! niet groot gemaakt worden, en kan de registreercapaciteit aldus | j 25 ' niet groot gemaakt worden. j ! b) In verband met bovenstaande alinea a) ; i wordt de beeldkwaliteit van het geregistreerde beeld slecht I naar het binnenste deel van de schijf terwijl de relatieve line- i aire snelheid tussen de magnetische kop en de magnetische schijf ; 30 klein is.
j c) Het is waarschijnlijk dat een staande golf ! wordt ingevoerd bij de buitenste onrfcrek van de roterende magne- , tische schijf omdat de magnetische schijf een buigzame magne tische plaat omvat zoals een floppy disc. Aldus kan een flutter-''_35 verschijnsel worden waargenomen op de magnetische schijf tenge- 8204129 ' Λ * - k - volge van bovengenoemde staande golf en kan de magnetische kop geen stabiel contact maken met de magnetische schijf. Als result aat kan het bovenste omtreksdeel van de schijf dat het meest geschikt is waarbij de relatieve lineaire snelheid tussen 5 de magnetische kop en de magnetische schijf groot wordt, niet worden gebruikt.
Anderzijds was een ontwerp reeds bekend voor het construeren van een registreer- en reproduceerinrichting welke een cilindervormige roterende magnetische trommel gebruikt 10 als een magnetisch registreermedium. In deze inrichting welke de magnetische trommel gebruikt, is de relatieve lineaire snelheid tussen de magnetische kop en de magnetische trommel con-stand onafhankelijk van de stand van de magnetische kop. Even-wel wordt de afmeting van de registreer- en reproduceerinrichting 15 groot omdat de registreercapaciteit van de magnetische trommel niet even groot is als van de magnetische band, en de afme-tingen en het volume van de magnetische trommel groot zijn. Bui-tendien is het hanteren van de magnetische trommel lastig aan-gezien het gehele cilindrische oppervlak van de magnetische 20 trommel magnetisch is. Buitendien is het moeilijk een magneti sche trommel te vervaardigen met een goede kwaliteit van uniform magnetisch oppervlak. Aldus werd de magnetische registreer- en reproduceerinrichting met gebruik van de magnetische trommel niet in de praktijk gebruikt om bovenstaande redenen.
25 Het is aldus een algemeen doel van de uitvin- ding te voorzien in een geschikte registreer- en/of reproduceerinrichting waarbij de bovenbeschreven nadelen zijn overwonnen.
Een ander en meer specifiek doel van de uit-vinding is te voorzien in een zogenaamde elektronische-camera-30 · soort beeldopneemregistreer- en/of reproduceerinrichting. De inrichting volgens de uitvinding voert het registreren en/of re-produceren uit met betrekking tot een registreermedium met een holle en praktisch cilindrische vorm open aan een einde daarvan, en een aandrijfmotor van de beeldopneemregistreer- en/of repro-35 duceerinrichting treedt relatief in het holle gedeelte van het 8204129 - 5 - registreermedium wanneer het registreermedium wordt galden in de inrichting. Aldus kan de totale afmeting van de registreer-en/of reproduceerinrichting worden verminderd en kan het hoofd-inriehtingslichaam -worden geconstrueerd met afmetingen in het 5 gehied van een gebruikelijke 35 mm enkele-lensreflexcamera, zodat hovengenoemd hoi en praktisch cilindervormig registreermedium gemakkelijk kan worden geladen in de inrichting en worden gebruikt. Buitendien is de relatieve lineaire snelheid tussen een registreer- en reproduceertransductor en het registreer-10 medium praktisch constant onafhankelijk van de stand van * re gistreer- en reproduceertransductor op het registreermedium.
Aldus kan het registreren en/of reproduceren worden uitgevoerd zo, dat een gereproduceerd beeld van dezelfde beeldkwaliteit kan worden verkregen over het gehele registreeroppervlak van 15 het registreermedium.
log een ander doel van de uitvinding is te voor-zien in een beeldopneem registreer- en/of reproduceerinrichting welke het registreren en/of reproduceren uitvoert met betrekking tot een magnetische trommel indien geladen met een registreer-20 medium dat van een patroonsoort is waarin de holle en praktisch cilindervormige magnetische trommel met een opening aan een ein-de daarvan is opgenomen binnen een hoi en praktisch cilindervormig huis met een opening aan een einde daarvan. De beeldopneem registreer- en/of reproduceerinrichting volgens de uitvin-25 ding is geschikt voor het construeren van een inrichting van een draagbare soort, aangezien het magnetische oppervlak van het registreermedium wordt beschermd door het huis, en het hanteren van het registreermedium wordt vergemakkelijkt doordat er geen noodzaak is voor speciale zorg bij hanteren.
30 Een ander doel van de uitvinding is te voorzien in een beeldopneemregistreer- en/of reproduceerinrichting welke in staat is een beeldopneemsignaal te registreren op een hoi en praktisch cilindervormig registreermedium, en een signaal gereproduceerd van het registreermedium toe te voeren aan een televisie-35 ontvanger via een aanpasorgaan voor het reproduceren van het 8204129 - 6 - signaal vanaf het registreermedium als een gereproduceerd beeld.
De uitvinding zal aan de hand van de tevening in het volgende nader worden toegelicht.
Figuur 1 toont in perspectief een eerste uit-5 voering van een beeldopneemregistreer- en/of reproduceerinrich- ting volgens de uitvinding.
Figuur 2 toont in perspectief met een wegge-sneden deel een magnetisch trommelgedeelte van een eerste uit-voering van een registreermedium gebruikt met betrekking tot de 10 inrichting volgens de uitvinding.
Figuur 3 toont in perspectief een uitvoe-ringsvorm van een patroon voor het opnemen van de magnetische trommel van figuur 2 in een huis.
Figuur il· toont in perspectief vanaf de onder-15 zijde met een veggesneden deel het patroon van figuur 3.
Figuur 5 toont in perspectief met een wegge-sneden deel een aandrijfstelsel in de inrichting van figuur 1.
Figuur 6 toont in perspectief een ander voor-beeld van een huis van het magnetische trommelpatroon.
20 Figuur 7 toont een vertikale doorsnede in een stand waarbij het magnetische trommelpatroon van figuren 3 en k is geladen in het aandrijfstelsel van figuur 5.
Figuur 8 toont in perspectief met veggesneden deel een uitvoering van een magnetisch koporgaan binnen de in-25 richting van figuur 1.
Figuur 9 toont een blokdiagram van een uit-voering van een signaalstelsel van de inrichting van figuur 1.
Figuren 10(A) tot 10(F) zijn grafieken welke signaalgolfvomen aangeven bij elk deel van het blokstelsel van 30 figuur 9.
Figuren 11(A) tot 11(E) zijn grafieken voor het tonen van signaalgolfvormen bij andere delen van het blokstelsel van figuur 9·
Figuur 12 toont een frequentiespectrum van een 35 signaal dat is geregistreerd.
8204129 * - τ -
Figuur 13 is een gedeeltelijk vergroot aan-zicht van een voorbeeld van een registreerpatroon op het registreermedium.
Figuren (A) tot 1U(F) zijn grafieken voor 5 het aangeven van signalen voor toelichting van de werking van een reproduceerstelsel binnen het blokstelsel van figuur 9·
Figuur 15 toont in perspectief een tveede uitvoering van een registreermedium gebruikt met betrekking tot de inrichting volgensde uitvinding.
10 Figuur 16 toont in perspectief met gedeelte lijk weggesneden delen een derde uitvoering van een registreer-medium.
Figuur 17 is een vertikale doorsnede volgens een lijn XVII - XVII in figuur 16.
15 Figuur 18 is een vertikale doorsnede van een voorbeeld van een vorminrichting voor het vormen van het registreermedium van figuren 16 en 17.
Figuur 19 is een vertikale doorsnede van een toestand waarbij het registreermedium van figuren 16 en 17 is 20 geladen in een aandrijfstelsel.
Figuur 20 toont in perspectief met weggesneden delen een tweede uitvoering van een patroon voor het opnemen van een magnetische trommel in een huis.
Figuur 21 is een vertikale doorsnede volgens 25 een lijn XXI - XXI van figuur 20.
Figuur 22 toont in perspectief met weggesne-den delen een aandrijfstelsel dat is geladen met het patroon volgens figuren 20 en 21.
Figuur 23 is een vertikale doorsnede van een 30 toestand waarbij het patroon van figuren 20 en 21 is geladen in het aandrijfstelsel van figuur 22.
Figuur 2h is een vertikale doorsnede van een magnetisch trommelpatroon voorzien van een andere wijziging om een rotatiefasedetectie-orgaan en de geladen toestand van het 35 aandrijfstelsel.
8204129 - 8 -
Figuur 25 is een gedeeltelijke dwarsdoorsne-de van een andere uitvoering van een verbinding tussen een ro-terende plaat bevestigd aan een roterende as van een motor en een bovenste oppervlaktedeel van een magnetische trommel.
5 Figuur 26 toont in perspectief een uitvoering van een magnetische hop.
Figuur 27 toont in perspectief een andere uitvoering van een magnetische hop.
Figuur 28 toont een vertikale doorsnede van 10 een andere uitvoering van een patroonhuis.
Figuren 29A en 29B zijn dwarsdoorsneden respee-tievelijk van een nog andere uitvoering van een patroonhuis is een niet-verkzame stand en in een verkstand.
Figuur 30 toont een vertikale doorsnede van 15 een verdere uitvoering van een patroonhuis.
Figuur 31 toont een vertikale doorsnede van een andere uitvoeringsvorm van een aandrijfstelsel in een toe-stand waarbij een patroon daarin is geladen.
Figuur 32 is een vertikale doorsnede door een 20 vierde uitvoering van een registreermedium.
Figuur 33 is een vertikale doorsnede door een vijfde uitvoering van een registreermedium.
Figuur 3^ is een algemeen perspectivisch aan-zicht van een tweede uitvoering van een registreer- en/of re-25 produceerinrichting volgens de uitvinding, samen met daarmee sa- menwerkende organen.
Figuur 35A toont een blokdiagram van een scha-keling van de registreer- en/of reproduceerinrichting van figuur 3^· 30 Figuur 35B toont een blokdiagram van een scha- keling van een aanpasorgaan binnen de inrichting van figuur 3^.
Eerst zal een algemene beschrijving vorden gegeven met betrekking tot een uitvoering van een beeldopneem-registreer- en/of reproduceerinrichting volgens de uitvinding.
35 Een beeldopneemregistreer- en/of reproduceerinrichting 10 omvat 8204129 - $a- een uitwendig gestel 11 dat een vorm heeft algemeen overeenkomend met die van een 35 inm enkele-lensreflexcamera. Ofschoon het uit-wendige gestel 11 is getekend in perspectief als doorschijnend gestel voor het gemak ter toelichting van de inwendige construc-5 tie daarvan, is het uitvendige gestel 11 in feite ondoorschijnend.
Licht vanaf een voorwerp (niet getekend) vaarvan een heeldop-name en registratie moet vorden uitgevoerd, passeert door een lensstelsel 12 en een halve spiegel 13 en wordt dan geprojec- 8204129 Γ--- - 9 -
V
J
teerd op een vaste-stofopneemelement dat bijvoorbeeld een ' CCD amvat. Het aldus op het opneemelement 1 li- geproj ecteerde j licht wordt omgezet in een videosignaal. Een deel van het licht, i dat wordt gevoerd door het lensstelsel 12 wordt gereflecteerd 5 bij de halve spiegel 13 voor het bereiken van een zoeker 16 · na te 'zijn gereflecteerd bij een spiegel 15. Sen batterij 1T is een voedingsbron naar een gedrukte keteninrichting 18 voor- i zien van het beeldopneemelement 14, een motor 2k welke hierna zal worden beschreven, en dergelijke. Net als in een normale 10 camera zijn een sluiterknop 19» een vrijgeefknop 20 en een be- - dieningsschakelaar 21 aanwezig op het bovenoppervlak van het uit-wendige gestel 11. !
Een magnetische-trommelpatroon 22 wordt ge- ! laden in of ontladen uit een aandrij fst els el Uo binnen de in- ’ 15 richting 10 door het openen van een deksel 23. Het patroon 22 ! | is hoi en de motor 2k is relatief ingebracht binnen het patroon I 22 in zijn geladen toestand, zoals hierna zal worden beschreven.
>
Een toevoerschroef 25 wordt geroteerd door de motor 2k via een ring 26. Een toevoermoer 27 wordt geschroefd op de toevoer- 20 schroef 25, en een magnetisch koporgaan 28 is gemonteerd op de - moer 27. Het magnetische koporgaan 28 beweegt opwaarts en neer- j i i waarts wanneer de toevoerschroef 25 roteert. j
j I
j Het genoemde patroon 22 heeffc een vorm bij- j voorbeeld zoals in figuren 3 en k. Een eerste uitvoering van > i 25 een magnetische trommel 30 binnen het patroon 22 heeft een vorm i volgens figuur 2. De magnetische trommel 30 heeft een holle ! cilindervorm met een hoi gedeelte 30a dat een open ondereinde heeft. Een magnetische laag bedekt het buitenste omtreksopper- vlak van de magnetische trommel 30 voor het vormen van een magne-| 30 tisch oppervlak 31 · Een monteergat 32 is aangebracht bij het I centrale bovenoppervlak van de magnetische trommel 30. Een ring- i , vormig uitsteeksel 33 heeft een diameter groter dan die van het monteergat 32 en is gevormd bij het bovenoppervlak van de magnetische trommel 30. Een klein diametraal deel 3^ met een ; 35 diameter kleiner dan de buitendiameter van het magnetische opper- 8204129 - 10 - vlak 31» is aangebracht op het buitenoppervlak van de magneti- ' sche trommel 30 bij het ondereinde daarvan voor het vormen van -een trapgedeelte. Buitendien is een taps oppervlak 35 gevormd op het binnenoppervlak van de magnetische trommel 30 bij het j | i 5 ondereinde daarvan. j
! -I
ί Zoals aangegeven in figuren 3 en is de !
I . . I
! bovengenoemde magnetische trommel 30 opgenomen binnen een huis : } j I 36 voor het vormen van het magnetische trommelpatroon 22. De I . i ; magnetische trommel 30 wordt geladen en ontladen met betrekking.
j 10 tot de inrichting 10 in een toestand opgenomen binnen het huis ; j 36 en er is geen direkt contact tussen de handen van de be- j dieningspersoon en het magnetische oppervlak 31 en stofdeeltjes en dergelijke kunnen aldus niet hechten op het magnetische j i oppervlak 31 · Een venster 37 is gevormd in de langsrichting van, | 15 het huis 36, dat vil zeggen volgens een richting evenwi j dig aan de axiale kern van de magnetische trommel 30. Ribben 38a en 38b i zijn gevormd op het buitenoppervlak van het huis 36 in de lengte-richting daarvan. Een vasthoudkap 39 is aangebracht op de ! binnenomtrek bij het boveneinde van het huis 36. Een flensge- j 20 deelte 36a gebogen in de binnenwaartse omtreksrichting, is ge- ; vormd op het ondereinde van het huis 36. Bij het monteren van het patroon 33, wordt de magnetische trommel 30 ingebracht in het huis 36 vanaf de bovenzijde in een toestand vaarbij de vasthoudkap 39 wordt verwijderd, zodat de magnetische trommel 30 25 wordt opgenomen binnen het patroon 22, waarna de vasthoudkap 39 wordt gemonteerd. De magnetische trommel 30 wordt tegen buiten- i ! waarts slippen uit het patroon 22 tegengehouden door de vast houdkap 39 en wordt tegengehouden tegen neerwaarts slippen uit het patroon 22 door samenverking met het trapgedeelte gevormd 30 door het kleine diametrale deel 3^ en het flensdeel 36a van j het huis 36. *
Wanneer het patroon 22 werkt in een toestand ; geladen in het aandxijfstelsel bQ zoals hierna zal vorden be- ! schreven, blijft het huis 36 stationair en roteert alleen de 35 magnetische trommel 30. Aldus zijn de buitendiameter en lengte I _ __ _ ______ ^ 8204129 fr""~ · ~ r~ x > - 11 - van de magnetische trommel 30 kleiner ingest eld dan die van het; huis 36. Door aldus in aanmerking te nemen de fout ingevoerd | bij het plaatsen van de magnetische trommel 30 volgens de radia- ! le richting en de drukrichting bij het laden, is er speling j 5 tussen de magnetische trommel 30 en het huis 36» Teneinde even-: ! vel beschadiging aan het magnetische oppervlak 31 van de magne tische trommel 30 te voorkomen bij hanteren van het patroon 22, I moet bovengenoemde speling tussen de magnetische trommel 30 : en het huis 36 zo worden gekozen, dat er geen contact is tussen ; 10 het magnetische oppervlak 31 en het binnenste omtreksoppervlak ; ! t j van het huis 36. | ! ! j Volgens de uitvinding zijn mogelijke organen ; j ontvorpen voor: (1) het voorkomen van rotatie of speling in de j | ! magnetische trommel 30 door samenwerking van een nokvormige ; { . ! j 15 vinger met de magnetische trommel 30 of het aanbrengen van een : j drukveer met betrekking tot de magnetische trommel 30; (2) ; ! het vormen van een geschikt kussenorgaan aan het binnenoppervlak | van het huis 36; (3) het zodanig vormen van de magnetische trom- ! mel 30 dat het magnetische oppervlak 31 geen direkt contact j ' j 20 maakt met het huis 36; en dergelijke,in een toestand vaarbij het I patroon 22 niet is geladen in het aandrijfstelsel Uo. De organen | (3) worden gebruikt in het bovenbeschreven uitvoeringsgeval, 1 \ j door het fabrikagegemak, de fabrikagekosten en dergelijke in re- ; kening te nemen. Dit betekent dat de beveging van de magnetische j 25 trommel 30 in de radiale richting is beperkt door het contact , j tussen het kleine diametrale deel 3^ en het flensdeel 36a, en i het contact tussen het ringvormige uitsteeksel 33 en de vasthoud- i kap 39· Het magnetische oppervlak 31 van de magnetische trommel j 30 vordt aldus gescheiden van het binnenste omtreksoppervlak | 30 van het huis 36, tengevolge van bovengenoemde constructie. Aldus j maakt het magnetische oppervlak 31 geen vrijvingscontact met het : huis 36. Buitendien vordt de speling in de magnetische trommel 30 volgens de drukrichting beperkt door de bovengenoemde con- β Λ structxe welke voorkomt dat de magnetische trommel 30 uit het ""35 huis 36 slipt in opvaartse en neervaartse richtingen.
8204129 -12- i s. . _____
Zoals getekend in figuur 5» omvat het aan-
J
drijfstelsel 1+0 van de inrichting 10 in het algemeen de motor 2k, een trommelhouder U1 en een holle cilindervormige huis- I
i houder 1+2. Bij het laden van het patroon 22 in het aandrijfstel-| 5 sel 1+0, wordt de trommelhouder 1+1 relatief.ingebracht in het ! holle deel 30a van de magnetische trommel 30. Buitendien wordt ! het huis 36 ingebracht in de huishouder 1+2 in een toestand waar-
1 I
! bij de uitsteeksels 38a en 38b op het huis 36 samenwerken met i geleidingsgroeven l+3a en l+3b van de huishouder 1+2 wanneer het j 10 huis 36 wordt ingebracht binnen het holle deel van de huishouder i j | 1+2 samen met het inbrengen van het patroon 22 in het aandrijf- ; i stelsel 1+0 vanaf de bovenzijde van het aandri j f st els el 1+0. Een ; stelschroef 1+1+ welke past binnen het monteergat 32 van de magne-j tische trommel 30, steekt uit vanaf het centrale bovenoppervlak' j 15 van de trommelhouder 1+1. Een taps oppervlak 1+5 is gevormd op j j het ondergedeelte van de trommelhouder 1+1. j
Een deel van de huishouder 1+2 is uitgesneden ; volgens de langsrichting (evenwijdig aan de axiale kern) voor j het vormen van een uitsnijding 1+7, en de magnetische kop 1+6 van' 20 het magnetische koporgaan 28 is geplaatst tegenover een uitsnij- ding 1+7. Het huis 36 wordt ingebracht in een richting zodanig dat het venster 37 is tegenover de magnetische kop 1+6 via de ; uitsnijding 1+7, Door de plaatsing gevormd door de uitsteeksels 38a en 38b en de geleidingsgroeven l+3a en l+3b. Het is niet ; · 25 essentieel om te voorzien in twee paren van deze uitsteeksels j en geleidingsgroeven en het is voldoende te voorzien in een slechts 6en paar van uitsteeksel en geleidingsgroef. Bij het j aanbrengen van twee paren uitsteeksels en geleidingsgroeven zo- ! als bij de bovenbeschreven uitvoeringsvorm, is het wenselijk ; 30 te voorzien in uitsteeksels en geleidingsgroeven op plaatsen j ! afwijkend van diametrale standen teneinde het inbrengen van het ' huis 36 in de tegengestelde richting te voorkomen. Het verband tussen de genoemde uitsteeksels en geleidingsgroeven kan tegen-i gesteld zijn, dat wil zeggen dat de uitsteeksels kunnen zijn 1 35 aangebracht op de huishouder 1+2 en de geleidingsgroeven kunnen 8204129 - 13 - β i zijn aangebracht in het huis 36. 5 i
Zoals hierna zal worden beschreven, wordt de _ magnetisehe trommel 30 van het patroon 22 geladen in het aan- ' drijfstelsel 4o, geroteerd samen met de trommelhouder hi door , 5 de motor 2b. De magnetisehe kop k6 van het*magnetische koporgaan 28 wordt continu of onderbroken aangedreven door de toevoer-schroef 25 en de toevoermoer 27. Als resultaat wordt een infor-_ matiesignaal zoals het videosignaal geregistreerd en gerepro-duceerd met betrekking tot het magnetisehe oppervlak hi door 10 de magnetisehe kop k6 volgens spiraalvormige of concentrische ' banen, ϊ
Hierna zal een beschrijving worden gegeven met betrekking tot een uitvoering met praktische afmetingen en ro-tatiesnelheid van de magnetisehe trommel 30. j f 15 Indien in aanmerking genomen het feit, dat de afmetingen van het uitvendige gestel van de inrichting 10 vol- ; i gens figuur 1 moet zijn in het gebied van de bestaande 35 mm : optische camera, is het wenselijk dat de afmetingen van de magne- i tische trommel 30 zijn in het gebied van een patroon van de 20 bestaande 35 mm film (^7 mm lengte en 25 mm diameter) of in het' i gebied van een patroonhuis dat het bovengenoemde patroon opneemt 1 . 1 j (53 mm lengte, 31 mm huisdiameter en 3^- mm kapdiameter). j
Anderzijds is bij de draagbare soort TOR voor huisgebruik welke thans zeer populair is over de gehele wereld, 25 de diameter van een trommel voorzien van twee roterende koppen, ' gekozen op 62 mm en de rotatiesnelheid van de trommel gekozen op 30 omw/sec. Aldus is de relatieve lineaire snelheid tussen | de magnetisehe band en de koppen gekozen op 5,8 m/sec. Regi- ! stratie en reproduktie van fijne kwaliteit van.het videosignaal | 30 wordt verwezenlijkt door het kiezen van de relatieve lineaire * ! snelheid tussen het magnetisehe registreermedium en de koppen ; .. op de bovengenoemde waarde.
! Bij een voorkeursuitvoering worden, indien de ! Λ ' relatieve lineaire snelheid tussen het magnetisehe oppervlak 31 ΐ . 35 van de magnetisehe trommel 30 en de magnetisehe kop is geko- 8204129 - 1¾ - ι--—— ' 4 "" ................... ' .......... ........" ~ " zen op 5j8 m/sec, de diameter en de rotatiesnelheid van de mag-' netische trommel 30 respectievelijk ingesteld op 31 mm en 60 j omw/sec. Indien verder de lengte van de magnetische trommel 30 * i is gekozen in het gebied van 50 mm, kan de maat als geheel wor-; 5 den ingesteld op een maat praktisch gelijk aan die van bet pa- : ! . i i troonbuis van de 35 mm film. j I .. . i j Vervolgens zal een beschnjvnng worden gege- ' i ven met betrekking tot de eigenschappen van de magnetische | trommel 30 in vergelijking met de magnetische schijf welke is ! t A | ! 10 gebruikt bij vroeger beschreven elektronische camera's. Indien ‘
j I
; de diameter en rotatiesnelheid van de magnetische trommel res- : I * ι ; pectievelijk zijn gekozen op 31 mm en 60 omw/sec (3600 omw/min) , • wordt de relatieve lineaire snelheid van 5,8 m/sec verkregen .
| tussen de magnetische trommel 30 en de magnetische kop 1+6. Al- ' i .... ! | 15 dus kan een veld van het televnsievideosignaal dat wordt opgeno- i ... . . : | men worden geregxstreerd bij een omwentelmg van de magnetische trommel 30. Omdat buitendien de diameter van de trommel 30 prak-| tisch dezelfde is over de gehele lengte van het magnetische j oppervlak 31 (50 mm lengte bij bovengenoemd voorbeeld), is de i j 20 relatieve lineaire snelheid dezelfde gehouden en kan het regi- ' i : j streren en reproduceren effectief worden uitgevoerd met dezelfde i verkingskarakteristiek over de gehele lengte van het magnetische oppervlak 31. Indien een elektronische volgingstechniek wordt | toegepast met betrekking tot de magnetische kop 1+6, kan de regi- i | 25 stratie en reproduktie worden uitgevoerd volgens een smalle ! baan waarbij de baanbreedte 3yum is en- de bewakingsband 1,5yum | is (baanspoed van 1+,5 ^um) bij voorbeeld. Indien dus het bewe- ! gingsgebied van de magnetische kop 1+6 met betrekking tot het mag- ! netische oppervlak 31 met een lengte van 50 mm is gekozen op i 30 1+8,6 mm, bij voorbeeld, kunnen 1+8,6 mm/1+, 5 yUH = 10800 banen j worden gevormd op de magnetische trommel 30. Wanneer daarom re- t • gistratie en reproduktie van stilstaande beelden wordt uitgevoerd, ! kunnen meer dan 10.000 beeldrasters van stilstaande beelden wordt uitgevoerd, kunnen meer dan 10.000 beeldrasters van stil-35 staande beelden worden geregistreerd en gereproduceerd. Wanneer 8204129 *r------ - 15 - anderzijds continue registratie en reproduktie van filmbeelden worden uitgevoerd, voor normale registratie en reproduktie, t kunnen 10.800/60 x 60 = 3 dus 3 minuten van normaal registreren j en reproduceren van volledig beeld worden uitgevoerd. Indien een ! 5 zogenaamd veldverspringingsregistreren wordt uitgevoerd waar- | bi,j de registratie wordt uitgevoerd voor elk secondeveld, kun- ; nen zes minuten van registreren en reproduceren worden uitge- i i i voerd vanwege het feit dat er dertig beeldrasters per seconde j in dit geval zijn. | j 10 Bij de gebruikelijke 8 mm filmcamera zijn er ! i zestien beeldrasters per seconde en is de opneemtijd of terug- ί . . ί j speelduur van een rolfilm drxe minuten. Aldus kan volgens het | registreermedium van de onderhavige uitvinding een informatie- | hoeveelheid tweemaal die van de 8 mm film worden geregistreerd j 15 voor een gegeven tijd of duur zelfs indien de veldverspringings- i | registratie wordt uitgevoerd. Buitendien wordt de registreerduur tweemaal die van de 8 mm film. Aldus kan het registreermedium volgens de uitvinding niet alleen worden gebruikt in plaats van de gebruikelijke 35 mm stilstaande beeldcamera, maar kan zelfs 20 de gebruikelioke 8 mm filmcamera vervangen. ' j Indien anderzijds een werking equivalent aan i de werking van de magnetische trommel volgens de uitvinding t | werd vereist met betrekking tot de magnetische schijf van de hier- i j voor beschreven elektronische camera, zou de diameter van de 25 bovenste binnenste omtreksstand op de magnetische schijf gelijk j worden aan 31 mm teneinde een relatieve lineaire snelheid van 5*8 m/sec tussen de magnetische schijf en de magnetische kop ; te verkrijgen. 0m aldus de bovengenoemde registreercapaciteit te f I verkrijgen door het starten van het registreren vanaf de binnen- ! 30 ste omtreksstand op de magnetische schijf, zo.u een registreer- ί gebied van 50 mm langs de radiale richting van de magnetische » J .
; schijf zijn vereist vanaf de binnenste omtreksstand, en de dia- | meter bij de buitenste omtreksstand zou dan gelijk zijn aan 131 ί mm als resultaat. Het is echter onmogelijk een magnetische | 35 schijf met zulk een grote diameter op te nemen binnen een gestel- 8204129 - 16 - lichaam met afmetingen in het gebied van de 35 mm. camera. Indien echter de afmetingen van de magnetische schijf zo worden gekozen . dat-de magnetische schijf kan worden opgenomen binnen het gestel- i lichaam met de afmetingen in het gebied van de 35 mm camera, 5 wordt de relatieve lineaire snelheid tussen de magnetische schijf en de magnetische kop verminderd en een grote vermindering wordt i ingevoerd in de registreercapaciteit in vergelijking met de magnetische trommel volgens de onderhavige uitvinding. Het zal : duidelijk zijn nit het bovenstaande, dat de magnetische trommel 10 volgens de uitvinding superieur is bij het uitvoeren van het registreren en reproduceren in een toestand waarbij de magneti- 1 sche trommel is opgenomen binnen het gestellichaam met afme- } tmgen in- het gebied van de 35 mm camera, j
Het is niet essentieel voor het geval van het! 15 magnetische trommelpatroon om een cilindervorm te hebben zolang de magnetische trommel 30 daarin kan roteren en een praktisch rechthoekig blokvormig huis 50 volgens figuur 6 kan worden ge- ; bruikt. In dit geval is een venster 51 overeenkomend met het bovengenoemde venster 37 aangebracht in het huis 50 en is een | 20 uitsnijding 52 aangebracht bij een hoekgedeelte van het huis 50 | voor plaatsing. Een huishouder van een aandrijfstelsel dat is j geladen met een magnetisch trommelpatroon 53 met de bovengenoem- j de constructie, is gevormd in een hoi praktisch rechthoekig ; j blokvormige uitvoering zodat het huis 50 daarin kan worden ge- : 25 plaatst. j
Figuur 7 toont een vergrote dwarsdoorsnede van een toestand waarbij het patroon 22 is geladen in het aan- i drijfstelsel Uo, Zoals bovenbeschreven, rust in het geval dat i j het patroon 22 is geladen in het aandrijfstelsel 1*0, het huis | 30 36 op en wordt gedragen door een trapgedeelte i+2a van de huis- | houder h2. Verder rust het tapse oppervlak 35 “bij het ondereinde I van de magnetische trommel 30 op het tapse oppervlak ^5 van de | trommelhouder U1. De stelschroef 1+4 dringt door het monteergat 32 in de magnetische trommel 30 en is de magnetische trommel 30 ^~35 gemonteerd op de trommelhouder Hi door een moer 60. In deze toe- 8204129 - 17 - — —— - ι stand maakt de magnetische trommel 30 geen contact met het huis 36» dat wil zeggen gescheiden van het binnenonrtreksoppervlak van het huis 36 en is rot eerbaar daarin samen met de trommelhouder hi. Zelfs indien hier de magnetische trommel 30 een he- .
) 5 paalde dikte heeft voor mechanische sterkte, kan de binnendia- i j meter van het holle deel 30a van de magnetische trommel 30 nog j 20 mm zijn vanneer de diameter van het magnetische oppervlak 31 | is ingesteld op 31 mm en verder kan de lengte van het holle deel ; 30a zijn in het gelded van 1+5 mm.
10 De motor 2k is aangebracht binnen de trommel- houder 1+1. Gelijkstroommotoren zoals een inwendige rotormotor, een uitvendige rotormotor, een kommotor, een Hall-elementmotor, een gedrukte motor en een borstelloze motor kunnen vorden gebruikt als de motor 2k. De motor 2k omvat een rotor (anker) 62 opge-i 15 nomen binnen een motorhuis 61, een veldmagneet 63, een commu- | tator 6k, een borstel 65 en een rotatie-as gemonteerd met de | rotor 62. De rotatie-as 66 wordt axiaal gedragen door lagers 67 I en 68 velke zijn gemonteerd op het motorhuis 61 en het bovenein- j de van de rotatie-as 66 is ingebed bevestigd aan de trommelhouder j 20 1+1. Aldus wordt de trommelhouder 1+1 geroteerd met de rotatie- ! as 66. ' ! i | Een tandwiel 69 is bevestigd aan het onder- einde van de rotatie-as 66. De rotatie-as 66 roteert een as 7*+ j j via tandwielen 69 en 70, een as 71 en tandwielen 72 en 73. De j 25 bovengenoemde tandwielen 69, 70, 72 en 73 vormen een snelheids- | reductiemechanisme 81+. De as 7^ roteert een uitgangsas 76 via \ een elektromagnetische koppeling 75· Een riem is gestrekt tussen I de uitgangsas j6 en een riemschijf 77 velke is aangebracht aan I het ondereinde van de toevoerschroef 25· j 30 Een opneemkop 78 van een frequentiegenerator wordt aangebracht bij een stand tegenover het tandwiel 69 en een uitgangssignaal wordt opgewekt door de rotatie van het tand- i 82 0 4 1 2 9 wiel 69 en verkregen via een aansluitklem 79. Dit uitgangssig naal wordt gebruikt voor rotatieregeling. Een aandrijfspanning Γ~ 35 vanuit een aansluitklem 80 wordt toegevoerd aan de borstel 65 - 18 - van de motor 2k en een aandrijfspanning vanuit de aansluitklem 81 wordt toegevoerd aan de elektromagnetische koppeling 75· Buitendien wordt een registreersignaal toegevoerd aan de magne-tische kop k6 vanuit een aansluitklem 82 en wordt een gerepro-5 duceerd signaal verkregen uit deze magnetische kop k6,
Wanneer de aandrijfspanning vanuit de aansluitklem 80 wordt toegevoerd aan de torstel 65 voor het bekrach-tigen van de motor 2k, roteert de rotatie-as 66 en roteert de magnetische trommel 30 als een geheel met de trommelhouder U1 10 bij een rotatiesnelheid van 60 omw/sec (3βθ0 omw/min). Het | registreren en/of reproduceren met betrekking tot het magnetische oppervlak 31 wordt uitgevoerd door de magnetische kop k6. Wan- : neer verder de elektromagnetische koppeling 75 wordt bediend door het leveren van de aandrijfspanning vanaf de aansluitklem 81 15 daaraan, wordt de rotatiesnelheid van de rotatie-as 66 gere- duceerd tot 1/1000 van de oorspronkelijke snelheid door het ge-noemde snelheidsreductiemechanisme en wordt de toevoerschroef 25 geroteerd via de riem 26. Het magnetische koporgaan 28 wordt dus opwaarts en neerwaarts bewogen samen met de toevoermoer 27, 20 tengevolge van de rotatie van de toevoerschroef 25· De snel- : heidsreductieverhouding van het snelheidsreductiemechanisme 8)+, de rotatie-overbrengverhouding met betrekking tot de riemschijf 77, de schroefspoed van de toevoerschroef 25 en dergelijke worden ingesteld zodanig dat de magnetische kop k6 wordt toe-25 gevoerd met een baanspoed voor een omwenteling van de magnetische trommel 30.-
Bij continu registreren en reproduceren van bewegende beelden wordt de toevoerschroef 25 continu geroteerd indien de elektromagnetische koppeling 75 continu wordt bediend 30 en de magnetische kop k6 beweegt aldus continu. Aldus wordt op dit punt het videosignaal continu geregistreerd op of gerepro-duceerd van een spiraalvormige baan op het magnetische oppervlak 31 van de magnetische trommel. Wanneer buitendien een regi-i streren of reproduceren van een stilstaand beeldraster wordt ! '35 uitgevoerd, wordt de bovengenoemde elektromagnetische koppeling t _ _ ___ _ _________ __ _ _ ___ _ ___ 8204129 - 19 - 75 onderbroken bediend. Indien de constructie zo is, dat het registreren wordt uitgevoerd gedurende de uitgeschakelde toe-stand van de elektromagnetische koppeling 75, worden contentri- • sche banen gevormd op het magnetische oppervlak 31 en de spi- i ! 5 raalvormige baan wordt gevormd op het magnet ische oppervlak 31 | indien de constructie zo is, dat het registreren wordt uitge- j voerd gedurende de ingeschakelde toestand van de elektromagne- i | tische koppeling 75·
Grensschakelaars 83a en 83b welke contact | 10 maken met de toevoermoer 72, zijn aangebracht op de toevoer- j schroef 25 teneinde het toevoergebied van het magnetische kop- j orgaan 28 te begrenzen. Wanneer het magnetische koporgaan 28 { opwaarts wordt gevoerd vanaf een lagere stand terwijl registre- i j ren of reproduceren wordt uxtgevoerd en een bovenste grensstand i 15 van het toevoergebied bereikt, wordt de grensschakelaar 83b be- ! diend door de toevoermoer 27 en wordt het magnetische koporgaan { 28 teruggebracht naar de lagere stand. Het neerwaarts toevoeren i i van het magnetische koporgaan 28 wordt gestopt wanneer de grens- i schakelaar 83a wordt bediend door de toevoermoer 27.
j 20 Indien er een mogelijkheid is van magnetisch i lekveld vanaf de veldmagneet 63 naar de magnetische trommel 30 J door gebruik van de motor volgens figuur 7 met de veldmagneet | 63 als de motor 2U, kunnen weekijzer en dergelijke worden ge- j bruikt voor het motorhuis 61 en/of de trommelhouder 41 voor j 25 het blokkeren van het magnetische veld. Evenwel werden volgens | proefresultaten verkregen met een proefuitvoering, geen proble- ! men waargenomen uit praktisch oogpunt zelfs indien een niet- ! magnetisch aluminium werd gebruikt voor het motorhuis 61 en de ; trommelhouder ^1.
30 Als een uitvoering van een fabrikagemethode voor de magnetische trommel 30 wordt aluminium of plastic ge-| vormd en neemt de centrale axiale lijn van het holle deel de j . centrale rotatielijn aanVoor het schurend afwerken van het bui- tenomtreksoppervlak met hoge nauwkeurigheid voor het vormen van i "35 een magnetische trommelbasis. Een dunne magnetische laag van me- 8204129 - 20 - i { taal, legering, oxyde, permalloy, amorf materiaal en dergelijke: i wordt neergeslagen op het buitenste omtreksoppervlak van de magnetische trommelbasis door vacunmneerslag en het magnetische : oppervlak 31 wordt gevormd door ionenplatering, verstuiving, j j S 5 elektroplatering of elektroloos plateren. ; | Wanneer de magnetische trommel 30 met een j holle cilindrische vorm open aan een einde (ondereinde) wordt j i geladen in het aandrijfstelsel 40, is de constructie zo, dat j het trommelaandrij fmechanisme met de motor 2k, de trommelhouder j 10 41 en dergelijke hinnentreedt in het holle deel 30a van de mag- ! netische trommel 30. 0m deze reden kunnen de afmetingen van de inrichting als geheel zeer compact zijn gemaakt. j
Hierna zal een beschrijving worden gegeven met hetrekking tot een uitvoering van het magnetische koporgaan' 15 28 overeenkomstig figuur 8. Een gestelorgaan 90 is gevormd ; door bulging van een magnetisch materiaal tot praktisch een U-vorm. Permanente magneten 91 en 92 zijn bevestigd aan binnen-zijden van armdelen van het gestelorgaan 90 en een U-vormig juk 93 is hevestigd op het basisdeel van het gestelorgaan 90 tussen 20 de permanente magneten 91 en 92. Een bewegend lichaam 9^ omvat een paar spoelen 95 en 96 gewikkeld in een rechthoekige vorm.
Elk van de spoelen 95 en 96 is respectievelijk naburig aan een stijve steunplaat 97 en is daaraan bevestigd. Een bladveer 98 van bijvoorbeeld fosforbrons is aangebracht over de topeinden 25 van de armdelen van het gestelorgaan 90, in een toestand waar- bij beide einden van de bladveer 98 respectievelijk worden onder-| steund door rubbersteunen 99 en 100, Draailagers 101 en 102 j respectievelijk met een einde daarvan bevestigd aan de steun- i j plaat 97, steken door een paar openingen aangebracht in de blad- ! 30 veer 98, V-vormige groeven 101a en 102a zijn gevormd aan het > | andere einde van de respectieve draailagers 101 en 102.
| De magnetische kop k6 is aan het topeinde ' voorzien van een drijdragende hefboom 103. De vrijdragende hef- boom 103 omvat twee lange en smalle staven 10U en 105 bevestigd ! 35 bij het topeinde daarvan in een V-vorm. Kegelvormige draaipunten 8204129 - · —......—-----1 - 21 - 10la en 105a gemaakt van hard materiaal, zijn aangehracht bij respectievelijke poten van de staven 10k en 105· Een rechthoekig rubberblok 1θ6 is aangebraoht bij een centraal deel van de steunplaat 97» in een stand waarbij een oppervlak daarvan is 5 gehecht aan de steunplaat 97 en een ander oppervlak daarvan is gehecht aan de bladveer 98·
Een stiftdrukaanlegorgaan 10T is gemaakt van | rubber en heeft een afgeknotte kegelvorm en is bevestigd aan ί r | een centrale plaats van de bladveer 98. Een verbindingskracht- , 10 aanlegorgaan 108 gemaakt van rubberplaat, is bevestigd aan het topeinde van het stiftdrukaanlegorgaan 107* De staven 10¼ en 105 dringen door respectieve einden van het orgaan 108 en zijn bevestigd aan het orgaan 108 bij deze doorsteekpunten. Buitendien is het orgaan 108 met kracht gebogen tot een praktische V-vorm.
| 15 Aldus ontvangt de vrijdragende hefboom 103 een kracht voor drukken van verplaatsing naar het bewegende lichaam 9¼ tenge-volge van een meegevende herstelkracht uitgeoefend door het gebogen orgaan 108. Buitendien zijn de draaipunten 1OUa. en 105a in drukcontact met respectievelijke V-vormige groeven 101a en | 20 102a. Verder wordt een vooraf bepaalde contactdruk aangelegd ' i aan de magnetische trommel 30 vanaf de magneetkop h6 door een j _ ; meegevende kracht van het orgaan 107 verkregen via het orgaan 108 en de vrijdragende hefboom 103· '
De verplaatsing van het bewegende lichaam 9¼ 25 tengevolge van een regelsignaalstroom wordt betrouwbaar over- gedragen aan de vrijdragende hefboom 103, via de draailagers j 101 en 102 en de draaipunten 10Ua en 105a. Aldus wordt de mag- ! netische kop b6 vei^laatst in de richting van een pijl X en een j volgregelwerking wordt nauwkeurig uitgevoerd. Er is geen nood- j 30 zaak voor de bovengenoemde organen 107 en 108 om onafhankelijke j organen te zijn en aldus kunnen deze organen 107 en 108 als j een geheel zijn gevormd.
I Het magnetische koporgaan 28 is gemonteerd ' op de toevoermoer 27, zodat de toevoerrichting van het magneti- ~ '35 sche koporgaan 28 samenvalt met een praktische langsrichting 8204129 - 22 - van de vri j dragende hefboom 103, dat wil zeggen in de richting van de pijl X. De magnetische kop k6 kan sterk worden aange-voerd omdat de mechanische sterkte van de vrijdragende hefboom 103 langs zijn lengterichting groot is.
5 Een metalen onderdeel 109 wordt aangetrokken naar het orgaan 108. Ofschoon afzonderlijk getekend in figuur 8, is een elektromagneet 85 met een spoel 87 gewikkeld om een kern 86, aangebracht nabij het metalen deel 109, afzonderlijk van het magnetische koporgaan 28. De spoel 27 is verbonden met de 10 batterij 17 via een schakelaar 88. De schakelaar 88 is aan gebracht nabij de deksel 23 van de inrichting 10 en is open wanneer de deksel is gesloten en sluit wanneer de deksel 23 ge-opend is. Indien dus de deksel 23 wordt geopend teneinde het patroon 22 te. laden en te ontladen in en uit de inrichting 10, 15 sluit de schakelaar 88 en wordt de elektromagneet 85 gemagneti- seerd. Aldus wordt het metalen deel 109 aangetrokken naar de elektromagneet 85 en wordt de magnetische kop U6 opwaarts gehe-ven volgens de richting van de pijl Z en afgekeerd van de magnetische trommel 30 om te ontsnappen uit het patroon 22. Daarom 20 kan het laden en ontladen van het patroon 22 worden uitgevoerd zonder de magnetische kop k6 te storen.
Hierna volgt een beschrijving met betrekking tot een uitvoering van een registreerstelsel en een reproduceer-stelsel van de beeldopneemregistreer- en/of reproduceerinrich-25 ting 10 volgens de uitvinding, onder verwijzing naar een blok- stelsel van figuur 9. In figuur 9 zijn de onderdelen welke de-zelfde zijn als die in figuur 7» aangegeven met dezelfde ver-wijzingscijfers.
Een kleurenvideosignaal zoals getekend in 30 figuur 10(A) of 11(A) dat is opgenomen door het vaste-stof- beeldopneemelement 1¼ en is gevormd uit de keten welke de gedruk-te keten 18 omvat, wordt toegevoerd naar een registreersignaal-vormketen 112 en een chrominantiesignaalprocesketen 113 vanuit een uitgangsklem 110. Qvereenkomstig wordt een synchronisatie-35 signaal opgewekt door de genoemde keten, toegevoerd aan een regelketen 11 i+ via een uitgangsklem 111. Een regelpaneel 115 8204129 - 23 - . ·-----:-----------! is een verkpaneel voorzien van de verkschakelaar 21 voor het instellen van de verkingsvijze. Een uitgang van het regel- ’ paneel 115 vordt geleverd aan de regelketen 11 h·. De regelketen 114 veroorzaakt dat de motor 2^, velke de magnetische trommel | 5 30 aandrijft, om synchrone rotatie te ondergaan met de rotatie- j snelheid van 3600 omw/min zoals hovenbeschreven, via een I trommelservoketen 116. Buitendien levert de regelketen 11k een [ regelsignaal in overeenstemming met de verkingsvijze aan de j elektromagnetische koppeling 75 velke een gereduceerde rotatie- | 10 snelheid van 3,6 omv/min van de uitgangsas 76Veroorzaakt door het snelheidsreductietandmechanisme 83 via de aansluitklem 81 voor het regelen van de verking van de elektromagnetische koppe-I ling 75.
i ; Het draaggolfchrominantiesignaal binnen het I 15 bovengenoemde aldus opgenomen kleurenvideosignaal, vordt in frequentie omgezet in een lage-band omgezet draaggolfchrominan-I tiesignaal met een sub-draaggolf f (629 kHz bijvoorbeeld) bij ; de chrominantiesignaalprocesketen 113. Het resulterende lage- I · · * ! band omgezette draaggolfchrominantiesignaal vordt dan toege- ; 20 voerd aan de registreersignaalproduceerketen 112. De registreer- i I signaalproduceerketen 112 scheidt het luminantiesignaal uit het | bovengenoemde kleurenvideosignaal en geeft frequentiemodulatie \ 1 · · ♦ · · l aan het afgescheiden luminantiesignaal. Het m frequentiegemo- j duleerde luminantiesignaal vordt ondervorpen aan frequentiever- j 25 delingsmultiplex met het lage-band omgezette draaggolfchromi- ! i nantiesignaal vanuit de chrominantiesignaalprocesketen 113 en ‘ levert een registreerinformatiesignaal. Het frequentiespectrum van dit registreerinformatiesignaal is aangegeven in figuur 12. In figuur 12 geeft de band I het in frequentie gemoduleerde , 30 luminantiesignaal aan, en geeft een band II het in frequentie omgezette draaggolfchrominantiesignaal aan. Het is 00k mogelijk een geluidssignaal te registreren. In dit geval vordt een ge-luidssignaal van het geluid opgenomen door een microfoon (niet getekend) van de inrichting 10 van figuur 1 in frequentiegemodu-"35 leerd (de draagfrequentie van het geluidssignaal is f^) voor het 8204129 - 2k - ------, ί
innemen van een band III in figuur 12. J
Het bovengenoemde registreerinformatiesignaal vordt toegevoerd aan een schakelketen 117. Het registreerinformatiesignaal vordt gevoerd door de schakelketen 117 alleen ge-5 durende even veldperioden en geblokkeerd gedurende oneven veld- perioden bijvoorbeeld, dat wil zeggen dat het registreerinformatiesignaal slechts vordt doorgelaten gedurende een van de oneven j of even veldperioden, door een schakelimpuls aangegeven in figuur 10(C) met een 1-veld van positieve periode dat vordt ver-10 kregen uit een ingangsklem 118. Als resultaat vordt slechts het registreerinformatiesignaal van de even veldperioden doorgelaten vanuit de schakelketen 117 gedurende elke andere veld-periode (dat is een zogenaamde veldverspringing velke vordt uit-gevoerd) en toegevoerd aan een menger 119· Een uit gang van een 15' flip-flop (niet getekend) omgeschakeld door een vertikale syn- chronisatie-impuls getekend in figuur 10(B) velke is.gescheiden van het ingaande kleurenvideosignaal, kan vorden gebruikt als de bovengenoemde schakelimpuls.
t
Een spoorvolgsignaalgenerator 120 levert eer-20 ste en tveede spoorvolgregelreferentiesignalen (hierna eenvoudig spoorvolgsignalen genoemd) fp1 en fp2 velke bestaan binnen de band II van het bovengenoemde lage-band omgezette draaggolf-chrominantiesignaal van figuur 12 en hebben onderling verschil-lende frequenties. Een stel poortimpulsen respectievelijk aan- ' 25 gegeven in figuren 10(D) en 10(E) elk met een herhalingsfre- quentie van 30 Hz, velke een helft is van die van de bovengenoemde schakelimpuls, waarvan de positieve polariteitsperiode j .. een 1-veldperiode is in fasesynchronisatie met de negatieve polariteitsperiode van de bovengenoemde schakelimpuls, en de 30 relatieve fasen van de tvee poortimpulsen verschillend in tijd i | over een 2-veldperiode, vorden opgevekt bij een keten binnen de .
spoorvolggenerator 120. Als resultaat vordt het eerste spoor- j volgsignaal fp1 toegevoerd aan de menger 119 gedurende de posi- i j tieve polariteitsperiode van de poortimpuls getekend in figuur i i 35 10(D) en vordt het tveede spoorvolgsignaal fp2 toegevoerd aan de > _ ____________________________________________ ______________ ____ 8204129 - 25 - ' . . i
menger 119 gedurende de positieve polariteitsperiode van de | poortimpuls van figuur 10(E). I
Bij de onderhavige uitvoering vorden teneinde zvevingsstoring te voorkomen met betrekking tot het registreer-5 informatiesignaal in het magnetische registreer- en reproduceer- j overdr'aagstelsel en het uitvoeren van het registreren en repro- ! duceren op een geschikt niveau met een hoge signaal-ruisver- | houding (S/N), de spoorvolgsignalen fp1 en fp2 opgevekt in een vorm van een toonsalvo slechts bestaande binnen intervallen 10 overeenkomend met horizontale onderdrukkingsperioden velke de f [ videoperiode en de kleursalvoperiode van het ingaande kleuren- ; j videosignaal aangegeven in figuur 11(A) vermijden zoals aange- j geven in figuren 11(C) en 11(E) door de schakelimpulsen aan- ! gegeven in figuren 11(B) en 11(D). Zoals duidelijk is te zien j 15 in figuren 11(A) tot 11(E), vorden buitendien de eerste en tvee- j de spoorvolgsignalen fp1 en fp2 opgevekt gedurende elke tweede
j 1 Η (H geeft een horizontale aftastperiode aan) voor een 2 H
I periode om redenen velke hiema zullen vorden beschreven. Bui ten- Ϊ | dien vorden, zoals hiema zal vorden beschreven, tvee soorten ! i i 20 spoorvolgsignalen fp1 en fp2 geregistreerd op naburige banen \ ^ | met daartussen een informatiesignaalregistreerbaan op het regi- j streerbaanpatroon, met 1H verschuiving op een afwisselende vi«jze.
j Aldus vordt slechts het eerste spoorvolgsig- J naal fp1 geleverd vanuit de menger 119 op een salvovijze gedu- j 25 rende een bepaald veld (bijvoorbeeld oneven veld) periode en | vordt een frequentieverdelingsmultiplex geregistreerd signaal | FM (Fe1) van een opvolgende veld (even veld) periode gevormd gedurende die opvolgende veldperiodes als getekend in figuur 10(F). Verier vordt gedurende een opvolgende oneven veldperiode slechts ; 30 het tveede spoorvolgsignaal fp2 geleverd op een salvovijze en ί vordt gedurende een opvolgende even veldperiode een geregi streerd signaal FM (Fe2) van dat opvolgende even veld gevormd.
Aldus vordt een tijdvolgorde-multiplexsignaal verkregen door overeenkomstig de bovenbeschreven produktie van signalen te her-35 halen. Het tijdvolgorde-multiplexsignaal vordt versterkt tot 8204129 , .........— .... I-.....— ................... .................. .......... —----- " — ................
--2 6 - een geschikt niveau in een registreerversterker 121. Het ver- ί sterkte signaal uit de registreerversterker 121 loopt door een : schakelketen 122 welke is verbonden met een aansluitklem R via j een registreerwijzesignaal vanuit een registreerwijze-aansluit-· i 5 klem 123 en wordt toegevoerd aan de magnetische kop b6 vanuit | * ; ; de klem 82. Ket aldus aan de magnet ische kop h6 toegevoerde ? j signaal wordt geregistreerd op de spiraalvormige of concentrische I baan gevormd op het magnetische oppervlak 31 van de magnetische i trommel 30. 1
j I
‘ 10 Zoals bovenbeschreven, bestaan de eerste en tweede baanvolgsignalen fp1 en fp2 biimen de band II van het lage-band omgezette draaggolfchrominantiesignaal in het frequen-tiespectrum, Evenwel worden in de tijd deze spoorvolgsignalen fp1 en f$2 met tijdvolgorde overgedragen binnen een periode ver-15 schillend van de overdraagperiode van het lage-band omgezette draaggolfchrominantiesignaal. Omdat buitendien de spoorvolgsig- t nalen fp1 en fp2 worden overgedragen binnen de horizontale onderdrukkingsperiode met vermijding van de kleurensalvosignaal- periode zoals getekend in figuren 11(A) tot 11(E), kan het re- • » 1 20 gistreren en reproduceren worden uitgevoerd met een hoge sig- naal-ruisverhouding zonder zwevingsinterferentie daartussen. i Hierna zal een beschrijving worden gegeven met betrekking tot het registreerpatroon op de magnetische trommel 30. Bij de onderhavige uitvoering wordt indien de baan-25 breedte van 4 spleet van de magnetische kop b6 is ingesteld op 3,5/Um en de baanspoed is ingesteld op' 2^um, het tijdvolgorde-; multiplexsignaal van figuur 10(P) geregistreerd op de magnetische | trommel 30 met een baanpatroon volgens figuur 13. Omdat de mag- ! netische trommel 30 wordt aangedreven vaor het ondergaan van ! 30 synchrone rotatie bij 3^00 omw/min onder servoregeling, worden * I indien een stand SP wordt aangenomen te zijn de registreerstand ! van de vertikale synchronisatie-impuls, de vertikale synchroni- satie-impulsen en de horizontale synchronisatie-impulsen geregistreerd in een toestand op een lijn langs de koptoevoerrich-35 ting (richting van een pijl A).
8204129 -- .........__ ...... _ . ,-«>( - 27 - » ί ~\ I Elk van de banen t1, t2, t3, tU ... t7, I .... vordt gevormd door de magnetische kop voor elke ene j j omwenteling van de magnetische trommel 30. Gedurende de eerste ! ; ! omwenteling van de magnetische trommel 30 wordt de baan t1 ge- | 5 vormd.- In deze baan t1 wordt het eerste baanvolgsignaal fp1 i j geregistreerd met een 2-veld periode vanaf een stand van de i | tveede·horizontale onderdrukkingsperiode na de vertikale syn- ! \ chronisatie-impuls. De informatiesignaalregistreerbaan t2 wordt gevormd gedurende de volgende ene omwenteling van de magnetische : 10 trommel 30. Het informatiesignaal van de even veldperiode ver- j kregen uit de bovengenoemde schakelketen 117» wordt geregi- i j streerd in deze baan t2. Verder wordt de baan t3 gevormd gedu- rende de volgende omwenteling van de magnetische trommel 30.
| In deze baan t3 wordt het tweede baanvolgsignaal fp2 geregistreerd j 15 met een 2-veldperiode vanuit een stand van de eerste horizon- i i | tale onderdrukkingsperiode na de vertikale synchronisatie-impuls.
I Bij de onderhavige uitvoering wordt de baan- ; breedte aangegeven met TW in figuur 13, gekozen op een waarde | ! groter dan de baanspoed aangegeven met TP, zoals bovenbeschreven.
• 20 Qm deze reden wordt overlappende registratie uitgevoerd tussen ί een bepaalde baan en een opvolgende baan welke wordt geregi- | streerd en gevormd volgend op die bepaalde baan» over een lengte i ! overeenkomend met het verschil tussen de baanbreedte en de S baanspoed (1,5/Um in dit geval). Een deel van de baan onderhe- I 25 vig aan de overlappende registratie van een andere volgende baan, wordt ontmagnetiseerd bij het overlappende registreer- i gedeelte. Overeehkomstig neemt de registreerstand SP van de | vertikale synchronisatie-impuls het startpunt en het eindpunt ; van het registreren aan gedurende elke omwenteling van de magne- | 30 tische trommel en het spoorvolgsignaal fp1 of fp2 en het infor- ) · I matiesignaal worden afwisselend geregistreerd. Aldus wordt op banen gevormd aan beide zijden van de informatiesignaalregi- streerbanen t2, t^, t6, ... aangegeven door arceren in figuur 13, het eerste baanvolgsignaal fp1 geregistreerd in standen ”_35 aangegeven met getrokken lijnen op een baan en vordt het tveede 8204129 - 28 - * baanvolgsignaal fp2 geregistreerd in standen aangegeven met j stippellijnen op de andere baan. Aldus wordt een baanpatroon gevormd waarbij de baanvolgsignalen fp1 en fp2 worden geregistreerd en de informatiesignaalregistreerbaan overlappen met i 5 een lengte overeenkomend met het verschil tussen de baanbreedte TW en de baanspoed TP. Buitendien worden de registreerstanden van het eerste baanvolgsignaal fp1 en het tweede baanvolgsignaal fp2 verschoven over 1H zoals getekend in figuur 13.
Het princiepe van de baanregeling uitgevoerd ! TO door gebruik van de eerste en de tweede baanvolgsignalen fp1 I . ! | en fp2 komt over een met dat, aangegeven in het Amenkaanse | octrooischrift 331.976 ofschoon het registreermedium in dit octrooischrift een schijf is. j
Een beschrijving zal nu worden gegeven betref- 15 fende een reproduceerstelsel, terugkerend naar figuur 9· Gedu- : j rende het reproduceren wordt de schakelketen 122 verbonden met ' | een klem P door een reproduceerwij zesignaal vanuit de klem 123.
j De magnetische kop b6 reproduceert het infonaatiesignaal uit de- j registreerbanen t2, t^, t6, .... op de magnetische trommel 30. ; | 20 Omdat de baanspoed TP kleiner is dan de baanbreedte TW, worden : | drie soorten van signalen, dat wil zeggen het informatiesignaal.
! en de eerste en de tweede baanvolgsignalen fp1 en fp2 vanuit
i I
| de aangrenzende banen aan beide zijden van de bedoelde repro- ! duceerbaan, tegelijk gereproduceerd. Het gereproduceerde signaal ! 25 passeert door de schakelketen 122 en wordt versterkt tot een ge- | schikt niveau bij een voorversterker 12^. Het versterkte signaal ; wordt dan toegevoerd aan een H/2-vertragingsketen 125» een j chrominantiesignaalprocesketen 128 en een automatische verster- kingsregel (AGC) keten 132. De chrominantiesignaalprocesketen ! i 30 128 scheidt en filtert het lage-band omgezette draaggolfchromi- ! nantiesignaal uit het gereproduceerde signaal en geeft fre- : quentie-omzetting van het lage-band omgezette draaggolfchromi- nantiesignaal terug in zijn oorspronkelijke band voor het ver-krijgen van een gereproduceerd draaggolfchrominantiesignaal.
:'_35 Dit gereproduceerde draaggolfchrominantiesignaal wordt toege- 8204129 - 29 - - · 1 ! voerd aan een demodulatieketen 127 via een H/2-vertragingsketen 129. ;
De demodulatieketen 127 geeft frequentiedemodulatie van het \ in frequentie gemoduleerde luminantiesignaal vanuit het gere-5 produceerde signaal vanaf de vertragingsketen 125· Het gedemodu- | leerde luminantiesignaal ondergaat multiplexverking met het ge- I reproduceerde draaggolfehrominantiesignaal vanuit de vertra- ί j gingsketen 129. Als resultant vordt een kleurentelevisiesignaal ! in overeenstemming met het standaardtelevisiestelsel gevormd.
| 10 Het uit gangs signaal van de demodulatieketen 127 vordt toegevoerd j aan een uitgangsklem 131 en ook toegevoerd aan een uitgangsklem i .....
j 131 en ook toegevoerd aan een synchronxsatxesxgnaalschexdxngs- j keten 137 en de regelketen 11U. De vertikale synchronisatie- ί | impuls afgescheiden bij de synchronisatiesignaalscheidingsketen i | 15 137 vordt toegevoerd aan een schakelimpulsgenerator 138 en gebruikt als een referentie bij het opvekken van de schakelimpuls.
De vertragingsketens 125 en 129 herhalen ver-kingen vaarbij het ingangssignaal vordt vertraagd over H/2 I voor een bepaald veld en niet vordt vertraagd voor een veld i , ; 20 volgend op dat bepaalde veld, in overeenstemming met respec- ^ | tievelijke regelsignalen uit klemmen 126 en 130. Omdat het f i j videosignaal, dat is geregistreerd en gereproduceerd, een video- j signaal van elk tveede veld is, dat vil zeggen een videosignaal | van hetzij een van de oneven of even velden, is de genoemde : 25 vertraging van H/2 voor elk tveede veld nodig voor het verkrij- i gen van interliniering.
t
De niveau-afvijking in het signaal uit de { i voorversterker 12^ tengevolge van oorzaken anders dan baanver- I schuiving, vordt geregeld om constant te zijn door de automa- ί : 30 tische versterkingsregelketen 132. De uitgang van de automa- • tische versterkingsregelketen 132 vordt toegevoerd aan banddoor- , laatfilters 133 en 13^ vaarin de eerste en tveede baanvolgsig-nalen fp1 en fp2 van het gereproduceerde signaal respectieve-lijk vorden afgescheiden. Uitgangen van de genoemde banddoor-:~"35 laatfilters 133 en 13^ vorden toegevoerd aan een schakelketen 8204129 - 30 - <* ’ --I Ί “ π — ..» » 135. De schakelketen 135 wordt geschakeld door de schakelimpuls vanuit de schakelimpulsgenerator 138 en levert afwisselend de j eerste en tweede baanvolgsignalen fp1 en fp’2 naar ingangsklem- : men 136a en 136¾ van een baanvolgservoketen 136. De schakelketen 5 135 voert geen schakelwerking uit gedurende een reproduktie van I langzame beweging en voert het schakelen slechts uit gedurende de normale reproduktie bij elke omwenteling van de magnetische trommel 30. De baanvolgservoketen 136 detecteert omhullenden van de baanvolgsignalen fp1 en fp2 en levert een baanvolgfout-10 signaal via een differentiaalversterker. Het baanvolgfoutsignaal wordt omgezet in een vooraf bepaalde aandrij fspanning en toege-voerd aan het magnetische koporgaan 28, Overeenkomstig wordt de magnetisehe kop b6 verplaatst langs de baanbreedterichting van de registreerbaan en de baanvolgregeling wordt zo uitgevoerd 15 dat de baanvolgsignalen fp1 en fp2 constant worden weergegeven i | met gelijk en hetzelfde constante reproduceerniveau, dat wil { .
zeggen zodat het niveau van het FM-signaal binnen het gerepro-duceerde informatiesignaal constant maximaal wordt gehouden.
Indien een stilstaand beeld moet worden gere-20 produceerd door herhaald reproduceren van dezelfde baan bijvoor- beeld, wordt de schakelimpuls niet opgewekt vanuit de schakel-! impulsgenerator 138 (of wordt de polariteit van de schakel impuls gehouden op een constant niveau) en wordt de baan-volg-polariteit constant gehouden op dezelfde polariteit. Bi.j het 25 reproduceren van de baan tU van figuur 13 bijvoorbeeld, .wordt een baanaftastplaats van de magnetisehe kop k6 verschoven naar de baan t6 indien het niveau van het eerste baanvolgsignaal S fp1 groter is dan dat van het tweede baanvolgsignaal fp2. Ander- I zijds wordt een baanaftastplaats van de magnetisehe kop k6 ver- ! 30 schoven naar de baan t2 indien het niveau van het eerste baan- i i volgsignaal fp1 kleiner is dan dat van het tweede baanvolgsignaal ί j fp2. Aldus wordt de magnetisehe kop b6 verplaatst over een ( kleine toename naar de baan t2 in het eerste geval en naar de I baan t6 in het laatste geval en wordt de baanvolgregeling uit- ”“'35 gevoerd zodanig, dat de magnetisehe kop b6 constant over de hart- 8204129 - 31 - t ι l lijn van de baan tb aftast.
Wanneer echter reproduktie van de baan t5 vordt gestart vanaf de positie SP aangegeven in figuur 13, het-geen de eindstand van reproduktie van de baan tb is, vordt het 5 eerste baanvolgsignaal fp1 vanaf de baan tj5 gereproduceerd met I bet maximum niveau. Aldus vordt de magnetische kop b6 snel en ! I ogenblikkelijk verplaatst binnen de baan t2, omdat de baanvolg- | polariteit bij reproduktie van stilstaande beelden vordt ge- bandhaafd op de baanvolgpolariteit bij aftasting van de baan tb. 10 Als resultaat vordt de magnetische kop b6 teruggetrokken ten- einde constant de baan tb te reproduceren zelfs bij discontinue baandelen vaar de registreerstand SP van de vertikale synchroni-satie-impuls is verschoven, zodat de reproduceerniveaus van de baansignalen fp1 en fp2 gebalanceerd vorden. Daarom kan in dit 15 geval d'e reproduktie van stilstaande beelden in termen van velden vorden uitgevoerd door het herhaald reproduceren van slechts de baan tb, !
Vervolgens vordt gedurende normale reproduktie het magnetische koporgaan 28 continu toegevoerd langs de axiale 20 richting van de magnetische trommel 30 bij een vooraf bepaalde ' snelheid overeenkomstig die bij het registreren. Elke baan op | de magnetische trommel 30 moet tveemaal vorden afgetast en gere- | produceerd, omdat het zogenaamde veldverspringingsregistreren ί • is uitgevoerd en het signaal is geregistreerd op de magnetische ; 25 trommel 30 voor slechts elk tveede veld zoals bovenbeschreven.
t ; In dit geval moet nadat de magnetische kop h6 tveemaal aftast over de baan t2 van figuur 13 bijvoorbeeld, de magnetische kop ! b6 snel vorden bevogen naar een stand onmiddellijk na de stand SP van de baan tb vanuit een stand van de baan t2 onmiddellijk i j 30 voorafgaand aan de registreerstand SP van het vertikale synchro- ; nisatiesignaal. In dit geval vordt de polariteit van de uitgaande schakelimpuls van de schakelimpulsgenerator 138 omgekeerd ten-einde de baanvolgpolariteit vanaf de stand SP om te keren. Overeenkomstig vordt omgekeerd als bij het aftasten van de baan t2, ' 35 de magnetische kop b6 verplaatst langs de baanbreedterichting, 8204129 1 - ν · . -...... -...... . - - JL· - 32 - i • * naar de baan t2 indien de gedetecteerde omhullende van het baanvolgsignaal fp1 groter is dan die van het. baanvolgsignaal fp2, en naar de baan t6 indien de gedetecteerde omhullende van het baanvolgsignaal fp1 kleiner is dan dat van het baanvolgsignaal 5 fp2. Dit betekent dat baanvolgregeling zo vordt uitgevoerd dat de magnetische kop k6 de baan tU aftast en reproduceert.
Daarna vordt een symmetrische rechthoeksgolf in fasesynchronisatie met de vertikale synchronisatie-impuls en met een H-veldperiode, overeenkomstig opgevekt door de schakel-.
10 impulsgenerator 138 en toegevoerd aan de schakelketen 135· i
Overeenkomstig reproduceert de magnetische kop k6 herhaald elk van de informatiesignaalregistreerbanen tveemaal voor het i verkrij gen van het normale reproduktiebeeld. !
Figuur 1U(A) toont een ingaande gereproduceerde .
15 signaalgolfvorm naar de voorversterker 12k gedurende het boven-i genoemde normale reproducen. Signaalgolfvormen in velden Fe1',
Fe2' en Fe3* geven respectievelijk signaalgolfvormen veer, ver-kregen vanneer de signalen in de velden Fe1, Fe2 en Fe3 voor een tveede maal vorden gereproduceerd. Buitendien vordt geduren-20 de deze normale reproduktie het baanvolgsignaal fp1 volgens figuur 1MB) verkregen vanuit het gereproduceerde signaal bij het banddoorlaatfilter 133s en vordt het baanvolgsignaal fp2 volgens figuur 1^(C) verkregen uit het gereproduceerde signaal bij het banddoorlaatfilter 13^. Figuur 1H(D) toont de uitgangsschakel-i 25 impuls van de schakelimpulsgenerator 138 gedurende de normale | reproduktie. Buitendien tonen figuren iH(E) en 1^(F) respectieve- ! lijk ingangsbaanvolgsignalen naar de ingangsklemmen 136a en f | 136b van de baanvolgservoketen 136.
| Bij de bovengenoemde uitvoering vorden het i | 30 videosignaal en de baanvolgsignalen afwisselend geregistreerd * » m i op elke baan op de magnetische trommel 30 door de magnetische ! kop k6. Aldus vordt het zogenaamde veldverspringen van elk ander veld (slechts de even velden vorden bijvoorbeeld geregistreerd) ; uitgevoerd bij het registreren met betrekking tot het video- .,. i 35 signaal. Indien om deze reden een microfoon in'de inrichting 10 8204129 - 33 -
---- ---—------—----------------------- I
. I I
is aangebracht en een poging wordt ondemomen om het geluids-signaal opgenomen door de microfoon, samen met het videosignaal te registreren door het inbrengen van het geluidssignaal in de band III in figuur 12, zal de geluidsinformatie ontbreicen voor 5 om het andere veld vanwege de bovengenoemde veldverspringings- i j registratie.
Aldus worden teneinde continu alle velden van het videosignaal en continu het geluidssignaal te registreren i zonder ontbreking van het geluidssignaal, twee magnetische kop- 10 organen 28 aangebracht, gescheiden van elkaar. Het toevoer- gebied is beperkt zodat een magnetisch koporgaan het registreren en/of reproduceren van een bovenste helft van de magnetische trommel 30 uitvoert, en het andere magnetische koporgaan het registreren en/of reproduceren van een onderste helft van de mag-15 netische trommel 30 uitvoert. Verder worden maatregelen genomen zodanig dat een magnetische kop de baanvolgsignalen registreert en reproduceert terwijl de andere magnetische kop het informatie-signaal registreert en reproduceert dat het videosignaal omvat van de oneven velden bijvoorbeeld evenals het geluidssignaal, en 20 de bovengenoemde ene magnetische kop het informatiesignaal re gistreert of reproduceert dat het videosignaal van de even velden en het geluidssignaal omvat, terwijl de andere magnetische kop de baanvolgsignalen registreert en reproduceert. Deze werkingen worden daarna herhaald. Als resultaat kunnen het videosignaal en 25 het geluidssignaal geregistreerd en/of gereproduceerd op continue wijze, door afwisselend registreren en/of reproduceren van het { informatiesignaal en de baanvolgsignalen door de twee magnetische [ koppen.
' In de bovenbeschreven uitvoeringsvorm wordt i | 30 elektronische baanvolgregeling uitgevoerd met betrekking tot de · ; magnetische kop k6 door het gebruik van de baanvolgsignalen fp1 i. en fp2. Evenwel kunnen de baanbreedte en de veiligheidsband tussen de banen groter worden gemaakt dan bij de bovenstaande uitvoeringsvorm om de elektronische baanvolgregelketen te kunnen ' 35 weglaten. In dit geval wordt de constructie van de inrichting 10 8204129 - 3b - ~ * ' — - — j vereenvoudigd en worden de kosten van de inrichting verminderd,’ i }
ofschoon de registreercapaciteit is verminderd. J
Het venster 3T in het huis 36 van het patroon; ! 22 kan worden uitgevoerd om te sluiten in de toestand waarbij | 5 het patroon 22 niet is geladen in het aandrijfstelsel van de; j inrichting 10 en worden geopend wanneer het patroon 22 is gela-; | den in de inrichting 10. i | Buitendien is in de tovenstaande uitvoering ! het huis 36 in een toestand geladen binnen het aandrijfstelsel : i ; ! 10 ^0 samen met de magnetische trommel 30, zelfs in de toestand I j | waarbij het patroon 22 is geladen in het aandrijfstelsel ho. Even- ; wel is de constructie niet beperkt tot deze uitvoering. Dit ‘ i betekent dat de constructie zo kan zijn, dat de magnetische trom- i Ί mel is opgenomen binnen het huis in de toestand waarbij het j i > | 15 patroon niet is geladen in het aandrijfstelsel en het huis wordt ! • vrijgemaakt van de magnetische trommel nadat het patroon is ! ί geladen in het aandrijfstelsel zodat slechts het huis wordt weg- ! getrokken, waarbij de magnetische trommel in het aandrijfstelsel ) · j wordt gelaten. Xn dit geval wordt, wanneer de magnetische trom-' 20 mel moet worden teruggehaald uit de inrichting 10, het huis in- : gebracht binnen het aandrijfstelsel om het huis te verbinden met ! « j de magnetische trommel. Daarna wordt het huis met de magnetische I : j trommel als een geheel teruggehaald als het patroon. i j Verder is het niet essentieel te voorzien in t i # φ Λ i 25 het meehanisme voor het zwaaien van de kop bij het laden en ont- | laden van het patroon 22. In verband met het patroonlaadmecha- i . . .
; nisme kan de magnetische kop stationair worden gehouden (maar gemonteerd via een geschikt meegevend orgaan) gedurende het la-j den en ontladen van het patroon 22, en het patroon kan worden I 30 geladen en ontladen in een hellende stand ter vermijding van j verstoring van de magnetische kop.
Teneinde het magnetische oppervlak 31 van de genoemde magnetische trommel 30 te vormen tot een perfecte cilindervorm, wordt het buitenomtreksoppervlak van het hoofd-35 lichaam van de magnetische trommel 30 bewerkt tot een perfecte 8204129 - 35 - ---------,
cilindervorm en wordt het oppervlak onderworpen aan precisie- ; slijpen. Het magnetische oppervlak 31 wordt gevormd door het aan-brengen van een magnetische laag op het al&us door slijpen ge-vormde oppervlak als bovenbeschreven. J
5 In plaats van het vormen van het bovengenoemde magnetische oppervlak 31 door het vormen van de magnetische laag, kan een magnetisch oppervlak 1^1 worden gevormd op een magnetische trommel 11*0 volgens figuur 15. Dit magnetische opper- j j vlak 1^1 wordt gevormd door het wikkelen van een brede magnetische i 10 band lk2 rond het hoofdlichaam van de magnetische trommel op een i | spiraalvormige wijze. Buitendien kan, ofschoon illustratie hier- ; van is weggelaten, een buigzame plastic film (polyethyleenteref- j talaatfilm bijvoorbeeld) aangebracht met de magnetische laag, worden gevormd op een cilindervorm ter verkrijging van de magne-15 tisehe trommel door hechten van beide einden van de plastic film, | De magnetische trommel met zulk een bewerkt j en geslepen lichaam heeft een voordeel van een perfecte rechte cilinder te zijn, zodat de aftastsnelheid van de magnetische kop met betrekking tot de magnetische trommel ideaal constant kan t : | 20 zijn aangezien de diameter van de trommel constant is over het j gehele registreer- en/of reproduceergebied. Evenwel zullen van- | wege het complexe fabrikageproces van machinaal bewerken en ! slijpen, de fabrikagekosten voor zulke magnetische trommels zeer | hoog zijn. Dit onderstelt dat zodanige magnetische trommel met : ! 25 machinaal bewerkt en geslepen lichaam slechts geschikt zou zijn ! j voor industriele en officiele toepassingen waar karakteristieken ; met grote nauwkeurigheid worden vereist, maar niet voor toe passing bij gebruikers.
In dit verband is fabrikage van zulke perfecte ; 30 rechte trommels door plasticvormgeving voor besparing van kos- ten niet praktisch omdat het gevormde onderdeel niet zal· worden verwijderd van de vorm zelfs indien dit wordt geprobeerd.
De magnetische trommel met gebruik van cfe magnetische band of de magnetische film kan worden vervaardigd 35 met geringe kosten en het is mogelijk zulk een magnetische trom- 8204129 - 36 - mel in massafabrikage te maken. Er is echter een probleem doordat uitval wordt ingevoerd bij het registreer- en repro-duceersignaal wanneer de magnetische kop aftast over de grens van de magnetische band of de magnetische film, welke aan elkaar 5 zijn gehecht.
Aldus zal een beschrijving -worden gegeven met betrekking tot een andere uitvoering van een registreermedium waarbij het bovengenoemde probleem is overwonnen.
Een derde uitvoering van een registreermedium 10 is aangegeven in figuren 16 en 17. Een magnetische trommel 150 omvat een hoofdtrommellichaam 151 gevormd uit plastic met zijn buitenomtreksoppervlak met een spiegelvormige af-werking, en een magnetische laag 152 aangebracht en gevormd op het buitenomtreksoppervlak van het hoofdtrommellichaam 151.
15 Het hoofdtrommellichaam 151 heeft een uitvendige vorm van een rechte cirkelvormige afgeknotte kagal verkregen door het afsnij-den van een rechte cirkelvormige kegel langs een vlak evenvij-dig aan het bodemvlak daarvan. Het hoofdtrommellichaam 151 is een hoi dun plastic gevormd onderdeel, voorzien van een hoi ge-20 deelte 151a. Een opening 153 is aangebracht bij het ondereinde van het hoofdtrommellichaam 151 j en een gat 155 is aangebracht bij het midden van een boveneindoppervlaktedeel 15^+· Een verbin-dingsdeel 156 gemaakt van ferromagnetisch materiaal zoals weekijzer bijvoorbeeld, is ingebed aangebracht bij het boven-25 eindoppervlaktedeel 15^- in een toestand blootgesteld naar het ondervlak van het boveneindoppervlaktedeel 15^. Een gat 157 ge-bruikt als een markeergedeelte is gevoimd bij het ondereinde van het hoofdtrommellichaam 151. Dit markeergedeelte kan zijn aangebracht in een stand in de nabijheid van het boveneinde van het 30 hoofdtrommellichaam 151.
Indien de werkelijke tophoek van het rechte cirkelvormige kegelvormige hoofdtrommellichaam 51 wordt gesteld op 2Θ, is deze hoek 2Θ in werkelijkheid binnen het gebied van 1° tot k° ofschoon de hoek 2Θ vergroot is getekend in de figuren 8204129 - 37 - • · Γ ' : ! alsof deze hoek een grotere hoek is. Het hoofdtrommellichaam . 151 neemt de rechte cirkelvormige kegelvorm aan teneinde het ver-wijderen van het gevormde hoofdtrommellichaam nit de vorm te vergemakkelijken wanneer dit hoofdtrommellichaam 151 is gevormd 5 uit plastic, zoals hierna zal worden heschreven.
Een vorminrichting 160 is aangegeven in figuur 18 en wordt bijvoorbeeld gebruikt wanneer het hoofdtrommel-lichaam wordt gevormd uit plastic. De vorminrichting 160 omvat een convexe vormstempel 161 en een concave vormstempel 162 met i 10 een toevoergat 163. Het buitenomtreksoppervlak van de stempel 161 en het binnenomtreksoppervlak van de stempel 162 respectie-velijk hebben de vorm van een rechte cilindrische kegel met een werkelijke tophoek 20. In de eerste plaats wordt iii een toe-stand waarbij de stempel 162 gescheiden is van de stempel 161, r 15 een centraal gat van het verbindingsorgaan 156 gepast over een centraal uitsteeksel 16U van de stempel 161. Vervolgens worden de stempel 162 en de stempel 161 gemonteerd in een toestand volgens figuur 18. Gesmolten kunsthars wordt toegevoerd in een spleet 165 tussen de stempels 161 en 162 via het invoergat 163 20 in de toestand volgens figuur 18. Daarna worden de stempels 161 en 162 afgekoeld voordat deze stempels 161 en 162 worden gescheiden. Als resultaat is het hoofdtrommellichaam 151, gevormd uit plastic, waarin het verbindingsorgaan 156 vast is ingebed, ! verkregen. Bij het verwijderen van het gevormde hoofdtrommel- j 25 lichaam 151 uit de stempels 1'61 en 162, kan het gevormde hoofd- i trommellichaam 151 worden verwijderd met gemak omdat de taps- i heid van de tophoek 2Θ is gevormd.
! Indien de bovengenoemde tophoek 20 groot is, zal de diameter van het magnetische oppervlak verschillen wan-j 30 neer de magnetische kop daarlangs loopt. Als resultaat zal de ; relatieve lineaire snelheid tussen de magnetische trommel en de i magnetische kop varieren. Het is aldus wenselijk dat de tophoek 20 een kleine hoek is en dat de tophoek 20 wordt gekozen op een minimum waarde binnen een gebied waarbij de vorming van plastic ”35 mogelijk is.
8204129 -:-:------1 - 38 -
Teneinde de magnetische laag aan te brengen en te vormen op het buitenomtreksoppervlak van bet hoofdtrommel-liehaam 151 zonder het oppervlak van het hoofdtrommellichaam 151 te onderwerpen aan een slijppproces, moet het buitenomtreks-5 oppervlak van het gevormde hoofdtrommellichaam 151 reeds zijn van een spiegelvormige afwerking. (Dm deze reden moet het binnen-| omtreksoppervlak van de stempel 162 een spiegelvormige afwerking hebben. Bijvoorbeeld wordt een amorf materiaal (silicaglas bij- j voorbeeld) met een spiegelvormige afwerking zodat de oppervlakte- ! | 10 ruwheid is in het gebied van 0,01 ^um bijvoorbeeld, door het - j amorfe materiaal te onderwerpen aan een optisch polijstproces, ' j gebruikt voor'het binnenomtreksoppervlak van de stempel 162. ' j
Een hars zoals polycarbonaat, acrylonitril, butadieen, styreencopolymeerhars (ABS) en acrylhars, welke su- i 15 perieur zijn wat betreft hittebestendigheid, schokbestendigheid, stijfheid en oppervlaktehardheid, of een hars dat geschikt j is voor vormingsproces, wordt gebruikt als het kunstharsmateriaal voor het bovengenoemde vormen. j e 1
De oppervlakteruwheid van het buitenonrbreks-20 oppervlak van het gevormde hoofdtrommellichaam 151 is in het j gebied van 0,01yum en de magnetische laag wordt aangebracht en : I gevormd op het buitenomtreksoppervlak door neerslag, verstuiving, j elektroloos plateren en dergelijke. De magnetische trommel 150 j wordt voltooid door het vormen van het gat 157» dat werkt als · j 25 het markeergedeelte, op een vooraf bepaalde plaats in het hoofd- ! trommellichaam 151. Als een uitvoering van een methode voor het j aanbrengen en vormen van de magnetische laag, is er een methode | waarbij een dunne laag van cobalt, nikkel of fosforlegering i | bijvoorbeeld, van een dikte in het gebied van ongeveer 0,1^um ! 30 tot 0,2,um wordt aangebracht op het buitenomtreksoppervlak van j het hoofdtrommellichaam 151 door elektroloos plateren, en een ; beschermingslaag van SiO^ met een dikte van 0,01 j\m daarop aan- ; gebracht.
I Bij een uitvoering van praktisehe afmetingen j—35 van het hoofdtrommellichaam 151 is de diameter van het bovenste 8204129 - 39 - - - —..... ·· - -- — -...... - ---------- ... — — ! eindoppervlaktedeel 15^ gelijk aan 25 mm, de diameter van het onderste eindgedeelte 27 mm, de lengte van de beschrijvende lijn 5^ mm, de tophoek 2Θ gelijk aan 2° en de dikte van de om-trekszijwand 1,5 mm. Bij dit voorbeeld van de afmetingen van 5 het hoofdtrommellichaam 151 is het omtreksverschil tussen het onderste eindgedeelte en het bovenste eindoppervlaktegedeelte van het hoofdtrommellichaam ongeveer 7 $· Er is aldus ongeveer j een verschil van 7 % in de relatieve lineaire snelheid tussen de j magnetische kop en het magnetische oppervlak 152, bij het onder- ! 10 ste eindgedeelte en het bovenste eindoppervlaktegedeelte van j het hoofdtrommellichaam. elfs indien er echter een verschil in j de relatieve lineaire snelheid in deze mate is, vorden geen problemen ingevoerd bij de verkelijke magnetische registreer- en reproduceerkarakteristieken vanuit een praktisch oogpunt. ; 15 Een toestand vaarbij de magnetische trommel 150 is geladen in een aandrijfstelsel 170 ziet men in figuur 19·
In het aandrijfstelsel 170 is een motor 171 een kernloze motor en vordt gedragen op een steun 173 velke is aangebracht op een basis 172. De motor 171 is zo geconstrueerd dat een spoel 175 20 roteert met betrekking tot een vaste magneet 17^· Een rotatie- as 177 vordt gedragen door lagers 176a en 176b en roteert samen " met de spoel 175· Een rotatieplaat 178 is bevestigd aan het bovenste einddeel van de rotatie-as 177· Verder is een ringvormige permanent e magneet 179 aangebracht op het bovenoppervlak van de 25 roterende plaat 178.
De magnetische trommel 150 is geladen in het aandrijfstelsel 170 van de bovenzijde af, zodat de motor 171 ! ! relatief binnentreedt binnen het holle gedeelte 151a van de mag- j j netische trommel 150. Buitendien is het bovenste eindgedeelte j ; 30 van de rotatie-as 177 gepast in het gat 155· Wanneer het bovenste j eindoppervlaktegedeelte 15^ van de magnetische trommel 150 is | geplaatst op de roterende plaat 178, vordt het verbindingsorgaan * 156 ingebed aangebracht in het bovenste eindoppervlaktegedeelte 15^, aangetrokken door de permanente magneet 179 van de roteren-- 35 he plaat 178, en het verbindingsorgaan 176 en de permanente 820 4 1 2 9 - 4ο - _ _ j magneet 179 zijn als een geheel verbonden. Wanneer dus de motor' 171 vordt geroteerd door het leveren van een spanning via een j geleiderdraad 182, vordt de magnetische trommel 150 als een geheel geroteerd met de rotatieplaat 178. j 5 Een licht-uitzendend element 180 en een lichtgevoelig element 181 zijn respectievelijk aangebracht op de basis 172 en de steun 173 op hoogtestanden tegenover het mar- keergedeelte 157 van de magnetische trommel 150. Wanneer de mag- ! netische trommel 150 roteert, ontvangt het lichtgevoelige element ! 10 181 het licht nit het lichtuitzendelement 180 elke keer dat het j markeergedeelte 157 passeert tussen het lichtgevoelige element : 181 en het lichtuitzendelement 180 en 1evert een signaal voor het aangeven van de rotatiefase van de magnetische trommel 150.
De registreer- en/of reproduceerinrichting kan constant het re- j 15 gistreren en/of reproduceren uitvoeren met een constant fasever- band door het gebruik van bovengenoemd rotatiefasesignaal, on- afhankelijk van het faseverband van de magnetische trommel 150 met betrekking tot de magnetische kop, vaarmee de magnetische j • 1 trommel 150 is geladen in het aandrij fstelsel 170. Het is over- I ; 20 eenkomstig mogelijk het registreren en/of reproduceren uit te voeren zo, dat de vertikale synchronisatiesignaalstanden voor elk veld op een lijn zijn op de beschrijvende lijn vand e magnetische trommel 150. ! i
Een tveede uitvoering van een magnetisch trom-25 melpatroon vaarin een magnetische trommel is opgenomen binnen | een huis, ziet men in figuren 20 en 21'. Een magnetisch trommel- I patroon 190 omvat een magnetische trommel 191 en een huis 192.
i i De magnetische trommel 191 omvat een haofdtrommellichaam 193 I en een magnetische laag 152 velke is aangebracht en gevormd op j 30 het buitenomtreksoppervlak van het hoofdtrommellichaam 193.
• Overeenkomstig als bij de magnetische trommel 150, vordt het gat : 155 aangebracht op het boveneindoppervlaktegedeelte van het t | hoofdtrommellichaam 153, en is het verbindingsorgaan 156 00k in- ! gebed gevormd in het boveneindoppervlaktegedeelte. Een of een ! 35 aantal ringvormige uitsteeksels 194 is als geheel gevormd met het 8204129 Γ ----------" ' - In - ------1 ' ! buitenomtreksrandgedeelte bij het ondereinde van bet hoofdtrom- r mellichaam 193. j
Het huis 192 omvat een uitwendig wandgedeelte· 195 van holle cilindervorm dat open is bij het ondereinde daar-5 van, en een binnenvandgedeelte 196 dat samenwerkt met het onder- eindge'deelte van het uitwendige wandgedeelte 195* coaxiaal ge-monteerd binnen een hoi gedeelte 193a van het hoofdtrommel-lichasm 193. Een onderhelft van de magnetische trommel 191 is aanvezig binnen een spleet tussen de buiten- en binnenwandgedeel-10 ten 195 en 19^» gescheiden van deze buiten- en binnenwandgedeelten J 195 en 196. Bij montage wordt het bovenste eindoppervlaktege- | deelte van de magnetische trommel 191 ingebracht in het buiten wandgedeelte 195 van het huis 192 tot het topeinde daarvan, en wordt het binnenwandgedeelte 196 ingebracht in het holle gedeelte 15 193a daarna, voor samenwerking van het binnenwandgedeelte 196 j j met het buitenwandgedeelte 195 bij een samenwerkingsgedeelte 19T·
Een of een aantal ringvormige uitsteeksels 20k is gevormd op het binnenomtreksoppervlak van het buitenwandgedeelte 195 van het huis 192. De magnetische trommel 191 is beperkt in zijn bewe-20 ging in de horizontale richting binnen het buitenwandgedeelte „ 195 door de uitsteeksels 19^ en 20b, en er wordt voorkomen dat de magnetische laag wordt beschadigd tengevolge van contact met het binnenomtreksoppervlak van het buitenwandgedeelte 195. De buiten- en binnenwandgedeelten 195 en 196 zijn bijvoorbeeld van , 25 plastic gevormd. Lichtdoorlaatgaten 198 en 199 zijn respectie- I velijk aangebracht aan de ondereindgedeelten van de buiten- en i i binnenwandgedeelten 195 en 196 op plaatsen tegenover het gat 157 ! aangebracht bij het ondereindgedeelte van de magnetische trommel j I 190 als een markeergedeelte.
i i 30 Een venster 200 voor het toelaten dat de mag- ; netische kop contact maakt met de magnetische laag van de magne- j j tische trommel 191* is aangebracht in het buitenwandgedeelte 195 van het huis langs de richting van de beschrijvende lijn daar-van. Een geleidingsuitsteeksel 201 is gevormd bij het buitenom-~35 treksgedeelte van het venster 200. Het geleidingsuitsteeksel 201 8204129 - * . . .. ...... . „ ... -A.
κ - k2 - , t . - | past in een groef (niet getekend) aangebracht op het aandrijf- : stelsel wanneer het patroon 190 wordt geladen in het aandrijf- ί j stelsel van het registreer- en/of reproduceerinrichting, voor het 1 ...
i beperken van de toekeernchtmg van het huis naar een vooraf be- ! 5 paalde richting. Aldus is het venster 200 van het huis 192 steeds | tegenover de magnetische kop in de geladen toestand. Een gelei- i | dingsuitsteeksel 202 met een gat 203 is aangebracht op een vooraf bepaalde plaats op het binnenomtreksvlak van het binnenwandge- | deelte 196. ! 10 Een aandrijfstelsel geladen met bovengenoemd magnetisch trommelpatroon 190, ziet men in figuur 22. In figuur 22 zijn onderdelen welke hetzelfde zijn als die in figuren 7 en 19» aangegeven met dezelfde verwij z ings cij fers terwijl hun be- i schrijving hier zal worden weggelaten. | 15 Een patroonhouder 211 welke uitwendig een | motor bedekt overeenkomstig de motor 1J1 van figuur 19, is J bevestigd aan een basis. Het patroon 190 vordt geladen in het ! aandrij fstelsel 210, zodat de houder 211 relatief binnentreedt in het patroon 190 vanaf de ondereindopening van het patroon 190.
| 20 In deze toestand werkt het geleidingsuitsteeksel 201 samen met I de groef in het aandrijfstelsel en verkt verder het geleidingsuit steeksel 202 samen met en wordt geleid door een geleidingsgroef 212 van de houder 211, voor het beperken van de ladingsrichting van het huis 192. Wanneer het patroon 190 wordt geladen tot een I 25 eindstand, werkt een uitsteeksel aangebracht bij de geleidings- ! groef 212 samen met het gat 203 in het geleidingsuitsteeksel ί 202 van het binnenwandgedeelte 196, en het patroon 190 wordt al- ; dus geplaatst. Een kogel voorzien van een drukkracht van een i veer bijvoorbeeld, kan worden gebruikt in plaats van het boven- ! 30 genoemde uitsteeksel 213. .
i J De toevoerschroef 25 wordt geroteerd door een motor 21U welke een motor is die onafhankelijk is aangebracht buiten de motor 1J1 voor het aandrijven van de magnetische trommel. De toevoermoer 27 wordt geleid door een geleidingsstaaf 215 35 am niet te roteren, en beweegfc lineair als de toevoerschroef 25 8204129 ggs—---;...... ...... .......... . . ..
-^3- * j i roteert. De toevoerschroef 25 en de geleidingsstaaf 215 zijn ; scheef geplaatst met betrekking tot de rotatie-as 177 van de : motor 171 voor het vormen van een hoek Q met de rotatie-as 177» .zodat de toevoerschroef 25 en de geleidingsstaaf 215 evenwijdig 5 aan het magnetische oppervlak van de magnetische trommel zijn.
Figuur 23 toont in vertikale doorsnede een toestand waarbij het patroon 190 van figuren 20 en 21 is geladen in het aandrij fstelsel 210 van figuur 22. Door geleiding en plaatsing geleverd door het genoemde geleidingsuitsteeksel 201 10 en de groef, en het geleidingsuitsteeksel 202 en de geleidings- groef 212, neemt het venster 200 een stand tegenover de magnetische kop b6 aan. Buitendien worden de gaten 198 en 199 in de buiten- en binnenwandgedeelten 195 en 196 van het patroon 190 respectievelijk geplaatst tegenover het betr-effende lichtuitzend-15 element 180 en het lichtgevoelige element 181. !
Het rotatiefasedetectie-orgaan is niet beperkt tot de combinatie van het gat 157» het lichtuitzendelement 180 en het lichtgevoelige element 181. Bijvoorbeeld kan zoals gete-kend in figuur 2b, een permanent magnetisch onderdeel 220 worden 20 ingebed bij de stand van het gat 157 werkend als het markeer- - gedeelte en kan een opneemkop 221 worden aangebracht op een stand tegenover het permanente magnetische onderdeel 220. Verder kan het rotatiefasedetectie-orgaan, dat de rotatiefase detecteert overeenkomstig variatie in elektrostatische capaciteit worden 25 gebruikt.
Een andere uitvoering van de verbinding tussen i de rotatieplaat bevestigd aan de rotatie-as van de motor en het | boveneindoppervlaktegedeelte van de magnetische trommel, is i j aangegeven in figuur 25. Bij deze uitvoering is een ringvormige I 30 verbindingsplaat 230 gemaakt van weekijzer, ingebed in het onder- j vlak van het boveneindoppervlaktegedeelte 15^- van de magnetische | trommel 150. Een uitsteeksel 231, dat past in het gat 155 in ; de magnetische trommel 150, is als een geheel gevormd bij het midden van de rotatieplaat 178. Een ring 232 van ferromagnetisch “35 materiaal is aangebracht op het buitenomtreksoppervlak van de 8204129 . ' - kk -
. __ I
rotatieplaat 178 voor afscheming van de magnetische lekflux j vanaf de permanente magneet 179· Een indeuking is gevormd in het bovenoppervlak van de rotatieplaat 178» afgezien van het buiten-omtreksrandgedeelte en het centrale uitsteeksel 231, zodat de i 5 magnetische trommel 150 wordt gedragen door het buitenomtreks- randgedeelte van de rotatieplaat 178. ; j Uitvoeringen van de magnetische kop k6 zijn | aangegeven in figuren 26 en 27. Bij een magnetische kop h6a van ! figuur 26 is een dunne laag 2^0 van een legering aangebracht i ? i 10 tussen polykristallijne ferrietplaten 2^-1 en 2l+2 voor het vormen j van een magnetische baan. Het topeindgedeelte van deze dunne : legeringslaag 2^0 ligt tussen keramische platen 2^-3 en 2kk met : een grote weerstand tegen wrijvingsslijtage, en een spleet 2^5 -is gevormd in het midden van de dunne legeringslaag 2k0 en de 15 keramische platen 2^3 en 2kh. Spoelen 26h en 2^7 zijn gewikkeld' rond delen in de nabijheid van de topeindgedeelten van de respec-tievelijke ferrietplaten 2^1 en 2h2. De kromming van een gekromd concaaf oppervlak 2U8 inclusief de spleet 2^5 is iets kleiner dan de minimum kromming van de magnetische trommel (het gedeelte 20 met maximum diameter). * j » | Een magnetische kop U6b in figuur 27 omvat | j een paar kopkernen 250 en 251 van enkelykristal ferriet. Glas- I verbindingen 253 zijn gehecht in de nabijheid van een spleet j 252. Een gekromd concaaf oppervlak 25^ inclusief de spleet 252 ! 25 is gevormd bij de topeinden van de kopkernen 250 en 251.
I . , .
| Hierna zal een beschrijving worden gegeven met | betrekking tot uitvoeringsvormen van een huis dat een magneti- | sche trommel opneemt en een patroon vormt, door verwijzing naar j figuren 28 tot 31.
i 30 Een huis 260 in figuur 28 omvat het buiten- ; wandgedeelte 195 met een overeenkomende vorm als aangegeven in : figuren 20 en 21, en een ringorgaan 261 dat samenverkt met het open einde van het buitenwandgedeelte 195· Het ringorgaan 261 voorkomt dat de magnetische trommel 1 £1 slipt uit het huis 260 ~35 en werkt 00k als een geleiding bij het laden in het aandrijf- 8204129 * i -^5- stelsel.
Een huis 270 in figuur 29A omvat een blad- 1 veer 272 in het midden van het dakoppervlak van een bovenplaat-; gedeelte 271. De bladveer 272 duwt een kogel 273 tegen het top-; 5 midden van de magnet is che trommel 191« In een rust stand van het' I : j patroon, wordt de magnetisehe trommel 191 door de bladveer 272 ; | gedrukt en het ondereindrandgedeelte van de magnetisehe trommel' i j 191 maakt contact met het ringorgaan 261. Aldus wordt ongewenste I rotatie en speling voorkomen gedurende de ruststand van de mag- ; 10 netische trommel 191. Wanneer vervolgens het patroon wordt ge- J laden in het aandrijfstelsel, werkt het boveneindgedeelte van j » j de rotatie-as 170 van de motor samen met een indeuking aangebracht | bij het midden van het ondervlak van het boveneindoppervlakte- : | gedeelte van de magnetisehe trommel 19V zeals getekend in figuur j 15 29B. Buitendien maakt een rotatieplaat 275 bevestigd aan het ; | bovengedeelte van de rotatie-as 177» contact met het dakopper- ! vlak van het boveneindoppervlaktegedeelte van de magnetiwche | trommel om de magnetisehe trommel te heffen. Aldus wordt het on-
j derrandgedeelte van de magnetisehe trommel 191 gescheiden van J
| 20 het ringorgaan 261 en neemt een toestand aan roteerbaar samen ' i met de rotatieplaat 275· ] j Een gat 282 is aangebracht in het midden van een bovenplaatgedeelte 281 in een huis 280 in figuur 30. ' | Wanneer dit patroon is geladen in het aandrijfstelsel, wordt de j 25 magnetisehe trommel V91 geheven door de rotatieplaat 275 en j j wordt 00k neerwaarts gedrukt door een drukorgaan 283 dat een i I kogel 2Bk omvat. Als resultant maakt het dakoppervlak van het boveneindoppervlaktegedeelte van de magnetisehe trommel 191 drukcontact met de rotatieplaat 275 voor het verzekeren van nauw-! 30 keurige overdracht van de rotatie.
Nog een andere uitvoering van een aandrijf-stelsel ziet men in figuur 31. Bij elk van de bovengenoemde uit-voeringen is de magnetisehe trommel gekoppeld met het bovengedeelte van de rotatie-as van de motor, door organen zoals de ~35 schroef kk en de moer 6θ, de magneet 179 van de rotatieplaat 17$ 8204129 - w - en het verbindingsgedeelte 156 en dergelijke. Indien er om deze reden een fluctuatie is in de as van de rotatie-as, wordt de fluctuatie bij het ondereinde van de magnetische trommel verst erkt in vergelijking met de fluctuatie bij het bovengedeelte ' 5 van de magnetische trommel. De onderhavige uitvoering heft dit : prohleem op. |
Een lager 290 is aangebracht aan de buitenom- i trek van de motorsteun 173. Een ringvormig opneemorgaan 291 ! is aangebracht bij de buitenomtrek van het lager 290. Wanneer ; 10 de magnetische trommel 191 is geladen in het aandrij fst els el, j wordt het verbindingsgedeelte 156 aangetrokken door de permanente | magneet 179 van de rotatieplaat 178 en wordt het boveneindopper- ; vlaktegedeelte 15*+ van de magnetische trommel geplaatst op de j : rotatieplaat 178, waarbij het binnenomtreksoppervlak van het on- ! 15 dereindgedeelte van de magnetische trommel 191 nauwkeurig past - i ! over de buitenomtrek van het opneemorgaan 291. Aldus wordt de ! ! | magnetische trommel 191 gedragen op twee plaatsen, dat wil zeg- ί | gen bij de boven- en ondereindgedeelten daarvan.
! i Wanneer de motor 171 in werking wordt gesteld | 20 en de rotatie-as 177 roteert, wordt de magnetische trommel 191 | geroteerd door de rotatieplaat 178. In deze toestand wordt het i ! opneemorgaan 291 dat axiaal wordt gedragen door het lager 290 ί tengevolge van wrijving met de magnetische trommel 191» 00k ge roteerd. Omdat de magnetische trommel 191 00k wordt opgenomen ! 25 door het opneemorgaan 291 in deze toestand, wordt fluxtuatie in i i de as nauwelijks ingevoerd Zelfs bij het ondereindgedeelte daar- j van bij rotatie.
Het opneemorgaan 291 kan zijn ingebed in het j : lager 290. Buitendien kan de buitenomtrek van het lager 290 zelf ; 30 worden gebruikt als het opneemorgaan 291.
: Verdere uitvoeringen van de magnetische trom mel ziet men in figuren 32 en 33. Bij de bovenbeschreven uitvoeringen omvat het holle magnetische hoofdtrommellichaam het . holle gedeelte dat een einde open heeft en het andere einde ge- Γ-35 sloten door het boveneindoppervlaktegedeelte. Evenwel zijn bij 8204129 - vr - -----;-; j .
de hierna beschreven uitvoeringen zovel bet boveneinde als het j ondereinde van bet holle magnetische hoofdtrommellichaam open.
Bij de uitvoering van figuur 32 omvat een ! i magnetische trommel 300 een bol praktisch cilindervormig hoofd-’ 5 licbaam 301 en een magnetisch oppervlak 302 aangebracht en ge- vormd op het cilindrische omtreksoppervlak Van het hoofdlichaam' 301. Het hoofdlichaam 301 heeft een delingswandgedeelte 303 bij het middengedeelte daarvan. Het holle gedeelte binnen het hoofd-i lichaam 301 is gedeeld in holle delen 30U en 305 respectievelijk | 10 met openingen 30Ua en 305a, door het delingswandgedeelte 303.
j Het verbindingsorgaan 156 is ingebed bij het i ondervlak van het vandgedeelte 303. Wanneer de magnetische trommel 300 is geladen in een aandrijfstelsel met de motor 171, treedt de motor 171 relatief binnen in het holle gedeelte 305 j 15 vanaf de Opening 305a. De rotatie-as 177 past in een centraal 1 j · gat 306 in het vandgedeelte 303 en de magneet 179 trekt het ver bindingsorgaan 156 aan. Aldus rust het vandgedeelte 303 op de rotatieplaat 178. In deze stand kan een deel van de motor 171 ! i | uitsteken buiten de magnetische trommel 300. i I : | 20 Volgens de onderhavige uitvoering vordt de j ; j. magnetische trommel 300 in rotatie aangedreven in een toestand ^ 1 j waarbij het centrale deel daarvan volgens de langsrichting vordt | gesteund. Aldus vordt de fluctuatie in de as bij de boven- en | ondereinden van de magnetische trommel 300 tengevolge van fluc- | 25 tuaties in de assen van de rotatie-as 177 en de rotatieplaat i t 178, de helft van de fluctuatie in de as bij het ondereindge- i deelte van de magnetische trommel van een soort velke in rotatie ; vordt aangedreven bij het boveneindoppervlak daarvan zoals bij- j voorbeeld aangegeven in figuren 19, 23 en 2^.
j i 30 Bij de uitvoeringsvorm van figuur 33 omvat een | magnetische trommel 310 een hoi praktisch cilindervormig hoofd- « j lichaam 311 open bij het boveneinde en het ondereinde daarvan en een magnetisch oppervlak 312 aangebracht en gevormd op het cilindrische omtreksoppervlak van het hoofdlichaam 311. Het hoofd-;“35 lichaam 311 omvat tapse delen 313 en 31^ bij boven- en onderein- 8204129 - 18 - den op het binnenomtreksoppervlak daarvan. Wanneer de magnetische trommel 310 is geladen in het aandrijfstelsel met de motor 2l, rust het tapse ondereindgedeelte 313 op het tapse gedeelte 15 van de trommelhouder 11. Dan wordt een vasthoudplaat 315 geplaatst 5 op de magnetische trommel 310 in een toestand waarbij de stel- -houder schroef 11 van de trommel/!1 is ingebracht door een gat 316 van de vasthoudplaat 315- In deze toestand past een taps gedeelte 31T van het vasthoudgedeelte 315 langs het tapse boveneind-gedeelte 311 van de magnetische trommel 310. Vervolgens wordt 10 de moer 60 stevig geschroefd op de stelschroef 1+1. Als resultaat wordt de magnetische trommel 310 gedragen op twee plaatsen, dat wil zeggen bij de bovenste stand bij het tapse gedeelte 15 van de trommelhouder 11 en bij de onderste stand bij het tapse gedeelte 31T van de vasthoudplaat 315, en de magnetische trom-15 mel 310 wordt overeenkomstig aangedreven door de motor 2k en als geheel met de trommelhouder 11 geroteerd.
Hierna zal een beschrijving worden gegeven van een tweede uitvoering van een beeldopneemregistreer- en/of reproduceerinrichting volgens de uitvinding onder verwijzing 20 naar figuur 3l. In figuur 3l zijn de onderdelen welke dezelfde zijn als die in figuur 1 aangegeven met dezelfde verwijzings-cijfers en hun toelichting zal worden weggelaten.
Een beeldopneemregistreer- en/of reproduceerinrichting 320 heeft een constructie praktisch overeenkomend met 25 de bovenbeschreven inrichting 10 en een hoofdverschil tussen de twee inrichtingen 10 en 320 is dat de inrichting 320 een verbin-dingsorgaan 321 heeft dat is verbonden met een verbindingsorgaan 331 van een aanpasorgaan 330 dat hierna zal worden beschreven.
De verbindingsorganen 321 en 331 vormen een verbindingsgedeelte 30 322. Een deksel 323 voor het neerwaarts houden van het magneti sche trommelpatroon, heeft een veer 32l bij een centraal deel daarvan en is voorzien op een wijze vrij om te openen en te slui-ten. De bovengenoemde schakelaar 88 is aangebracht in een stand zodanig, dat de schakelaar 88 wordt gesloten en geopend als boven 35 beschreven voor het openen en sluiten van het deksel 323.
8204129 -^9-
Het aanpasorgaan 330 heeft een plug 332 welke is verbonden met een eommerciele vermogensuitgang, en een aan/uit-schakelaar 33^, een snel-achterwaart s-schakelaar 33 5 j een snel-voorwaarts-schakelaar 336, een stilstand-versehuivingsscha-5 kelaar 337 j en een speels chakelaar 338 welke zijn aangebracht op een bedieningspaneel 333· Het aanpasorgaan 330 omvat een re-produceerketen als hierna zal worden beschreven. Het aanpasorgaan 330 is verbonden met een televisie-ontvanger 3^0 via een snoer 339· 10 Bij gebruik van de inrichting 320 voor beeld- opneemregistratie, zijn de verbindingsorganen 321 en 313 niet verbonden en wordt de inrichting 320 onafhankelijk gebruikt. Wanneer anderzij ds het beeld wordt gereproduceerd dat juist on-derhevig is aan de beeldopneemregistratie op een magnetische 15 trommel welke reeds is onderworpen aan beeldopneemregistratie, worden de verbindingsorganen 321 en 331 verbonden voor het vormen van een verbindingsgedeelte 322 voor het verbinden van de inrichting 320 met het aanpasorgaan 330. Buitendien zijn het aanpasorgaan 330 en de televisie-ontvanger 3^-0 verbonden door het 20 snoer 339· De plug 332 wordt dan verbonden met de voedingsbron en wanneer vooraf bepaalde werkingen welke hierna worden beschreven, worden uitgevoerd, wordt het signaal gereproduceerd vanaf de magnetische trommel bij de inrichting 320 toegevoerd aan de televisie-ontvanger 3^0 via het aanpasorgaan 330, en het gere-25 produceerde signaal wordt gereproduceerd als een gereproduceerd beeld op de televisie-ontvanger 3^0.
Een blokstelsel van een schakeling van de bovengenoemde inrichting 320 ziet men in figuur 35A en een blokstelsel van een schakeling van het aanpasorgaan 330 is aan-30 gegeven in figuur 35B. In figuren 35A en 35B zijn de onderdelen welke hetzelfde zijn als die in figuur 9» aangegeven met de-zelfde verwijzingscijfers en hun beschrijving zal worden wegge-laten.
Gedurende het beeldopneemregistreren zijn de 35 verbindingsorganen 331 en 321 niet verbonden en wordt de in- 8204129 - 50 - richting 320 onafhankelijk gebruikt. Een schakelaar 351 van de inrichting 320 in figunr 35A is verbonden met een contact R dat is verbonden met de batterij 17. Wanneer de inrichting 320 niet vordt gebruikt, is een knop van de bedieningsschakelaar 21 5 in de uit-stand en een schakelaar 352 is verbonden met een contact a. Yoorafgaand aan het starten van beeldopneemregistratie, vordt de knop van de verkschakelaar 21 eerst geschoven naar de klaar-stand. Door deze handeling vordt de schakelaar 352 omge-schakeld en verbonden met een contact b en vordt de spanning van 10 de batterij 17 toegevoerd naar elke keten via de schakelaars 351 en 352 en een aansluitorgaan 353. Een aandrij’fsignaal vordt toegevoerd aan een servoketen 361 vanaf een regelketen 35^- in-clusief de schakelimpulsgenerator en de motor 171 start dus met roteren.
15 Een samengesteld synchronisatiesignaal vanaf het aansluitorgaan 111 vordt toegevoerd naar een synchronisatie-signaalscheidingsketen 358 vaar het horizontale synchronisatie-signaal en het vertikale synchronisatiesignaal vorden afge-scheiden. De afgescheiden horizontale en vertikale synchronisa-20 tiesignalen vorden respectievelijk toegevoerd aan de regelketen 35^. Het afgescheiden vertikale synchronisatiesignaal vordt 00k toegevoerd aan een servo-keten 359 en de servoketen 361. De ro-tatiefasedetectie-uitgang uit de opneemkop 221 vordt toegevoerd aan de servoketen 361. Aldus roteert de motor 171 met een ro-25 tatiesnelheid van 3600 omw/min synchroon met het vertikale syn chronisatiesignaal van het videosignaal.
De sluiterknop 19 vordt ingedrukt en een sluiterschakelaar 19a vordt gesloten, teneinde de beeldopneemregistratie te starten. De sluiterschakelaar 19a blijft geslo-30 ten tervijl de sluiterknop 19 vordt ingedrukt en een continu bevegend beeld vordt geregistreerd zoals hierna zal vorden be-sclireven. Wanneer de sluiter schakelaar 19a is gesloten, levert de regelketen 35^· het schakelsignaal volgens figuur 10(C) naar de schakelketen 117. Aldus passeert door de schakelketen 117 het 35 videosignaal van de even velden bijvoorbeeld voor om het andere 8204129 - 51 - veld. Verder levert de regelketen 35^- de schakelsignalen van figuren 10(D) en 10(E) aan een schakelketen 362. De schakelketen 362 laat afwisselend de baanvolgsignalen fp1 en fp2 door vanaf een baanvolgsignaalgenerator 355 voor om bet andere veld (voor 5 elke twee velden) dat wil zeggen een baanvolgsignaaldoorlaat voor elk vierde veld (voor elke vier velden). Aldus wordt het regi-streerinformatiesignaal van figuur 10(F) verkregen uit de menger 119. Dit informatiesignaal wordt toegevoerd aan de magnetische kop k6 via de registreerversterker 121 en de schakelaar 122 ver-10 bonden met de klem R.
Gedurende het interval waarin de sluiterscha-kelaar 19a is gesloten, wordt een aandrijfsignaal geleverd aan de servoketen 359 vanuit de regelketen 35^+ en de motor 21k wordt aldus geroteerd. De rotatiefase van de motor 21b -wordt gedetec-15 teerd door een bekend rotatiefasedetectie-orgaan 360 voorzien van een permanente magneet aangebracht op een roterende plaat en een magnetische opneemkop bijvoorbeeld. Een uitgang van dit rotatiefasedetectie-orgaan 360 wordt toegevoerd aan de servoketen 359· De motor 21k is een tandwielmotor met een snelheidsreductie-20 tandwielmechanisme bijvoorbeeld en roteert de toevoerschroef 25 door de rotatie-uitgang van de gereduceerde snelheid. In dit geval wordt het rotatielichaam van het rotatiefasedetectie-orgaan 360 geroteerd met een rotatie-uitgang van de snelheid welke niet is gereduceerd. Als resultaat roteert de motor 214 syn-25 ehroom met het vertikale synchronisatiesignaal vanuit de syn- chronisatiesignaalscheidingsketen 358. Het magnetische koporgaan 28 wordt toegevoerd naar links in figuur 35A bijvoorbeeld tenge-volge van de rotatie van de motor 21k en het genoemde informatiesignaal wordt geregistreerd op de spiraalbaan op het magnetische 30 oppervlak van de magnetische trommel 191 door de magnetische kop 1(-6. In deze toestand is de motor 2lb reeds gestart en roteert met een vooraf bepaalde rotatiesnelheid.
Wanneer de sluiterknop 19 wordt ingedrukt, wordt bovengenoemde werking continu uitgevoerd en wordt het re-35 gistreren van het bewegende beeld continu uitgevoerd ofschoon de 8204129 * - 52 - registratie een veldoverspringingsregistratie is. Wanneer het registreren door de magnetische kop ¼6 zich uitstrekt tot een registreer-gebiedsgrensstand op de magnet ische trommel 191, drukt de toevoermoer 27 tegen de grensschakelaar 83h en doet 5 deze werken. Het signaal uit de grensschakelaar 83b wordt toe- gevoerd aan de regelketen 35¼ via een klem 356. Als een resultaat stopt de regelketen 35¼ met het leveren en toevoeren van de schakelsignalen naar de schakelketens 117 en 362, zodat de scha-kelketens 117 en 362 stoppen met het vormen van signalen en ver-10 der levert de regelketen 35¼ een aandrijfsignaal met omgekeerde polariteit aan de servoketen 359 om de motor 21¼ te roteren in de terugwaartse richting met een hoge rotatiesnelheid. Het magne-tische koporgaan 28 wordt snel teruggevoerd naar rechts in figuur 35A tengevolge van de terugwaartse rotatie van de motor 15 21 It·. Wanneer de magnetische kop U6 is teruggekeerd bij de an- dere registreergebiedsgrensstand op de magnetische trommel 191» drukt de toevoermoer '27 tegen de grensschakelaar 83a en stelt deze in werking. Het signaal uit de grensschakelaar 83a wordt toegevoerd aan de regelketen 35¼ via het aansluitorgaan 356 en 20 de regelketen 35¼ stopt met het leveren van het aandrijfsignaal naar de servoketen 359· De motor 21¼ wordt dus gestopt in rotatie.
Indien de sluiterknop 19 wordt vrijgelaten na te zijn ingedrukt voordat de magnetische kop de bovengenoemde 25 ene registreergebiedsgrensstand bereikt, worden de aandrijfsig- nalen uit de regelketen 35¼ gestopt in toevoer naar de servoketens 359 en 361, en de motoren 171 en 21¼ stoppen dus met roteren. Wanneer de sluiterknop 19 daarna wordt ingedrukt voor een tweede keer, start de magnetische kop ¼6 met registratie vanuit die 30 stand.
Bij de bovenstaande uitvoering is een beschrij-ving gegeven met betrekking tot het registreren van een bewegend beeld, teneinde de toelichting te vereenvoudigen. Indien echter stilstaande beelden moeten worden geregistreerd, is een stil-35 staande stand verder aangebracht op de werkschakelaar 21, zodat 8204129 » * - 53 - het videosignaal van een veld wordt geregistreerd op een baan-omwenteling van de magnetische trommel 191 wanneer de slu.it er-knop 19 wordt ingedrukt.
Zoals bovenbeschreven wordt, gedurende bet re-5 produceren waarbij bet signaal onderworpen aan beeldopneemregi- stratie wordt gereproduceerd, bet verbindingsorgaan 331 van bet aanpasorgaan 330 verbonden met het verbindingsorgaan 321 voor bet vormen van het verbindingsgedeelte 322. Het snoer 339 van bet aanpasorgaan 330 wordt verbonden met de televisie-ontvanger 10 3^0. De plug 332 van bet aanpasorgaan 330 wordt ingestoken in een voedingsbron 350 zoals getekend in figuur 35B. De voedings-bron 350 is een orgaan voor het reduceren van de spanning uit bet eommerciele net tot een vooraf bepaalde spanningswaarde en bet leveren van een gelijkspanning door gelijkrichting en afvlak-15 king van de gereduceerde spanning. Evenwel kan een andere voe dingsbron zoals een accu van een auto worden gebruikt als de voedingsbron 350.
De schakelaar 351 van figuur 35A wordt mechaniscb omgeschakeld en verbonden met een contact P vanaf het contact 20 R door een verbindingspen, wanneer het verbindingsorgaan 331 wordt verbonden met bet verbindingsorgaan 321. Als resultaat^ordt de toevoer van energie uit de batterij 17 onderbroken en wordt de spanning uit de voedingsbron 350 toegevoerd aan elke keten via een verbindingsklem 322a en een aansluitorgaan 353.
25 Bij bet starten van het reproduceren wordt de aan/uit-schakelaar 33^ op het bedieningspaneel 333 van bet aanpasorgaan 330 van figuur 35B ingezet in de in-toestand. Een in-signaal vanuit de in/uit-schakelaar 33^ wordt dan toegevoerd aan de regelketen 35^· via een verbindingsorgaan 322b. Aldus 30 levert de regelketen 35^ een schakelsignaal naar de schakelaar 122 voor bet omschakelen en verbinden van de schakelaar 122 naar het contact P vanaf het contact R. Buitendien levert de regelketen 35^ een aandrijfsignaal naar de servoketen 361 voor het aandrijven en roteren van de motor 171.
35 Indien een normale reproduktie moet worden uit- 8204129 -5^- < gevoerd bijvoorbeeld, wordt de speelschakelaar 338 ingedrukt.
Aldus wordt een speelsignaal toegeyoerd aan de regelketen 35^· en deze levert een aandrijfsignaal naar de servoketen 359 voor bet roteren van de motor 21U. Het magnetische koporgaan 28 wordt 5 toegeyoerd tengevolge van de rotatie van de motor 21^ en bet signaal gereproduceerd vanaf de magnetische trommel 191 door de magnetiscbe kop b6, wordt geleverd aan de voorversterker 12U van bet aanpasorgaan 330 via de schakelaar 122, een voorversterker 363 en een verbindingsaansluiting 322h. Het samengestelde 10 videosignaal verkregen uit de demodulatieketen 12T, wordt ver- kregen via een uitgangsklem 357 9 door een overeenkomende scha-keling en werking als beschreven in samenhang met het blokstelsel van figuur 9· Het aldus verkregen samengestelde videosignaal wordt toegevoerd aan de televisie-ontvanger 3^-0 via het snoer 15 339 en het bewegende beeld wordt aldus gereproduceerd op het scherm van de televisie-ontvanger 3^-0. De vertragende of niet-vertra-gende werkingen van de H/2-vertragingsketens 125 en 129 voor elk veld worden geregeld door een regelsignaal vanuit de regelketen 35^+ verkregen via een verbindingsklem 322f.
20 Buitendien wordt het vertikale synchronisa- tiesignaal vanuit de synchronisatiesignaalscheidingsketen 137 toegevoerd aan de regelketen 35^ en de servoketen 361 via een verbindingsklem 322c en gebruikt in plaats van het vertikale synchronisatiesignaal vanuit de synchronisatiesignaalscheidings-25 keten 358 verkregen bij registreerwerking. Het uitgaande baan- volgregelsignaal van de baanvolgservoketen 136 wordt toegevoerd aan de baanvolgspoel van het magnetische koporgaan 28 via een verbindingsklem 322g en de baanregeling wordt zo uitgevoerd dat de magnetische kop k6 nauwkeurig aftast over de informatie-30 signaalbaan. Buitendien wordt het uit gangs signaal van de baan volgservoketen 136 00k toegevoerd aan de servoketen 359 via een verbindingsklem 322e voor het regelen van de rotatie van de motor 2^. Omdat het registreren wordt uitgevoerd met betrek-king tot de magnetische trommel 191 overeenkomstig het boven-35 genoemde veldverspringingsstelsel als beschreven in verband met 3204129 ο - 55 - het blokstelsel van figuur 9» moet elke baan tweemaal worden gereproduceerd. Aldus wordt een signaal toegevoerd aan de scha-kelimpulsgenerator 138 vanuit de regelketen 35¼ via een verbin-dingsklem 322d, zodat de polariteit van de uitgangsschakelimpuls 5 van de sehakelimpulsgenerator 138 wordt omgekeerd wanneer de magnetische kop ¼6 de stand SP in figuur 13 heeft bereikt.
De stilstand-verschuivingsschakelaar 33T wordt ingedrukt voor de stilstand-beeldreproduktie. Wanneer de stil-stand-verschuivingsschakelaar 337 wordt ingedrukt, wordt een 10 stilstandssignaal toegevoerd aan de regelketen 35¼. In deze toestand blijft de motor 171 roteren, maar stopt de motor 21¼ met roteren en dezelfde baan wordt herhaald gereproduceerd door de magnetische kop h6. Als resultaat wordt de stilstand-beeldreproduktie uitgevoerd. In de genoemde. toestand wordt een stop-15 signaal toegevoerd aan de sehakelimpulsgenerator 138 vanuit de regelketen 35¼ via de verbindingsklem 322d, zodat de schakel-keten 135 geen schakelwerking uitvoert.
Indien de stilstand-beeldreproduktie moet worden uitgevoerd met betrekking tot het volgende veld, wordt de 20 stilstand-verschuivingsschakelaar 337 voor de tweede keer inge drukt. Wanneer deze schakelaar 337 voor de tweede keer wordt ingedrukt, wordt opnieuw een signaal toegevoerd aan de regelketen 35¼ vanaf de schakelaar 337 en wordt de motor 21¼ geroteerd.
Als resultaat wordt het magnetische koporgaan 28 gevoerd over 25 een baan, en wordt de stilstand-beeldreproduktie uitgevoerd met betrekking tot de volgende baan door de magnetische kop ¼β.
Indien de magnetische kop ¼β snel moet worden toegevoerd naar een vooraf bepaalde baanpositie door voor-waarts of achterwaarts bewegen van de magnetische kop ¼β tenein-30 de het beeld van een gewenste inhoud te reproduceren, wordt de snel-voorwaarts-sehakelaar 336 of de snel-achterwaarts-schake-laar 335 ingedrukt. Wanneer de schakelaar 336 of 335 wordt ingedrukt, levert de regelketen 35¼ een snel-voorwaarts of terug-windsignaal naar de servoketen 359 en wordt de motor 21¼ dus 35 geroteerd met een hoge snelheid in de voorwaartse of achterwaartse 8204129 - 56 - richting. Terwijl de schakelaar 336 of 335 wordt ingedrukt, beweegt de magnetische kop k6 met hoge snelheid voorwaarts of achterwaarts en kan het zoeken van de positie van de bovengenoem-de gewenste beeldinhoud snel worden voltooid. De speelschake-5 laar 338 of de stilstands-verschuivingsschakelaar 337 wordt in gedrukt nadat het bovengenoemde zoeken is voltooid, voor het uitvoeren van de normale reproduktie of de stilstands-beeldre-produktie.
Het informatiesignaal dat wordt geregistreerd 10 op en gereproduceerd vanaf de magnetische trommel is niet beperkt tot het videosignaal, en kan een impulscodemodulatie (PCM) ge-luidssignaal zijn. Buitendien kan het registreermedium volgens de uitvinding ook worden gebruikt als een eindgeheugen van een computer in plaats van de bestaande floppy disc.
15 Wijzigingen van de uitvoeringen binnen het ka- der van de uitvinding zijn mogelijk.
8204129

Claims (21)

1. Registreer- en/of reproduceerinrichting geladen met een registreermedium dat is voorzien van een prak-tisch cilindervormig deel, en een registreeroppervlak gevormd 5 tenminste op een omtreksoppervlak van het cilindrische deel, waarbij de inrichting is voorzien van een rotatiemotor voor het roteren van het registreermedium, een registreer- en/of repro-duceertransductor voor het registreren en/of reproduceren van een informatiesignaal op en/of van het registreeroppervlak van 10 het registreermedium dat wordt geroteerd door de motor, en toevoerorganen voor het toevoeren van de registreer- en/of reproduceertransductor langs het registreeroppervlak," met het kenmerk, dat het registreermedium een hoi deel (30a, 151a, 30l+, 305) heeft dat tenminste open is aan een einde en 15 de rotatiemotor (2k, 1J1) tenminste een deel daarvan relatief heeft ingestoken in het holle deel van het registreermedium dat is geladen om te zijn gekoppeld met het registreermedium.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het registreermedium is opgenomen in een 20 opneemhuis (36, 50, 192, 260, 270, 280) voor het aannemen van een vorm van een patroon en de inrichting verder voorzien is van een ladingsgedeelte (1+0, 210) vaarin het opneemhuis van het patroon wordt geleid en geladen samen met het registreermedium.
3. Inrichting volgens conclusie 2, 25 met het kenmerk, dat verder organen (hi, kk, 6θ, 178, 179s 177s 231, 283 s 281+, 315) zijn aangebracht voor het koppelen van het registreermedium in het geladen patroon met de rotatiemotor in een niet-contactmakende toestand met betrekking tot het opneemhuis. 30 1+. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het opneemhuis is voorzien van een venster (3U 51a 200) waarin de registreer- en/of reproduceertransductor binnentreedt en de toevoerorganen zijn voorzien van grens-organen (83a, 83b) voor het begrenzen van een toevoergebieds-35 grens zodanig dat de registreer- en/of reproduceertransductor 8204129 *. - 58 - wordt toegevoerd in een gebied binnen het venster.
5· Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het opneemhuis is voorzien van een venster (31s 51» 200) waarin de registreer- en/of reproduceertrans-5 ductor binnentreedt en het ladingsgedeelte is voorzien van een geleidingsdeel (43a, 43b) voor het geleiden van het opneem-huis zodat vanneer het opneemhuis is geladen, het venster is tegenover de registreer/reproduceertransduetor,
6. Inrichting volgens conclusie 1, 10 met het kenmerk, dat het registreermedium verder is voorzien van een eindoppervlaktegedeelte (154) dat het andere einde van het holle gedeelte afsluit en de rotatiemotor is voorzien van koppelorganen (44, 1ΤΤ» 178, 179» 231» 275» 283, 284) om te ¥or-den gekoppeld met het eindoppervlaktegedeelte van het regi-15 streermedium.
7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het registreermedium verder is voorzien van een eindoppervlaktegedeelte met een gat (32, 155, 274) in het midden daarvan dat het andere einde van het holle gedeelte 20 afsluit, en een topeindgedeelte van een rotatie-as (66, 44, 177) van de motor past in het gat in het eindoppervlaktegedeelte.
8. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het registreermedium verder is voorzien van een eindoppervlaktegedeelte met een gat (32) in het midden 25 daarvan dat het andere einde van het holle gedeelte (30a) af sluit terwijl de motor (24) een cilindervormig rotatielichaam (41) omvat dat roteert als een geheel met een rotatie-as (66) daarvan waarbij het cilindervormige rotatielichaam is voorzien van een uitstekend asgedeelte (44) coaxlaal met de rotatie-as 30 van de motor, om te passen in het gat van het eindoppervlakte gedeelte, en de inrichting verder is voorzien van koppelings-organen (6o) voor het koppelen van het registreermedium aan het cilindervormige rotatielichaam.
9. Inrichting volgens conclusie 8, 35 met het kenmerk, dat het registreermedium is voorzien van een 8204129 - 59 - taps gedeelte (35) bij een binnenomtrek aan een einde daarvan terwijl het cilindervormige rotatielichaam is voorzien van een tap^feedeelte (U5) aan een buitenomtrek aan een einde daarvan om contact te maken met het tapse gedeelte van het registreer-5 medium en dit te dragen, en de koppelingsorganen (6θ) drukcon- tact veroorzaken voor het dragen van het tapse deel van het regi-streermedium door het tapse deel van het cilindervormige rotatielichaam in een toestand waarbij het uitstekende asgedeelte van het cilindervormige rotatielichaam past in het gat in het 10 eindoppervlaktegedeelte van het registreermedium.
10. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het eindoppervlaktegedeelte van het registreermedium is voorzien van een orgaan (156, 230) gemaakt van een materiaal zodanig dat het orgaan wordt aangetrokken door een 15 permanente magneet waarbij de koppelingsorganen zijn voorzien van een rotatie-orgaan (178) voorzien van een permanente magneet (179) voor het als geheel roteren met de rotatie-as van de motor, en het rotatie-orgaan het registreermedium roteert als de motor wordt geroteerd in een toestand waarbij het orgaan 20 wordt aangetrokken door de permanente magneet en het eindopper vlaktegedeelte daarop rust.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het eindoppervlaktegedeelte van het registreermedium is voorzien van een gat (155) bij het midden 25 daarvan en een topeindgedeelte van de rotatie-as (177) van de motor past in het gat in een toestand waarbij het eindoppervlaktegedeelte rust op het rotatie-orgaan.
12. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat verder organen (291, 290) aanwezig zijn 30 voor het ondersteunen van een deel van het registreermedium in de nabijheid van het ene eindgedeelte van het registreermedium en als geheel roterend met het registreermedium.
13. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het registreermedium is voorzien van een 35 markeergedeelte (1579 220) en de inrichting verder is voorzien 8204129 & - 6ο - van. detectie-organen (180, 181, 221) samenwerkend met het markeer-gedeelte van het registreermedium voor het detecteren van de rotatiefase van het registreermedium. 1^. Inrichting volgens conclusie 1, 5 met het kenmerk, dat het holle gedeelte van het registreer medium (300) open is aan beide einden (30ta, 305a) daarvan waar-bij het registreermedium verder is voorzien van een delingswand-gedeelte (303) voor het verdelen van het holle gedeelte in een deel in de nabijheid van een centraal deel daarvan, en de rotatie-10 motor is voorzien van koppelingsorganen (177» 178, 179) om te worden gekoppeld met het delingswandgedeelte van het registreermedium.
15. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het holle deel van het registreermedium 15 (310) open is aan beide einden daarvan en dat de inrichting verder is voorzien van organen (^1, ^5, 315» 317» » 60) voor het koppelen van beide eindgedeelten (313, 31^) van het registreermedium aan de motor.
16. Inrichting volgens conclusie 1, 20 met het kenmerk, dat de registreer- en/of reproduceertransduc- tor (28) is voorzien van een registreer- en/of reproduceerele-ment (U6), terwijl een vrijdragende hefboom (103) is aangebracht bij het element aan het topeinde daarvan en baanvolgregelorganen (91 tot 96) aanvezig zijn voor het verpla&tsen van de vrijdragen-25 de hefboom en baanvolgregeling uit te voeren zodanig dat het element aftast volgens banen op het registreeroppervlak van het registreermedium.
17. Inrichting volgens conclusie 16, vaarbij het registreeroppervlak van het registreermedium een 30 magnetisch oppervlak is, gevormd op het omtreksoppervlak van het cilindrische deel, tervijl het registreer- en/of reproduceer-element van de registreer- en/of reproduceertransductor een magnetisehe kop is, met het kenmerk, dat de magnetische kop is voorzien van een gebogen concaaf oppervlak (2^8, 25*0 gevormd 35 praktisch langs het magnetische oppervlak van het cilindrische 8204129 !*-------- ....... :: ..- ... ........ . . .. ,.......... ...... ........ - 61 - deel en een spleet (2^5, 252) is gevormd in het gebogen concave oppervlak.
18. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de vrijdragende hefboom (103) van de regi-5 streer- en/of reprodu.eeertransdu.ctor is voorzien langs een richting zodanig dat de praktiseh longitudinale richting (X) daarvan samenvalt met de toevoerrichting van de registreer- en/of reproduceertransductor uitgevoerd door de toevoerorganen, en de baanvolgregelorganen (91 tot 96)/de vri j dragende hefboom ver-10 plaatsen in de praktiseh longitudinale richting.
19. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het opneemhuis is voorzien van een venster (37s 51» 200) vaarbij de registreer- en/of reproduceertransductor is voorzien van een registreer- en/of reproduceerelement 15 (k6) dat het registreeroppervlak van het registreermedium affcast door binnen te treden door het venster van het opneemhuis en de inrichting verder is voorzien van organen (85) voor het veroor-zaken van terugtreden van het registreer- en/of reproduceer-element uit het venster van het opneemhuis.
20. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat verder beeldopneemorganen (1U) aanwezig zijn voor het uitvoeren van een beeldopname van een voorwerp, voor het verkrijgen van een videosignaal van het voorwerp als het te registreren informatiesignaal.
21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat verder organen (117, 35*0 aanwezig zijn voor het verkrijgen van hetzij een van de oneven en even velden van het videosignaal voor om het andere veld, organen (362, 35**·) voor het verkrijgen van baanvolgsignalen gedurende een veld-30 periode waarin het videosignaal niet wordt verkregen en organen (119) voor het mengen van het videosignaal en de baanvolgsignalen aldus verkregen, voor het toevoeren als een tijdopeenvolgings-signaal en het informatiesignaal voor registratie naar de registreer- en/of reproduceertransductor.
22. Inrichting volgens conclusie 1, 8204129 * " - 62 - met het kenmerk. dat verier een regelketen (35*0 aanwezig is voor het regelen van verschillende soorten van registreer- en/of reproduceerwerkingen en een verhindingsorgaan (321) voor ver-hinding met een aanpasorgaan (330) met een reproduceerketen en 5 een reproduceerbedieningspaneel (333) en het signaal gereproduceerd vanaf het registreermedium door de registreer- en/of reproduceer-transductor wordt toegevoerd naar het aanpasorgaan via het verhindingsorgaan en eommandosignalen verwerkt bij het reproduceer-werkpaneel van het aanpasorgaan vorden toegevoerd aan de regel-10 keten via het verhindingsorgaan voor het regelen van de verschil lende soorten van registreer/reproduceerwerkingen.
23. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een hoofdlichaam van het registreermedium (150, 1915 300, 310) een gevormd onderdeel is dat is gevormd 15 ait een kunsthars en gevormd als een afgeknotte kegel zodanig dat het oppervlak van het praktisch cilindrische deel helt over een hoek Θ met betrekking tot zijn as en het toevoerorgaan (25) is geconstrueerd voor het toevoeren van de registreer- en/of reproduceertransductor in een toestand hellend over de hoek Θ 20 met betrekking tot de rotatie-as van het registreermedium. 2k. Inrichting in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. 8204129
NL8204129A 1981-10-27 1982-10-26 Registreermedium voor een registreer- en/of reproduceerinrichting. NL8204129A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP17186881 1981-10-27
JP56171868A JPS5873072A (ja) 1981-10-27 1981-10-27 磁気記録媒体及びその記録装置
JP13774282A JPS5928271A (ja) 1982-08-08 1982-08-08 磁気記録,再生装置
JP13774282 1982-08-08

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8204129A true NL8204129A (nl) 1983-05-16

Family

ID=26470962

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8204129A NL8204129A (nl) 1981-10-27 1982-10-26 Registreermedium voor een registreer- en/of reproduceerinrichting.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US4567535A (nl)
KR (1) KR870000568B1 (nl)
AT (1) AT391575B (nl)
CA (1) CA1204210A (nl)
DE (1) DE3239659A1 (nl)
FR (1) FR2515460B1 (nl)
GB (1) GB2116352B (nl)
NL (1) NL8204129A (nl)

Families Citing this family (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS60182884A (ja) * 1984-03-01 1985-09-18 Victor Co Of Japan Ltd 複合映像信号の記録,再生装置
JPH0621898B2 (ja) * 1984-11-09 1994-03-23 キヤノン株式会社 撮影光学系
JPS61156979A (ja) * 1984-12-27 1986-07-16 Sony Corp 録音機能付き電子スチルカメラ装置
US4868678A (en) * 1986-03-28 1989-09-19 Victor Company Of Japan, Ltd. Apparatus for recording a video signal of consecutive fields on a pair of separated tracks
JPS62227282A (ja) * 1986-03-28 1987-10-06 Victor Co Of Japan Ltd 複合映像信号の駒撮り記録装置
US4716465A (en) * 1986-08-20 1987-12-29 Peter Meyer Device for wireless video monitoring and control of a still camera
US4786986A (en) * 1986-10-31 1988-11-22 Hitachi, Ltd. Magnetic recording and reproducing apparatus
KR910006609B1 (ko) * 1986-12-18 1991-08-29 가시오 게이상기 가부시기가이샤 전자 스틸 카메라
US4999714A (en) * 1987-01-30 1991-03-12 Eastman Kodak Company Still video camera having video synchronized to drive motor phase
DE3810438A1 (de) * 1988-03-26 1989-10-12 Wilhelm Koenig Zylinderspeicher fuer magnetisch-optische oder optische datenspeicherung und -wiedergabe
US5384666A (en) * 1990-11-14 1995-01-24 Sony Corporation Digital picture signal recording apparatus in which a field interval is recorded in a plurality of tracks exhibiting a track pitch no greater than 5.5 μm by a rotary drum having a diameter no greater than 25 mm and a rotary speed no less than 150 rps
JPH04313843A (ja) * 1991-04-12 1992-11-05 Sony Corp テープガイド装置
US5218493A (en) * 1991-04-15 1993-06-08 Eastman Kodak Company Magnetic recording apparatus including a magnetic head having a curved media-contact surface equal to the curvature of a rotatable drum
JP2849301B2 (ja) * 1993-03-25 1999-01-20 株式会社日立製作所 撮像装置
US6677989B1 (en) 1993-03-25 2004-01-13 Hitachi, Ltd. Imaging and recording apparatus
US6819523B2 (en) * 2001-08-20 2004-11-16 Tohoku Ricoh Co., Ltd. Data storing device including a cylindrical or hollow cylindrical data storing medium
JP5137683B2 (ja) * 2008-05-20 2013-02-06 キヤノン株式会社 コアレスモータ

Family Cites Families (38)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE132732C (nl) *
FR340387A (fr) * 1904-02-12 1904-07-05 Abner M Seeley Genre de boite pour cylindres phonographiques
GB191304300A (en) * 1912-04-11 1914-02-19 Harry Tyrell Scott Improvements in Automatic Phonographs.
GB316595A (en) * 1928-04-27 1929-07-29 William Francis Cooper Improvements relating to gramophone records
GB442112A (en) * 1934-06-22 1936-02-03 Fernando Crudo Improvements in sound recording or reproducing apparatus
US2251680A (en) * 1939-07-08 1941-08-05 Edison Inc Thomas A Phonograph
NL157567B (nl) * 1949-11-28 British American Tobacco Co Uit lagen bestaande buigzame foeliezak, voorzien van een lostrekbare afdichtingsnaad.
DE894914C (de) * 1951-05-26 1954-07-26 Florens Dipl-Ing Coester Magnetogrammtraeger
GB784571A (en) * 1954-03-29 1957-10-09 British Telecomm Res Ltd Improvements in or relating to magnetic recording equipment
NL103252C (nl) * 1954-09-01
US3134969A (en) * 1957-04-01 1964-05-26 Ex Cell O Corp Magnetic data storage device
NL234581A (nl) * 1957-12-30
GB833127A (en) * 1958-01-22 1960-04-21 Ferranti Ltd Improvements relating to data storage apparatus
US3036304A (en) * 1958-08-20 1962-05-22 Ibm Resilient magnetic drum
DK96322C (da) * 1959-06-17 1963-06-24 Joergen Helge Joensson Larsen Dikteremaskine med en optegnelsesbærer, som bevæges rundt i en lukket bane.
FR1289176A (fr) * 1960-05-13 1962-03-30 Sperry Rand Corp Tête pour enregistreur magnétique
BE628203A (nl) * 1962-02-09
BE627831A (nl) * 1962-02-16
DE1185837B (de) * 1963-10-01 1965-01-21 Dr Marcel Martin Magnetton-Diktiergeraet mit rotierendem Schallspeicher
FR1511229A (fr) * 1966-02-11 1968-01-26 English Electric Leo Marconi C Dispositifs d'emmagasinage d'informations digitales
FR1532726A (fr) * 1966-07-04 1968-07-12 English Electric Computers Ltd Dispositifs d'emmagasinage d'éléments d'information numériques
NL6805666A (nl) * 1967-04-29 1968-10-30
US3623120A (en) * 1968-07-11 1971-11-23 Rca Corp Magnetic drum system
DE1802461A1 (de) * 1968-10-11 1970-05-27 Ma E Maar Kg Drei M Pappenfabr Tonwiedergabevorrichtung
US3747080A (en) * 1970-10-27 1973-07-17 N Taylor Internal surface drum memory
US3697968A (en) * 1971-04-16 1972-10-10 Nasa Dual purpose momentum wheels for spacecraft with magnetic recording
GB1347316A (en) * 1971-04-30 1974-02-27 Hauer W Magnetic tape information storage device
GB1424044A (en) * 1972-04-05 1976-02-04 Citizen Watch Co Ltd Delayed acoustic signalling watch
GB1482668A (en) * 1975-08-15 1977-08-10 Okikiolu G Rotating cylindrical recording and storage assemblies
GB1599053A (en) * 1977-04-19 1981-09-30 Rca Corp Disc record signal pickup moving apparatus
JPS5499609A (en) * 1978-01-24 1979-08-06 Seiko Epson Corp Magnetic memory device
DE2916387A1 (de) * 1978-04-23 1979-10-31 Canon Kk Bildaufzeichnungsvorrichtung
US4366501A (en) * 1978-04-23 1982-12-28 Canon Kabushiki Kaisha Image recording system
US4241405A (en) * 1978-08-07 1980-12-23 Pitney Bowes Inc. Database updating apparatus
JPS55108967A (en) * 1979-02-13 1980-08-21 Victor Co Of Japan Ltd Information signal recording medium and its recording and reproducing system
JPS55125585A (en) * 1979-03-23 1980-09-27 Mitsubishi Electric Corp Memory unit and its memory medium
JPS566580A (en) * 1979-06-28 1981-01-23 Matsushita Electric Ind Co Ltd Electronic camera
US4420773A (en) * 1980-06-30 1983-12-13 Nippon Kogaku K.K. Electronic photographic camera

Also Published As

Publication number Publication date
FR2515460A1 (fr) 1983-04-29
KR870000568B1 (ko) 1987-03-19
AT391575B (de) 1990-10-25
GB2116352A (en) 1983-09-21
ATA393582A (de) 1990-04-15
DE3239659C2 (nl) 1988-07-28
FR2515460B1 (fr) 1988-07-15
KR840002379A (ko) 1984-06-25
GB2116352B (en) 1985-11-27
US4567535A (en) 1986-01-28
CA1204210A (en) 1986-05-06
DE3239659A1 (de) 1983-05-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8204129A (nl) Registreermedium voor een registreer- en/of reproduceerinrichting.
US4761694A (en) Apparatus for recording/reproducing a composite video signal with a rotary recording medium and circuit arrangement therefor
CA1204209A (en) Recording medium for recording and/or reproducing apparatus
US4546391A (en) Video signal recording apparatus
US4633357A (en) Tubular recording medium having a flexible magnetic recording surface
EP0116646B1 (en) Rotary head magnetic recorder/reproducer
US4258233A (en) Track skipper apparatus for video disc player
JPS6330710B2 (nl)
JPS5820080A (ja) 電子式静止画像記録再生装置
US5694277A (en) Magnetic head with a horizontal slit capable of reading magnetic signals of at high density
JPH0412677B2 (nl)
JPS58101577A (ja) 映像信号記録装置
CA1131775A (en) Track skipper for video disc player
JP3233477B2 (ja) 回転磁気記録再生装置
US5881328A (en) Band-pass filter for a pulse position modulation signal
JPS58122616A (ja) 磁気記録再生方式
JPS607622A (ja) 情報信号記録媒体
JPS6378312A (ja) 磁気ヘツド消磁装置
JPS603698B2 (ja) レコ−ドプレ−ヤ
JPS5914812B2 (ja) 回転ヘツド型磁気録画再生装置
JPS58121185A (ja) 情報信号の記録再生装置
JPS58215769A (ja) 円筒状の回転磁気記録媒体の磁気ヘツド装置
JPS6350793B2 (nl)
JPS60133510A (ja) 磁気記録再生素子
JPS62262205A (ja) 回転磁気記録媒体に対する先行消去装置

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed