NL8102037A - Werkwijze en inrichting voor het afnemen van voorwerpen in de vorm van vellen uit een stapel van zulke voorwerpen. - Google Patents

Description

........ - * ...... ----- »>5 - t i —~ ÏT.O. 30089 1 ^ Λ

Werkwijze en inrichting voor het afnemen van voorwerpen in de vorm van vellen uit een stapel van zulke voorwerpen·

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het afnemen van voorwerpen in de vorm van vellen uit een stapel van zulke voorwerpen.

In het algemeen heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze en 5 een inrichting voor het afleveren van voorwerpen in de vorm van vellen uit een voorraad. De voorwerpen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit bankbiljetten en een uitvoeringsvorm zal hierna met betrekking tot bankbiljetten worden beschreven, hoewel de uitvinding kan worden toegepast op andere voorwerpen in de vorm van vellen, bijvoorbeeld bedrukte of onbe-10 drukte papieren vellen, aanplakbiljetten enzovoort.

In het bijzonder met betrekking tot bankbiljetten is het van groot belang dat bij het afleveren van de laatstgenoemde slechts één enkel bankbiljet per keer wordt afgeleverd, aangezien anders fouten bij het betalen kunnen optreden.

15 Vele suggesties zijn vroeger gedaan voor het op betrouwbare wijze een maal per keer afnemen van bankbiljetten uit een voorraad in de vorm van een stapel bankbiljetten. Rollen die het blootgelegde bankbiljet in een stapel bankbiljetten grijpen zijn aldus toegepast voor het daardoor afnemen van de genoemde bankbiljetten. Pogingen zijn ondernomen om 20 zuigkracht toe te passen verkregen door het aanleggen van een vacuüm voor het een maal per keer afnemen van bankbiljetten.

Als voorbeeld van de stand van de techniek kan het Amerikaans oc-trooischrift 3.572.691 in dit verband worden genoemd. Dit octrooi-schrift toont een voorraad van vellen in een magazijn met een veer-25 krachtig verplaatsbare vinger ondersteund door een rol die het buitenste vel in het magazijn zodanig transporteert, dat de rand van het genoemde vel een begrenzingsrand in het magazijn passeert. Het deel van het vel dat op deze wijze wordt getransporteerd, treedt een uitsparing in de rol achter de vinger binnen en een tweede rol die met de eerste 30 samenwerkt, grijpt de rand van het vel en neemt het vel uit het magazijn. Deze inrichting vereist dat het vel een bepaalde flexibiliteit heeft en zal derhalve niet functioneren met bijvoorbeeld bankbiljetten die gedurende een periode in circulatie zijn en die scherpe plooien of dunne structuren kunnen hebben.

35 Het is gebleken dat alle bekende inrichtingen min of meer uitge sproken nadelen hebben met betrekking tot het een voor een uit een voorraad afnemen van bankbiljetten van diverse kwaliteiten met een ab- 81 02 0 3 7 2 solute betrouwbaarheid.

De uitvinding benadert het betreffende probleem op een andere wijze en het is gebleken dat een inrichting ontworpen volgens de uitvinding de meeste in de wereld te vinden bankbiljetten kan behandelen, 5 niet slechts nieuwe maar ook bankbiljetten die gedurende een periode in circulatie zijn.

Aldus heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het een voor een afnemen van voorwerpen in de vorm van vellen, bijvoorbeeld bankbiljetten'uit een stapel van genoemde voorwer-10 pen, doordat het buitenste voorwerp in de stapel wordt behandeld met de kenmerken van de uitvinding die in de bijgaande conclusies zijn beschreven.

De uitvinding zal hierna aan de hand van de tekening worden beschreven, waarin: 15 figuur 1 een zijaanzicht gedeeltelijk in doorsnede van een maga zijn volgens de uitvinding toont tesamen met de bijbehorende uitvoer-middelen; figuur 2 een uitvoeringsvorm van een afneemrol gebruikt voor de uitvoer weergeeft; en 20 figuur 3 een doorsnede langs de lijn III-III van figuur 1 illu streert.

In figuur 1 is met het verwijzingsnummer 1 een magazijn aangeduid, waarin een stapel 2 van bankbiljetten is geplaatst, waarbij de bankbiljetten van deze stapel tegen de bodem la van het magazijn 1 worden ge-25 drukt door een betrekkelijk· zwaar gewicht in de vorm van een plaat 3.

De bodem la van het magazijn is niet vlak maar enigszins gebogen, bijvoorbeeld in de vorm van een cylindrisch segment of een elliptisch segment. De bodem la van het magazijn 1 is naar keuze aangepast aan de afmeting van de betreffende bankbiljetten en het bankbiljet 9 van de sta- <b 30 pel bankbiljetten dat tegen de bodem aan ligt, wordt dus tegen de genoemde bodem aangedrukt· Deze bodem la is voorzien Van een paar openin-gen 5 respectievelijk 6 en het magazijn is gewoonlijk zodanig ontworpen dat de genoemde openingen 5 en 6 zich over de breedte van het magazijn uitstrekken, of anders hebben de genoemde openingen tenminste zo'n 35 breedte dat zij de breedte van de in het magazijn geplaatste bankbiljetten overschrijden, aangezien de bankbiljetten min of meer door de genoemde openingen 5 respectievelijk 6 moeten kunnen worden afgeleverd. De verlengingen van de openingen 5 respectievelijk 6 in lengterichting van het magazijn 1 zal hierna wor-40 den toegelicht.

8102037 3

Zoals in figuur 1 is te zien is de opening 6 dichtbij de linker begrenzing van bet magazijn 1 geplaatst, welke opening 6 met een betrekkelijk kleine mate in lengterichting van het magazijn is verlengd, dat wil zeggen van links naar rechts in figuur 1. De opening 6 kan op 5 geschikte wijze eindigen in een gebogen rand 6a, zodat het bankbiljet gemakkelijker kan worden afgeleverd zoals hierna duidelijk wordt. In de opening 6 is een geleidingsorgaan aanwezig, dat bijvoorbeeld kan bestaan uit een arm 7 die op een geschikte plaats 7a is gemonteerd, waarbij een einde 7b van de genoemde arm aanligt tegen het oppervlak van 10 het bankbiljet 9 dat in de opening 6 is blootgelegd. Het andere einde 7c van de arm 7 wordt bediend door een veer 7d en de hefboomverhoudin-gen van de arm 7 zijn zodanig dat het einde 7b tegen het vlak van het bankbiljet wordt gedrukt*

Het deel van de arm 7 dat zich het dichtst bij het einde 7b be-15 vindt, heeft een min of meer uitgesproken wigvorm, waarbij de punt van de wig naar rechts van figuur 1 is gericht en zoals uit de volgende beschrijving blijkt, zal de punt van de wig zijn gericht in de richting waarin het bankbiljet 9 wordt verplaatst tijdens de beginverplaatsing van het bankbiljet langs de opening 6. Wanneer de achterrand van het 20 bankbiljet 9 tijdens deze eerste verplaatsing het einde 7b heeft gepasseerd, zal het genoemde einde 7b zijn aandrukkracht tegen het bankbiljet uitoefenen, dat onmiddellijk onder het verplaatsten bankbiljet 9 ligt. Bij een volgende verplaatsing van het eerste bankbiljet in tegengestelde richting aan de beginrichting, zal het einde 7b het aangren-25 zende einde van het eerste bankbiljet afbuigen, waardoor het bankbiljet 9 naar beneden zal worden gebogen zoals in figuur 1 is getoond. De gebogen rand 6a vergemakkelijkt deze afbuiging*

Rechts van de opening 6 gezien in figuur 1, en na de opening 6 gerekend ten opzichte van de beginverplaatsing van het eerste bankbiljet 30 9, is de bodem la van het magazijn 1 voorzien van de hierboven genoemde tweede opening 5 die dezelfde breedte als de opening 6 kan hebben, dat wil zeggen een breedte die tenminste even groot is als de breedte van het bankbiljet, waarbij de lengte van de opening 5 aanzienlijk groter is dan de lengte van de opening 6* Aangrenzend aan de linkerrand 5a van 35 de opening 5 volgens figuur 1, is een afneemrol 4 geplaatst bestaande uit rubber of een ander geschikt wrijvingsmateriaal uit een elastomeer en tussen het aangrijpingspunt tegen het bankbiljet 9 van deze afneemrol 4 en de rand 5b van de opening 5 is voorts rechts van figuur 1 een afstand aanwezig die van een voldoende lengte is om het bankbiljet 9 te 40 laten uittreden uit de opening 5 in de vorm van een uitstulping 9a, 8102037 i 4 wanneer het bankbiljet 9 naar rechts van figuur 1 wordt verplaatst door de afneemrol 4.

Deze verplaatsing van het deel van het bankbiljet 9 geplaatst bij de afneemrol 4, wordt uitgevoerd door de afneemrol 4 in de richting van 5 de wijzers van de klok te laten verdraaien, zoals aangegeven is door de pijl 10. De aanwezigheid van de uitstulping 9a gaat gepaard met de uit-buigstijfheid (dat wil zeggen de weerstand tegen uitbuigen) van het bankbiljet 9. De gewenste grootte van de uitbuigstijfheid is voor het compenseren van het verschil in wrijving tussen de tweede en derde 10 bankbiljetten respectievelijk tussen de eerste en tweede bankbiljetten in het geval dat de eerstgenoemde wrijving de kleinste is. Indien dit niet optreedt zullen twee bankbiljetten een uitstulping vormen. Voorts moet de uitbuigstijfheid niet zo groot zijn dat deze niet kan worden overwonnen door de wrijving tussen het bankbiljet dat wordt afgenomen, 15 en de afneemrol. Een aantal methoden kunnen worden toegepast voor het bereiken van de bedoelde uitbuigstijfheid. Volgens een van deze methoden is de afneemrol 4 zodanig ontworpen, dat zoals in figuur 2 is te zien, deze rol bij voorkeur twee subrollen 4a en 4b heeft, die aan dezelfde as 12 zijn bevestigd, waarbij de dwarsdoorsnede omtrek van de 20 genoemde subrollen de omtrek van een dwarsdoorsnede van het cylinder-segment volgen. De subrollen 4a en 4b zijn gescheiden door een tussenafstand waarin een meetwiel 8 is geplaatst voor het bepalen van de positie van het bankbiljet 9. De bodemplaat la kan een vorm hebben die aangepast is aan de vorm van de afneemrol 4, dat wil zeggen de vorm van 25 een cylindersegment. De uitbuigstijfheid van het bankbiljet 9 die de werkmodus in hoge mate bepaalt, wordt beïnvloed door het ontwerp van de rol 4, waarbij een concave rol de uitbuigstijfheid van het bankbiljet 9 verhoogt, terwijl een convexe rol het bankbiljet 9 een nog hogere uitbuigstijfheid geeft. Ook beïnvloedt de lengte van de opening 5 30 de uitbuigstijfheid.

Het is gebleken dat de werkmodus van de hierboven beschreven inrichting kan worden verbeterd, doordat de rol 4 of de delen 4a en 4b van de rol in het beschreven geval een extra vorm krijgt behalve de genoemde concave respectiebelijk convexe vormen.

35 De twee subrollen 4a en 4b zijn dus voorzien van verhoogde delen 4c respectievelijk 4d die op geschikte wijze de vorm kunnen aannemen van schroefdraden. Bij de uitvoeringsvorm van figuur 1 heeft de schroefdraad 4c van de subrol 4a een rechtse schroefdraad, terwijl de schroefdraad 4d van de subrol 4b een linkse schroefdraad heeft. Met an-40 dere woorden betekent dit dat wanneer de subrollen 4a en 4b in de rich- 81 02 0 3 7 W- 5 Τ' % ting van de pijl 10 worden verdraaid, het bankbiljet 9 op een zodanige wijze zal worden beïnvloed, indien gewenst door het slippen van de sub-rollen, dat zijn breedte zal afnemen door de bijbehorende schroefdraden die elk een zijdeel van het bankbiljet 9 meenemen naar het midden van 5 het genoemde bankbiljet. Op deze wijze wordt een voordelige invloed op de uitbuigstijfheid bereikt met als gevolg dat de betrouwbaarheid dat een enkel bankbiljet bij elke afneemhandeling wordt betrokken, extra toeneemt.

Figuur 3 toont een doorsnede langs de lijn III-III van figuur 1, 10 waarbij het magazijn is geïllustreerd met de daarin geplaatste stapel bankbiljetten 2 die tegen de bodem la van het magazijn worden aangedrukt door de plaat 3. In het geïllustreerde geval is de bodemplaat la van het magazijn convex; bijvoorbeeld kan deze de vorm van een cylin-dersegment aannemen.

15 De hierboven beschreven inrichting werkt als volgt, zoals het best in figuur 1 te zien is. Het bankbiljet 9 dat het dichtst bij de bodemplaat la is geplaatst, is hoofdzakelijk rechtlijnig en strekt zich uit van nabij de linker rand van het magazijn 1 naar de rechter rand lb van het magazijn 1. Aldus is het bankbiljet 9 zowel door de opening 6 als 20 de opening 5 zichtbaar. De rol 4 wordt thans in de richting van de wijzers van de klok verdraaid, zoals aangeduid door middel van de pijl 10 en het deel van het bankbiljet 9 dat zich tegenover de rol 4 bevindt, wordt daarna op een zodanige manier beïnvloed, dat het linker deel van het genoemde bankbiljet dat geplaatst is tussen de rol 4 en de linker 25 zijde van het magazijn 1, van links naar rechts wordt getrokken.

Aldus wordt het bankbiljet langs de opening 6 verplaatst en passeert het einde 7b van de arm 7. Tegelijkertijd zal het deel van het bankbiljet 9 dat zich aan de rechter zijde van de rol 4 bevindt, naar rechts worden verplaatst. Indien het bankbiljet 9 bij het rechter deel van het 30 magazijn 1 op dat moment niet zou worden vastgehouden als gevolg van de wrijving tussen het bankbiljet 9 en het bankbiljet dat daarboven ligt, onder invloed van de drukplat 3, zal tenminste de rechter rand van het bankbiljet 9 botsen tegen de rechter rand lb van het magazijn en zal daar worden gestopt. Nadat de uitbuigstijfheid van het bankbiljet is 35 overwonnen, welke uitbuigstijfheid wordt beïnvloed door de vorm van de rol 4 en de bodemplaat la van het magazijn, zal het bankbiljet 9 bij het verder verdraaien van de rol 4 in de richting van de pijl 10 de vorm van een uitstulping 9a aannemen, die uit de opening 5 treedt op een wijze geïllustreerd in figuur 1, dat wil zeggen weg van het volgen-40 de bankbiljet af, dat aan het bankbiljet 9 grenst. Door middel van een 8102037

* V

6 detectie-inrichting (niet getoond), dat indien gewenst kan bestaan uit een meetwiel 8, maar volgens een andere uitvoering de vorm kan aannemen van een fotocelinrichting, of een andere geschikte inrichting, wordt de detectie uitgevoerd wanneer de uitstulping 9a voldoende groot is gewor-5 den om het linker einde van het bankbiljet het einde 7b van het gelei-dingsorgaan 7 te laten passeren. Wanneer deze toestand van het bankbiljet 9 met de uitstulping 9a is bereikt, wordt de verdraaiingsrichting van de rol 4 omgekeerd, waarbij het bankbiljet 9 daarna wordt verplaatst in de richting van rechts naar links. Het linker einde van het 10 bankbiljet 9 treedt daarna door middel van het einde 7b van het gelei-dingsorgaan 7 uit de opening 6 en volgt nagenoeg de gebogen rand 6a. De uitstulping 9a van het bankbiljet 9 wordt vlak, dat wil zeggen de uitstulping wordt kleiner bij een voortgaande verdraaiing van de rol in de richting van de pijl 11 en daarna wordt het deel van het bankbiljet 9 15 dat zich rechts van de rand 5h van de opening 5 bevindt, ook meegenomen en derhalve zal het gehele bankbiljet 9 uit de opening 6 naar buiten worden getransporteerd. Wanneer een indicatie dat het gehele bankbiljet 9 uit de opening 6 in een richting van rechts naar links is getreden, wordt geleverd, die kan worden verkregen door middel van een metetwiel 20 8 of door middel van een of andere geschikte detectie-inrichting (niet getoond), wordt de verdraaiingsrichting van de rol 4 weer omgekeerd en dan zal het de richting zijn die met de pijl 10 is aangegeven.

Het bankbiljet dat eerder grenst aan het bankbiljet 9 in de stapel bankbiljetten 2 zal thans van links naar rechts worden verplaatst door 25 middel van de rol 4 en de hierboven beschreven handelingen zullen worden herhaald met betrekking tot het bankbiljet dat thans bloot is gelegd in de openingen 5 en 6. Daarna wordt dezelfde procedure herhaald met betrekking tot de andere bankbiljetten in de stapel bankbiljetten 2 van het magazijn en aldus zullen deze bankbiljetten een voor een worden 30 afgeleverd.

Het zal duidelijk zijn dat het voor de uitvinding kenmerkend is dat een bankbiljet eerst in een eerste richting wordt verplaatst onder zulke voorwaarden dat door· het overwinnen van de uitbuigstijfheid van het bankbiljet slechts een enkel bankbiljet uitstulpt, waarna het bank-35 biljet in de tegengestelde richting wordt verplaatst om deze uit de inrichting te voeren. Dit wordt bereikt doordat de rol 4 en de bodemplaat la, alsmede de opening 5 op geschikte wijze zijn ontworpen zoals hierboven is vermeld.

De hierboven beschreven uitvoeringsvorm van de uitvinding is niet 40 bedoeld als beperking en varianten binnen het kader van de uitvinding 8102037 V - 7 zijn mogelijk. Aldus is het niet noodzakelijk om het bankbiljet 9 af te nemen na verplaatsing in de eerste richting van links naar rechts, waarbij het bankbiljet 9 uit de opening 6 tijdens de tweede verplaatsing in de richting van rechts naar links uittreedt. Bijvoorbeeld kan 5 de rol 4 worden ontkoppeld en een zuiginrichting kan het bankbiljet 9 grijpen bij de uitstulping 9a om op deze wijze het bankbiljet af te nemen.

81 02 03 7

Claims (6)

1. Werkwijze voor het een voor een af nemen van voorwerpen uit een stapel voorwerpen in de vorm van vellen, bijvoorbeeld bankbiljetten door het grijpen van het buitenste voorwerp van de stapel, met het 5 kenmerk, dat aan het buitenste voorwerp (9) eerst de vorm van een cy-lindersegment wordt gegeven, zodat dit een verhoogde uitbuigstijfheid in axiale richting van de voltooide cylinder krijgt, waarna een kracht in de genoemde richting wordt uitgeoefend, teneinde het voorwerp in een genoemde axiale richting te verplaatsen, totdat een uitstulping (9a) 10 die de verhoogde uitbuigstijfheid overwint, in het voorwerp (9) wordt gevormd, welk voorwerp daarna wordt afgenomen door het volledig of gedeeltelijk verplaatsen daarvan in een tweede richting tegengesteld aan de eerste richting.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat twee tegen-15 gestelde krachten op het voorwerp (9) tegelijkertijd werken en voorafgaand aan of tegelijkertijd met de grijpkracht onder hoofdzakelijk rechte hoeken ten opzichte van de grijpkracht, zodat uitbuigen onder rechte hoeken ten opzichte van de uitstulping (9a) wordt bereikt.

3. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclu-20 sie 1 of 2, welke inrichting bestaat uit een magazijn voor het opnemen van een stapel voorwerpen in de vorm van vellen, welk magazijn een be-grenzingsvlak heeft, waartegen de genoemde stapel aanligt en dat een breedte heeft die tenminste gelijk is aan de breedte van het voorwerp en een lengte die tenminste gelijk is aan de lengte van het voorwerp, 25 welk begrenzingsvlak voorzien is van twee openingen elk met een breedte die tenminste gelijk is aan de breedte van het voorwerp, waarbij tenminste een draaibare afneemrol in een van de genoemde openingen buiten het magazijn is aangebracht en het buitenste voorwerp van de stapel grijpt, welke rol eerst in een richting kan worden verdraaid, zodat een 30 uitstulping die zich in benendenwaartse richting tot in de eerste opening uitstrekt, in het genoemde buitenste voorwerp wordt gevormd, en daarna in de tegengestelde richting, zodat het buitenste voorwerp door de tweede opening wordt afgeleverd, met het kenmerk, dat tenminste aangrenzend aan de eerste opening (5) het begrenzingsvlak (la) van het ma-35 gazijn (1) de vorm heeft van een cylindersegment en/of dat de omtrek van de rol (4) loodrecht op de lengtehartlijn van de rol (4), de vorm heeft van een cylindersegment.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de rol (4) die bij voorkeur bestaat uit een wrijvingsmateriaal van rubber of een 40 elastomeer, een rotatiecylinder omvat met een covexe of concave omtrek 81 0 2 0 3 7 en dat het begrenzingsvlak (la) tenminste gedeeltelijk een concave of convexe vorm heeft dwars op de lengterichting daarvan, welke vorm is aangepast aan de convexe respectievelijk concave omtrek van de genoemde rol.

5 . 5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de rol (4) is uitgevoerd als twee subrollen (4a, 4b) die op een en dezelfde as (12) zijn geplaatst, welke subrollen eikaars spiegelbeeld zijn en aan hun omtrekken zijn voorzien van schroeflijnvormige verhogingen (4c, 4d) die in tegengestelde richtingen zijn gewikkeld om bij de rotatie 10 van de subrollen op het voorwerp (9) een druk uit te oefenen in de richting van het in lengterichting verlopende tussengelegen gebied daarvan, teneinde de uitbuigstijfheid van het voorwerp (9) te beïnvloeden.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat tussen de 15 twee subrollen (4a, 4b) een meetrol (8) is geplaatst, die door het genoemde voorwerp (9) gedurende zijn verplaatsing kan worden aangedreven om de relatieve positie van het voorwerp tijdens zijn verplaatsingen te bepalen. 8102037