NL8020029A - Koppelingselementen voor liggers met in lengterichting lopende, ondersneden groef. - Google Patents

Description

- 1 - 80 2°0 2g

Koppelingselementen voor liggers met in lengterichting lopende, ondersneden groef.

De uitvinding heeft betrekking op koppelingselementen voor liggers met in lengterichting lopende, ondersneden groef, waarin de koppelingselementen grijpen.

In het Duitse Auslegeschrift 1.054.320 is een 5 gestel beschreven, dat een vast op een wand aan te brengen console omvat en een door deze vast te houden rail. Bij dit gestel is de rail voorzien van een groef, die T-vormig is geprofileerd en in lengterichting loopt en die een vernauwde ingang bezit, waarin de paarsgewijs bij elkaar '10 aangebrachte, elk van een haakkop voorziene, tegengesteld in een gemeenschappelijk vlak verzwenkbare armen van de console grijpen. De hoogte van de haakkop is aanmerkelijk kleiner dan de ingangs-breedte van de groef. Voor het ondersteunen van de armen en voor het verzekeren van de 15 ingrijping van de haakkoppen daarvan in de ondersnijding van de groef dient een nabij de haakkoppen aangrijpend schroeforgaan. De haakkoppen zitten aan als één geheel samenhangende, ten opzichte van elkaar elastisch beweegbare armen, die ten gevolge van hun constructie als één geheel 20 niet vrij beweegbaar zijn.

Bij een soortgelijk gestel volgens het Amerikaanse octrooischrift 3.371.454 kunnen met een vertikale kolom horizontale poten worden verbonden door in langsgroeven grijpende koppelingsorganen, die ter verzekering van de 25 ingrijping door- schroeven kunnen worden gespannen. De koppelingsorganen zijn in hoofdzaak ondergebracht in de inwendige ruimte van de poten en komen ten opzichte van het middenvlak van de kolom in spiegelbeéld overeen. Ook bij deze opstelling zijn de haakkoppen ten gevolge van de 30 constructie uit één stuk niet vrij beweegbaar.

Uit het Zwitserse octrooischrift 442.870 is een profielrail-verbinding bekend, die uitgaat van profiel-rails met T-vormig geprofileerde opneemgebieden, die door in de aan te sluiten profielrail-delen ondergebrachte 35 ! en ten opzichte van elkaar verstelbare klemarmen tangvormig kunnen worden omvat. De koppen van deze tangarmen zijn in de gebruikstoestand zichtbaar evenals de T-vormige 8020029 - 2 - profileringen van de raildelen.

Het Britse octrooischrift 951.322 toont een console - inrichting, waarbij uithouders aan vast op een wand bevestigde, C-vormig geprofileerde rails op willekeurige 5 plaatsen in lengterichting kunnen worden vastgezet. De uithouder is bij het voeteinde tot een haak omgezet en voorzien van een spanorgaan, dat een tegengesteld gerichte haakkop bezit. De uithouders moeten vanaf het einde van de rail daarin worden geschoven.

10 Het Duitse Auslegeschrift 1.775.802 openbaart een gestel, waarvan de ligger is voorzien van een T-vormig ondersneden groef, waarin de koppelingselementen van het aansluitdeel grijpen, die door een stelmiddel tegen de beide tegenover elkaar liggende wanden van de vernauwde 15 ingang van de groef kunnen worden aangedrukt, waarbij het ene koppelingselement een haakkop bezit, terwijl het andere koppelingselement wordt gevormd door vast op de aansluiting aangebrachte pennen, die gezien in lengterichting van de groef boven en onder de haakkop van het eerste koppelings-20 element zitten. Deze inrichting heeft het nadeel, dat slechts êën van de koppelingselementen weerstand kan bieden tegen trekbelasting, terwijl het andere koppelingselement : daarbij slechts een geleidende funktie heeft. Bovendien is het aandrukvlak van het ene koppelingselement in ver-25 houding met het andere koppelingselement op de wand van de groef naar verhouding klein, wat kan leiden tot uitbreken van de groef.

De uitvinding heeft nu tot doel de nadelen, die kleven aan de koppelingselementen volgens de stand 30 der techniek, op te heffen en in het bijzonder het voor de uiteindelijke vastschroeving optredende lastige verschuiven van de koppelingselementen te vermijden en bovendien gelijktijdig een op de wanden van de groef gelijkmatige aandrukkracht te waarborgen.

35 Dit doel wordt nu volgens de uitvinding bereikt, doordat beide koppelingselementen bestaan uit dwars op het vlak van de groef vrij beweegbare zwenkbare hefbomen, die : zijn voorzien van doorgaande haakkoppen, waarvan de ! gezamenlijke kopdikte kleiner is dan de breedte van de 40 ingang van de groef, en die door een instelmiddel tegen de 8020029 - 3 - beide tegenover elkaar liggende wanden van de vernauwde ingang van de groef aangedrukt kunnen worden, waarbij het instelmiddel door uitwendige inwerking verstelbaar op het ene koppelingselement is aangebracht, terwijl de druk van 5 het instelmiddel op het andere koppelingselement via een veer kan worden overgebracht.

De veer is bij voorkeur zodanig gedimensioneerd, dat hij in de ontspannen toestand de beide koppelingselementen zover uit elkaar drukt, dat deze verder van elkaar afstaan 10 dan de breedte van de ingang van de groef bedraagt. Door samendrukken van de beide koppelingselementen is het dan mogelijk, deze in de groef te schuiven. Door de veerdr.uk worden de koppelingselementen aangedrukt tegen de tegenover elkaar liggende wanden van de vernauwde ingang van de 15 groef, waardoor het lastige wankelen tot aan de uiteindelijke bevestiging door middel van het instelmiddel vervalt.

Voor de overdracht van de door het instelmiddel uitgeoefende druk via de veer op het tweede koppelingselement wordt de voorkeur gegeven aan een inrichting waarbij de 20 veerdruk niet door direkt contact tussen de veer en het tweede koppelingselement wordt overgedragen, maar waarbij tussen veer en koppelingselement een beweegbare geleidings-bus is aangebracht. Daardoor wordt de geleiding van de veer verbeterd. Bovendien kan bij een voorkeursuitvoeringsvorm 25 van de onderhavige uitvinding de beweegbare geleidingsbus, die is voorzien van een tegen het tweede koppelingselement aanliggende aanslag, voor een deel buiten het koppelingselement uitsteken. Dit uitstekende deel, dat door toepassing van een juiste druk gemakkelijk is het inwendige van het 30 koppelingselement kan worden geschoven, stoort niet bij het schuiven van het koppelingselement in een bijbehorende ruimte van de ligger wanneer het bij het samenvoegen van de ligger en het koppelingselement in de ruimte van de ligger wordt gedrukt, en wel zolang tot het teruggeschoven deel I 35 van de geleidingsbus komt te vallen in een passende boring in de zijwand van de ruimte in de ligger. Bij het schuiven van het koppelingselement in het inwendige van de ligger drukt de geleidingsbus aan tegen de liggerwand en levert daardoor reeds een zekere samenhang tussen de beide elementen. 40 Door het vallen van de geleidingsbus in de passende boring 8020029 - 4 - in de zijwand van de ligger, waarbij de geleidingsbus niet buiten de zijwand van de ligger uitsteekt, wordt dan een uit de ligger glijden van de koppelingselementen verhinderd. Daardoor kunnen de koppelingselementen zonder verdere onder-5 steuning en zonder inbrengen van een afzonderlijke schroef door de zijwand van de ligger door middel van het instel-middel aan de ligger uiteindelijk worden bevestigd, zodat dan een belasting kan plaatsvinden. Voor wegname van de koppelingselementen behoeft slechts het instelmiddel te 10 worden losgemaakt en de verende geleidingsbus weggedrukt, waardoor de koppelingselementen aan de haakkoppen naar buiten toe kunnen worden getrokken. Verder blijven de ingebouwde koppelingselementen zowel in de gespannen, dus in de ingrijpende stand van de haakkoppen, alsook in de niet-15 gespannen toestand van de haakkoppen bij de demontage van de ligger, met de verende geleidingsbus en het ingebouwde instelmiddel steeds binnen het gat in de zijwand van de ligger, zodat krassen van de ligger door uitstekende delen beslist is uitgesloten.

20 Hierdoor worden het tot nu toe gewoonlijk lastige inbrengen van de schroef resp. van het instelmiddel en het daarmee gepaard gaande verschuiven van de koppelingselementen vermeden. De scheiding van het instelmiddel van de ligger door de verende geleidingsbus verhindert een 25 uitscheuren en een beschadiging van de boring in de ligger, benevens een wegglijden van het montagegereedschap. In de gespannen of de ontspannen toestand van de koppelingselementen blijven het instelmiddel en de geleidingsbus zo.ver verzonken in de ligger, dat bij het gebruik en het transport van de 30 in de ligger geschoven koppelingselementen beschadiging van de ligger door krassen en wrijven wordt vermeden.

Bovendien wordt gelijktijdig door de doorlopende uitvoering van de haakkoppen een, het materiaal van de wand van de groef sparende en over de volle ylakbreedte daarvan werkzame, 35 gelijkmatige aandrukkracht gewaarborgd.

De koppelingselementen volgens de uitvinding worden in de nu volgende beschrijven aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in de tekening, toegelicht.

In de tekening toont: 40 fig. 1 de koppelingselementen volgens een 8020029 - 5 - uitvoeringsvorm van de uitvinding in perspectivisch aanzicht, fig. 2 een bij de koppelingselementen behorende ligger; fig. 3 koppelingselementen die met een speciale 5 liggeruitvoering zijn gecombineerd om haakvormige constructies mogelijk te maken; fig. 4 een paar koppelingselementen in zijaanzicht; fig. 5 een doorsnede over het paar koppelings-elementen van fig. 4 volgens de lijn A-A; 10 fig. 6 een vergroot deel van fig. 5; en fig. 7 een perspectivische weergave van de gedeeltelijk in een passende ruimte van de ligger geschoven koppelingselementen.

De koppelingselementen 1, 2 met de doorgaande 15 haakkoppen 3, 4 zijn door een pen 5 met elkaar verbonden.

De beide koppelingselementen 1, 2 bevatten boringen 6, 7 met een samenvallende hartlijn, waarbij de boring 7 is voorzien van een schroefdraad, terwijl de boring 6 inwendig is voorzien van een kraag. Daardoor bezit het buiteneinde 20 van de boring 6 een kleinere diameter dan het binneneinde.

In het inwendige van het einde van de boring met de kleinere diameter is een geleidingsbus 8 met een flensvormige rand aangebracht, welke rand aanligt tegen de binnenkraag van de boring 6. In het inwendige van de er tegenover liggende 25 boring 7 is een stelschroef 9 in de schroefdraad opgenomen. Deze schroef 9 is naar voren, naar de boring 6 toe, kraagvormig verjongd, waarbij het verjongde deel in de boring 6 steekt. Tussen de kraag 10 van de stelschroef 9 en de flensvormige rand 11 van de geleidingsbus 8 is een veer 12 30 aangebracht, die de druk van de stelschroef overbrengt op het koppelingselement 1. De draadboring 7 en de zich verjongende boring 6 kan al naar keuze zijn aangebracht in hetzij het koppelingselement 1 of 2.

De ligger 13 bezit in lengterichting lopende, 35 T-vormige ondersneden groeven 14, waarin de haakkoppen 3,4 van de koppelingselementen 1, 2 kunnen grijpen. Hij is tussen de groeven 14 voorzien van een uitsparing voor het opnemen van de koppelingselementen 1, 2. In de zijwand van de uitsparing is een boring 15 aangebracht, die zodanig : 40 is gedimensioneerd, dat hij het uitstekende deel van de .............802 0 029 - 6 - geleidingsbus 8 op kan nemen. Door het vallen van de gelei-dingsbus 8 in de boring 15 van de ligger 13 is tot aan de uiteindelijke duurzame bevestiging geen verdere ondersteuning meer noodzakelijk en bovendien is het niet meer nodig een 5 afzonderlijk instelmiddel door de boring 15 in de koppelings-elementen in te voeren.

- conclusies - 8020029

Claims (6)

1. Koppelingselementen voor liggers met in lengterichting lopende, ondersneden groef, waarin de koppelings-elementen grijpen, met het kenmerk, dat beide koppelingselementen (1,2) bestaan uit dwars op het vlak 5 van de groef zwenkbare hefbomen, die haakkoppen (3,4) bezitten, waarvan de gezamenlijke kopdikte kleiner is dan de breedte van de ingang van de groef (14) en die door een instelmiddel (9) tegen de beide tegenover elkaar liggende wanden van de vernauwde ingang van de groef aangedrukt kunnen worden, waarbij het instelmiddel door uitwendige inwerking verstel-10 baar op het ene koppelingselement is aangebracht, terwijl de druk van het instelmiddel op het andere koppelingselement via een veer (12) kan worden overgebracht.

2. Koppelingselementen volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de veer (12) zodanig is gedimensio- 15 neerd, dat hij in de ontspannen toestand de beide koppelingselementen minstens zo ver uit elkaar drukt, dat deze verder van elkaar afstaan dan de breedte van de ingang van de groef bedraagt.

3. Koppelingselementen volgens conclusies 1 en 2, 20 met het kenmer k, dat tussen de veer (12) en het daarbij behorende koppelingselement een beweegbare, buiten de buitenzijde van dit koppelingselement uitstekende, geleidingsbus (8) is aangebracht en dat het uitstekende déél van de geleidingsbus (8) in een passende boring (15) 25 in de zijwand van een uitsparing in de ligger (13) voor het opnemen van het koppelingselement kan komen te vallen. 1 8020029 Koppelingselementen volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de beide koppelingselementen (1,2) zijn voorzien van op dezelfde hartlijn liggende boringen 30 (6,7) waarbij êën van deze boringen (7) is voorzien van een schroefdraad terwijl de tegenover liggende boring (6) in-: wendig een kraag bezit. * - 8 -

5. Koppelingselementen volgens conclusies 3 en 4, met het kenmerk, dat de geleidingsbus (8) is voorzien van een flensrand en in het inwendige waarvan de boring (6) met de kleinste diameter is aangebracht terwijl 5 de rand (11) van de bus (8) aanligt tegen de kraag van de boring.

6. Koppelingselementen volgens conclusies 1 en 5, met het kenmerk, dat het instelmiddel een stel-schroef is en dat de veer (12) is aangebracht tussen een 10 kraag (10) in de stelschroef (9) en de flensrand (11) van de geleidingsbus (8).

7. Koppelingselementen volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de groef T-vormig is uitgevoerd en dat de haakkoppen doorlopend zijn. 8020029