NL8901425A - Profielverbinding. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Profielverbinding.

De uitvinding heeft betrekking op een haakse verbinding tussen twee profielen, waarbij een koppelstuk aanwezig is bestaande uit twee nabij één van hun uiteinden ten opzichte van elkaar zwenkbare elementen, waarvan de andere einden aan de van elkaar afgekeerde zijden voorzien zijn van een groefvormige verlaging, welk koppelstuk bestemd is om te worden ingestoken in een tenminste driezijdig gesloten kamer van het ene profiel en daarin vastgezet, zodanig dat de verlagingen zich tenminste gedeeltelijk buiten het eindvlak van dat profiel bevinden, en om in die stand te worden vastgezet ten opzichte van twee naar elkaar gekeerde randen van het tweede profiel doordat de twee elementen uit elkaar worden gedrukt en de genoemde naar elkaar gekeerde randen grijpen in de genoemde verlagingen in het koppelstuk.

Een dergelijke verbinding is bijvoorbeeld bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8 020 029. Daarbij worden de elementen uit elkaar gedrukt onder invloed van een veer die opgenomen is in een kamer in één van de elementen.

Er is een stelschroef aanwezig om de twee elementen, vóór de montage, naar elkaar toe te bewegen en na de montage van elkaar af, zodat de veer zijn funktie kan vervullen.

De kracht van het koppelstuk wordt dus uitsluitend bepaald door de dimensies van de veer, hetgeen een inherente zwakheid van de verbinding tot gevolg heeft.

De genoemde stelschroef heeft twee verschillende diameters. De beide zwenkbare elementen zijn doorboord, maar op een verschillende wijze; het ene element is voorzien van een eenvoudige, van draad voorziene boring, maar in het andere element moet op twee verschillende middellijnen worden geboord. Verder is dan nog voor het goed funktioneren van de stelschroef en de moer een van een flens voorziene bus aanwezig. Hierdoor is de kostprijs van het koppelstuk betrekkelijk hoog. Dit wordt nog versterkt doordat de twee elementen als afzonderlijke gietstukken of profielstukken zijn vervaardigd, namelijk zodanig dat het ene element voorzien is van twee scharnierogen, en het andere element van een enkel scharnieroog op een tussenliggende plaats.

Er zijn nog andere koppelstukken voor hetzelfde doel bekend, die werken met het principe van een excentriek om een positieve aantrekkende kracht van het koppelstuk ten opzichte van het tweede element te verkrijgen. Ook daarbij is de kostprijs betrekkelijk hoog, ondermeer omdat ook één van de beide te verbinden profielen nog moet worden doorboord, en wel met twee verschillende diameters. Belangrij-ker is nog het principiële bezwaar van een dergelijke excen-triekverbinding, namelijk dat hij volledig loslaat bij de geringste teruggaande verdraaiing van het excentriek.

De uitvinding beoogt aan de genoemde bezwaren van de bekende koppelstukken voor haakse verbindingen tegemoet te komen en een oplossing te verschaffen die goedkoop kan worden vervaardigd, gemakkelijk kan worden aangebracht en een sterke en ook op den duur betrouwbare verbinding geeft.

Kenmerkend voor de uitvindingsgedachte is daartoe dat in één van de elementen van het koppelstuk een van draad voorziene doorboring is aangebracht, bestemd voor het opnemen van een stelschroef, waarvan het einde, bij indraaien, aandrukt tegen het andere element.

Hierdoor behoeft slechts één van de elementen te worden voorzien van een doorboring met een enkele diameter, en voorzien van schroefdraad. Eén van de te verbinden profielen moet ook worden voorzien van een enkele doorboring met een enkele diameter, en daarna wordt het koppelstuk in de kamer geschoven en gemonteerd door het eenvoudig insteken en indraaien van de stelschroef, welke stelschroef bij voorkeur een inbusschroef is. Vervolgens vindt het uit elkaar drukken van de zwenkbare elementen, en dus de aandrukking tegen de bij elkaar gekeerde randen van het tweede profiel, plaats onder invloed van een positieve kracht als gevolg van het feit dat de stelschroef wordt aangedraaid tegen het andere element.

Om na het insteken en tijdens het aandraaien van de inbusschroef in het koppelstuk een positieve aantrekkende kracht van het ene ten opzichte van het andere element te verkrijgen, wordt de verbinding bij voorkeur zo uitgevoerd dat de verlagingen minstens aan de naar het nabij gelegen uiteinde gekeerde zijde begrensd worden door een vlak dat schuin staat ten opzichte van de naar elkaar gekeerde binnenzijden van de elementen. In de praktijk is gebleken dat uitstekende resultaten worden verkregen wanneer de hoek van het genoemde vlak ten opzichte van de naar elkaar gekeerde binnenzijden van de elementen omstreeks 45° bedraagt.

Verder wordt de inrichting bij voorkeur zo uitgevoerd dat de beide elementen zijn vervaardigd uit identieke profielen, terwijl het scharnier wordt gevormd door een pen en de uiteinden van de elementen op die plaats een cirkelvormige doorsnede hebben en gezamenlijk omsloten zijn door een bladveer die de omsluiting van die uiteinden geeft over meer dan 180°. Hierdoor wordt een verdere verlaging van de kostprijs bereikt, terwijl bovendien de montage van de twee elementen, met behulp van de scharnierpen en de veer, gemakkelijk en dus goedkoop is.

De uitvinding heeft verder betrekking op een haakse verbinding van een steun met een profiel, waarbij een koppelstuk aanwezig is dat tenminste een van een kop voorziene bout met moer omvat, alsmede een bus die het grootste deel van de lengte van de bout omgeeft.

Dergelijke haakse verbindingen worden bijvoorbeeld gebruikt voor de bevestiging van planksteunen ten opzichte van staande profielen in toonvitrines. Bij de bekende verbindingen van deze soort kan de bout alleen maar worden bevestigd ten opzichte van een reeks, op verschillende hoogten in de staande profielen aangebrachte boringen.

De uitvinding beoogt deze verbinding te verbeteren en een soortgelijke, bijvoorbeeld als plankdrager dienende steun op een gemakkelijk verschuifbare wijze met het profiel te verbinden, zodat men niet meer beperkt is tot tevoren bepaalde hoogten.

De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening van enkele uitvoeringsvoor-beelden.

Fig. 1 geeft een bovenaanzicht van een koppelstuk; fig. 2 toont een langsdoorsnede door het eerste profiel, met het koppelstuk in aanzicht, gedeeltelijk opengesneden, het geheel nog steeds op afstand van het tweede profiel; fig. 3 geeft op overeenkomstige wijze de toestand weer waarbij de profielen naar elkaar gebracht zijn; en fig. 4 toont de eindtoestand waarin de twee elementen van het koppelstuk uit elkaar gedrukt zijn, zodat de verbinding tot stand gebracht is; fig, 5 geeft voor een tweede uitvoeringsvorm van de uitvindingsgedachte, een eindaanzichttegen-een profiel met een aanzicht, gedeeltelijk doorsnede, van een met het profiel te verbinden steun.

Het koppelstuk 1 is samengesteld uit twee elementen 2 en 3 die beide gevormd kunnen zijn door eenvoudige afgesneden stukken van een zelfde eindloos profiel.

Na de montage van het koppelstuk als zodanig - op een nog nader te beschrijven wijze - liggen de elementen 2 en 3 met hun vlakken 4 en 5 tegen elkaar; om die reden zullen deze vlakken de binnenvlakken worden genoemd. Aan hun ene einden zijn ze voorzien van delen 6 resp. 7 met grotendeels cirkelvormige doorsnede. Ze worden met elkaar verbonden door het aanbrengen van een bladveer 8 die ook cirkelsectorvormig gebogen is en die de twee delen 6, 7 over meer dan 180° omsluit, om aldus de twee elementen 2, 3 bij elkaar te houden. Dit geschiedt onder tussenplaatsing van een scharnierpen 9. Een scharnierbeweging is mogelijk doordat de uiteinden van de binnenvlakken, voorbij de halfcirkelvormige uitsparingen die bestemd zijn voor het opnemen van de scharnierpen 9, over een kleine hoek zijn afgeschuind, zoals aangeduid door 10 resp. 11.

De buitenvlakken 12 resp. 13 van de twee elementen lopen, in de weergegeven uitvoering, onder een kleine hoek ten opzichte van de binnenvlakken 4 resp. 5. Daardoor is een geringe zwenkbeweging mogelijk terwijl toch de dikte, op de plaatsen die door 14 resp. 15 zijn aangeduid, maximaal is, d.w.z. juist passend binnen de kamer 16 van het profiel 17 waarin het koppelstuk wordt gestoken.

Eén van de elementen, en wel in de tekening het bovenste element 2, is voorzien van een van draad voorziene, doorlopende boring 18 in de richting van de dikte. Deze is bestemd voor het indraaien van een stelschroef 19. Die stelschroef 19 wordt door een eenvoudige boring 20 in één van de wanden van de kamer 16 van het profiel 17 gestoken nadat de met elkaar verbonden elementen 2, 3 vanaf het open uiteinde van het profiel 17 in de kamer 16 zijn gestoken. Na indraaien van de stelschroef 19 in de van draad voorziene boring 18 kan het koppelstuk het profiel niet meer verlaten. Men heeft dan de toestand verkregen zoals die in fig. 2 is weergegeven. Getekend is verder de holte 21 die van de stelschroef 19 een inbusschroef maakt.

In de toestand van fig. 2 wordt het profiel 17 met het koppelstuk 1 tegen het tweede profiel 22 gedrukt. Dat profiel is voorzien van een aan drie zijden gesloten kamer 23, begrensd door twee naar elkaar gekeerde randen 24, 25. Het koppelstuk komt met de uiteinden 26 in die kamer 23 te liggen, zoals weergegeven in fig. 3. Achter de kopeinden 26, 27 zijn de elementen 2, 3 van het koppelstuk aan de buitenzijden 12, 13 voorzien van sleuven of verlagingen 28, 29, begrensd door schuine vlakken 30 resp. 31, in de weergegeven voorkeursuitvoering, omstreeks 25° ten opzichte van de richting van het buitenvlak of binnenvlak van het betreffende element.

Vanuit de in fig. 3 weergegeven toestand wordt de stelschroef 19 nog verder ingedraaid, waardoor hij bij 32 tegen het binnenvlak 5 van het onderste element 3 gaat drukken en de elementen 2 en 3 ten opzichte van elkaar zal laten zwenken om de as 9. Daarbij komen de vlakken 30, 31 achter de randen 24, 25 terecht. Op voorwaarde dat de boring 20 op de juiste afstand vanaf het uiteinde van het profiel 17 is aangebracht, wordt dan een op betrouwbare wijze gesloten en strakke verbinding van profiel 17 ten opzichte van profiel 22 verkregen. Voor zover de afstand van boring 20 in profiel 17 groter dan nominaal zou zijn, of wanneer, zoals in de praktijk dikwijls het geval zal zijn, bij de montage toch een kleine afstand bestaat tussen het eindvlak van profiel 17 en profiel 22, zorgen de schuine vlakken 30, 31 van de verlagingen 28, 29 in het koppelstuk er tijdens het naar buiten drukken voor dat het koppelstuk 1 naar binnen getrokken wordt in kamer 23, waardoor dus profiel 17 strak tegen profiel 22 wordt getrokken. Verder wordt uiteraard het profiel 17 gecentreerd geplaatst ten opzichte van de kamer 23 van profiel 22 zodat, althans bij de getekende uitvoering van de profielen, het buitenvlak van het profiel 17 niet ten opzichte van het buitenvlak van het profiel 22 uitsteekt of verlaagd, ligt.

In fig. 5 ziet men een andere uitvoeringsvorm van de uitvindingsgedachte waarbij vastzetting plaatsvindt door klemwerking als gevolg van aandraaien van een schroef. Een profiel 33 is voorzien van een driezijdig gesloten kamer 34 die in deze uitvoeringsvorm onder 45° bestaat ten opzichte van twee hoofdrichtingen, bepaald door de buitenvlakken 35 en 36. Twee naar elkaar gekeerde randen 37, 38 begrenzen een opening 39. Daar doorheen steekt een bout 40, voorzien van een kop 41. In de kamer 34 is een moer 42 verschuifbaar in de lengterichting van het profiel 33. Om de bout 40 is een bus 43 aangebracht. De uitwendige middellijn daarvan is groter dan de steek van de kop 41, zodat de bus 43 kan dienen als oplegging voor een plank.

Hij wordt echter bovendien gebruikt voor de vastzetting, doordat bij aandraaien van de kop 41 ten opzichte van de moer 42 de bus wordt vastgeklemd tussen de kop 41 en de voorzijde 44 van het profiel buiten de opening 39. De moer 42 kan ten opzichte van de kamer 34 niet kantelen.

- Conclusies -

Claims (6)

1. Haakse verbinding tussen twee profielen, waarbij een koppelstuk aanwezig is bestaande uit twee nabij één van hun uiteinden ten opzichte van elkaar zwenkbare elementen, waarvan de andere einden aan de van elkaar afgekeerde zijden voorzien zijn van een groefvormige verlaging, welk koppelstuk bestemd is om te worden ingestoken in een tenminste driezijdig gesloten kamer van het ene profiel en daarin vastgezet, zodanig dat de verlagingen zich tenminste gedeeltelijk buiten het eindvlak van dat profiel bevinden, en om in die stand te worden vastgezet ten opzichte van twee naar elkaar gekeerde randen van het tweede profiel doordat de twee elementen uit elkaar worden gedrukt en de genoemde naar elkaar gekeerde randen grijpen in de genoemde verlagingen in het koppelstuk, met het kenmerk dat in één (2) van de elementen (2,3) van het koppelstuk (1) een van draad voorziene doorboring (18) is aangebracht, bestemd voor het opnemen van een stelschroef (19), waarvan het einde, bij indraaien, aandrukt tegen het andere element (3).

2. Verbinding volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de stelschroef (19) een inbusschroef is.

3. Verbinding volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de verlagingen (28, 29) minstens aan de naar het nabij gelegen uiteinde (26,27) gekeerde zijde begrensd worden door een vlak (30,31) dat schuin staat ten opzichte van de naar elkaar gekeerde binnenzijden (4,5) van de elementen (2,3).

4. Verbinding volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de hoek van de genoemde vlakken (30,31) ten opzichte van de naar elkaar gekeerde binnenzijden van de elementen omstreeks 45° bedraagt.

5. Verbinding volgens één der conclusies 1 tot 4, met het kenmerk dat de beide elementen (2,3) zijn vervaardigd uit identieke profielen, terwijl het scharnier wordt gevormd door een pen (9) en de uiteinden van de elementen op die plaats (8,9) een cirkelvormige doorsnede hebben en gezamenlijk omsloten zijn door een bladveer (8) die de omsluiting van die uiteinden (6,7) geeft over meer dan 180°.

6. Haakse verbinding van een steun met een profiel, waarbij een koppelstuk aanwezig is dat tenminste een van ) een kop voorziene bout met moer omvat, alsmede een bus die het grootste deel van de lengte van de bout omgeeft, met het kenmerk dat het profiel (33) voorzien is van een driezijdig gesloten kamer (34) met twee naar elkaar gekeerde randen (38,39) die een opening (39) aan de vierde zijde > begrenzen, en dat de moer (42) een zodanige steek en een zodanige dikte heeft dat hij verschuifbaar is in de genoemde kamer (34) van het profiel, waarbij de bout (41) wordt vastgezet door aandraaien ten opzichte van de verschuifbare moer (42), zodanig dat een om de bout aangebrachte bus I (43) wordt ingeklemd tussen de achterzijde van de kop (41) en de voorzijde (44) van het profiel aan weerszijden van de opening (39) van de kamer.