NL8006889A - Inrichting voor het scheiden en transporteren van beeldoverdrachtmateriaal voor elektrofotografische copieerinrichtingen, - Google Patents

Inrichting voor het scheiden en transporteren van beeldoverdrachtmateriaal voor elektrofotografische copieerinrichtingen, Download PDF

Info

Publication number
NL8006889A
NL8006889A NL8006889A NL8006889A NL8006889A NL 8006889 A NL8006889 A NL 8006889A NL 8006889 A NL8006889 A NL 8006889A NL 8006889 A NL8006889 A NL 8006889A NL 8006889 A NL8006889 A NL 8006889A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
image transfer
transfer material
sheet
roller
contact
Prior art date
Application number
NL8006889A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Ricoh Kk
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from JP16592079A external-priority patent/JPS5688159A/ja
Priority claimed from JP639280U external-priority patent/JPS56108153U/ja
Priority claimed from JP759080A external-priority patent/JPS56104362A/ja
Application filed by Ricoh Kk filed Critical Ricoh Kk
Publication of NL8006889A publication Critical patent/NL8006889A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03GELECTROGRAPHY; ELECTROPHOTOGRAPHY; MAGNETOGRAPHY
    • G03G15/00Apparatus for electrographic processes using a charge pattern
    • G03G15/65Apparatus which relate to the handling of copy material
    • G03G15/6532Removing a copy sheet form a xerographic drum, band or plate
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H29/00Delivering or advancing articles from machines; Advancing articles to or into piles
    • B65H29/54Article strippers, e.g. for stripping from advancing elements
    • B65H29/56Article strippers, e.g. for stripping from advancing elements for stripping from elements or machines
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10STECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10S271/00Sheet feeding or delivering
    • Y10S271/90Stripper

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Electrostatic Charge, Transfer And Separation In Electrography (AREA)
  • Paper Feeding For Electrophotography (AREA)

Description

V
N.O. 29676 1
Inrichting voor het scheiden en transporteren van beeld-overdrachtmateriaal voor elektrofotografische copieerin-richtingen.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het scheiden en transporteren van beeldoverdrachtmateriaal voor elektrofotografische copieerinrichtingen.
In elektrofotografische copieerstelsels van verschil-5 lend type worden de bekende elektrofotografische copieerstelsels van het beeldoverdrachtstype ruw geclassificeerd in het zichtbare beeldoverdrachtstype waarin elektrostatische latente afbeeldingen worden gevormd op het oppervlak van een fotogeleider en de elektrostatische afbeeldingen 10 worden ontwikkeld tot zichtbare afbeeldingen, die dan worden overgedragen op een beeldoverdrachtsmateriaal; en het latente elektrostatische beeldoverdrachtstype, waarin elektrostatische latente afbeeldingen worden gevormd op het oppervlak van een fotogeleider en worden overgedragen naar 15 een elektrostatisch latent beeldoverdrachtsmateriaal welke overgedragen elektrostatische latente afbeeldingen worden ontwikkeld tot zichtbare afbeeldingen.
In beide bovengenoemde elektrofotografische copieerstelsels van het beeldoverdrachtstype wordt beeldover-20 drachtsmateriaal in uniform contact met het oppervlak van een fotogeleider getransporteerd en het proces van het scheiden van dit beeldoverdrachtsmateriaal van de fotogeleider na het beeldoverdrachtsproces is een zeer belangrijke stap. Diverse typen inrichtingen voor scheiding en transport 25 van beeldoverdrachtsmateriaal met de bovengenoemde functie zijn reeds voorgesteld en gerealiseerd voor praktisch gebruik, herder zijn er diverse typen fotogeleiders bekend in elektrostatische fotocopieerinrichtingen van het beeldoverdrachtstype, bijvoorbeeld trommelvormige fotogeleiders en 30 bandvormige fotogeleiders. Terwille van de verklaring zal alleen een elektrostatische copieerinrichting waarin een trommelvormige fotogeleider wordt toegepast (in het volgende de fotogeleidende trommel genoemd) nader worden verklaard.
55 Rond de fotogeleidende trommel zijn aangebracht een oplaadinrichting, een optisch belichtingsstelsel, een ont- q η η β q q o 2 wikkelingsinrichting, een beeldoverdrachtsinrichting, een inrichting voor het scheiden en transporteren van vellen, een reinigingsinrichting, een ladingonderdrukkingsinrichting en andere inrichtingen. De fotogeleidende trommel 5 roteert in een vooraf bepaalde richting en op het oppervlak van de fotogeleidende trommel wordt een zichtbare afbeelding gevormd na het laden, belichten en ontwikkelen. Wanneer de zichtbare afbeelding, die op de fotogeleidende trommel is gevormd, in een beeldoverdrachtssectie terecht 10 komt, dan wordt het beeldoverdrachtsmateriaal in nauw contact gebracht met het oppervlak van de fotogeleidende trommel synchroon met de aankomst van de zichtbare afbeelding in de beeldoverdrachtssectie, zodat de op het oppervlak van de fotogeleidende trommel gevormde zichtbare af-15 beelding wordt overgedragen naar het beeldoverdrachtsmateriaal door de beeldoverdrachtsinrichting.
Het beeldoverdrachtsmateriaal waarnaar de zichtbare afbeelding is overgedragen wordt gescheiden van het oppervlak van de fotogeleidende trommel. Zoals reeds werd op-20 gemerkt zijn er diverse methoden bekend om het overdrachts-materiaal te scheiden, bijvoorbeeld een methode waarin een afneempal wordt gebruikt. Volgens deze methode wordt het beeldoverdrachtsmateriaal gescheiden van het oppervlak van de fotogeleidende trommel door een afneempal, die in 25 contact staat met het buitenoppervlak van de fotogeleidende trommel. Deze methode heeft het nadeel dat de afneempal krassen kan veroorzaken op het oppervlak van de fotogeleidende trommel. In een andere bekende werkwijze voor scheiding van het overdrachtmateriaal wordt lucht 30 geïnjecteerd tussen het beeldoverdrachtmateriaal en het buitenoppervlak van de fotogeleidende trommel teneinde het beeldoverdrachtmateriaal van het oppervlak van de fotogeleidende trommel te scheiden. Deze werkwijze heeft het nadeel dat er geluid wordt geproduceerd door de lucht-35 straal en ontwikkelaardeeltjes en stof worden op aanzienlijke wijze verstrooid in de copieerinrichting door de lucht-straal. In een verdere bekende werkwijze voor scheiding van het overdrachtsmateriaal wordt een afneemband aangebracht op het buitenoppervlak van de fotogeleidende trom-40 mei aan een uiteinde ervan aan de stroomafwaartse zijde met 8006889 *- * 3 betrekking tot de rotatierichting van de fotogeleidende trommel. In deze werkwijze loopt het beeldoverdrachtmate-riaal nadat de heeldoverdracht heeft plaats gevonden tijdens het transport op de afneemband. Het beeldoverdrachtmateri-5 aal dat op de afneemband terecht gekomen is wordt in zodanige richting geleid dat het beeldoverdrachtmateriaal wordt gescheiden van het oppervlak van de fotogeleidende trommel door een geleidingselement dat bevestigd is aan een deel van de afneemband.
10 In de inrichting voor scheiding en transport van het beeldoverdrachtvel waarin gebruik gemaakt wordt van de bovengenoemde afneemband zijn de zijranden van de beeldover-drachtsectie op zodanige wijze gevormd dat het beeldoverdrachtvel tevoren van het oppervlak van de fotogeleidende 15 trommel door de beeldoverdrachtband kan worden gescheiden. Daarom kunnen beeldoverdrachtvellen op zekere wijze van de fotogeleidende trommel worden verwijderd. In deze zin is dit een uitstekende inrichting voor het scheiden en transporteren van een beeldoverdrachtvel. De inrichting heeft 20 echter het onvermijde lijke nadeel dat de beeld overdracht niet over het gehele gebied met inbegrip van de longitudinale zijrand van het beeldoverdrachtvel kan plaats vinden.
Dit nadeel is onvermijdelijk in een stelsel waarin gebruik wordt gemaakt van een afneemband voor scheiding van 25 het overdrachtmateriaal en wanneer de afbeelding aanwezig is langs de randen van het oorspronkelijke document dan kan een deel van de afbeelding langs deze randen niet worden gecopieerd. Anders gezegd, het randgedeelte vormt de zogenaamde dode ruimte, hetgeen een groot struikelblok vormt 30 bij het vergroten van het effectieve afbeeldingsgebied op de fotogeleider.
De uitvinding heeft derhalve ten doel een inrichting voor scheiding en transport van beeldoverdrachtmateriaal te verschaffen gebruikmakend van een afneemband welke in 35 staat is om dezelfde functie als die van een conventionele inrichting voor scheiding en transport van beeldoverdrachtmateriaal van hetzelfde type te garanderen terwijl het tegelijkertijd mogelijk is om het maximale effectieve afbeeldingsgebied te realiseren.
40 Teneinde aan de bovengenoemde doelstelling te voldoen 8 0 0 6 8 8 9 4 bevat een uitvoeringsvorm van een inrichting voor scheiding en transport van overdrachtmateriaal volgens de uitvinding een fotogeleider voor het vormen van een elektrostatische latente of zichtbare afbeelding daarop, welke 5 afbeelding wordt overgebracht op een beeldoverdrachtmateriaal; een hoekbuiginrichting voor het buigen van slechts de voorste randhoek van een beeldoverdrachtmateriaal in de richting voor het scheiden van het beeldoverdrachtmateriaal van het oppervlak van de fotogeleider; een in-10 richting voor het aanpakken en scheiden van het beeldoverdrachtmateriaal waarmee de voorste randhoek van het beeldoverdrachtmateriaal wordt aangegrepen en zodanig van het oppervlak van de fotogeleider wordt afgebogen dat het beeldoverdrachtmateriaal van het oppervlak van de fotoge-15 leider wordt gescheiden wanneer het beeldoverdrachtmateriaal met uitzondering van de gebogen randhoek samen met de fotogeleider in uniform nauw contact daarmee na beeld-overdracht wordt bewogen; en een inrichting voor het transporteren van het beeldoverdrachtmateriaal voorzien van 20 roterende elementen die roteren met een omtreksnelheid die in hoofdzaak synchroon is met de omtreksnelheid van de fotogeleider, bestemd voor het vasthouden van de randen van het beeldoverdrachtmateriaal aan de zijde van de gebogen hoek, gescheiden van het oppervlak van de fotogelei-25 der tussen de roterende elementen en het bewegen van het beeldoverdrachtmateriaal in een richting tegengesteld aan de rotatierichting van de fotogeleider ondertussen dat het beeldoverdrachtmateriaal van het oppervlak van de fotogeleider wordt gescheiden.
30 Omdat volgens de uitvinding een voorste randhoek van het afbeelding materiaal wordt gedraaid in een richting van het oppervlak van de fotogeleider af en het beeldoverdrachtmateriaal wordt gescheiden van het oppervlak van de fotogeleider terwijl een gebogen hoek ervan wordt aange-35 grepen kan het gehele oppervlak met uitzondering van de gebogen hoek van het beeldoverdrachtmateriaal als effectief afbeeldingsoppervlak worden gebruikt. Verder kan de druk van de inrichting voor het aangrijpen en scheiden van het beeldoverdrachtmateriaal, zoals de afneempal, tegen 40 het oppervlak van de fotogeleider worden gereduceerd in 8 0 0 68 8 9 5 •vergelijking tot de druk bij een conventionele inrichting voor het aangrijpen en scheiden van beeldoverdrachtmateriaal. Derhalve kan worden voorkomen dat het oppervlak van de fotogeleider wordt bekrast of beschadigd.
5 Verder heeft de uitvinding ten doel een inrichting voor het scheiden en transporteren van beeldoverdracht-materiaal te verschaffen van het beschreven type, waarmee een schuine stand van het beeldoverdrachtmateriaal in de loop van het transport ervan wordt voorkomen door verbe-' 10 tering van de hoekbuigeenheid.
Aan deze doelstelling kan worden voldaan bij een inrichting voor het scheiden en transporteren van beeldoverdrachtmateriaal, die voorzien is van een rotatieroller voorzien van een plat op het perifere oppervlak ervan voor 15 het draaien van een voorste randgedeelte van het beeldoverdrachtmateriaal; een elastische roller in het perifere oppervlak waarvan het blad wordt geperst door het beeldoverdrachtmateriaal teneinde de voorste rand van het beeldoverdrachtmateriaal opwaarts te verbuigen in samen-20 werking met de bovengenoemde rotatieroller; voedingsmiddelen voor het beeldoverdrachtmateriaal bestemd om het voorste randgedeelte van het beeldoverdrachtmateriaal in het contactgebied van de bovengenoemde twee rollers te brengen of in dichte nabijheid van de twee rollers vanuit 25 een ingestelde positie van het beeldoverdrachtmateriaal; een koppelingsmechanisme voor het doen roteren van de rotatieroller en de elastische roller, welk koppelingsmechanisme normaal de rotatieroller stopt door het terug trekken van het blad naar een positie waarin niet wordt 30 voorkomen dat het beeldoverdrachtmateriaal tussen de twee rollen binnenkomt, en de rotatieroller doet roteren naar de positie waarin het blad naar het contactgedeelte tussen de twee rollers komt of in dichte nabijheid daarvan komt vanuit zijn teruggetrokken positie voorafgaand aan het uit-35 voeren van het buigen van de voorste rand van het beeld-overdrachtvel, waardoor de hoekbuigoperatie wordt gestart; en een aandrijfas die in verbinding staat met het koppelingsmechanisme voor het aandrijven van het koppelingsmechanisme .
40 Door de bovengenoemde inrichting voor scheiding en 8006889 6 transport van beeldoverdrachtsmateriaal kan het beeld-overdrachtmateriaal worden toegevoerd in de richting van de fotogeleider zonder dat er een schuine stand ontstaat waarbij een voorste randhoek is gebogen.
5 Eet koppelingsmechanisme bestaat uit een veerkoppe- ling voorzien van een vee?a^£n een uiteinde bevestigd is aan tenminste een deel van de aandrijfas met grotere diameter, welke aandrijfas een deel heeft met grotere diameter en een daarmee verbonden deel met kleinere diameter en 10 welke aandrijfas roteert in de transportrichting van het beeldoverdrachtmateriaal; een rotatieroller waaraan het andere uiteinde van de veer is bevestigd en stop- en vrij-geefmiddelen voor het stoppen en vrijgeven van de rotatie van de rotatieroller. Dit koppelingsmechanisme is van zeer 15 eenvoudige constructie en kan de gewenste functie realiseren.
Een verdere doelstelling van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting voor scheiding en transport van beeldoverdrachtmateriaal van het beschreven type be-20 stemd voor toepassing in een elektrofotografische copieer-inrichting, welke inrichting voor scheiding en transport van beeldoverdrachtmateriaal voorzien is met een inrichting voor transport van een beeldoverdrachtmateriaal bestemd om een beeldoverdrachtvel te scheiden van een foto-25 geleider na beeldoverdracht en voor het transporteren van het beeldoverdrachtvel zonder een voorste randhoek daarvan geheel te buigen, maar deze laatste randhoek te strekken wanneer ze wordt getransporteerd in een richting tegengesteld aan de rotatierichting van de fotogeleider.
30 Aan deze doelstelling volgens de uitvinding kan bij een inrichting voor scheiding en transport van een beeldoverdrachtmateriaal van het beschreven type worden voldaan indien deze inrichting voorzien is van een eerste rotatie-orgaan dat aangebracht is in dichte nabijheid van 35 de fotogeleider en in contact staat met de achterzijde van het beeldoverdrachtmateriaal; een tweede rotatie-element dat roteert in contact met het. eerste rotatie-element en tevens in contact staat met het vooroppervlak van het beeldoverdrachtsorgaan en dat vervaardigd is uit een mate-40 riaal met een kleine wrijvingscoëfficient, een geleidings- 8 0 0 6 8 8 9 ^ * 7 element voor het geleiden van het heeldoverdrachtmateriaal waarnaar de afbeelding is overgebracht tussen het eerste rotatie-element en het tweede rotatie-element, waarbij het heeldoverdrachtmateriaal is getransporteerd in een richting 5 tegengesteld aan de rotatierichting van de fotogeleider waarbij een zijkantgedeelte van het heeldoverdrachtmateriaal wordt gehouden tussen het eerste rotatie-element en het· tweede rotatie-element en het oppervlak van het eerste rotatie-element voorzien is van een eerste gebied uitge-10 voerd als orgaan met een hoge wrijvingscoëfficient dat in contact staat met de achterzijde van het beeldoverdracht-materiaal, en het tweede gebied uitgevoerd als orgaan met een lage wrijvingscoëfficient dat in contact staat met het bovengenoemde ene zijkantgebied van het beeldoverdracht-15 materiaal, en een derde gebied uitgevoerd als orgaan met een hoog wrijvingscoëfficient dat in contact staat met het tweede rotatie-element.
Omdat een deel van het oppervlak van het eerste rotatie-element in de bovengenoemde inrichting voor schei-20 ding en transport van het afbeeldingoverdrachtmateriaal, welk deel in contact staat met het zijrandgedeelte van het heeldoverdrachtmateriaal, uitgevoerd is als orgaan met een lage wrijvingscoëfficient kan, indien het beeldoverdracht-materiaal samenvalt met dit deel het materiaal slippen 25 zodat de vorming van een ezelsoor aan het beeldoverdracht-materiaal kan worden voorkomen. Verder zijn er in het oppervlak van het eerste rotatie-element een eerste gebied gevormd in contact met de achterzijde van het beeldoverdracht-materiaal en het derde gebied dat in contact staat met het 30 tweede rotatie-element en deze gebieden zijn vervaardigd uit materialen met een hoog wrijvingscoëfficient.Daarom kan het heeldoverdrachtmateriaal worden gescheiden van het oppervlak van de fotogeleider en worden getransporteerd zonder slip van het tweede rotatie-element. Daarom wordt 35 de op het oppervlak van het heeldoverdrachtmateriaal gevormde afbeelding niet bekrast direct na het vormen van de afbeelding.
Figuur 1 toont een schematisch aanzicht van een elek-trofotografische copieerinrichting waarin een inrichting 40 voor scheiding en transport van een beeldoverdrachtmateri- 8006889 8 aal volgens de uitvinding wordt toegepast.
Figuur 2 toont een perspectief aanzicht van een uitvoeringsvorm van de inrichting voor het scheiden en transporteren van een beeldoverdrachtmateriaal volgens de uit-5 vinding.
Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede van een inrichting voor het scheiden en transporteren van een beeldoverdracht-materiaal volgens figuur 2.
Figuur 4 toont een gedeeltelijk doorsneden vooraanzicht 10 van de beeldoverdrachtmateriaalbuiginrichting alsmede het aandrijf stelsel daarvoor.
Figuur 5 toont een dwarsdoorsnede door de beeldover-drachtmateriaal-hoekbuiginrichting volgens figuur 4.
Figuur 6 toont een doorsnede volgens de lijn VI-VI in 13 figuur 5·
Figuur 7 toont een vergrote doorsnede van een buig- blad.
Figuur 8 toont een vooraanzicht van een element voor het aangrijpen en scheiden van een beeldoverdrachtmateriaal 20 alsmedeeen beeldoverdrachtmateriaal waarbij in het bijzonder de onderlinge configuratie wordt geïllustreerd.
Figuur 9 toont een zijaanzicht van dit element voor het aangrijpen en scheiden van het beeldoverdrachtmateriaal alsmede een fotogeleidende trommel met in het bijzonder de 25 onderlinge configuratie.
Figuur 10 toont een zijaanzicht van het element uit figuur 9 tijdens bedrijf.
Figuur 11 toont een gedeeltelijk vergroot zijaanzicht, deels in doorsnede van een beeldoverdrachtmateriaal dat 30 wordt getransporteerd.
Figuur 12 toont een zijaanzicht op andere schaal van het element voor het aangrijpen en scheiden van het beeldoverdrachtmateriaal, waarbij in het bijzonder de werking van het einddeel van het element wordt geïllustreerd.
35 Figuur 13 toont een zijaanzicht in doorsnede van een voorbeeld van een beeldoverdrachtmateriaal-hoekbuigin-richting die zich in de aanvangsttoestand bevindt.
Figuur 14 toont een zijaanzicht in doorsnede van een andere uitvoeringsvorm van een beeldoverdrachtmateriaal-40 hoekbuiginrichting.
8 0 0 68 8 9 * i 9
Figuur 15 toont een vooraanzicht in doorsnede van een koppelingsmechanisme.
Figuur 16 toont een vooraanzicht in doorsnede van het koppelingsmechanisme volgens figuur 15 tijdens hedrijf.
5 Figuur 17 toont een perspectief aanzicht van een aan drijfas met veer voor het koppelingsmechanisme uit figuur 15, waarbij in het bijzonder de onderlinge relatie in gemonteerde toestand wordt geïllustreerd.
Figuur 18 toont een perspectief aanzicht van een 10 andere uitvoeringsvorm van de beeldoverdrachtmateriaal-transportinrichting.
Figuur 19 toont een vooraanzicht in doorsnede van de inrichting voor het transporteren van het beeldoverdrachtmateriaal uit figuur 18.
15 Figuur 20 toont een vooraanzicht in doorsnede van de belangrijkste delen van de beeldoverdrachtmateriaal-trans-portinrichting uit figuur 18.
Figuur 21 toont een vooraanzicht van een tweede rota-tie-element.
20 Figuur 22 toont een vooraanzicht in doorsnede van een eerste rotatie-element.
Figuur 25 toont een perspectief aanzicht van een andere uitvoeringsvorm van een eerste rotatie-element.
De figuren 24 tot en met 26 tonen respectievelijk de 25 eindoppervlakken van andere eerste rotatie-elementen, elk voorzien van een eerste gebied, een tweede gebied en een derde gebied.
Figuur 27 toont een zijaanzicht van een andere eenheid voor het aanpakken en scheiden van het beeldoverdracht-50 materiaal.
Figuur 28 toont een zijaanzicht van een verdere eenheid voor het aanpakken en scheiden van het beeldoverdrachtmateriaal .
Figuur 29 toont een bovenaanzicht van de eenheid voor 35 het aanpakken en scheiden van het beeldoverdrachtmateriaal uit figuur 28.
Figuur 30 toont een perspectief aanzicht van de belangrijkste delen van de eenheid voor het aanpakken en scheiden van het beeldoverdrachtmateriaal uit figuur 28.
40 Figuur 31 toont een zijaanzicht van een verder voor- 8006889 10 beeld van een beeldoverdrachtmateriaal-transportinrichting.
Figuur 32 toont een bovenaanzicht van de beeldoverdrachtmateriaal- transportinrichting uit figuur 31·
Figuur 1 toont schematisch een elektrofotografische 5 copieerinrichting waarin een uitvoeringsvorm van een inrichting voor het scheiden en transporteren van een beeld-overdrachtmateriaal volgens de uitvinding kan worden toegepast. In de elektrofotografische copieerinrichting volgens figuur 1 wordt gebruik gemaakt van een trommelvor-10 mige fotogeleider. Een bandvormige fotogeleider kan echter eveneens bij toepassing van de uitvinding worden gebruikt. Als beeldoverdrachtmateriaal worden gewone papieren vellen gebruikt welke op vooraf bepaalde afmetingen worden gesneden. In verband met het beeldoverdrachtmateriaal wordt in 15 het volgende dan ook gesproken van beeldoverdrachtvellen.
In figuur 1 is de fotogeleidende trommel aangeduid met 1. De fotogeleidende trommel 1 roteert in de richting van de pijl. Rond de fotogeleidende trommel 1 is een op-laadeenheid aangebracht voor het opladen van het oppervlak 20 van de fotogeleidende trommel 1 tot een vooraf bepaalde polariteit; een optisch belichtingsstelsel 4 voor het projecteren van de optische afbeelding van een oorspronkelijk (niet getoond) document dat op een glazen contactplaat 3 is aangebracht op het elektrisch geladen oppervlak van de 25 fotogeleidende trommel 1, waarbij een elektrostatische latente afbeelding op het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1 wordt gevormd; een ontwikkeleenheid 5 voor het ontwikkelen van de elektrostatische latente afbeelding tot een zichtbare afbeelding (in figuur 1 een ontwikkelinrich-30 ting van het natte type); een afstrijkrol 6 voor het regelen van de dikte van de op het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1 na ontwikkeling achterblijvende vloeibare ontwikkelaar; een vel toevoereenheid 7 voor het individueel toevoeren van beeldoverdrachtvellen S naar het 35 oppervlak van de fotogeleidende trommel 1 waarop de zichtbare afbeelding is gevormd; een beeldoverdrachtoplaadeen-heid 8 voor het opbrengen van ladingen met tegengestelde polariteit ten opzichte van de zichtbare afbeelding op de achterzijde van het overdrachtvel S dat in nauw contact 40 staat met het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1; 8 0 0 6 88 9 / * 11 een inrichting 9 voor het scheiden en transporteren van een overdrachtvel teneinde het overdrachtvel S waarop de zichtbare afbeelding is overgebracht vanaf het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1 te scheiden en het over-5 drachtvel S te transporteren in de richting tegengesteld aan de rotatierichting van de fotogeleidende trommel 1, een reinigingseenheid 10 voor het reinigen van het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1 nadat de beeldover-dracht heeft plaats gevonden, en een lading-doofeenheid 11.
10 In de uitvoeringsvorm van figuur 1 bestaat de vel- toevoereenheid 7 uit twee veltoevoercassettes 13· De over-drachtvellen S worden individueel in de copieerinrich-ting toegevoerd naar keuze vanuit een van de twee veltoevoercassettes met behulp van de veltoevoerrollers 12. Als 15 de voorste rand van het overdrachtvel S dat vanuit de vel-toevoercassette 13 afkomstig is een paar registratierol-lers 16 bereikt dan beginnen de registratierollers 16 te roteren en in overeenstemming met de rotatie van de registratierollers 16 wordt het overdrachtvel S getrans-20 porteerd in de richting van de fotogeleidende trommel 1 waarbij de voorste rand ervan gericht is naar het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1 zodanig dat deze rand samenvalt met de voorste rand van het zichtbare afbeel-dingsgebied op de fotogeleidende trommel 1. Daarna wordt 25 bet afbeeldingsvel S samen met de fotogeleidende trommel 1 in contact met het oppervlak daarvan bewogen zodanig dat de zichtbare afbeelding wordt overgebracht van het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1 naar het overdrachtvel S door de beeldoverdracht-oplaadeenheid 8. Na de beeld-30 overdracht wordt het overdrachtvel S geleid in een richting van het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1 af via een orgaan voor het aangrijpen en scheiden van het overdrachtvel, welk orgaan in het volgende nog zal worden beschreven, en vervolgens wordt het vel ingevoerd in een 35 beeldfixeereenheid 14- door de eenheid 9 voor het scheiden en transporteren van het overdrachtvel. tenslotte wordt het overdrachtvel S afgevoerd naar een copie opvangbak 15· Zoals te zien is in figuur 2 bestaat het registratie-rollenpaar 16 voor het transporteren van het overdrachtvel 4-0 S in de richting van de fotogeleidende trommel 1 uit twee 8006889 12 rollen 17» 18 die het overdrachtvel S in het rollenpaar 16 vasthouden. Aan een uiteinde van elk van de rollen 17, 18 bevindt zich een elastische rol 19 alsmede een bladbuig-rol 20. De elastische rol 19 is vervaardigd uit een elas-5 tisch materiaal, bijvoorbeeld zacht rubber of sponsrubber, en is roteerbaar rons een lager 21 ten opzichte van de as 17a waarop zoals getoond is in figuur 5 de rol 17 is bevestigd. Met andere woorden, de elastische rol 19 kan ten opzichte van de as 17a roteren.
10 In het buitenoppervlak van de bladbuigrol 20 is een spiraalvormig buigblad 20a gevormd. De bladbuigrol 20 functioneert tevens als huls voor een veerkoppelingsme-chanisme. Een stopuitsteeksel 23a van een stophefboom 23 die verbonden is met een solenoïde 22 werkt samen met het 15 stapvormige gedeelte 20c dat aangebracht is in een flens 20b van de bladbuigrol 20.
Het aandrijfstelsel van de rollen 17, 18 is voorzien van een kettingwiel 24· behorend bij een ingangsbron, een overbrengingstandwiel 25 en een overbrengingstandwiel 26 20 alsmede andere elementen bevestigd aan een as 18a van de rollen 18, waarbij de rollen 17, 18 respectievelijk in de pijlrichtingen worden geroteerd.
Een steunblad 27, uitgevoerd als een elastische plaat, is aangebracht langs het buitenoppervlak van de fotoge-25 leidende trommel 1 nabij een eindgedeelte ervan. Een uiteinde van het steunblad 27 is bevestigd aan een ophangklem 28 en het andere uiteinde van het steunblad 27 is bevestigd aan een ophangklem 29. Een afneempal 30 is bevestigd aan de binnenzijde van een gekromd geleidingselement 27a 30 gevormd in het steunblad 27. De opneempal 30 is gekromd samen met het geleidingselement 27a. Zoals nog later wordt beschreven doet de opneempal 30 dienst voor het oppakken van het overdrachtvel S van het oppervlak van de fotoge-leidende trommel 1 en de opneempal is uitgevoerd als een 35 driehoekige pal waarvan het toppunt dienst doet als op-neemgedeelte. Het toppunt van de driehoekige opneempal 30 staat in licht contact met of is gepositioneerd dicht nabij het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1· Het steunblad 27 en de opneempal 30 vormen een orgaan voor het op-40 pakken en afnemen van het beeldoverdrachtmateriaal.
8006889 J * 13
In figuur 2 wordt het overdrachtvel S, dat wordt toegevoerd vanaf een van de veltoevoercassettes 13 (figuur 1) ingevoerd tussen de rollen 17 , 18 langs een geleidingplaat (figuur 6) en in een gereedheidspositie gebracht. Op een 5 vooraf bepaald tijdstip beginnen de rollen 17» 18 te roteren in de richtingen van de respectievelijke pijlen aangedreven door het aandrijfstelsel dat getoond is in figuur 4. Tegelijkertijd wordt de solenoïde 22 bekrachtigd waardoor de stophefboom 23 roteert en het stopuitsteeksel 23a los komt 10 van het stapvormige gedeelte 20c van de flens 20b.
Zoals getoond is in figuur 5 roteert de platbuigrol 20 in dezelfde richting als de rol 18 dankzij de veerkop-pelingsfunctie. In deze periode wordt het buigblad 20a geroteerd in drukcontact met het oppervlak van de elastische 15 rol 19 door het overdrachtvel S heen. Anderzijds wordt de elastische rol 19, die niet wordt aangedreven, geroteerd als gevolg van de rotatie van het buigblad 20a.
verder wordt daardoor een hoek van het overdrachtvel S, gericht naar de fotogeleidende trommel 1, zodanig ver-20 bogen dat het wordt gericht van het oppervlak van de fotogeleidende trommel af. Meer in het bijzonder wordt een deel Sb van het overdrachtvel S gebogen in de vorm van een ezelsoor. Op het moment dat de bladbuigrol 20 een omwenteling heeft uitgevoerd wordt de solenoïde 22 in de rustpo-25 sitie gebracht. Als gevolg daarvan zal de stophefboom 23 opnieuw het stapvormige deel 20c stoppen. Onder deze voorwaarden wordt de bladbuigrol 20 gestopt. In tegenstelling daarmee blijven de rollen 17, 18 continu roteren en het overdrachtvel S met het ezelsoordeel Sb wordt getranspor-30 teerd in de richtichting van de fotogeleidende trommel 1.
Het overdrachtvel S wordt dan samen met de fotogeleidende trommel 1 bewogen terwijl het in contact blijft met het buitenoppervlak ervan en de zichtbare afbeelding op de fotogeleidende trommel 1 op het beeldoverdrachtgebied A 35 ervan wordt overgebracht naar het overdrachtvel S. Op dit moment bevindt het ezelsoordeel Sb zich in een van het oppervlak van de fotoreleidende trommel 1 afgekeerde positie.
Na de beeldoverdracht wordt het overdrachtvel continu 40 getransporteerd zodanig dat het ezelsoordeel Sb passeert 8 0 0 S 8 8 9 14 over het afneemuiteinde 30a van de afneempal 30, en de rest van het overdrachtvel S, dat in nauw contact is geweest met het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1 wordt gescheiden van het oppervlak van de fotogeleidende 5 trommel 1 door het afneemuiteinde 30a. Met andere woorden, de afneempal 30 pakt het ezelsoordeel Sh van het overdrachtvel S, dat afgekeerd was van het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1 op en scheidt het overdrachtvel S van het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1.
10 De uitvoeringsvorm van een inrichting voor scheiding en transport van een heeldoverdrachtmateriaal volgens de uitvinding bevat dus in hoofdzaak een inrichting voor het richten van een overdrachtvelhoek, voorzien van een blad_ buigrol 20 voorzien van een buigblad 20a en een elastische 15 rol 19» en een orgaan voor het aanpakken en scheiden van het overdrachtvel, ’zoals de afneempal 30. In deze uitvoeringsvorm wordt voor de beeldoverdracht slechts een hoek van de voorste rand van het overdrachtvel S omhoog gericht door de overdrachtvelhoekrichteenheid, zodanig dat deze 20 hoek van het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1 afgekeerd is en na overdracht wordt deze omhoog staande hoek van het overdrachtvel S aangegrepen door het element voor het aangrijpen en scheiden van het overdrachtvel, zodanig dat het overdrachtvel gescheiden van het oppervlak van de 25 fotogeleidende trommel 1.
In vergelijking met een conventionele velscheidingseenheid waarin gebruik wordt gemaakt van een afneemband kan het effectieve afbeeldingsgebied van de fotogeleidende trommel 1 dus gemaximaliseerd worden. Dat wordt in de uit-30 vóeringsvorm volgens de uitvinding bereikt omdat het onnodig is om de gehele zijrand van het overdrachtvel S in zijn longitudinale richting van de trommel te scheiden zoals gebeurt bij een conventionele velscheidingseenheid. Verder is het niet voor beeldoverdracht bestemde gedeelte begrensd 35 tot de voorste randhoek van het overdrachtvel S hetgeen een naar verhouding klein gebied beslaat. Daarom is het mogelijk om het effectieve afbeeldingsgebied op de fotogeleidende trommel 1 te maximaliseren. Verder is er slechts een kleine kans dat er afbeeldingen aanwezig zijn ter plaatse van 40 het voorste randhoekgedeelte van het overdrachtvel, zodat 8 0 0 6 88 9 15 > « ongemakken in verband hiermee eveneens minimaal zijn.
ïn het geval dat de afneempal 30 wordt toegepast als orgaan voor het aanpakken en scheiden van het overdracht-vel kan het overdrachtvel op veilige wijze worden afgenomen 5 van het oppervlak van de fotogeleider door het afneemuit-einde van de afneempal 30 in uiterst licht contact met het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1 aan te brengen of in dichte nabijheid van het oppervlak te plaatsen, zodat er geen risico bestaat dat de afneempal 30 het opper-10 vlak van de fotogeleidende trommel 1 kan bekrassen.
In tegenstelling daarmee wordt bij een conventionele velscheidingseenheid slechts een enkelvoudige afneempal gebruikt waarmee het noodzakelijk is dat deze afneempal in stevig contact staat met het oppervlak van de fotoge-15 leider en dat het afneemuiteinde van de afneempal scherp is. Er bestaat derhalve het risico dat het scherpe afneemuiteinde krassen kan veroorzaken in het oppervlak van de fotogeleider.
Volgens de uitboering kan het afneemuiteinde 30a plat 20 worden uitgevoerd zoals getoond is in figuur 12 zodat kan worden voorkomen dat achterblijvende tonerdeeltjes of ontwikkelaar 32 in aanraking komt met het afbeeldingsoppervlak van het overdrachtvel S.
In figuur 8 is met een denkbeeldige lijn 33 <le grens-25 lijn aangegeven tussen de fotogevoelige laag en de niet fotogevoelige laag op de fotogeleidende trommel 1. Dat wil zeggen dat aan de linker zijde ten opzichte van deze grenslijn de fotogevoelige laag aanwezig is terwijl aan de rechter zijde van deze grenslijn in figuur 8 geen f otogevoelige 30 laag aanwezig is. Een steunblad 27 voor het bevestigen van de afneempal 30 is aangebracht aan de zijde waar geen f otogevoelige laag aanwezig is.
Verder wordt -in de bovengenoemde uitvoeringsvorm een buiglijn gevormd bij het ezelsoordeel Sb zoals getoond is in 35 figuur 2. Het buigblad 20a kan echter worden afgerond zonder een scherpe overgang zodat de hoek van het overdrachtvel S kan opkrullen van het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1 af. Daardoor worden copieën verkregen zonder echte vouwlijnen.
40 Als element voor het aangrijpen en scheiden van het 8006839 16 overdrachtvel kan een velaangrijpeenheid die aangrijpt op het ezelsoordeel van het overdrachtvel S worden toegepast, welke aangrijpeenheid kan worden geopend en gesloten. Door de afneempal 30 uit te voeren in de vorm van een driehoek 5 waarvan het toppunt dienst doet als afneemuiteinde 30a kan worden voorkomen dat er tonerdeeltjes of ontwikkelaar plaatselijk accumuleert en worden tonerdeeltjes of ontwikkelaar geleid naar de tegenover liggende hellende randen van het overdrachtvel S. Zoals getoond is in de figuren 10 2 en 5 wordt de elastische rol 19 niet aangedreven, maar kan vrij roteren waarbij de volgende functie kan worden gerealiseerd. Als de rol 18 een rubber rol is dan wordt zijn tegenrol 17 vervaardigd uit metaal. Omdat de elastische rol 19 vervaardigd is uit een zacht rubber of sponsrubber is 15 in tegenstelling daarmee de wrijvingscoëfficient van de elastische rol 19 groter dan die van de metalen rol 17· Onder deze omstandigheden wordt, wanneer de voorrand van het overdrachtvel S in contact komt met de rol 17 en de elastische rol 19 en vervolgens wordt ingevoerd tussen de 20 rollen 17 en 18 een wrijvingsweerstand gegenereerd tussen de voorrand van het overdrachtvel S en de elastische rol 19· Als gevolg daarvan wordt de voorste randhoek van het overdrachtvel S vertraagd in de beweging van het overdrachtvel S, waardoor een schuine stand van het overdrachtvel S zou 25 kunnen ontstaan. Omdat echter de elastische rol 19 vrij kan roteren ten opzichte van de as 17a via het lager 21 wordt de elastische rol 19 rond gedraaid als gevolg van de bovengenoemde wrijvingsweerstand, waardoor het schuin gaan verlopen van het overdrachtvel S kan worden voorkomen.
30 Het buigblad 20a is ontworpen om enigszins in te happen in het oppervlak van de elastische rol 19· Daarom is de diameter van het buigblad 20a enigszins groter dan die van de elastische rol 19 zodat de omtrekssnelheid van het buigblad 20a groter is dan die van de elastische rol 19· 35 Als de rol 17 en de elastische rol 19 integraal zijn gevormd dan slipt het buigblad 20a in de elastische rol 19 als gevolg van het verschil in omtrekssnelheid tussen de elastische rol 19 en het buigblad 20a, zodat er het gevaar bestaat dat de elastische rol 19 wordt beschadigd. Door 40 echter de elastische rol 19 zodanig uit te voeren dat ze 8 0 0 6 88 0 17 vrij kan roteren wordt de elastische rol 19 geroteerd als gevolg van de wrijvingsweerstand van het buigblad 20a. Er treedt dan geen slip op van het buigblad 20a en er bestaat derhalve ook geen gevaar voor beschadiging van de 5 elastische rol 19·
In geval van het stelsel volgens figuur 19, waarin het afneemuiteinde 30a van de afneempal 30 in licht contact staat met het buitenoppervlak van de fotogeleidende trommel 1 en het afneemuiteinde 30a alleen in contact wordt 10 gebracht met het oppervlak van de fotogeleidende trommel wanneer een velscheiding moet worden uitgevoerd, kan het afschrapen van de fotogeleidende laag van de fotogeleidende trommel 1 op meer effectieve wijze worden voorkomen dan in het geval dat het afneemuiteinde 30a altijd in con-15 tact staat met het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1.
Een uiteinde van het steunblad 27, dat uitgevoerd is als een elastische plaat, is aan de zijde van de klamp 28 draaibaar ondersteund en het andere uiteinde van het steunblad 27 aan de zijde van de klamp 29 is vrij. Het vrije uit-20 einde van het steunblad 27 wordt geduwd in de richting van de pijl getoond in figuur 10 teneinde een buiging te realiseren en wordt vervolgens los gelaten, waarbij het afneemuiteinde 30a van de afneempal 30 los kan komen van het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1.
25 De bovenbeschreven losmaakwerking wordt uitgevoerd door gebruik te maken van bepaalde middelen zoals een kam, wanneer de fotogeleidende trommel 1 wordt losgemaakt of de beeldoverdrachtladingseenheid 8 (figuur 1) wordt los gemaakt of voor of na de beeldoverdracht. Dezelfde functie 30 kan worden uitgevoerd indien de afneempal 30 en het steunblad 27 integraal zijn uitgevoerd.
De werkwijzen voor het toevoeren van vellen in elektro-fotografische copieerinrichtingen kunnen ruwweg in twee typen worden verdeeld. Het ene type is het zogenaamde een-35 zijdige referentietype en het andere type is het centrale referentietype. Bij een werkwijze voor het toevoeren van vellen volgens het eenzijdige referentietype worden vellen van verschillende afmetingen altijd zodanig toegevoerd dat een zijrand van elk vel parallel verloopt aan de veltoe-40 voerrichting volgens een veltoevoerreferentie. Zoals blijkt 8006889 18 uit figuur 2 is de bovengenoemde ene zijkant van het vel gepositioneerd aan de zijde van de elastische rol 19 en de platbuigrol 20, terwijl de vellen worden getransporteerd door de rollen 17, 18. Zelfs als in dit geval vellen van 5 verschillende afmetingen worden getransporteerd dan blijft de afmeting van het ezelsoordeel Sp van elk vel constant.
Zoals reeds werd opgemerkt dient de afneempal 30 in figuur 2 ervoor om een begin te maken met het scheiden van het vel van de fotogeleidende trommel 1. Als in dit geval 10 de scheiding tussen het overdrachtvel S en het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1 begint, uitgaande van het ezelsoordeel Sp en voortgaande met het resterende gedeelte van het overdrachtvel S dankzij de geleidende werking van de afneempal 30, dan wordt het overdrachtvel S omgedraaid 15 in een richting tegengesteld aan de rotatierichting van de fotogeleidende trommel 1 door een eerste veltransport-rotatieorgaan zoals een omkeerrol 34- en een tweede vel-transport-rotatieorgaan zoals een omkeerband 35, waarbij het overdrachtvel S tussen de omkeerrol 34- en de omkeerband 20 35 wordt vastgehouden zodanig dat de velscheidende functie kan worden uitgebreid over de gehele voorste rand van het overdrachtvel S. Met andere woorden, het overdrachtvel S kan worden gescheiden van het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1, te beginnen bij het ezelsoordeel Sp en uit-25 breidend naar de tegenover liggende hoek van het overdrachtvel S.
Het buitenoppervlak van de omkeerrol 34- is vervaardigd van rubber en de omkeerband 35, die in contact staat met de omkeerrol 34· wordt dankzij de rotatie van de omkeer-30 rol 34- eveneens geroteerd. De omkeerrol 34- roteert synchroon met de rotatie van de fotogeleidende trommel 1. Zoals getoond is in figuur 3 is een tandwiel 36 bevestigd aan een as 1a van de fotogeleidende trommel 1 en dit tandwiel 36 werkt samen met een tandwiel 38 dat bevestigd is aan de as 35 57 van de omkeerrol 34-.
Als de fotogeleidende trommel 1 wordt rondgedraaid in de pijlrichting dan draait de omkeerrol 34- synchroon met de rotatie van de fotogeleidende trommel 1 in de richting van de in figuur 2 getoonde pijl 2 dankzij de samenwerking 4-0 tussen het tandwiel 36, het tandwiel 38 en de eenwegskoppe- 8 0 0 6 8 8 9 19 ling 39· De omkeerband 35 loopt over drie handrollen 40, 41 en 42 en draait rond in de richting van de pijl. Terwijl dus het zijgedeelte aan de zijde van de omgebogen hoek van ’ het overdrachtvel S wordt vastgehouden tussen de op deze 5 wijze samenwerkende omkeerrol 34 en de omkeerband 35» wordt het overdrachtvel S getransporteerd in een' richting tegengesteld aan de rotatierichting van de fotogeleidende trommel 1 en vervolgens ingestoken tussen de overdracht-rollen 43, 44. Het overdrachtvel S wordt daarna afgevoerd 10 naar een copiebak 15 via een afbeeldingfixeereenheid zoals aangegeven in figuur 2. Figuur 11 toont een vergroot aanzicht op het moment dat het overdrachtvel S ingestoken wordt tussen de omkeerrol 34 en de omkeerband 35 waarbij het overdrachtvel S is gescheiden van het oppervlak van de 15 fotogeleidende trommel 1 door de afneempal 30 en geleid wordt door de afneempal 30.
Door het zijgedeelte van het overdrachtvel S in te steken tussen de omkeerrol 34 en de omkeerband 35 en door dit vel te transporteren kan de velscheiding worden uitge-20 breid langs de voorrand van het overdrachtvel S en vervolgens kan het overdrachtvel S met succes worden gescheiden van het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1 in achterwaartse richting van het overdrachtvel S, waarbij de afneempal 30 niet continu in contact wordt gebracht met 25 het afbeeldingsgebied van het overdrachtvel S en er geen gevaar bestaat dat het afbeeldingsgebied van het overdrachtvel S door de afneempal 30 wordt bekrast.
Soals getoond is in de figuren 2 en 3 is in het bui-tenoppervlakdeel van de omkeerrol 34 waarover de ezelsoor-30 vormige voorste randhoek Sp van het vel S passeert een taps verlopende cirkelvormige groef 34a gevormd welke ruimte biedt voor het ezelsoordeel Sp en tegelijkertijd het insteken van het vel S tussen de omkeerband 35 en de omkeerrol 34 vergemakkelijkt.
35 Als verder de omkeerrol 34 via een eenwegskoppeling 39 is bevestigd en een vel zou vastlopen, dan kan het vastgelopen vel gemakkelijk worden verwijderd door eenvoudig aan het tussen de omkeerrol 34 en de omkeerband 35 vastgehouden vel te trekken in een richting tegengesteld aan de 40 veltransportrichting, omdat de omkeerrol 34 en de omkeer- 8 0 0 6 88 9 20 band 35 in tegengestelde richting kunnen ronddraaien. Wanneer in deze uitvoeringsvorm vastlopen van een vel optreedt dan is het aandrijfstelsel zodanig ontworpen, dat het in rusttoestand wordt gebracht.
5 Als in de uitvoeringsvorm volgens de figuren 2 en 5 het vel S wordt getransporteerd door de omkeerrol 34 en de omkeerband 35 en tussen deze twee elementen wordt vastgehouden dan staan de omkeerrol 34 en de omkeerband 35 gedeeltelijk in contact met elkaar zonder tussenkomst van een 10 vel S, waardoor de volgende voordelen kunnen worden bereikt: het afbeeldingsoppervlak van het overdrachtvel S komt in contact met de omkeerband 35· Daarom is de omkeerband 35 vervaardigd van een materiaal met een hoge oppervlakte-15 spanning, zoals teflon (handelsnaam), waarmee overdracht van de afbeelding op het overdrachtvel naar de omkeerband 35 wordt voorkomen. De wrijvingscoëfficiënt van dit materiaal is zo klein dat, indien het overdrachtvel S aanwezig is in het contactgebied tussen de overdrachtrol 34 en de 20 overdrachtband 35 er slip kan optreden tussen de over-drachtband 35 en het vel S. Als gevolg daarvan wordt de afbeelding op het overdrachtvel S afgewreven tegen de overdrachtband 35 of stopt de overdrachtband 35· Dit kan in de loop van het veltransport worden voorkomen door een 25 onderling contactgedeelte 45 te creëeren op de wijze als getoond in figuur 3 waarbij er wrijving optreedt in het onderlinge contactgedeelte 45.
Zoals getoond is in figuur 2 kunnen stof of toner-deeltjes aanwezig zijn op het oppervlak van de omkeerband 30 35. Als er sprake is van een dergelijke neerslag dan hech ten de stof- of tonerdeeltjes aan het afbeeldinggebied van het overdrachtvel S, of de houdkracht tussen het vel en de omkeerrol 34 en de omkeerband 35 kan zwakker worden en er kan slip optreden tussen de rol 34 en de band 35*· 35 Dit nadeel kan worden geëlimineerd door een reinigings- element aan te brengen zoals een reinigingsrol 46 in contact met het oppervlak van de omkeerband 35 waarmee het oppervlak van de band 35 wordt gereinigd. Als reinigings-element kan een vachtborstel of een rubber blad worden ge-40 bruikt.
800688 9 21
Verder kunnen tonerdeeltjes of vloeibare ontwikkelaar aanhechten aan bet oppervlak van de rol 34. Als een derge-lijke adhesie optreedt dan moet eveneens een reinigings-element in contact worden gebracht met de rol 34.
5 Volgens de uitvinding wordt de scheiding van het beeld- overdrachtmateriaal gegarandeerd en bovendien kan nagenoeg het gehele oppervlak met uitzondering van een hoekgedeelte van het beeldoverdrachtmateriaal worden gebruikt als effectief afbeeldingsoppervlak waardoor dit oppervlak wordt 10 gemaximaliseerd.
Omdat verder het orgaan voor het aangrijpen en scheiden van het beeldoverdrachtmateriaal, zoals de afneempal, in zeer licht contact staat met het oppervlak van de foto-geleider worden krassen en schuurverschijnselen in het 15 oppervlak van de fotogeleider voorkomen.
Als het overdrachtvel S van een veltoevoereenheid (figuur 1) wordt toegevoerd aan het registratierollenpaar 16 dan worden de bladbuigrol 30 en de elastische rol 19 gestopt in de in figuur 13 getoonde positie. Onder deze 20 omstandigheden is het operationele beginuiteinde 20d van het buigblad 20a (figuur 2) gepositioneerd op de lijn die de assen van de twee registratierollen met elkaar gemeen hebben, dat wil zeggen nabij de nauw met elkaar contact makende delen van de twee rollen, waarbij het operationele 25 beginuiteinde 20d overeenstemt met de voorste rand van het vel S, zodanig dat een voorste hoek van het vel S wordt gebogen in een driehoeksvorm.
In een dergelijke hoekbuigeenheid kan het voorkomen dat, indien de voorste rand van het vel S gepositioneerd 30 is nabij het operationele beginuiteinde 20d het buigblad 20a een obstakel vormt voor het insteken van het vel S tussen de twee rollen 19, 20 en dat er, indien het vel S vervolgens wordt ingebracht tussen de twee rollen 19 en 20 een schuine positionering van het vel S wordt veroorzaakt.
35 be uitvinding verschaft nu een oplossing voor dit probleem door gebruik te maken van een bepaald koppelings-mechanisme.
De bladbuigrol 20 is bevestigd aan de as 18 via een veerkoppeling welke slechts een uitvoeringsvoorbeeld van 40 een koppelingsmechanisme vormt. Zoals blijkt uit figuur 15 8006889 22 is de as 18a die dienst doet als aandrijfas voorzien van een deel 18b met grote diameter en een deel 18c met kleine diameter gekoppeld aan bet deel 18b met grotere diameter. Een eindgedeelte van de veer 47, getoond in figuur 17, is 5 met wrijving gewikkeld rond bet deel 18b met grotere diameter, terwijl bet andere uiteinde van de veer 47 gewikkeld is rond bet deel 18c met kleinere diameter zoals getoond is in figuur 15· Een uiteinde 47a van de veer 47 is bevestigd aan de bladbuigrol 20. De bladbuigrol 20 wordt 10 roteerbaar ondersteund op de as 18a via een paar lagers 48 en 49«
Het buigblad 20a van de bladbuigrol 20 bevindt zicb normaal in de in figuur 14 getoonde positie. Onder deze omstandigheden wordt de voorste rand van bet overdracbtvel 15 S ingestoken tussen de rollen 19, 20. Op dat moment bevindt bet vel S zicb in een stilstaande positie. Als de rollen 17 en 18 via de ketting 50 (figuur 4) worden geroteerd synchroon met de aankomst van de voorste rand van bet afbeel-dingsformatiegebied op de fotogeleidende trommel 1, dan 20 wordt bet vel S voorwaarts gevoerd naar de fotogeleidende trommel 1. Simultaan daarmee of voorafgaand aan bet begin van de rotatie van de rollen 17, 18 wordt de solenoïde 22 bekrachtigd. Als de solenoïde is bekrachtigd dan wordt de stopbefboom 23 verdraaid tegen de veerkracht van een veer 25 51 in en wordt bet stopuitsteeksel 23a losgenomen van bet stapvormige deel 22c. Door bet vrijgeven van bet stapvor-mige deel 22c wordt de bladbuigrol 20 geroteerd over een boek 0 in de richting van de pijl zoals getoond is in figuur 14 onder een invloed die nog nader zal worden be-30 schreven. Onder deze omstandigheden is het operationele beginuiteinde 20d van bet buigblad 20a gelocaliseerd op een positie die getoond is in figuur 13 en de registratie-rollen 16 worden direct rondgedraaid en beginnen met bet toevoeren van bet vel S. De bladbuigrol 20, getoond in 35 figuur 13, wordt eveneens rondgedraaid in de richting van de pijl en een voorste randhoek van bet vel wordt omhoog gebogen in samenwerking met de elastische rol 19*
Als, gezien in figuur 15, de as 18a die dienst doet als aandrijfas wordt rondgedraaid dan wordt de bladbuigrol 40 20 meegenomen via de veer 47. Het gevolg daarvan is dat de 8006889 23 bladbuigrol 20 roteert dankzij de als rotatietransmissie dienst doende veerkoppeling, dat wil zeggen dankzij de wrijving tussen de veer 47 en het deel 18b met grotere diameter. Tijdens de rotatie van de bladbuigrol 20 wordt 5 het stopuitsteeksel 23a van de stophefboom 23 in aandrukkend contact gebracht met het perifere oppervlak van de flens 20b dankzij de veerkracht van de veer 5^· Als de blad buigrol 20 een omwenteling heeft uitgevoerd dan komt het stopuitsteeksel 23a in samenwerking met het stapvormige 10 deel 20c waardoor de rotatie van de bladbuigrol 20 wordt gestopt. Tijdens een omwenteling van de bladbuigrol 20 wordt de voorste randhoek van een overdrachtvel gebogen.
Als met verwijzing naar figuur 15 de bladbuigrol 20 op de bovengenoemde wijze is gestopt waardoor het andere 15 uiteinde 47a van de veer 47 is gestopt dan worden de re-gistratierollen 16 nog steeds geroteerd en wordt de veer 47 in de opwikkelrichting onder spanning gebracht dankzij de wrijving tussen het deel 18b met grote diameter en de veer 47, zodat de veer 47 die gewikkeld is rond het deel 18c 20 met kleinere diameter expandeert naar de positie getoond in figuur 16c en vanaf dat moment begint het deel 18b met grotere diameter te slippen ten opzichte van de veer 47. Onder deze omstandigheden wordt de buigbladrol 20 aangespoord om te roteren in de rotatierichting van de as 18a 25 aangegeven met de pijl in figuur 16. Omdat de buigbladrol 20 echter is gestopt kan ze niet roteren en de elastische energie die nodig is om de veer 47 rond het deel met kleinere diameter te wikkelen uitgaande van de bovengenoemde geëxpandeerde toestand wordt in de veer 47 opgeborgen.
30 Als de in figuur 2 getoonde solenoide wordt bekrach tigd dan wordt de stophefboom 23 verdraaid en wordt de bladbuigrol 20 vrijgegeven waardoor de in figuur 16 getoonde bladbuigrol 20 allereerst roteert over een hoek 0 op de in figuur 14 getoonde wijze vanwege de op de bovenstaan-35 de wijze in de veer 47 opgeborgen veerkracht, en het deel van de veer 47 rond het gedeelte 18c met kleinere diameter wikkelt zich rond dit gedeelte 18c met kleinere diameter tot de in figuur 15 getoonde toestand. De bladbuigrol 20 wordt vervolgens geroteerd via de veer 47 en de normale 40 rotatietransmissiefunctie van de veerkoppeling 52. Volgend 8006889 24 op de rotatie van de bladbuigrol 20 wordt ook de elastische rol 19 geroteerd en wordt de voorste randhoek gebogen.
De veer 4-7 van de veerkoppeling bevindt zich in de toestand getoond in figuur 15 wanneer ze wordt ingébracht 5 in de copieermachine. Zodra de werking van de copieerma-chine wordt gestart wordt de veer 47 gebracht in de in figuur 16 getoonde positie als initiële stap van de operatie. Meer in het bijzonder wordt, wanneer de as 18a begint te roteren en de bladbuigrol 20 is gestopt, de veer 47 10 rond het gedeelte 18c met kleinere diameter in de geëxpandeerde toestand gebracht. De eerder genoemde rotatiehoek 0 kan naar wens worden ingesteld afhankelijk van de verhouding tussen de diameter van het deel van de as 18a dat dienst doet als aandrijfas en de diameter van het deel van 15 de as 18a met kleinere diameter en van het aantal windingen van de veer 47 rond het asdeel met kleinere diameter.
Omdat de veer 47 afwisselend wordt opgewikkeld en afgewikkeld rond het asdeel 18c met kleinere diameter is het asdeel 18c met kleinere diameter niet altijd noodzakelijk.
20 Door echter de veer 47 rond het asgedeelte 18c met kleinere diameter te wikkelen kan de rotatiehoek van de bladbuigrol 20 meer nauwkeurig worden ingesteld. Ook als een gedeelte met kleinere diameter aanwezig is dan kan de veer 47 zodanig worden ontworpen dat ze niet wordt gewikkeld rond 25 het gedeelte met kleinere diameter wanneer de veer is gewikkeld rond de as 18a.
Zoals in het bovenstaande reeds werd opgemerkt wordt de bladbuigrol 20 uit figuur 16 aangespoord om te roteren in de veltransportrichting vanwege de in de veer 47, ge-50 wikkeld rond het deel 18c met kleinere diameter, opgeborgen veerkracht maar de rotatie van de bladbuigrol 20 wordt voorkomen door de stophefboom 23. Als de rogistratierollen 16 worden gestopt onder deze omstandigheden dan heeft de as 18a de neiging om in terugwaartse richting te gaan rote-. 35 ren dat wil zeggen tegen de klokwijzerrichting in gezien in de pijlrichting P, vanwege de wrijving tussen het gedeelte 18b met grotere diameter en de veer 47 in figuur 16 en vanwege de in het bovenstaande genoemde opgehoopte veerkracht in de veer 47.
40 Wanneer een hoekbuigeenheid van dit type wordt bedreven 8 0 0 6 8 8 9 25 bijvoorbeeld gebruikmakend van een kettingwiel 24, tandwielen 25, 26, een ketting 50 en andere in figuur 4- getoonde organen dan zal er sprake zijn van speling bij de tandwielen 25, 26 alsmede een tolerantie in de ketting 50 5 alhoewel in zeer lichte mate. Als onder deze omstandige heden de as 18a wordt aangespoord tot een rotatie in tegengestelde richting dan zullen deze toleranties in de tandwielen en de ketting worden geabsorbeerd en zal de as 18 in tegengestelde richting roteren. Als dit gebeurt dan wordt 10 de in de veer 4-7 opgehoopte veerkracht tot op zekere hoogte afgegeven en zal de initiële rotatiehoek van de bladbuigrol 20 toenemen, zodat het onmogelijk wordt om het buigblad 20a in een vooraf bepaalde positie in te stellen.
De terugwaartse rotatie van de as 18a kan worden 15 voorkomen door het aanbrengen van een eenwegs koppeling 53 aan een eindgedeelte van de as 18a en het ondersteunen van de as 18a door een zijplaat 54- via de eenwegskoppeling 53·
Als middelen voor het voorkomen van een terugwaartse rotatie kunnen conventionele terugwaartse rotatie-preventiemecha-20 nismen worden gebruikt in plaats van de hier toegepaste eenwegskoppeling.
In de eenwegskoppeling die wordt toegepast in een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding wordt de bladbuigrol 20 aan de ingangszijde voor de aandrijfkracht geroteerd in 25 twee stappen, waartoe een enkele bekrachtiging van de solenoïde 22 in overeenstemming met een geschikte trekker-puls voldoende is en derhalve is de besturing van de sole-noïde 22 zeer eenvoudig.
Wanneer de voorste hoek van een beeldoverdrachtmate-50 riaal zoals een overdrachtvel S wordt ingestoken tussen de bladbuigrol 20 en de elastische rol 19 in de hoekbuigin-richting volgens de uitvinding dan wordt het buigblad 20a van de rol 20 teruggetrokken uit de veltransportweg. Het inbrengen van het beeldoverdrachtvel S wordt derhalve niet 35 door het buigblad 20a gehinderd en verder wordt, wanneer de buigoperatie wordt gestart, het buigblad 20a van de rol 20 op de juiste wijze nauwkeurig gepositioneerd tussen- de rol 20 en de elastische rol 18. Derhalve kan de buigpositie van de voorste randhoek van het beeldoverdrachtmateriaal 40 correct worden ingesteld.
8006889 26
Als het beeldoverdrachtvel S gescheiden is van het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1 en is aangegrepen tussen de omkeerband 35 en de omkeerrol 34 in de loop van het transport van het overdrachtvel S, dan is de voor-5 ste randhoek van het overdrachtvel S gevouwen in de vorm van een ezelsoorgedeelte. In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding waarin de voorste randhoek van het vel S is gebogen en de velscheidingseigenschappen zijn verbe-. terd ten opzichte van de conventionele velscheidingsin-10 richting wordt de voorste randhoek geheel gebogen teneinde een ezelsoorgedeelte te vormen. Zoals in het voorgaande reeds werd opgemerkt is de mogelijkheid dat er een afbeelding aanwezig is ter plaatse van dit ezelsoorgedeelte extreem klein en het zal niet nodig zijn om het effect van 15 het ezelsoorgedeelte op de afbeelding, die aanwezig is op het vel S, in de beschouwing te betrekken. Het is echter niet wenselijk dat elk copievel voorzien is van een dergelijk ezelsoorgedeelte alleen al uit het oogpunt van de copiekwaliteit. Daarom is in de in figuur 2 getoonde uit-20 voeringsvorm de cylindrische groef 34a aangebracht in het buitenoppervlak van de omkeerrol 34· waardoor een passagemogelijkheid wordt geboden voor het ezelsoorgedeelte van het beeldoverdrachtvel S.
In de elektrofotografische copieerinrichting die ge-25 toond is in figuur 1 wordt het vel S die getransporteerd is door de veltransportmiddelen afgeleverd in een copie-bak 15 via de beeldfixeereenheid 14- en het vel S wordt door de veltransportmiddelen getransporteerd waartoe behoren diverse veltransportrollen welke het vel tussen zich in 30 klemmen, zodat indien de gebogen randhoek van het vel S door bijvoorbeeld een paar veltransportrollen wordt gestopt het vel S een schuine stand zou kunnen innemen waardoor het vel kan vastlopen. In het bijzonder het ezelsoordeel van het vel S kan de aanleiding zijn tot vorming van rimpe-35 lingen in het vel S in een copieermachine waarin wordt gebruik gemaakt van een afbeeldingsfixeereenheid met een rol.
De vorming van een echte omgevouwen ezelsoor kan wor-n den voorkomen door de oppe rvlakken van de omkeerrol 34- en van de omkeerband 35, die met het afbeeldingoverdrachtvel 40 S in contact komen te vervaardigen uit een materiaal met 8006889 27 een lage wrijvingscoëfficient zodat het voorste randge-deelte van het vel S slipt wanneer het aankomt tegen het oppervlak van de omkeerrol 34- en de omkeerband 35» Als echter de omkeerrol 34- en omkeerband 35 op de bovengenoemde 5 wyze worden geconstrueerd dan wordt de functie ervan voor het transporteren van het vel S in een vooraf bepaalde richting terwijl het vel S tussen de rol 34· en de band 35 wordt ingeklemd, nadelig beïnvloed.
Omdat verder in het geval de band 35 roteert als ge-10 volg van de rotatie van de rol 34- kan de band 35 gaan slippen zodat het moeilijkheden oplevert om de band 35 synchroon met de rotatie van de rol 34· te laten roteren.
In het bijzonder in een elektrofotografische copieer-inrcihting van het type, waarin gebruik gemaakt wordt van 15 een afbeeldingoverdrachtvel met aan beide zijden een effectief afbeeldingsoppervlak zal, als de omkeerband 35 slipt de op het vel overgedragen afbeelding worden beschadigd en bekrast direct na de afbeeldingsoverdracht.
De uitvinding biedt nu een oplossing voor dit probleem 20 door het oppervlak van de omkeerrol op de nog te beschrijven wijze uit te voeren.
Zoals blijkt uit figuur 18 wordt daartoe het oppervlak van de omkeerrol 55 voorzien van drie gebieden, een eerste gebied 56, een tweede gebied 57 en een derde gebied 58.
25 Het eerste gebied 56 is gelocaliseerd in een zodanige positie dat dit gebied contact maakt met de achterzijde van het beeldoverdrachtvel S dat gescheiden is en op de in figuur 19 getoonde wijze is getransporteerd. Het eerste gebied 56 getoond in figuur 18 is vervaardigd uit een orgaan 30 59 met een hoge wrijvingscoëfficient, zoals rubber of een rubberachtig materiaal.
Het tweede gebied, getoond in figuur 19, is vervaardigd uit een metaal 60 met een lage wrijvingscoëfficient en is op een zodanige positie gelocaliseerd dat dit gebied 35 in contact staat met het zijrandgedeelte Sa van het beeldoverdrachtvel S.
Het derde gebied 58 is vervaardigd uit een orgaan 61 soortgelijk aan die behorend bij het eerste gebied 56, bijvoorbeeld van rubber of een rubberachtig materiaal en is 4Ό op een zodanige positie aangebracht dat het in contact 8006889 28 staat met de omkeerband 35 die dienst doet als tweede roterend element en nog nader ter sprake komt.
Anders gezegd, de omkeerrol 55 is voorzien van een kernrolelement vervaardigd uit een metaal 60, waarbij aan 5 beide zijden randgedeelten zijn bekleed met de organen 59 en 61 vervaardigd uit rubber of een rubberachtig materiaal, welke organen de eerste en derde gebieden met een hoge wrijvingscoëfficient bepalen met het tweede gebied met lage wrijvingscoëfficient in het centrale gedeelte van de rol-10 kern, waarin het metaal 60 bloot ligt. De rolkera kan vervaardigd zijn uit een synthetische hars.
De omkeerrol 55 wordt ondersteund op een as 37 via een eenwegs koppeling 39 op de in figuur 19 getoonde wijze en roteert slechts in een richting teneinde het afbeelding-15 overdrachtvel S te scheiden van het oppervlak van de foto-geleidende trommel 1. De as 37 wordt roteerbaar ondersteund door een klamp 64- en de vaste zijplaat 54· met behulp van de lagers 62 en 63. De omkeerband 35 loopt over de bandrollen 4-0, 4-1 en 4-2 en het deel van de omkeerband 35 tussen de 20 bandrollen 4-0 en 4-2 staat in drukcontact met de omkeerrol 55 op zodanige wijze dat de band gedeeltelijk opgewikkeld 'is rond de omkeerrol 55· Omdat de omkeerband 35 in contact komt met de op het vel S overgedragen afbeelding (de zichtbare afbeelding in deze uitvoeringsvorm) kunnen er toner-25 deeltjes terecht komen op de omkeerband 35« Daarom is een blad 65 in aandrukkend contact aangebracht tegen het oppervlak van de omkeerband 35 bij wijze van reinigingselement voor het reinigen van het oppervlak van de omkeerband 35·
Als reinigingselement kan ook een reiningsrol 56 die roteert 30 in een richting tegengesteld aan de bewegingsrichting van de band 35 worden toegepast. Ook kan een polygonaal prisma worden gebruikt als reinigingselement wanneer een oppervlak daarvan in aandrukkend contact wordt gebracht met het oppervlak van de omkeerband 35· Verder, kan een (niet ge-35 toond) reinigingsorgaan in aandrukkend contact worden gebracht met het oppervlak van de omkeerrol 55*
De bandrollen 4-0, 4-1 en 42 worden roteerbaar ondersteund op een eigen as en worden aangedreven door de omkeerrol 55« In figuur 19 is terwille van de illustratie 40 slechts een as 66 welke dienst doet voor het ondersteunen 8006889 0 29 van de bandrol 41, getoond.
In dit geval wordt de aandrijfkracht voor het doen roteren van de omkeerband 35 in hoofdzaak overgedragen vanaf het derde gebied 58 van de omkeerrol 55» wanneer er 5 een beeldoverdrachtvel S wordt getransporteerd en vastgehouden tussen de omkeerband 35 en de omkeerrol 55»
Als de fotogeleidende trommel 1 roteert in de richting van de pijl in figuur 19 dan wordt de omkeerrol 55 geroteerd via het tandwiel 38 en de eenwegskoppeling 39 10 synchroon met de rotatie van de fotogeleidende trommel 1.
* Het beeldoverdrachtvel S wordt als volgt bewogen: het vel S met de gebogen hoek Sb' die gevormd is door het buig-blad 20a, is gescheiden van het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1 waarbij een zijgedeelte van het vel S 15 is gescheiden van het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1 door de afneempal 30 zoals aangegeven is met Sa in figuur 2, nadat een zichtbare afbeelding is overgedragen op het vel S vanaf het afbeeldingsoverdrachtoppervlak A van de trommel 1, en de voorste rand van het vel S wordt 20 geleid tussen de omkeerrol 55 en de omkeerband 35» Wanneer een zijgedeelte van het vel S wordt vastgehouden tussen de omkeerrol 55 en de omkeerband 35» welke roteren in synchronisatie met de rotatie van de trommel 1, dan wordt het vel Sb (figuur 18) verdraaid naar een richting tegengesteld aan 25 de rotatierichting van de trommel 1, zodat het vel Sb wordt gescheiden van het oppervlak van de trommel 1 in een richting die verloopt volgens de breedte van het vel Sb en wordt daarna getransporteerd naar de overdrachtsrollen 43, 44. Het afbeeldingoverdrachtvel Sb wordt vervolgens ge-30 transporteer! in de richting van de beeldfixeereenheid 14 (figuur 1) door de overdrachtrollen 43, 44. Door het transporteren van het vel Sb waarbij een zijde ervan wordt vastgehouden tussen de omkeerrol 55 en de omkeerband 35 kan de scheidingswerking van het vel Sb worden uitgebreid in de 35 breedterichting van het voorste randgedeelte van het vel Sb en vervolgens kan de rest van het vel Sb achtereenvolgens worden gescheiden van het oppervlak van de trommel 1 totdat het achterste uiteinde van elk vel Sb is bereikt.
Het gebogen deel Sb aan de voorste randhoek van het 40 vel Sa, welk deel is opgenomen van het oppervlak van de 8 0 0 688 9 30 trommel 1 door de pal 30 komt aan tegen de omkeerrol 55 of tegen de omkeerband 35· In een conventionele inrichting wordt het omgebogen deel Sb geheel doorgebogen vanwege het verschil in omtrekssnelheid tussen de omkeerrol en de om-5 keerband, zodat een echte gevouwen ezelsoor ontstaat.
In de inrichting volgens de uitvinding komt echter het hoekgedeelte van het beeldoverdrachtvel Sb in contact met het tweede oppervlak 57 van de omkeerrol 55 en slipt, zodat het hoekgedeelte wordt ingestoken tussen de omkeer-10 rol 55 en de omkeerband 35 zonder dat er sprake is van een vouw.
Het in een hoek van het beeldoverdrachtvel aangebrachte gebogen deel Sb wordt alleen gebruikt voor het scheiden van het vel van het oppervlak van de fotogeleidende trom-15 mei 1 en het is niet nodig voor het transporteren van het beeldoverdrachtvel. Derhalve verdient het de voorkeur dat dit gebogen gedeelte uit het overdrachtvel wordt geëlimineerd.
Volgens onderhavige uitvinding wordt een zijde van het 20 beeldoverdrachtvel vastgehouden tussen de omkeerrol 55 en de omkeerband 35 zonder dat er een echte ezelsoor in het afbeeldingsvel ontstaat. Derhalve moet, indien een omgebogen gedeelte in het vel wordt gevormd dit omgebogen gedeelte worden gestrekt, waarbij het vel op stabiele wijze 25 wordt getransporteerd.
Zoals blijkt uit figuur 18 wordt het vel Sb gescheiden en getransporteerd en daarbij vastgehouden tussen de omkeerband 35 en het eerste en tweede gebied 56 en 57 van de omkeerrol 55· toet andere woorden, het vel Sb wordt op ge-30 definieerde wijze getransporteerd omdat het vastgehouden wordt tussen het eerste gebied met een hoge wrijvingscoëffi-cient en de omkeerband 35· Het blijkt dat de omkeerband 35 kan slippen over het oppervlak van het vel Sb omdat de omkeerband 35 vervaardigd is uit materiaal met een lage 35 wrijvingscoëfficiënt, maar het slipt niet in deze uitvoeringsvorm omdat de omkeerband 35 in contact staat met het derde gebied 58 met hoge wrijvingscoëfficient van de omkeer-rol 55- Daarom wordt de naar het vel Sb overgedragen afbeelding nieg bekrast door de omkeerband 35· 4-0 De omkeerrol 55 en de omkeerband 35 hie getoond zijn 800688 9 31 in figuur 18 worden op zodanige wijze aangebracht dat de omkeerband 35 verloopt over de gehele breedte van de omkeerrol 55 zoals getoond is in figuur 20. In het geval de omkeerband 35 vervaardigd is uit een materiaal waarnaar 5 zeer moeilijk de tonerafbeelding die is overgedragen naar het beeldoverdrachtvel SB op zijn beurt kan worden overgedragen zodat vermindering van de tonerafbeeldingskwaliteit wordt voorkomen, dan kan het voorkomen dat de omkeerband 35 slipt tegen het derde gebied 58 van de bandrol 55· 10 Om dit te voorkomen wordt de omkeerband 35 verdeeld in twee delen 35a en 35b zoals getoond is in figuur 21. In dit geval wordt het buitenoppervlak van het omkeerbanddeel 35a, dat wil zeggen het oppervlak dat in contact komt met het vel SB, vervaardigd uit een materiaal met een lage 15 wrijvingscoëfficient, terwijl de achterzijde van het omkeer-bandgedeelte 35a wordt vervaardigd uit een materiaal met een hoge wrijvingscoëff icient. Anderzijds worden beide zijden van het omkeerbandgedeelte 35b vervaardigd uit materiaal met een hoge wrijvingscoëfficient. Het omkeerbandgedeelte 20 35a bevindt zich in contact met het eerste gebied 56 van de omkeerrol 55 voor het vasthouden van het vel Sb tussen de omkeerband 35a en het eerste gebied 56, terwijl het omkeerbandgedeelte 35b zich in contact bevindt met het derde gebied 58 van de omkeerrol 55* Het oppervlak van elk van 25 de bandrollen waarover de omkeerband 35 wordt geleid is behandeld om geen slip te veroorzaken tussen de omkeerband 35 en de bandrollen. Door op deze wijze het omkeerbandgedeelte 35b van de omkeerband 55 te construeren roteren het omkeerbandgedeelte 35b en de omkeerrol 55 integraal zonder 30 slip en kunnen de bandrollen de rotatie van het omkeerbandgedeelte 35b op de juiste wijze overdragen naar het omkeerbandgedeelte 35a· zodat het gedeelte 35b en de omkeerrol 55 op dezelfde snelheid kunnen roteren en er geen krassen worden veroorzaakt op het oppervlak van het beeld-35 overdrachtvel Sb. In de omkeerband 35 getoond in figuur 21 kan het omkeerbandgedeelte 35a in contact staan met het tweede gebied 57·
In de bovenbeschreven omkeerrol 55 is de diameter van elk gebied gelijk. Teneinde de gebogen hoek Sb (figuur 18) 40 te strekken verdient het de voorkeur om elk gebied van de 8006889 32 omkeerrol 55 gelijk in diameter te houden. Om te voorkomen dat de gebogen hoek Sb tot een selsoor wordt omgevouwen kan alleen het tweede gebied 57 met een kleinere diameter worden uitgevoerd in vergelijking tot de andere gebieden.
5 Een voorbeeld van een dergelijke rol is getoond in figuur 22. De omkeerrol 55 in figuur 22 is voorzien van een tweede gebied 57 met een lage wrijvingscoefficient gelocali-seerd in het centrale gedeelte ervan waar het oppervlak van de metalen rolkern bloot ligt alsmede een eerste ge-10 deelte 56 en een derde gedeelte 58 met hoge wrijvingscoefficient ter weerszijden van het tweede gebied 57· In figuur 22 is het verschil in diameter tussen elk van de gebieden overdreven terwille van de illustratie. Een dergelijke rol kan op goedkope wijze worden geproduceerd.
15 In figuur 24 is een ander type omkeerrol getoond waar bij het tweede gebied is vervaardigd door bekleding met een materiaal met een veel lagere wrijvingscoefficient, zoals bijvoorbeeld teflon. Een dergelijke bekleding kan worden aangebracht op het tweede gebied van de·omkeerrollen getoond 20 in de figuren 20 en 21 wanneer de diameter van het tweede gebied niet groter is dan de diameter van de eerste en derde gebieden.
Het volgens de uitvinding toegepaste eerste roterende element is niet beperkt tot de bovengenoemde omkeerrol 55» 25 maar er kan ook een eindloze band zoals getoond in figuur 23 worden toegepast. Het eerste roterende element 55^ van het eindloze bandtype dat getoond is in figuur 25 bevat ook een eerste gebied 56, een tweede gebied 57 en een derde gebied 58 op dezelfde wijze als in het bovenstaande 50 reeds werd beschreven. Diverse werkwijzen voor het vormen van elk gebied zullen worden besproken. In het eerste roterende element dat getoond is in figuur 24 is een materiaal met een hoge wrijvingscoefficient zoals rubber toegepast voor het vervaardigen van het basisorgaan van de band 35 teneinde het eerste gebied 56 en het derde gebied te vormen. Een materiaal met een lage wrijvingscoefficient zoals een film uit polyester is aangebracht in het centrale concave gedeelte van de band teneinde het tweede gebied te vormen.
In het eerste roterende element dat getoond is in 40 figuur 25 is bijvoorbeeld een polyester film toegepast als 8 0 0 683 9 33 basisorgaan voor de band teneinde tevens het tweede gebiéd te vormen terwijl ter weerszijde van dit tweede gebied rubber is aangebracht om het eerste gebied 56 en het derde gebied 58 te vormen.
5 In het eerste roterende element dat getoond is in figuur 26 wordt een polyester film gebruikt als basisorgaan van de band teneinde het tweede gebied te vormen terwijl bijvoorbeeld rubber wordt aangebracht als bekleding ter weerszijden van het tweede gebied teneinde het eerste ge-10 bied 56 en het derde gebied 58 te vormen. In elk van de bovengenoemde eerste roterende elementen heeft elk gebied hetzelfde niveau of alleen het tweede gebied is uitgevoerd als een concaaf gebied. Als het eerste roterende element is vervaardigd als een eindloze band dan is het nodig dat 15 de eindloze band geen slip vertoont ten opzichte van zijn aandrijfbron. Verder kunnen als ondersteuningsmiddelen voor de eindloze band een aantal conventionele bandrollen worden gebruikt waarover de eindloze band wordt geleid. Als het eerste roterende element en het tweede roterende ele-20 ment elk uitgevoerd zijn als een eindloze band dan kan de lengte van het zijgedeelte van het beeldoverdrachtvel, dat tussen het eerste en tweede roterende element wordt vastgehouden, langer worden gekozen dan in het geval gebruik wordt gemaakt van omkeerroliën, zodat het beeldoverdracht-25 vel meer gedefinieerd kan worden gescheiden van het oppervlak van de fotogeleider.
Een velafneempal voor het scheiden van vellen van een oppervlak van de fotogeleidende trommel 1, verschillend van het velscheidingselement van het bovenbeschreven 50 type zal in het volgende nader worden verklaard.
Zoals geïllustreerd is in figuur 27 is een velafneempal 500 wigvormig uitgevoerd. De punt 500c van de velafneempal 500, die in contact komt met het oppervlak van de fotogeleidende trommel 1, is gevormd als een meskant. Van 55 de twee zijkanten van het puntgedeelte 500c is het oppervlak 500a aan de zijde die in contact staat met het oppervlak van de trommel 1 voorzien van een rubberlaag 500d met een relatief hoge wrijvingscoëfficient vervaardigd uit rubber of iets dergelijks. Het andere oppervlak 500b van 40 het puntgedeelte 500c is voorzien van of vervaardigd uit 8006839 34 een materiaal waarvan de wrijvings coëfficiënt kleiner is dan die van de rubber laag 300d. Het oppervlak 300b komt in contact met de afbeelding op het vel en om ervoor te zorgen dat het oppervlak 300b aan de in het bovenstaande 5 reeds genoemde voorwaarden kan de velafneempal worden vervaardigd uit metaal of hard plastic. Voor het vormen van de rubber laag 300d kan een dunne rubber film worden aangebracht bij wijze van rubberlaag 300d. Ook kan een rubberlaag 300d als bekleding worden aangebracht door ver-10 stuiven van het bekledingsmateriaal of door onderdompelen van het element in het bekledingsmateriaal.
In de bovenbeschreven uitvoeringsvorm van de velafneempal is het velscheidingsgedeelte voor het scheiden van elk vel van het oppervlak van de trommel 1 en het ge-15 leidingsgedeelte voor het geleiden van het gescheiden vel naar een inrichting voor het transporteren van het vel als integraal geheel gevormd.
Het volgende uitvoeringsvoorbeeld van een velschei-dingspal heeft verschillende delen voor het uitvoeren van 20 de velscheidingsfunctie en de velgeleidingsfunctie.
In de figuren 28 tot en met 30 is een velafneempal 301 geïllustreerd voorzien van een velscheidingsgedeelte 301a welke in contact staat met het oppervlak van de trommel 1 en een vel geleidingsgedeelte 301b voor het geleiden · 25 van het gescheiden vel naar een beeldoverdrachtmateriaal-transporteenheid. Een oppervlak van het velafneengedeelte 301a dat in contact staat met het oppervlak van de trommel 1 kan worden voorzien van een rubber laag 300d zoals reeds werd besproken bij het eerder genoemde uitvoeringsvoorbeeld. 30 In figuur 30 is de dikte van de rubber laag 300d overdreven getekend terwille van de illustratie. Het randgedeelte van een geleidingsdeel 301b is enigszins van het oppervlak van de trommel 1 verwijderd. Het vel S beweegt samen met de trommel 1 en een gebogen deel Sp van het vel S wordt op-35 geschept door het velafneemdeel 301a en het vel S wordt vervolgens geleid over een zeer korte afstand. Het geleiden van het vel S wordt daarna overgenomen door het geleidingsdeel 301b en het vel wordt geleid naar de beeldover-drachtmateriaal-transporteenheid. Als het vel door de 40 beeldoverdrachtmateriaal-transporteenheid wordt getranspor- 8 0 0 6 8 3 3 35 teerd dan kan het beeldgebied van het vel weggehouden worden van de velafheempal door het instellen van een grotere transportsnelheid in de transporteenheid in vergelijking met de bewegingssnelheid van de fotogeleider. Daar-5 door wordt beschadiging van het afbeeldingsoppervlak van het vel door de velafneempal voorkomen. Toner kan aankleven tegen het velscheidingsgedeelte 301a dat in contact staat met het oppervlak van de trommel 1 wanneer tonerdeeltjes worden opgeschept van het oppervlak van de 10 trommel 1. Anderzijds kleven er geen tonerdeeltjes aan het velgeleidingsgedeelte 301b. Het vel dat is gescheiden van het oppervlak van de trommel 1 wordt geleid door het velgeleidingsgedeelte 301b en wordt derhalve niet met toner-deeltjes verontreinigd.
15 Het tweede rotatie-element volgens de uitvinding is niet beperkt tot de reeds eerder genoemde omkeerband 35·
Er kunnen ook een aantal aangedreven rollen worden toegepast die worden aangedreven in contact met het eerste roterende element. Zoals te zien is in figuur 31 staan drie 20 aangedreven rollen 303, 304· en 305 in contact met het perifere buitenoppervlak van een rol 302 die dienst doet als eerste roterende element. Het buitenoppervlak van elk van de drie aangedreven rollen 303, 304· en 305 is voorzien van een groot aantal scherpe uitsteeksels. Deze uitsteek-25 seis zijn gevormd op conventionele wijze, zoals bijvoorbeeld door kartelen, waardoor het contactgebied tussen het vel en elk van de aangedreven rollen aanzienlijk wordt gereduceerd. Elk van de aangedreven rollen is onafhankelijk roteerbaar en wordt ondersteund op een as terwijl de rol 30 in een zodanige richting wordt geduwd dat ze in aandrukkend contact wordt gebracht met de aangedreven rol 302.
Elk van de rollen is aangebracht onder de volgende omstandigheden. Verondersteld wordt dat de contactpunten van de rollen 303, 304, 305 met de aangedreven rol 302 35 respectievelijk liggen bij , P2 en P^ en dat de lijn die het contactpunt P^ verbindt met de rotatie-as van de rol 304 gelijk is aan 1^ . De hoek tussen de raaklijn 12 door het contactpunt P^ en de lijn 1η = . Als de lijn die het contactpunt P2 verbindt met de rotatie-as van de rol 305 40 gelijk is aan 1^ en de hoek tussen de lijn 1^ en de raaklijn 8006839 36 1^ door liet contactpunt P2 = ©2* ^let s^ere woorden de ver lengings lijn van de raaklijn 12 door het punt P^ passeert tussen de rotatie-as van de rol 304 en het contactpunt P2· Op soortgelijke wijze passeert de verlengingslijn van de raak-5 lijn 1^ door het contactpunt ?2 tussen de rotatie-as van de rol 305 en het contactpunt P^. Zoals verder in figuur 32 is aangegeven zijn de drie rollen 303, 304, 305 ten opzichte van elkaar verschoven zodat ze niet uitgelijnd zijn en de contactdelen van de respectievelijke rollen met het 10 vel elkaar niet overlappen.
8 0 0 6 88 9

Claims (42)

1. Inrichting voor het scheiden en transporteren van een beeldoverdrachtmateriaal in een elektrofotografische copieerinrichting, voorzien van een fotogeleider voor het daarop vormen van een latente elektrostatische of zicht-5 hare afbeelding, welke afbeelding wordt overgebracht naar een beeldoverdrachtmateriaal; gekenmerkt door een hoekbuiginrichting voor het buigen van slechts een voorste randhoek van het genoemde beeldoverdrachtmateriaal in de scheidingsrichting van het beeldoverdrachtmateriaal 10 van het oppervlak van de genoemde fotogeleider; een inrichting voor het aangrijpen en scheiden van het beeldoverdrachtmateriaal waarmee de voorste randhoek van het beeldoverdrachtmateriaal, welke randhoek op de genoemde wijze van het oppervlak van de genoemde fotogeleider is afge-15 bogen, wordt aangegrepen en waarmee het beeldoverdrachtmateriaal van de genoemde fotogeleider wordt gescheiden wanneer het beeldoverdrachtmateriaal in uniform nauw contact met de fotogeleider wordt voortbewogen met uitzondering van de voorste randhoek nadat het beeld is overge-20 dragen naar het beeldoverdrachtmateriaal; en een inrichting voor transport van het beeldoverdrachtmateriaal voorzien van een eerste roterend element dat in hoofdzaak met dezelfde omtrekssnelheid en insynchronisatie met de beweging van de genoemde fotogeleider roteert welk eerste ro-25 terend element in staat is om een zijgedeelte van het genoemde beeldoverdrachtmateriaal aan de zijde van de genoemde voorste randhoek ervan vast te houden, waarbij het beeldoverdrachtmateriaal van het oppervlak van de genoemde fotogeleider wordt gescheiden door de inrichting voor het 30 aangrijpen en scheiden van het beeldoverdrachtmateriaal en voor het transporteren van het beeldoverdrachtmateriaal in een richting tegengesteld aan de bewegingsrichting van de genoemde fotogeleider, en het genoemde eerste roterend element in contact staat met de achterzijde van het genoemde 35 beeldoverdrachtmateriaal, en een tweede roterend element roteert in verbinding met het genoemde eerste roterend element en in contact staat met de voorzijde van het genoemde beeldoverdrachtmateriaal.
2. Inrichting voor het scheiden en transporteren van 40 een beeldoverdrachtmateriaal volgens conclusie 1, m e t flndfiRRo liet kenmerk, dat de hoekbuiginrichting voorzien is van een bladbuigroller voorzien van een buigblad aan bet buitenoppervlak ervan voor bet buigen van een voorste randboek van bet beeldoverdracbtmateriaal; een elastische 5 rol in bet perifere oppervlak waarvan bet buigblad kan worden ingeduwd met meeneming van bet beeldoverdracbtmateriaal teneinde de voorste randboekr.van bet beeldoverdracbtmateriaal opwaarts te buigen in samenwerking met de genoemde buigbladrol; middelen voor bet toevoeren van een 10 beeldoverdracbtmateriaal vanaf een vooraf bepaalde ingestelde positie van bet beeldoverdracbtmateriaal naar een positie waarin de voorste rand van bet beeldoverdracbtmateriaal gelocaliseerd is bij bet contactpunt tussen de buigbladrol en de genoemde elastische rol of in dichte 15 nabijheid bij de twee rollen; een koppelingsmechanisme voor bet normaal stoppen van de buigbladrol, waarbij bet buigblad van de buigbladrol wordt teruggetrokken tot een positie waarin bet insteken van bet genoemde beeldoverdracbtmateriaal tussen de buigbladrol en de elastische rol niet 20 wordt verhinderd en voor het roteren van de buigbladrol naar een positie waarin er contact wordt gemaakt tussen de buigbladrol en de genoemde elastische rol of een positie dichtbij deze contactpositie uitgaande van de teruggetrokken positie van bet buigblad voorafgaand aan bet begin van 25 een boekbuigoperatie voor bet omhoog buigen van de voorste randboek van bet afbeeldingoverdrachtmateriaal, en voor bet roteren van de buigbladrol en de alastiscbe rol teneinde de boekbuigoperatie te starten, alsmede een aandrijfas die verbonden is met bet genoemde koppelingsmechanisme. 30 3· Inrichting volgens conclusie 1, m e t bet kenmerk, dat de inrichting voor bet aangrijpen en scheiden van bet beeldoverdracbtmateriaal voorzien is van een afneempal waarvan bet werkzame afneemuiteinde gelocaliseerd is in extreem licht contact tegen of vlak nabij bet 35 oppervlak van de genoemde fotogeleider.
4. Inrichting volgens conclusie 1, m e t bet kenmerk, dat bet eerste roterend element bestaat uit êen rol die kan roteren rond zijn eigen as parallel aan de as van de genoemde fotogeleider. 40 5· Inrichting volgens conclusie 1, m e t bet 8006889 kenmerk, dat het genoemde tweede roterende element bestaat uit een eindloze band.
6. Inrichting volgens conclusie 1, n e t het kenmerk, dat het oppervlak van het eerste roterend 5 element voorzien is van een eerste deeloppervlak vervaardigd uit een materiaal met een hoge wrijvingscoëfficient, welk deeloppervlak in contact komt met de achterzijde van het beeldoverdrachtmateriaal; een tweede deeloppervlak vervaardigd uit een materiaal met een lage wrijvingscoëffi- 10 cient, welk deeloppervlak in contact komt met een zijrand-gedeelte van het beeldoverdrachtmateriaal, en een derde deeloppervlak vervaardigd uit materiaal met een hoge wrijvingscoëfficient, welk deeloppervlak in contact komt met het tweede roterende element. 15 7· Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het genoemde eerste roterend element wordt aangedreven door transmissiemiddelen die in hoofdzaak integraal met de genoemde fotogeleider roteren.
8. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het 20 kenmerk, dat een eenwegs koppeling is aangebracht tussen het eerste roterend element en een aandrijfbron.
9. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat tenminste een oppervlakgedeelte van het genoemde tweede roterend element, welk oppervlakdeel in 25 contact komt met het beeldoverdrachtmateriaal is vervaardigd uit een materiaal met een lage wrijvingscoëfficient.
10. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het tweede roterend element in contact staat met het eerste roterend element en als gevolg van de 30 rotatie van dit eerste roterend elerent ook in rotatie komt.
11. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat de genoemde buigbladrol en de genoemde elastische rol respectievelijk zijn aangebracht nabij de eind- 35 delen van de assen van een paar registratierollen voor het transporteren van het afbeeldingoverdrachtmateriaal naar de fotogeleider.
12. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat het genoemde buigblad een spiraalvorm 40 heeft en aangebracht is op het buitenoppervlak van een rol- 8 0 0 68 8 9 element.
13. Inrichting volgens conclusie 2, 1 e t het kenmerk, dat het koppelingsmechanisme "bestaat uit een veerkoppeling die voorzien is van een rond een aandrijf - 5 as gewikkelde veer welke as een gedeelte heeft met een grotere diameter en een daarmee gekoppeld gedeelte met een kleinere diameter, welke as roteert in de trsnsportrich-ting van het heeldoverdrachtmateriaal waarbij tenminste een uiteinde van de veer bevestigd is aan het gedeelte met 10 grotere diameter van de twee genoemde delen van de aandrijfas, een huls waaraan het andere uiteinde van de genoemde veer is gekoppeld en vrijgeefmiddelen voor het stoppen en vrijgeven van de huls.
14. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het 15 kenmerk, dat de aandrijfas van de genoemde buigbladrol voorzien is van middelen om een terugwaartse rotatie van de genoemde as ten opzichte van de genoemde buigbladrol te voorkomen.
15. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het 20 kenmerk, dat de aandrijfas voor het aandrijven van de buigbladrol tevens de steunas van een registratierol vormt.
16. Inrichting volgens conclusie 3» m e t het kenmerk, dat de genoemde afneempal de vorm heeft van een driehoek waarvan het toppunt het operationele afneem- 25 uiteinde vormt.
17. Inrichting volgens conclusie J, 1 e t het kenmerk, dat de genoemde afneempal bevestigd is aan een steunblad vervaardigd als een elastische plaat welke zich uitstrekt langs het oppervlak van de genoemde foto- 30 geleider waarbij een uiteinde van deze steunplaat draaibaar gemonteerd is op een as en het andere uiteinde van de steunplaat een vrij uiteinde is en de genoemde afneempal kan worden losgenomen van het oppervlak van de genoemde fotogeleider door het bewegen van het vrije uiteinde van het 35 genoemde steunblad in de richting van het eerstgenoemde uiteinde van dit steunblad of door het terugtrekken van het vrije uiteinde ervan.
18. Inrichting volgens conclusie 4, m e t het kenmerk, dat de genoemde rol voorzien is van een 40 cirkelvormige groef welke het mogelijk maakt dat de voorste 8 0 0 6 88 9 randhoek van het beeldoverdrachtmateriaal daardoor passeert.
19. Inrichting volgens conclusie 5» i e t het kenmerk, dat de genoemde band is aangebracht in een positie waarin de band direct contact maakt met het eerste 5 roterend element zonder tussenkomst van het beeldover-drachtsmateriaal gedurende het transport van het beeld-overdrachtmateriaal aan een zijde van het materiaal wanneer het materiaal ingeklemd tussen de band en het eerste roterend element wordt getransporteerd.
20. Inrichting volgens conclusie 5> i e t het kenmerk, dat tenminste een oppervlaktegedeelte van de genoemde band welk gedeelte in contact staat met het beeldoverdrachtmateriaal vervaardigd is uit een materiaal waarmee een verschuiving van de afbeelding wordt voorkomen.
21. Inrichting volgens conclusie 5» m e t het kenmerk, dat de band voorzien is van een reinigings-element voor het reinigen van het oppervlaktegedeelte van de band dat in contact komt met het beeldoverdrachtmateriaal.
22. Inrichting volgens conclusie 5» m e t het kenmerk, dat de genoemde band wordt geleid over een aantal bandrollen en een deel van de band in contact staat met het perifere oppervlak van het eerste roterend element.
25. Inrichting volgens conclusie 6, m e t het 25 kenmerk, dat het eerste roterende element bestaat uit een rol die roteert rond zijn eigen as, welke as parallel staat aan de rotatie-as van de genoemde fotogeleider.
24. Inrichting volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat het eerste roterend element drie gebie- 30 den kent van in hoofdzaak dezelfde diameter.
25. Inrichting volgens conclusie 24, m e t het kenmerk, dat het eerste gebied en het derde gebied van het eerste roterend element dezelfde diameter hebben terwijl de diameter van het tweede gebied enigszins kleiner 35 is dan die van het eerste en het derde gebied.
26. Inrichting volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat het tweede roterend element voorzien is van twee eindloze banden waarbij een van deze eindloze banden in contact staat met het eerste gebied van het 40 eerste roterend element terwijl de andere eindloze band in 8006889 contact staat met liet derde gebied van het eerste roterend element.
27. Inrichting volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat het eerste roterend element bestaat uit 5 een eindloze band.
28. Inrichting volgens conclusie 11, n e t het k e n m e r k,dat de registratierollen in staat zijn om het beeldoverdrachtmateriaal toe te voeren in de richting van de fotogeleider gebruikmakend van een eindgedeelte aan 10 zijde waar de buigbladrol en de genoemde elastische rol zijn aangebracht als eenzijdige referentie voor het toevoeren van het beeldoverdrachtmateriaal.
29. Inrichting volgens conclusie 11, m e t het kenmerk, dat de elastische rol niet wordt aangedre- 15 ven door een rotationele aandrijfkracht maar roteerbaar de rotatie van de buigbladrol volgt.
30. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het buigblad in dwarsdoorsnede een scherpe hoek bepaalt. 20 31· Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het buigblad in doorsnede een gekromd verloop bepaalt.
32. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de huls dienst doet als buigblad. 25 33· Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de vrijgeef middelen bestaan uit eën stop-hefboom die losgenomen kan worden van een stopgedeelte op de genoemde huls alsmede een solenoide voor het doen bewegen van de genoemde stophefboom.
34. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat het steunblad is aangebracht in het niet beelddragende oppervlak van de genoemde fotogeleider en de genoemde afneempal geplaatst is op de lijn langs welke de gebogen voorste randhoek van het afbeeldingoverdracht- 35 materiaal passeert.
35· Inrichting volgens conclusie 21, m e t het kenmerk, dat het reinigingselement bestaat uit een reinigingsblad dat in aandrukkend contact staat met de genoemde band.
36. Inrichting volgens conclusie 21, m e t het 8 0 0 688 8 kenmerk, dat liet genoemde reinigingselement bestaat uit een reinigende borstel die roteert in een richting tegengesteld aan de bewegingsrichting van de genoemde band in het contactgebied tussen de reinigingsborstel en 5 de genoemde band.
37· Inrichting volgens conclusie 26, m e t het kenmerk, dat twee eindloze banden worden geleid over een aantal bandrollen en het oppervlak van tenminste een van de genoemde rollen op zodanige wijze is behandeld 10 dat er een slip optreedt tussen de genoemde rol en de genoemde band.
38. Inrichting volgens conclusie 27, m e t het kenmerk, dat de eindloze band een derste deelopper-vlak en een derde deeloppervlak bezit welke zijn vervaardigd 15 uit een basismateriaal met een hoge wrijvingscoëff icient en een tweede deeloppervlak gevormd voor het op het basismateriaal aanbrengen van een materiaal met lage wrijvingscoëff icient teneinde een bekleding om te vormen in een concaaf gedeelte gevormd in de perifere richting in het 20 midden van het genoemde basismateriaal.
39· Inrichting volgens conclusie 27, iet het kenmerk, dat de eindloze band voorzien is van een tweede deelgebied vervaardigd als basiselement uit een materiaal met een lage wrijvingscoëfficient en een eerste 25 deelgebied en een derde deelgebied gevormd oor het uit-snijden van de oppervlakken van het basismateriaal ter weerszijden van het tweede deelgebied en het aanbrengen van materiaal met een hoge wrijvingscoëfficient of een bekleding daarvan op de uitgesneden oppervlakken.
40. Inrichting volgens conclusie 27, m e t het kenmerk, dat de genoemde eindloze band voorzien is van een tweede deelgebied vervaardigd als een plat basis-' element uit materiaal met een lage wrijvingscoëfficient en een eerste en derde deelgebied gevormd door het aanbrengen 35 van materiaal op dit element met een hoge wrijvingscoëff i-cient of het bekleden van het element daarmee op de oppervlakken van het genoemde basiselement ter weerszijden van het tweede deelgebied gezien in'de richting langs het perifere oppervlak van het genoemde basiselement.
41. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het 8006889 kenmerk, dat de inrichting voor het aangrijpen en scheiden van het heeldoverdrachtmateriaal voorzien is van een velafneempal met een velscheidend gedeelte aangebracht parallel aan de bewegingsrichting van het beeldóverdracht-5 materiaal in contact met het oppervlak van de genoemde fotogeleider en een geleidingsgedeelte voor het geleiden van het gescheiden heeldoverdrachtmateriaal naar de inrichting voor het transporteren van dit materiaal, welk vel scheidend gedeelte in staat is om het beeldoverdracht-10 materiaal van het oppervlak van de genoemde fotogeleider te scheiden voorafgaand aan het geleiden van het beeld-overdrachtmateriaal voor het geleidingsgedeelte en het gescheiden heeldoverdrachtmateriaal door dit geleidingsgedeelte wordt geleid nadat het over een zeer korte afstand 15 door het vel scheidingsgedeelte is geleid.
42. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de inrichting voor het transporteren van het heeldoverdrachtmateriaal voorzien is van een aandrijf rol waarvan het buitenoppervlak vervaardigd is uit een 20 materiaal met een relatief hoge wrijvingscoëfficient, welke aandrijf rol dienst doet als eerste rot at ie-element, alsmede een aantal aandrijfrollen welke dienst doen als tweede rotatie-element en in aandrukkend contact staan met het buitenste perifere oppervlak van de genoemde aandrijfrol 25 en wel met een vooraf bepaalde druk, terwijl in het buitenste perifere oppervlak van elk van deze laatstgenoemde rollen een groot aantal scherpe uitstekende delen zijn aangebracht terwijl deze rollen bovendien onderling zijn verplaatst zodat ze niet uitgelijnd zijn. 50 4-5. Inrichting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat de afneempal voorzien is van een rubber laag vervaardigd uit een rubber waarvan de hardheid minder is dan 100° althans in dat deel daarvan dat in contact staat met het oppervlak van de genoemde fotogeleider.
44. Inrichting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat de afneempal voorzien is van een top-gedeelte met een rand welke in contact staat met het oppervlak van de genoemde fotogeleider welke rand de vorm heeft van een wig gericht naar het aankomende beeld-40 overdrachtmateriaal, waarbij een oppervlak van de genoemde 80 0 6 88 9 rand in contact staat met het oppervlak van de genoemde fotogeleider en vervaardigd is uit elastisch materiaal terwijl het andere oppervlak van deze rand vervaardigd is uit een materiaal met een wrijvingscoëff icient die kleiner 5 is dan die van het elastische materiaal van het eerstgenoemde oppervlak van de genoemde rand.
45. Inrichting volgens conclusie 3, 1 e ΐ het kenmerk, dat de afneempal voorzien is van een lichaamselement vervaardigd uit een harde plastic of uit 10 een metaal en een contactgedeelte dat voorzien is van een dunne rubber laag, welke in contact staat met het oppervlak van de genoemde fotogeleider, welke rubber laag wordt gevormd door het aanbrengen van een dunne rubber bekleding op het genoemde lichaamselement of een bekleding van 15 een rubber materiaal op het genoemde lichaamselement door versproeien van het rubber materiaal op het lichaamselement of door het onderdompelen van het lichaamselement in het genoemde rubber materiaal.
46. Inrichting volgens conclusie 42, m e t het 20 kenmerk, dat het genoemde aantal verdere rollen geconstrueerd is als een eenheid en lodgenomen kan worden van de inrichting voor het scheiden en transporteren van het beeldoverdrachtmateriaal.
47. Inrichting volgens conclusie 42, m e t het 25 kenmerk, dat de transport snelheid voor het transporteren van het beeldoverdrachtmateriaal door de genoemde aandiijfrol enigszins hoger is dan de voortbewegingssnel-heid van de genoemde fotogeleider en die van het daarvan afkomstige beeldoverdrachtmateriaal.
48. Inrichting volgens conclusie 42, met het kenmerk, dat de uitbreiding van een raaklijn door het contactpunt tussen een van de genoemde verdere rollen en de genoemde aandrijf rol passeert door de rotatie-as van de in stroomafwaartse richting aangrenzende verdere rol en 55 het contactpunt tussen deze aangrenzende verdere rol en de aandrójfrol. **************** 8006889
NL8006889A 1979-12-20 1980-12-18 Inrichting voor het scheiden en transporteren van beeldoverdrachtmateriaal voor elektrofotografische copieerinrichtingen, NL8006889A (nl)

Applications Claiming Priority (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP16592079 1979-12-20
JP16592079A JPS5688159A (en) 1979-12-20 1979-12-20 Transfer sheet separator of copying machine
JP639280U JPS56108153U (nl) 1980-01-22 1980-01-22
JP639280 1980-01-22
JP759080 1980-01-25
JP759080A JPS56104362A (en) 1980-01-25 1980-01-25 Transfer material bending device

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8006889A true NL8006889A (nl) 1981-07-16

Family

ID=27277141

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8006889A NL8006889A (nl) 1979-12-20 1980-12-18 Inrichting voor het scheiden en transporteren van beeldoverdrachtmateriaal voor elektrofotografische copieerinrichtingen,

Country Status (8)

Country Link
US (1) US4411511A (nl)
BR (1) BR8008406A (nl)
CA (1) CA1189131A (nl)
DE (1) DE3048202C2 (nl)
FR (1) FR2471937B1 (nl)
GB (1) GB2066781B (nl)
MX (1) MX152120A (nl)
NL (1) NL8006889A (nl)

Families Citing this family (18)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS5730866A (en) * 1980-08-01 1982-02-19 Ricoh Co Ltd Separating device for transfer material of copying machine
EP0099935B1 (de) * 1982-07-27 1985-11-06 Friedrich Wilh. Schwing GmbH Einstellbare Personenplattform
JPS5961862A (ja) * 1982-09-30 1984-04-09 Canon Inc 画像形成装置
DE3611850A1 (de) * 1985-04-10 1986-10-16 Sharp K.K., Osaka Automatischer vorlageneinzug
JPS63212963A (ja) * 1987-03-02 1988-09-05 Ricoh Co Ltd カラ−画像形成装置
JPS63214775A (ja) * 1987-03-04 1988-09-07 Ricoh Co Ltd カラ−画像形成装置
US4771310A (en) * 1987-05-15 1988-09-13 Xerox Corporation Stripper finger mechanism for effecting removal of a record medium from a roll member
US4755848A (en) * 1987-09-08 1988-07-05 Eastman Kodak Company Skive with anti-gouge stiffener
US5282004A (en) * 1990-12-28 1994-01-25 Hitachi, Ltd. And Hitachi Koki Co., Ltd. Electrophotograhic apparatus and method for preventing attraction of copy sheet to photoreceptor
US5486613A (en) * 1993-07-15 1996-01-23 Great Lakes Chemical Italia S.R.L. Vulcanization accelerators
EP0782968B1 (de) * 1995-12-18 2001-10-17 Heidelberger Druckmaschinen Aktiengesellschaft Verfahren und Vorrichtungen zum Halten von Substraten auf einem Transportband einer Druckmaschine
US7377508B2 (en) * 2003-05-12 2008-05-27 Lexmark International, Inc. Pick mechanism and algorithm for an image forming apparatus
US7127184B2 (en) 2003-12-05 2006-10-24 Lexmark International, Inc. Method and device for clearing media jams from an image forming device
US7451975B2 (en) * 2004-03-18 2008-11-18 Lexmark International, Inc. Input tray and drive mechanism using a single motor for an image forming device
US7182192B2 (en) * 2004-11-08 2007-02-27 Lexmark International, Inc. Clutch mechanism and method for moving media within an image forming apparatus
US7454145B2 (en) * 2005-09-13 2008-11-18 Lexmark International, Inc Packaging detection and removal for an image forming device
US7699305B2 (en) 2007-03-29 2010-04-20 Lexmark International, Inc. Smart pick control algorithm for an image forming device
CN204636364U (zh) * 2015-05-07 2015-09-16 西门子(深圳)磁共振有限公司 卡持装置、壳体衬里、医疗成像设备及磁共振设备

Family Cites Families (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3684363A (en) * 1969-08-30 1972-08-15 Canon Kk Device for separating recording medium for use in electrophotographic copying machines
US3743406A (en) * 1969-11-11 1973-07-03 Canon Kk Electrophotographic copying apparatus
US3687539A (en) * 1970-06-30 1972-08-29 Katsuragawa Denki Kk Electrophotographic apparatus
US3936045A (en) * 1973-02-26 1976-02-03 Ricoh Co., Ltd. Sheet stripping device for copying apparatus
US3955889A (en) * 1973-12-20 1976-05-11 Katsuragawa Denki Kabushiki Kaisha Apparatus for stripping receptor papers for use in electrophotographic machines
JPS5178253A (en) * 1974-12-27 1976-07-07 Canon Kk Fukushakino bunrisochi
US4114536A (en) * 1976-08-26 1978-09-19 Ricoh Co., Ltd. Method of and apparatus for transfer printing a toner image
DE2739255C3 (de) * 1976-09-30 1980-08-28 Sharp K.K., Osaka (Japan) Kopierpapier-Trennvorrichtung für elektrophotographische Kopiergeräte
US4060230A (en) * 1976-11-11 1977-11-29 International Business Machines Corporation Embossing gate roller
US4269504A (en) * 1977-11-09 1981-05-26 Savin Corporation Pickoff device for copying machine
JPS55141141U (nl) * 1979-03-30 1980-10-08
US4278341A (en) * 1979-07-09 1981-07-14 Nashua Corporation Sheet stripping apparatus
US4408861A (en) * 1979-08-31 1983-10-11 Ricoh Co., Ltd. Transfer-printing sheet separating system for electrophotographic copying apparatus

Also Published As

Publication number Publication date
DE3048202C2 (de) 1985-02-14
FR2471937A1 (fr) 1981-06-26
FR2471937B1 (fr) 1986-01-24
BR8008406A (pt) 1981-07-14
CA1189131A (en) 1985-06-18
US4411511A (en) 1983-10-25
DE3048202A1 (de) 1981-09-24
MX152120A (es) 1985-05-30
GB2066781B (en) 1983-10-26
GB2066781A (en) 1981-07-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8006889A (nl) Inrichting voor het scheiden en transporteren van beeldoverdrachtmateriaal voor elektrofotografische copieerinrichtingen,
US6669189B2 (en) Image forming apparatus
SE429793B (sv) Kopieringsapparat
JPS59133145A (ja) シ−ト搬送装置
EP0132155B1 (en) Sheet material conveying device
GB2122973A (en) Sheet supplying device for two-sided copying
EP0622707B1 (en) Transfer assist apparatus
NL8103336A (nl) Inrichting voor het aan- en afvoeren van originelen bij een kopieerapparaat.
JPH0658550B2 (ja) 画像形成装置
JPS582153A (ja) 排紙装置
US5062599A (en) Sheet separating mechanism and apparatus for use therein
US4410262A (en) Sheet transportation and separation apparatus
JPH0735217B2 (ja) 画像形成装置
JPS58198061A (ja) 電子写真複写装置
JP2004345842A (ja) 画像形成装置
EP0104093B1 (en) Multiple magnification mode copying apparatus
JPH0551158A (ja) 用紙反転装置
JPS58182655A (ja) 両面複写機
JPH02280172A (ja) 両面画像形成装置
KR840000361B1 (ko) 복사기의 전사재 분리반송장치
JP2967584B2 (ja) 静電印刷装置
JPH0635276A (ja) 画像形成装置
JPS6353549B2 (nl)
JP2638957B2 (ja) 画像形成装置用の用紙反転装置
JPH043079A (ja) 電子写真装置

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed