NL8000367A - Inrichting voor het regelen van de onderdruk in een onderdrukleidingsysteem, in het bijzonder voor een melkmachine. - Google Patents

Inrichting voor het regelen van de onderdruk in een onderdrukleidingsysteem, in het bijzonder voor een melkmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL8000367A
NL8000367A NL8000367A NL8000367A NL8000367A NL 8000367 A NL8000367 A NL 8000367A NL 8000367 A NL8000367 A NL 8000367A NL 8000367 A NL8000367 A NL 8000367A NL 8000367 A NL8000367 A NL 8000367A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
auxiliary
chamber
channel
main valve
valve
Prior art date
Application number
NL8000367A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Mueller A & K Gmbh Co Kg
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Mueller A & K Gmbh Co Kg filed Critical Mueller A & K Gmbh Co Kg
Publication of NL8000367A publication Critical patent/NL8000367A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G05CONTROLLING; REGULATING
    • G05DSYSTEMS FOR CONTROLLING OR REGULATING NON-ELECTRIC VARIABLES
    • G05D16/00Control of fluid pressure
    • G05D16/04Control of fluid pressure without auxiliary power
    • G05D16/06Control of fluid pressure without auxiliary power the sensing element being a flexible membrane, yielding to pressure, e.g. diaphragm, bellows, capsule
    • G05D16/063Control of fluid pressure without auxiliary power the sensing element being a flexible membrane, yielding to pressure, e.g. diaphragm, bellows, capsule the sensing element being a membrane
    • G05D16/0644Control of fluid pressure without auxiliary power the sensing element being a flexible membrane, yielding to pressure, e.g. diaphragm, bellows, capsule the sensing element being a membrane the membrane acting directly on the obturator
    • G05D16/0672Control of fluid pressure without auxiliary power the sensing element being a flexible membrane, yielding to pressure, e.g. diaphragm, bellows, capsule the sensing element being a membrane the membrane acting directly on the obturator using several spring-loaded membranes
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/04Milking machines or devices with pneumatic manipulation of teats
    • A01J5/047Vacuum generating means, e.g. by connecting to the air-inlet of a tractor engine
    • A01J5/048Vacuum regulators
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/7722Line condition change responsive valves
    • Y10T137/7758Pilot or servo controlled
    • Y10T137/7762Fluid pressure type
    • Y10T137/7764Choked or throttled pressure type
    • Y10T137/7765Pilot valve within main valve head
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/7722Line condition change responsive valves
    • Y10T137/7758Pilot or servo controlled
    • Y10T137/7762Fluid pressure type
    • Y10T137/7764Choked or throttled pressure type
    • Y10T137/7766Choked passage through main valve head
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/7722Line condition change responsive valves
    • Y10T137/7758Pilot or servo controlled
    • Y10T137/7762Fluid pressure type
    • Y10T137/7764Choked or throttled pressure type
    • Y10T137/7768Pilot controls supply to pressure chamber

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Automation & Control Theory (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • Control Of Fluid Pressure (AREA)
  • Safety Valves (AREA)
  • Self-Closing Valves And Venting Or Aerating Valves (AREA)
  • External Artificial Organs (AREA)
  • Dairy Products (AREA)
  • Details Of Valves (AREA)

Description

3. ·
Inrichting voor het regelen van de onderdruk in een onderdruk-leidingsysteem, in het bijzonder voor een melkmachine.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking cp een inrichting voor het regelen van de onderdruk in een onderdrukleiding-systeem, in het bijzonder voor een irelknachine.
Er is een inrichting van deze soort bekend net een huis, 5 dat door middel van een aansluitstuk qp een onderdrukleiding aansluit-baar is en waarin een hoofdventiel is opgesteld met een hoofdven-tielkairer, die aan de naar het aansluitstuk toegekeerde zijde is voorzien van een ventielzitting en in zijn buitenwanden is voorzien van luchtintree-cpeningen, alsmede met een hoofdventiellichaam, 10 dat door middel van een ventielschadht is verbonden met een menbraan, waardoor de hoofdventielkamer is afgescheiden van een stuurkamer. In de stuurkamer kan een van de in de onderdrukleiding heersende onderdruk afhankelijke onderdruk tot stand worden gebracht, waarbij de stand van het hoofdventiellichaam ten opzichte van de ventiel-15 zitting afhankelijk is van de onderdruk in de stuurkamer. In het huis is een de onderdruk in de stuurkamer beïnvloedend hulpventiel cpgesteld net een hulpventiellichaam, dat is verbonden met een hulp-membraan, dat twee hulpkamers van elkaar scheidt, waarvan de ene net de onderdrukleiding en de tweede net de buitenlucht is verbonden, 20 waarbij dankzij het zo opgewekte drukverschil een het hulpventiellichaam van een hulpventielzitting tegen de instelbare kracht van een schroef veer in optillende kracht ontstaat.
Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld·beschreven in het DE-AS 2.363.125.
25 Met dergelijke inrichtingen moet worden bereikt, dat in onderdrukleidingsystemen een voorafbepaalde druk constant wordt gehouden en dat de druk in het bijzonder niet onder deze waarde 80 0 0 3 87 - 2
S
daalt. Dit is in het bij zender bij melkmachines zeer belangrijk. De toepassing van de inrichting volgens de uitvinding is echter niet beperkt tot melkmachines; de inrichting kan ook worden toegepast voor de regeling van de onderdruk in willekeurige onderdrukleiding-5 sys tonen.
De bekende inrichting heeft het nadeel, dat de sluitkracht voor het hoofdventiellichaam mede wordt bepaald door een belasting-gewicht, waardoor de inrichting wat betreft zijn werking sterk afhankelijk is van de stand, waarin de inrichting is ingebouwl. Bij 10 een andere uitvoeringsvorm van de bekende inrichting wordt de sluitkracht voor het hoofdventiellichaam mede bepaald door een schroef-veer, waardoor het gedrag bij het openen en sluiten van het hoofdventiel sterk afhankelijk is van de karakteristiek en voorspanning van deze schroef veer, zodat bij een bijvoorbeeld lineaire veerkarak-15 teristiék de voor het openen noodzakelijke krachten bij toenemende openingsweg sterk stijgen. Dit heeft een nadelige invloed cp het regelgèdrag van de inrichting. Verder heeft bij de bekende inrichting het tot stand brengen van de referentie-enderdruk in de eerste hulpkamer van het hulpventiel plaats via een eigen, buiten de inrich-20 ting omlopende leiding, die op een andere plaats dan de aansluit-plaats van de inrichting cp de onderdrukleiding in de onderdruklei-ding uitmondt. Dit heeft tot gevolg, dat op de eerste plaats twee aansluitplaatsen voor de inrichting op de onderdrukleiding aanwezig moeten zijn en cp de tweede plaats dat de referentie-onderdruk 25 wordt afgenanen op een plaats in de onderdrukleiding die op een onder bepaalde omstandigheden niet meer verwaarloosbare afstand ligt van het punt van de leiding,waar de regeling plaatsheeft, hetgeen eveneens kan leiden tot storingen in het regelgedrag.
De onderhavige uitvinding heeft ten doel, een inrichting 30 met de bovenbeschreven constructie zodanig te verbeteren, dat de inrichting onafhankelijk is van de stand, die de inrichting inneemt, dat wil zeggen dat de inrichting in elke willekeurige stand op een onderdrukleiding kan worden aangesloten. Verder moet de inrichting ccmpact zijn opgebouwd en in het bijzonder met slechts een aan-35 sluiting cp een plaats van een onderdrukleiding aansluitbaar zijn.
Dit doel wordt bereikt, doordat volgens de uitvinding de 80 0 0 3 67 3 stuurkamer aan de van de hoofdvehtielkamer afgekeerde zijde door een tweede aan de buitenlucht grenzend raenforaan is afgesloten, waarbij beide membranen enerzijds met het huis en anderzijds met een beweegbaar draagelement zijn verbonden, waarop de ventielschacht van 5 het hoofdventiel is aangebracht en dat met werkzame oppervlakken met verschillende grootte naar de binnenruimte van de hoofdventiel-kamer en naar de buitenlucht is toegekeerd, waarbij het hulpventiel in het draagelement is aangébracht en de stuurkamer alsmede de eerste hulpkamer via een door het draagelement, de ventielschacht 10 en het hoofdventiellichaam gevoerd kanaal met de onderdruk leiding zijn verbonden.
Door de opstelling van de stuurkamer tussen de twee met het beweegbare draagelement verbonden membranen krijgt het hoofdventiel de functie van een differentiaalzuiger. Elk drukverschil 15 tussen de buitenlucht en de stuurkamer komt overeen met een bepaalde stand van het hoofdventiellichaam en er zijn geen extra maatregelen nodig, zoals een gewichts- of veerbelasting, om het hoofdventiel te sluiten. Dankzij de bijzondere opstelling van het hulpventiel en het tot stand'brengen van de onderdruk door het hoofdventiellichaam heen, 20 wordt bereikt dat geen extra externe aansluiting voor de referentie-onderdruk noodzakelijk is.
Er zijn verschillende voordelige uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding mogelijk.
Zo kan bijvoorbeeld in het kanaal over tenminste een deel 25 · van zijn lengte een concentrische buis zijn aangebracht, waarvan de buitendiameter kleiner is dan de binnendiameter van het kanaal, waarbij via het tussen de binnenwand van het kanaal en de buitenwand van de buis ontstane, eerste ringvormige doorstrocmkanaal de verbinding tussen de stuurkamer en de onderdrukleiding tot stand 30 wordt gébracht en de buis onder vrijlating van een tweede ringvormig doorstroomkanaal door de hulpventielzitting en afdichtend en vast daarmee verbonden door het hulpventiellichaam is gevoerd en met de eerste hulpkamer is verbonden.
Bij een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm kan het 35 kanaal aan het naar de onderdrukleiding toegekeerde einde zijn verlengd door middel van een flexibele, door het aansluitstuk in —<· 80 0 0 3 67 4 de onderdrukleiding gevoerde slang.
Bij een andere voordelige uitvoeringsvorm is de buis over de gehele lengte van het kanaal aangebracht en aan zijn naar de onderdrukleiding toegekeerde einde verlengd door middel van een 5 flexibele, door het aansluitstuk in de onderdrukleiding gevoerde slang.
Bij deze beide laatstgenoemde -uitvoeringsvormen wordt bereikt, dat de aan het als vergelijkingsinrichting werkzame hulp-ventiel toegevoerde referentie-onderdruk niet in het aansluitstuk 10 zelf wordt af genomen, maar in de onderdrukleiding op een plaats, waar de turbulenties zijn weggeebt.
Bij een andere bij zander voordelige uitvoeringsvorm is de stuurkamer via een in het kanaal opgesteld vast smoororgaan met de onderdrukleiding verbonden en via het hulpventiel net de als 15 ventielkaner uitgevoerde tweede hulpkamer verbindbaar en is het hoofdventiellichaam ten opzichte van zijn ventielzitting zodanig opgesteld, dat bij het stijgen van de druk in de stuurkamer een in cpeningsriditing van het hoofdventiel werkende kracht op het hoofdventiel wordt uitgeoefend.
20 Door deze uitvoeringsvorm wordt volgens de uitvinding een ' inrichting verkregen, waarbij, zoals hierna aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld uitvoerig wordt toegelicht, de druk in de stuurkamer van het hoofdventiel tegengesteld aan de druk in de onderdrukleiding wordt gestuurd, dat wil zeggen wanneer de druk 25 in de onderdrukléiding verder daalt, dus het vacuum groter wordt, stijgt de druk in de stuurkamer en daardoor cpent het hoofdventiel en de druk in de onderdruk-leiding stijgt weer. Bij systemen, waarbij een te sterke daling van de druk in de onderdrukleiding onder alle omstandigheden moet worden verhinderd, dus bijvoorbeeld 30 bij melkmachines, heeft dit het grote voordeel, dat de inrichting in vergaande mate zichzelf beveiligt, dat wil zeggen wanneer door een staring aan het ventiel zelf, bijvoorbeeld een scheur in het menbraan, de druk in de stuurkamer stijgt, in het bijzonder tot op de atmosferische druk, dan opent het ventiel. Deze eigenschap 35 wordt bij bekende inrichtingen van deze soort niet bereikt.
Verder heeft deze uitvoeringsvorm het grote voordeel, dat 80 0 0 3 67 5 de inrichting met zeer geringe hoeveelheden lucht voor de regeling kan werken, zodat de maximale capaciteit van de pcitp veel beter kan worden benut.
De uitvoering van de menforanen als tegengesteld werkende, 5 qp zichzelf bekende rolmenbranen heeft het voerdeel, dat geen eenzijdige oriëntering van de inrichting in de zin van een bepaalde richting kan optreden.
De uitvinding zal aan de hand van de tekening met een paar uitvoeringsvoorbeelden nader worden toegelicht.
10 Fig. 1 is een bovenaanzicht van een inrichting voor het regelen van de onderdruk in een onderdrukleidingsysteem, fig. 2 is een doorsnede volgens de lijn II-II in fig. 1 bij geepend hoofdventiel, fig. 3 is een doorsnede volgens de lijn III-III in fig. 1 15 hij gesloten hoofdventiel, en fig. 4 is een doorsnede volgens de lijn II-II in fig. 1 bij een andere uitvoeringsvorm van de inrichting en gesloten hoofdventiel.
De in de fig. 1 t/m 3 getekende inrichting is voorzien 20 van een huis 1, dat via een aansluitstuk 2 is aangesloten op een in de tekening slechts gedeeltelijk weergegeven onderdrukleiding 3. Binnen het huis 1 is een hoofdventiel opgesteld, waarvan de ventielzitting zich op de overgangsplaats tussen het huis 1 en het aansluitstuk 2 bevindt. De ventielzitting is voorzien van een 0-25 ring 5, waarop een hoofdventiellichaam 7 kan aanliggen, dat aan de naar het aansluitstuk 2 toegekeerde zijde van de ventielzitting 5 is opgesteld. De ventielschacht 8 is door de ventielzitting 5 gevoerd en verbonden met een beweegbaar in het huis 1 opgesteld draagelement 18. De cp het aansluitstuk 2 aansluitende binnenruimte 30 van het huis 1 vormt de hoofdventielkamer 4, die via luchtintree-epeningen 6 met de buitenlucht is verbonden. Het draagelenent 18 is door middel van een eerste rolmenbraan 9 met het huis 1 en door middel van een tweede rolmsmbraan 17 met een cp het huis 1 gemonteerde en het bovenste deel van het huis vormende afdichtring 35 la verbonden. De afdichtring la is door middel van een spanring lb vast met het huis 1 verbonden. Het draagelement 18 is in axiale - 80 0 0 3 67 V* 6 richting beweegbaar, waarbij de rolmertbranen 9 en 17 in tegengestelde richting langs geleidevlakken 18c en 18d af rollen. Tussen de beide rolitaribranen 9 en 17 bevindt zich een door een afdichtring la afgedichte stuurkamer 10. De stuurkamer 10 is door middel van 5 een verbindingskanaal 10a verbonden met een kanaal 19, dat door het draagelement 18, de ventielschacht 8 en het hoofdventiellichaam 7 heen is gevoerd en aan de naar de onderdrukleiding 3 toegekeerde zijde van het hoofdventiellichaam 7 uitmondt en daarop een verleng-buis 19a is aangesloten. Op het verlengstuk 19a sluit een flexibele 10 slang 20 aan, die uit het aansluitstuk 2 naar buiten en in de onderdrukleiding 3 is gevoerd.
Binnen het tweedelig uitgevoerde draagelement 18 is een ruimte vrijgehouden, waarin een hulpventiel is cpgesteld. Dit hulp-ventiel bezit een hulpventiellichaam 11, dat door middel van een 15 rolmertbraan met het draagelement 18 is verbonden. Het rolmembraan 12 verdeelt de ruimte, waarin het hulpventiellichaam 11 .is cpgesteld, in een eerste hulpkamer 13a en een tweede hulpkamer 13b. Het hulpventiellichaam 11 is in axiale richting beweegbaar en werkt samen met een hulpventielzitting 14, die als O-ring is uitgevoerd en die 20 zodanig is aangebracht aan het binnen het draagelement 18 liggende boveneinde van het kanaal 19, dat de bovenste opening van het kanaal 19 door middel van het hulpventiellichaam 11 afsluitbaar is. Door het hulpventiellichaam 11 steekt in axiale richting een stuk buis 21, dat enerzijds door de ventielzitting 14 in het kanaal 19 is 25 gevoerd en anderzijds via een mondstuk 28 met de eerste hulpkamer 13a is verbonden. De diameter van de buis alsmede zijn lengte zijn zodanig gekozen, dat binnen het kanaal 19 twee doorstroatikana-len met een ringvormige dwarsdoorsnede ontstaan, 'namelijk een eerste doors troomkanaal 16, dat tussen deuitmonding van het verbindings-30 kanaal 10a in het kanaal 19 en het hoofdventiellichaam 7 ligt, en een tweede doorstroamkanaal 22 met een ringvormige doorstroomdwars-doorsnede, dat tussen de uitmonding van het verbindingskanaal 10a in het kanaal 19 en de ventielzitting 14 ligt. De doorstroondwars-doorsnede van het eerste ringvormige doors troaiikanaal 16 is daar-35 bij kleiner dan de doorstrocmdwarsdoorsnede van het het tweede ringvormige doorstroonkanaal 22.
800 0 3 67 . % 7
De iweede hulpkamer 13b, die de ventielkamer van het hulp-ventiel vormt, is door middel van een toevoerkanaal 23 verbonden met de buitenlucht. Daarbij is de intreecpening van het toevoerkanaal 23 afgedékt met een filter 24. Het hulpventiellichaam 11 wordt 5 door een in het draagelement 18 gemonteerde schroefveer 15 cp de ventielzitting 14 aangedrukt. De voorspanning van de schroefveer 15 kan door middel van een instelschroef 15a worden veranderd. De bevestiging van de beide rolmeirbranen 9 en 17 aan het draagelement 18 geschiedt door middel van opgeschroefde menbraanschotels 27a en 10 27b. Aan de naar de hoofdventielkamer 4 toegekeerde zijde van het draagelement 18 zijn verder steunelementen 26 aangebracht, die de slag van het hoofdventiel bij volle cpening begrenzen. In het aan-sluitstuk 2 zijn geleiderihben 2a voor de geleiding van het hoofd-ventiellichaam 7 aangébracht.
15 De werking van de bovenbeschreven inrichting is als volgt:
Door middel van een niet getékende pompinrichting wordt in de onderdrukleiding 3 een onderdruk opgewekt. Wanneer de druk in de onderdrukleiding 3 daalt, daalt via de slang 20, het kanaal 19 en het verbindingskanaal 10a ook de druk in de stuurkamsr 10.
20 Eveneens daalt via de slang 20, het kanaal 19, de buis 21 en het mondstuk 28 de druk in de eerste hulpkamer 13a. Als gevolg van de drukkracht van de veer 15 blijft echter eerst het hulpventiellichaam 11 cp de hulpventielzitting 14 liggen, dat wil zeggen het hulpven-tiel blijft gesloten. Als gevolg van de onderdruk in de stuurkamer 25 10 werkt de atmosferische druk cp de beide werkzame vlakken 18a en 18b van het draagelement 18. Omdat het aiders te werkzame vlak 18a groter is dan het bovenste werkzame vlak 18b, wordt een kracht ontwikkeld, die het draagelement uit de in fig. 2 getékende stand tenslotte in de in fig. 3 getékende stand brengt. Daarbij kcmt het 30 hoofdventiellichaam 7 op de hoofdventielzitting 5 aan te liggen en het hoofdventiel sluit.
Wanneer de druk in de onderdrukleiding 3 verder daalt en daarmee ook via het mondstuk 28 de druk in de eerste hulpkamer 13a vertraagd daalt, wordt, andat in de tweede hulpkamer 13b de atmos-35 ferische druk heerst, de cp het hulpventiellichaam 11 tegen de kracht van de schroefveer 15 in werkende cpeningskracht groter.
800 0 3 67 8
Wanneer deze cpeningskracht groter wordt dan de kracht van de schroef-veer 15, opent het hulpventiel zich door optillen van het hulpven-tiellichaara 11 van de hulpventielzitting 14. Nu kan via het toevoer-kanaal 23 en de tweede hulpkamer 13b alsmede het doorstroarkanaal 22 5 in zékere mate buitenlucht in het kanaal 19 stromen. Daardoor stijgt de druk in de stuurkamer 10 en er wordt in cpeningsrichting van het ventiel een kracht cp het draagelement 18 uitgeoefend, waardoor het hoofdventiellichaam 7, al naar gelang de in de stuurkamer 10 heersende druk, meer of minder ver van de hoofdventielzitting 5 cpgetild.
10 Dit heeft tot gevolg, dat de buitenlucht door de luchtintreecpening-en 6 in de hoofdventielkamer 4 en door het aansluitstuk 2 in de onderdrukleiding 3 stroomt, met het gevolg, dat in depndercirukleiding 3 de druk'weer stijgt.
Dankzij de bovenbeschreven werking van de inrichting wordt 15 dus de onderdruk in de onderdrukleiding 3 geregeld, waarbij het constant te houden onderdrukniveau door middel van de schroef 15a door ^randering van de voorspanning van de schroefveer 15 instelbaar is.
Door middel van het hulpventiel wordt bij de beschreven inrichting de in de stuurkamer 10 heersende druk door bijmengen van 20 extra lucht gestuurd. Hoe lager de druk in de onderdrukleiding 3 wordt, des te verder wordt het hulpventiellichaam 11 van de hulpven-tielzittihg 14 cpgetild en des te meer extra lucht wordt aan het kanaal 19 en daarmee aan de stuurkamer 10 toegevoerd, dat wil zeggen de druk in de stuurkamer 10 stijgt des te verder, naarmate de druk 25 in de onderdrukleiding 3 verder daalt. De regelkarakteristiek van de gehele inrichting ontstaat door overeenkomstige bemeting van de doorstroomdwarsdoorsneden van de belde doorstrocmkanalen 16 en 22, alsmede van het mondstuk 28. Daarbij moet de doorstroondwarsdoor-snede van het doorstroorikanaal 16 kleiner zijn dan de doorstrocm-30 dwarsdoorsnede van het doorstrocrnkanaal 22, opdat uit het kanaal 19 niet meer extra lucht kan worden afgevoerd dan via het hulpventiel wordt toegevoerd. Het moridstuk 28 bewerkstelligt een iets vertraagd aanspreken van het hulpventiel, waarmee regelschcanrelingen kunnen worden vermeden.
35 Een bijzondere eigenschap van de beschreven inrichting is zijn eigen beveiliging. "Eigen beveiliging" betekent in dit ge- 80 0 0 3 67 9 val, dat bij een aan de inrichting zelf optredende storing het hoofdventiel een bepaalde gewenste stand inneemt. Deze stand is bij een melkmachine de epen stand van het ventiel, cmdat in dit geval de druk in de onderdrukleiding 3 toeneemt, hetgeen betékent, dat in geen 5 geval een ontoelaatbaar sterke en de tepels van de dieren beschadigende daling van de druk in de onderdrukleiding 3 kan optreden. Wordt nu bijvoorbeeld bij de inrichting volgens de fig. 1 t/m 3 één van beide rolmerrbranen 9 of 17 lek of scheurt één van deze membranen, dan stijgt de druk in de dtuurkamer 10 eventueel tot cp de atmosferische 10 druk, hetgeen tot gevolg heeft, dat het hoofdventiel 7 met zekerheid opent.
Een andere eigenschapen van de inrichting is, dat in de doorstroorrkanalen 16 en 22 als gevolg van de beweging van de buis 21 met het hulpventiellichaam 11 een zelfreinigende werking tegen ver-15 vuilding wordt uitgeoefend.
Door de verlenging van het kanaal 19 met de slang 20 wordt bereikt, dat de referentie-onderdruk, die in de eerste hulpkamer 13a tot stand wordt gébracht, niet binnen het aansluitStuk 2, waar nog turbulentie kan optreden, maar binnen de onderdrukleiding 3 wordt 20 afgenanen.
De manier van werken van de rolmembranen 9 en 17 waarborgt, . dat geen eenzijdige oriëntering in de beweging van het draagelement 18 en in het bijzonder geen "slip-kleef-gedrag" ("Slip-Stick-Verhalten") kan optreden. De werking van de gehele inrichting is on-25 . afhankelijk van de inbouwstand.
In fig. 4 is een andere uitvoeringsvorm van een inrichting voor de regeling van de onderdruk getekend, die in principe cp dezelf- de wijze is cpgebouwd als de inrichting volgens de fig. 1 t/m 3.
Daarom zijn in fig. 4 voor de zelfde onderdelen dezelfde verwijzings-30 cijfers als in de fig. 1 t/m 3 toegepast.
De in fig.· 4 getekende inrichting onderscheidt zich wat betreft haar werking cp de eerste plaats van de inrichting volgens de fig. 1 t/m 3, dat bij de inrichting volgens fig. 4 het sturen van de druk in de stuurkamer van het hoofdventiel in dezelfde zin 35 plaatsheeft als de drukverandering in de onderdrukleiding 3.
Hierna worden eerst de constructieve verschillen met de ··.·* 80 0 0 3 67 * 10 uitvoeringsvorm volgens de fig. 1 t/m 3 beschreven. Het hoofdven-tiellichaam 37 is bij geopend ventiel aan de van het aansluitstuk 2 afgekeerde zijde van de hoofdventielzitting 5 in de hoofdven-tielkamer 4 cpgesteld. Het hoofdventiellichaam 37 is door middel 5 van de hoofdventielschacht 38 aan het draagelement 18 gemonteerd.
De door de beide rolmertbranen 9 en 17 van de hoofdventielkamer 4 resp. de buitenlucht gescheiden s tuinkamer 40 is door middel van een verbindingskanaal 40a verbonden met een binnen het draagelement 18 aangébrachte ventielkamer 43c. De ventielkamer 43c cp zijn beurt 10 is via de door het hulpvsntiellichaam 41 afsluitbare hulpventiel-zitting 44 en een ringvormig doorstroomkanaal 52 net een kanaal 49 verbonden, dat door de ventielschacht 38 en het hoofdventiellichaam 37 is gevoerd en in het aansluitstuk 2 uitmondt. De hulpventielkamer 43c is verder door middel van een ringvormig doorstroarikanaal 43d 15 met de tweede hulpkairer 43b verbonden, die op zijn beurt via het toevoerkanaal 23 en het luchtfilter 24 net de buitenlucht is verbonden. Het hulpventiellichaam 41 is door middel van het rolmerrbraan 12 met het draagelement 18 verbonden, waarbij het rolmerrbraan 12 de hulpkamers 43a en 43b van elkaar scheidt.
20 De hulpkamer 43a is door middel van een daarin uitmonden de buis 51 rechtstreeks met de onderdrukleiding 3 verbonden. De buis 51 is door het hulpventiellichaam 41, de hulpventielzitting 44 en over de gehele lengte van het kanaal 49 door de ventielschacht 38 en het hoofdventiellichaam 37 gevoerd en mondt buiten de uitmon-25 ding van het kanaal 49 in de onderdrukleiding 3 uit. Door middel van een flexibele slang 50 is de buis 51 zo ver verlengd, dat de in de hulpkamer 43a tot stand gebrachte onderdruk rechtstreeks in de onderdrukleiding 3 wordt af genaren.
De werking van de inrichting volgens fig. 4 is als volgt: 30 Wanneer de druk in de onderdrukleiding 3 daalt, wordt in de eerste hulpkamer 43 een onderdruk opgewekt, cp grond waarvan een op het hulpventiellichaam 41 werkende kracht wordt uitgeoefend, die tegen de kracht van de schroefveer 15 in werkzaam is, waardoor het hulpventiellichaam 41 cp de hulpventielzitting 44 wordt gedrukt.
35 Overeenkomstig de ingestelde vcorspanning van de schroefveer 15 wordt het hulpventiellichaam 41 eerst niet van zijn zitting 44 qpge- 80 0 0 3 67 * i 11 tild. De stuurkamer 40 is via het verbindingskanaal 40a, de hulp-ventielkamer 43c en het doorstroomkanaal 43d met de tweede hulp-kamer 43b en daannee via het toevoerkanaal 23 net de buitenlucht verbonden, zodat zich bij gesloten hulpventiel in de stuurkamer 40 5 de atmosferische druk instelt. In deze toestand zit het hoofdven-tiellichaam 37 cp de hoofdventielzitting 5 en is het hoofdven-tiel gesloten. Wanneer de druk in de cnderdrukleiding 3 nu zo ver daalt, dat als gevolg van de eveneens dalende druk in de eerste hulpkamer 43a het hulpventiellichaam 41 tegen de kracht van de 10 schroefveer in van de hulpventielzitting 44 wordt cpgetild, wordt de druk in de hulpventielkamer 43c via het doorstroomkanaal 52 en het kanaal 49 eveneens lager, hetgeen een daling van de druk in de stuurkamer 40 tot gevolg heeft.
Onder invloed van de atmosferische druk wordt cp het 15 draagelement 18 op de reeds aan de hand van de fig. 1 t/m 3 beschreven wijze een kracht uitgeoefend, die in fig. 4 naar boven is gericht en het hoofdventiellichaam 37 wordt van de hoofdventielzitting 5 opgetild. Nu kan de door de luchtintreeopeningen 6 inde hoofdven-tielkamer 4 binenenstranende lucht via het aansluitstuk 2 in de 20 onderdrukleiding 3 stronen, waardoor daar de druk weer stijgt. Ock bij deze uitvoeringsvorm wordt de onderdruk in de onderdrukleiding 3 geregeld in afhankelijkheid van de met behulp van de schroefveer 15 ingestelde stuurdruk. Het regelgedrag van de inrichting wordt bepaald door de doorstrocmdwarsdoorsneden van de beide doorstroon-25 kanalen 52 en 43d.
Bij de inrichting volgens fig. 4 wordt nog opgemerkt, dat de in de eerste hulpkamar 43a tot stand gebrachte referentie-onderdruk cp een andere plaats in de onderdrukleiding 3 wordt afgenctnen dan de in de stuurkamer 40 tot stand gebrachte stuuronderdruk.
30 Op deze wijze wordt een beïnvloeding van de referentie-onderdruk door het regelproces zelf in vergaande mate uitgeschakeld.
Vanzelfsprekend is het ock bij de uitvoeringsvorm volgens de fig. 1 t/m 3 mogelijk, de referentie-onderdruk cp een andere plaats af te nemen dan de in de stuurkamer 10 tot stand gébrachte 35 stuuronderdruk. Hiertoe behoeft de buis 21 slechts over de gehele lengte door het kanaal 19 heen en uit de mending van het buisstuk 80 0 0 3 67 4 V * 12 19a naar buiten gébracht te worden. Het stuk slang 20 zou dan aan het einde van de verlengde buis 21 moeten worden aangébracht.
Samenvatting.
De uitvinding betreft een inrichting voor het regelen van 5 de onderdruk bij melkmadiines met een hoofdventiel en een hulp- ventiel. Een hoofdventielkamer (4) is met de buitenlucht en via een ventielzitting (5) met de onderdrukleiding (3) verbonden. Een stuur-kamer (10) is door een eerste membraan (9) ten opzichte van de hoofdventielkamer (4) en een tweede membraan (17) ten opzichte van 10 de buitenlucht afgesloten. Beide membranen (9, 17) zijn verbonden met een beweegbaar, het hoofdventiellichaam dragend draagelement (18), dat met verschillend grote werkzame vlakken (18a, 18b) naar de hoofdventielkamer (4) en naar de buitenlucht is toegekeerd. De stand van het hoofdventiel is afhankelijk van de druk in de stuur-15 kamer (10), waarin de druk wordt bepaald door het hulpventiel, dat in het draagelement (18) is opgesteld. Het hulpventiel bezit twee door een hulpmembraan (12), waaraan het hulpventiellichaam (11) is bevestigd, gescheiden hulpkamers (13a, 13b). De eerste hulpkamer is met de onderdrukleiding (3), de tweede met de buitenlucht vefbon-20 den. De stand van het hulpventeil is afhankelijk van het drukverschil in de hulpkamers (13a, 13b) en van de kracht van een instelbare veer (15). De stuurkamer (10) en de eerste hulpkamer (13a) zijn door middel van een centraal aangébracht kanaal (19) net de onderdrukleiding (3) verbonden.
25 800 0 3 67

Claims (11)

1. Inrichting voor het regelen van de onderdruk in een on-derdrukleidingsysteem, in het bij zender voor melkmachines/ met een huis, dat door middel van een aansluitstuk op een onderdrukleiding 5 aansluitbaar is en waarin een hoofdventiel is opgesteld, met een hoofdventielkamer, die aan de naar het aansluitstuk toegekeerde zijde is voorzien van een ventielzitting en in zijn buitenwand van lucht-intreeepeningen, alsmede een hoofdventiellichaam, dat door middel van een ventielschacht is verbonden met een merrbraan, waardoor de 10 hoofdventielkamer is afgescheiden van een stuurkamer, waarin esn van de in de onderdrukleiding heersende onderdruk afhankelijke onderdruk tot stand kan worden gébracht, waarbij de stand van het hoofdventiellichaam ten opzichte van de ventielzitting afhankelijk is van de onderdruk in de stuurkamer, alsmede met een in het huis 15 opgesteld, de onderdruk in de stuurkamer beïnvloedend hulpventiel met een hulpventiéQichaam, dat is verbonden met een hulpmembraan, dat twee hulpkamers van elkaar scheidt, waarvan de eerste hulp-kamer met de onderdrukleiding en de tweede hulpkamer met de buitenlucht is verbonden en door het qp deze wijze opgewekte drukverschil 20 een het hulpventeillichaam tegen de instelbare kracht van een schroefveer in van een hulpventielzitting cptillende kracht ontstaat, met het kenmerk, dat de stuurkamer (10, 40) aan de van de hoofdventielkamer (4) afgekeerde zijde door een tweede aan de buitenlucht grenzend menbraan (17) is afgesloten, waarbij beide menbranen 25 (9, 17) enerzijds met het huis (1) en anderzijds met een beweegbaar draagelement (18) zijn verbonden, waaraan de ventielschacht (8, 38. van het hoofdventiel is ganonteerd en dat net werkzame oppervlakken (18a, 18b) van verschillende grootte naar de binnenruimte van de hoofdventielkamer (4) en naar de buitenlucht is toegekeerd, 30 waarbij het hulpventiel in het draagelement (18) is opgesteld en de stuurkamer (10) alsmede de eerste hulpkamer (13a, 43a) via een door het draagelement (18), de ventielschacht (8, 38) en het hoofdventiellichaam (7, 37) gevoerd kanaal (19, 49, 51) met de onderdruk-leiding (3) zijn verbonden.
2. Inrichting volgens conclusies 1, met het kenmerk, dat in het kanaal (19, 49) over tenminste een deel van zijn lengte een 80 0 0 3 87 concentrische buis (21, 51) is aangebracht, diens buitendiameter kleiner is dan de binnendiairetervan het kanaal, waarbij via het tussai de binnenwand van het kanaal en de buitenwand van de buis ontstane eerste ringvormige doorstroomkanaal (16, 52) de verbinding tussen de 5 stuurkamer (10, 40) en de onderdrukleiding (3) tot stand wordt gebracht en de buis (21, 51) onder vrijlating van een tweede ringvormig doorstroomkanaal (22, 52) door de hulpventielzitting (14, 44) en af dichtend en vast daarmee verbonden door het hulpventiellichaam (11, 41) is gevoerd en met de eerste hulpkamer (13a, 43a) is ver-10 bonden.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het kanaal (19) aan het naar de onderdrukleiding (3) toegekeerde einde door middel van een flexibele, door het aansluitstuk (2) in de onderdrukleiding (3) gevoerde slang (20) is verlengd.
4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de buis (51) over de gehele lengte van het kanaal (49) is aangebracht en aan zijn naar de onderdrukleiding (3) toegekeerde einde door middel van een flexibele, door het aansluitstuk in de onder-drukleiding gevoerde slang (50) is verlengd.
5. Inrichting volgens een der conclusies 2 t/m 4, met het kenmerk, dat de buis (21) door middel van een smoororgaan (28) met de eerste hulpkamer (13a) is verbonden.
6. Inrichting volgens een der conclusies 1 t/m 5, roet het kenmerk, dat de stuurkamer (10) door middel van een in het kanaal 25 (19) aangebracht vast smoororgaan (16) met de onderdrukleiding (3) is verbonden en door middel van het hulpventiel (11, 14) met de als ventielkamer uitgevoerde tweede hulpkamer (13b) verbindbaar is, én het hoofdventiellichaam (7) ten opzichte van zijn ventielzitting (5) zodanig is opgesteld, dat bij het stijgen van de druk in de 30 stuurkamer (10) een in cpeningsrichting van het hoofdventiel (5, 7) ' werkende kracht cp het hoofdventiel wordt uitgeoefend.
7. Inrichting volgens de conclusies 2 en 6, met het kenmerk, dat het vaste smoororgaan het eerste ringvormige doors trocrrikanaal (16) is, diens kleinste doorstroamdwarsdoorsnede kleiner is dan de 35 doorstrocmdwarsdoorsnede van het tweede ringvormige doorstrocrrikanaal (22). 80 0 0 3 87 %
8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat het naar de hcofdventielkamer (4) toegekeerde werkzame oppervlak (18a) van het draagelement (18) groter is dan het naar de buitenlucht toegekeerde werkzame oppervlak (18b) en dat het hoofd- 5 ventieliichaam (7) aan de naar de onderdrukleiding (3) toegekeerde zijde van de hoofdventielzitting (5) is cpgesteld, waarbij de ven-tielschacht (8) door de hoofdventielzitting (5) heen is gevoerd.
9. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste en het tweede menbraan (9, 17) als 10 in tegengestelde richting werkende rolmenforanen zijn uitgevoerd, die in tegengestelde zin langs op het draagelement (18) aangebrachte geleidevlakken (18c, I8d) afrollen.
10. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het hulpmenbraan (12) als rolmaribraan (12) is 15 uitgevoerd.
11. Inrichting voor het regelen van de onderdruk in een onderdrukleidingsysteem, in het bijzonder voor melkmachines, in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. 80 0 0 3 67
NL8000367A 1979-02-12 1980-01-21 Inrichting voor het regelen van de onderdruk in een onderdrukleidingsysteem, in het bijzonder voor een melkmachine. NL8000367A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE2905199A DE2905199C3 (de) 1979-02-12 1979-02-12 Vorrichtung zur Regelung des Unterdruckes in einem Unterdruckleitungssystem, insbesondere für Melkanlagen
DE2905199 1979-02-12

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8000367A true NL8000367A (nl) 1980-08-14

Family

ID=6062695

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8000367A NL8000367A (nl) 1979-02-12 1980-01-21 Inrichting voor het regelen van de onderdruk in een onderdrukleidingsysteem, in het bijzonder voor een melkmachine.

Country Status (18)

Country Link
US (1) US4273154A (nl)
JP (1) JPS55108014A (nl)
AT (1) AT367263B (nl)
AU (1) AU527470B2 (nl)
BE (1) BE881646A (nl)
CA (1) CA1126126A (nl)
CH (1) CH641324A5 (nl)
DE (1) DE2905199C3 (nl)
DK (1) DK150441C (nl)
FR (1) FR2448747A1 (nl)
GB (1) GB2043303B (nl)
IE (1) IE49258B1 (nl)
IL (1) IL59200A (nl)
IT (1) IT1130879B (nl)
NL (1) NL8000367A (nl)
NO (1) NO145640C (nl)
NZ (1) NZ192724A (nl)
SE (1) SE448592B (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3475040D1 (en) * 1984-08-29 1988-12-15 Ahi Operations Ltd Pressure regulating valves
DE3810160A1 (de) * 1988-03-25 1989-10-05 Mueller A & K Gmbh Co Kg Melkzeug
US5289848A (en) * 1992-12-28 1994-03-01 L. J. Engineering, Inc. Combination noise suppressor and air filter and milking machine pressure regulator
US6537033B2 (en) 2000-04-11 2003-03-25 Western Dairies Incorporation Open loop control apparatus for vacuum controlled systems
BR112016017958B1 (pt) * 2014-02-07 2020-12-15 Delaval Holding Ab Dispositivo de controle de pressão para uma máquina de ordenha
EP3245402B1 (en) * 2015-01-15 2023-07-12 Atlas Copco Airpower, Naamloze Vennootschap Inlet valve and vacuum pump provided with such an inlet valve
WO2023279185A1 (en) * 2021-07-06 2023-01-12 Placements Chic Inc. System and method for controlling vacuum in a closed fluid system

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2667856A (en) * 1952-06-02 1954-02-02 Int Harvester Co Vacuum regulating device for pipe-line milkers
US3811467A (en) * 1973-02-27 1974-05-21 L Jones Cow milking machine system, and vacuum regulator incorporated therein
DE2363125C2 (de) * 1973-12-19 1981-07-23 Westfalia Separator Ag, 4740 Oelde Den Betriebsunterdruck für Melkanlagen automatisch regelndes Ventil
DE2645065C2 (de) * 1976-10-06 1986-07-31 Miele & Cie GmbH & Co, 4830 Gütersloh Unterdruck-Regelventil für Melkanlagen

Also Published As

Publication number Publication date
ATA813579A (de) 1981-11-15
IL59200A0 (en) 1980-05-30
NO145640C (no) 1982-05-05
IT1130879B (it) 1986-06-18
JPS55108014A (en) 1980-08-19
FR2448747B1 (nl) 1984-01-20
IE800258L (en) 1980-08-12
IL59200A (en) 1982-09-30
NZ192724A (en) 1983-05-10
AU527470B2 (en) 1983-03-03
DK150441C (da) 1987-10-19
DK150441B (da) 1987-03-02
NO794300L (no) 1980-08-13
JPS6410842B2 (nl) 1989-02-22
DK38680A (da) 1980-08-13
FR2448747A1 (fr) 1980-09-05
GB2043303B (en) 1982-12-08
AT367263B (de) 1982-06-25
CH641324A5 (de) 1984-02-29
NO145640B (no) 1982-01-25
US4273154A (en) 1981-06-16
DE2905199A1 (de) 1980-08-14
IE49258B1 (en) 1985-09-04
BE881646A (fr) 1980-05-30
AU5545080A (en) 1980-08-21
CA1126126A (en) 1982-06-22
GB2043303A (en) 1980-10-01
IT8019357A0 (it) 1980-01-22
SE448592B (sv) 1987-03-09
SE8001061L (nl)
DE2905199B2 (de) 1981-03-12
DE2905199C3 (de) 1981-10-22

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP1807659B1 (en) Apparatus for regulatingg flow of a medium in a heating and cooling system
JP2004500529A (ja) パイロット作動式逃し弁
US6142980A (en) Multi-function medical control valve assembly
US9651953B2 (en) Flow controller
JPH01199100A (ja) 調整器
NL8000367A (nl) Inrichting voor het regelen van de onderdruk in een onderdrukleidingsysteem, in het bijzonder voor een melkmachine.
US4026513A (en) Pilot valve
US4077425A (en) Fluid flow control devices
US20240036592A1 (en) Pressure reducing valve with an integral venturi
JP2004144085A (ja) 圧力調整弁
US4020863A (en) Fluid pressure regulator construction
US4573491A (en) Tube separator
US3135495A (en) Thermostatic control valve
US6318405B1 (en) Fuel pressure regulator with fluidic assist
US4187873A (en) Pressure regulators
US4037784A (en) Steam trap
US3461908A (en) Vacuum relief valve
US4197877A (en) Pressure reducing valve
US4487217A (en) Reversing valve for combination meter
KR100561208B1 (ko) 릴리프 및 감압 기능을 가지는 파일럿 밸브
JPS5986778A (ja) 弁装置
US3292732A (en) Pressure fluid control and unloader therefor
EP0097246A2 (en) Valve-device for gradually putting under pressure pneumatic systems
HU220929B1 (en) Rapid air valve for pneumatic use
US3316926A (en) Pressure responsive supply-exhaust valve

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed