NL7908807A - Ritssluitingdraagband. - Google Patents

Description

Λ ^ 1 Ritssluitingdraagband.

De uitvinding heeft betrekking op een r its sluit ingdraag-band, omvattende een draagband en een reeks van sluitelementen die zijn vastgestikt aan de band langs een inlangsrichting lopende rand daarvan. De uitvinding heeft ook betrekking op een -werkwijze 5 voor het vervaardigen van dergelijke rits sluit ingdraagbanden.

Het is bekend om een reeks van sluitelementen vast te stikken aan een draagband door gebruik te maken van een enkelvoudige draad van kettingsteken of meervoudige kettingsteken die gewoonlijk worden gevormd met een multifilament garen of met multifilament-10 garens.

Een enkelvoudige kettingsteek wordt gevormd met een enkele naalddraad en heeft een vrij eenvoudige opbouw en vereist dus geen ingewikkelde naaimachine. Het toepassen van dit type van steek maakt het mogelijk om de sluitelementen gmakkelijk tegen lage kosten aan 15 de band te naaien. Verder heeft dit type van steek een hoge mate van rekbaarheid, hetgeen een van de belangrijke faktoren is voor een goed werkende ritssluiting.· Ondanks deze voordelige eigenschappen wordt de enkelvoudige draadkettingsteek niet in hoge mate toegepast voor het vastnaaien van de sluitelementen aan de draagband. Dit komt 20 doordat de naaidraad van dit stikseltype zich uitstrekt over en rond de sluitelementen met slechts een kleine mate van stevigheid, en omdat in het geval de draad gebroken wordt, de naaisteken gemakkelijk over de gehele lengte los zouden raken, waardoor de sluitelementen van de band kunnen worden gescheiden.

25 Met een dergelijke kleine mate van stevigheid van de stik sels kan een goede bevestiging van de sluitelementen aan de band moeilijk worden bereikt. Fig. 10 van de bijgaande tekening toont in dwarsdoorsnede een fragment van een paar gekoppelde ritssluiting- 7908807 *· ·& ‘ 2 draagbanden en 41 van de bekende stand der techniek, waarin een paar reeksen van sluit element en k2 en i+3 zijn vastgenaaid aan een paar van respektieve draagbanden kh en k$ door eenvoudige toepassing van monodraadkettingsteken. Aannemende dat de ritssluitingdraagbanden UO 5 en Ui scherp in de lengterichting worden gebogen, zodat de bovenvlakken (in de figuur, de ondervlakken) van de banden UU en k5 waarop zich de sluitelementen k-2 en U3 bevinden, hol wordt , worden de baudranden met de stikselsteken b-T verplaatst uit de normale stand ten opzichte van het bijbehorende verbindingsgedeelte b8 van de te-10 genover gelegen sluitelementen k2, d.w.z.'van de stand met gestreepte lijn naar de stand met getrokken lijn. Om deze reden hebben bekende ritssluitingdraagbanden bO en Ui vaak de neiging om open te gaan indien zij worden gebogen.

Een meerdraadskettingsteek, die ook bekend staat als 15 "dubbelvergrendelende steek" wordt gevormd met twee of meer naaidra-den, d.w.z. naald- en lusdraden, en heeft een ingewikkelde opbouw en kan daardoor voorkomen dat de stiksel draden losraken over de gehele lengte zelfs indien enkele van de stikseldraden gebroken zijn.

Het toepassen van dit type van stiksel kan de sluitelementen stabieler 20 en steviger op hun plaats op de band houden. Aan de andere kant vereist een meerdraadskettingsteek een grotere hoeveelheid van naaidraad in vergelijking met de enkelvoudige draadkettingsteek, en vereist een ingewikkelde naaibehandeling die tijdrovend is en door een speciaal ontwikkelde naaimachine, moet worden uit gevoerd. Bovendien doet het 25 toepassen van de meerdraadskettingsteek de flexibiliteit van de draagband teniet, hetgeen één van de belangrijke faktoren is voor een ritssluiting voor het onbedoeld opensplijten indien hij wordt onderworpen aan buigkrachten.

Bij de bekende fits sluit ingdraagband bevinden de lussen van 30 de naaidraden zich over die benen van de sluitelementen die zijn af gekeerd van de band, onafhankelijk welk type van stiksel wordt gebruikt. Met een dergelijke opstelling van de draadlussen kan een schuif niet komfort abel worden bewogen langs de tegenover elkaar gelegen reeksen van sluitelementen en dus hebben de stikeldraden de 35 neiging om weg te slijten. Het strijken is een andere oorzaak van breuk van de naaidraden.

7908807 * 3 *

Volgens de uitvinding -wordt een reeks van naaisteken die de sluitelementen aan een draagband bevestigen, gevormd met een naald-draad die zicli uit strekt over en rond elk sluitelement aan de ene van tegenover elkaar gelegen vakken van de band, en loopt tussen twee aan-5 grenzende sluitelementen en door de band. De naalddraad heeft een opeenvolging van lussen die zijn opgesteld op het buitenvlak van de band, waarbij elk van de draadlussen wordt verstrengeld met een voorgaande van de lussaen, zodat het kruispunt van deze twee aangrenzende lussen zich bevindt tussen twee aangrenzende sluitelementen gezien 10 in een richting loodrecht op het vlak van de band. De naalddraad omvat een monofilamentgaren met een thermische samentrekkïngscoëfficiënt.

Na te zijn vastgestikt aan de band, wordt de naalddraad door middel van warmte gefixeerd teneinde te krimpen en wordt dan wat de dimensie betreft stabiel, waarbij de sluitelementen stabieler en steviger op 15 de band worden gehouden. Het kruispunt van de twee aangrenzende lussen is verlaagd in het andere vlak van de draagband en de naai-draad wordt belet weg te slijten ten gevolge van de schuifbeweging van een schuif.

Het is een oogmerk van de uitvinding om een ritssluiting-20 draagband te leveren met een reeks van sluitelementen die stabiel en stevig op de draagband worden ondersteund.

Een ander oogmerk van de uitvinding is het leveren van een ritssluitingdraagband die een voldoende mate van flexibiliteit heeft en 'kan worden beschermd tegen onbedoeld zich afsplitsen van een bij-25 behorende draagband indien de gekoppelde draagbanden in de een of andere richting worden bewogen.

Een nog ander oogmerk van de uitvinding is het leveren van een ritssluitingdraagband met een reeks van sluitelementen die stevig aan een draagband zijn vastgestikt door gebruik te maken van 30 enkelvoudige draadkettingsteken die niet het nadeel hebben van het ' losgaan indien de enige stikdraad gebroken is.

Eaaverder oogmerk van de uitvinding is het leveren van een ritssluitingdraagband die minder kostbaar in het vervaardigen is.

35 De uitvinding zal hieronder mder worden toegelicht aan de hand van de'tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een uitvoerings- 7908807 <r * k vorm van een rits sluit ingdraagband volgens de uitvinding is weergegeven. In de tekening toont: fig. 1 een schematisch bovenaanzicht van een paar rits-sluitingdraagbanden, 5 fig. 2 een doorsnede volgens de lijn IÏ-II van fig, 1, fig. 3 een doorsnede volgens de lijn III-III van fig. 1, waarbij een boveneindgedeelte van een ultrasonoor lasapparaat schematisch is weergegeven, fig. 1* een onderaanzicht van de rits sluit ingdraagbanden 10 van fig, 1, waarbij een paar reeksen van stiksellussen zijn weergegeven, fig. 5 een gedetailleerd aanzicht van de stiksellussen van fig. k, waarbij de kruising van twee aangrenzende lussen is weergegeven , 15 fig. 6 een doorsnede volgens de lijn VI-VI van fig. 5* fig. 7 hetzelfde als in fig. 2 doch van een andere uitvoeringsvorm, fig. 8 hetzelfde als in fig. 3 doch in de toestand waarin de ritssluitingdraagband wordt gebogen, 20 fig. 9 op grotere schaal een fragment van de steeksel- lussen van fig. 8, waarbij de wijze is weergegeven waarop de vorm van de afzonderijke lussen wordt veranderd terwijl de ritssluiting-draagband wordt gebogen, en fig. 10 een dwarsdoorsnede van een bekende ritssluiting 25 terwijl deze wordt gebogen.

De in de fig. 1-U weergegeven ritssluiting. 11 omvat een paar ritssluitingdraagbanden 12 en 13 die elk een paar draagbanden 1!+ resp. 15 omvatten die elk op de ene in lengterichting lopende rand een reeks van sluit element en of omwentelingen 16 in de vorm van 30 een kontinue filamentvormige wikkel van kunsthars ondersteunen. Elke reeks van sluit element en 16 is aan de band 1H, 15 bevestigd door middel van een reeks van stikselsteken 1J· Het type van stiksel dat wordt gebruikt, is een zogenaamde enkelvoudige draadkettingsteek, die wordt gevormd met een enkelvoudige naalddraad 18. Elk van de sluitele-35 menten 16 heeft een paar van op afstand gelegen bovenste en onderste benen 19 en 20, en een kopgedeelte 21 dat daartussen ligt. Het onder- 7908807 k .

% 5 "been 20 van elk element bevindt zich op het bovenvlak 23 (fig. 2 en 3) van de draagband 1k, 15 en is aan het bovenbeen 19 van een voorgaand of volgend element verbonden door een verbindingsgedeelte 22, waarbij het bovenbeen 19 op een afstand ligt van dat handvlak 23· 5 Een kern 2k in de vorm van een textielkoord loopt in de lengterichting door de reeksen van sluit elementen 16 en wordt door een geschikt (niet weergegeven) orgaan gehouden tegen de verbindingsgedeel-ten 22 in het inwendige van de sluit element en 16.

De naalddraad 18 omvat een mono filament garen uit kunsthars, 10 zoals nylon of polyester, dat een thermische contractiecoëfficiënt heeft (bij voorkeur een grote thermische thermische eontractie-coëffieiënt).

Zoals het duidelijkst in fig. 3 is weergegeven loopt de naalddraad 18 over ai rond elk van de bovenbenen 19 aan de ene zijde 15 of bovenzijde (linker zijde in cëze fig.) van de draagband 1k, 15 en gaat tussen elk aangrenzend tweetal van sluit element en 16 en door de band 1^, 15· De naalddraad 18 heeft een opeenvolging van lussen 25 die zich op de andere zijde of onderzijde (rechter zijde van fig.

3) van de band 1^, 15 bevinden, waarbij elk van de lussen 25 loopt 20 door of ineen is gedraaid met een voorgaande van de lussen, zodat deze twee aangrenzende lussen 25a and 25b (fig. ^ en 5) elkaar kruisen op een punt 2β dat zich bevindt tussen twee aangrenzende sluitelementen 16, gezien in een richting loodrecht op het hoofdvlak van de band 1U. Het'kruispunt 26 van twee aangrenzende lussen 25 25a en 25b is verdiept in het ondervlak van de draagband 14, 15 (fig. 2 en 3), zodat de naalddraad 18 wordt beschermd tegen slijtage door een (niet weergegeven) aan de onderzijde van de band 1U, 15.

Elk van de bovenste elementbenen 19 heeft op zijn bovenvlak een in dwarsrichting lopende uitsparing 27 (fig. 2), waarin een 30 gedeelte 28 (fig. 1) van de naalddraad 18 is ontvangen terwijl deze passeert over en· langs dat bovenbeen 19 zodat de schuif niet wordt belet komfortabel te bewegen langs de tegenovergelegen reeksen van sluitelementen 16 voor het openen en sluiten van de ritssluiting 11. Dit voorkomt niet alleen dat de naalddraad 18 gemakkelijk slijt ten 35 gevolge van de sehuifbeweging van de schuif, doch ook dat de draad op onbedoelde wijze wordt verplaatst over de sluitelementen 16.

.79 0 880 7 Ê - * * 6

In de beschreven uitvoeringsvorm worden deze uitsparingen 27 van de bovenelementbenen 19 gevormd terwijl zij worden ingedrukt op de res-pektieve bovenvlakken door de naalddraad 18 die krimpt teneinde met een hoge mate van strekte aan te halen gedurende het nog te beschrij-5 ven door middel van warmte fixeringsproces. Het is ook mogelijk dat de bovenelementbenen -19 oorspronkelijk van dergelijke uitsparingen of groeven zijn voorzien.

Bij het vervaardigen wordt een reeks van sluit element en 16 vast gestikt op de draagband 1U, 15 op en langs zijn ene in de lengte-10 richting lopende rand door gebruik te maken van "kettingstiksels" die worden gevormd met een naalddraad 18 die bestaat uit een monofilament-garenmet een coëfficiënt van thermische contractie (bij voorkeur een grote coëfficiënt van thermische contractie). Vervolgens wordt de naalddraad 18 door warmte gefixeerd met behulp van ultrasonore golven 15 of door het eenvoudig toevoeren van warmte, zoals algemeen bekend is. Op dat moment krimpt, ten gevolge van zijn coëfficiënt van thermische contractie, de monofilamentdraad 18 teneinde het kruispunt 26 van twee aangrenzende stiksellussen 25 enigszins te brengen in een ruimte tussen twee aangrenzende onderste elementbenen 20, waardoor de 20 sluit element en 16 stevig op de band 1U en 15 word®. gezet met een hogere mate van sterkte. De naalddraad 18 wordt vervolgens op kamertemperatuur gekoeld teneinde stijf te worden en wat de dimensies betreft stabiel te blijven. Dit heeft tot gevolg, dat de sluit element en 16 stabieler in de stand van de fig. 2 en 3 blijven, terwijl afge-25 platte lusgedeelten 29 (fig. 5 en 6) aan het kruispunt 26 van de aangrenzende lussen 25a en 25b zijn. Vanwege het vergrote gebied van wrijvingsvlakken dienen de afgeplatte lusgedeelten 29 voor het weerstaan van de naaisteken 17 tegen het geheel los worden indien de draad 18 wordt gebroken.

30 Teneinde de naaisteken 17 betrouwbaarder te beschermen tegen losraken kunnen twee aangrenzende stiksellussen 25a en 25b aan het kruispunt 26 door een bekend lasapparaat 30 (waarvan slechts een topeindgedeelte op schematische wijze in fig. 3 is weergegeven) dat ontworpen'is voor het toevoeren van warmte of 35 ultrasonore golven, worden vastgelast.

.Met deze opstelling kan de naaidraad 18 worden beschermd 7908807 7 V.

% tegen, slijtage of breuk ten gevolge νειη de wrijving van een ( niet weergegeven) schuif of strijkijzer, niet alleen omdat de draad 18 bestaat uit een monofilamentgaren dat van nature in hoge mate bestand is tegen slijtage, doch ook omdat de gedeelten 28 van de draad 5 18 zich bevinden in de uitsparingen 2J van de bovenste elementbenen 19 aan de bovenzijde van de band 1^-, 15 en de stiksellussen 25 van de draad 18 zijn opgenomen in het ondervlak van de band 1^, 15· Aangezien verder de naaisteken 17 een zeer eenvoudige opbouw hebben en slechts een klein gebied innemen tussen twee aangrenzende sluitele-10 mentai 16, is er weinig kans dat de draad 18 wordt gebroken door een (niet weergegeven) naainaald terwijl deze laatste door de draagband 12 en 13 binnendringt in 'de ruimte voor het bevestigen van de ritssluiting 11 op een (niet weergegeven) kledingstuk.

Bovendien heeft de uitgevonden ritssluiting 11 een voldoen-15 de mate van flexibiliteit en kan daardoor worden beschermd tegen onbedoeld open splijten indien buigkrachten op de ritssluiting 11 worden uitgeoefend in de richtingen die in fig. 8 door pijlen 31 zijn aangegeven, op welk moment de afzonderlijke stiksellussen 25 overgaan van het uiterlijk met de grokken lijn naar het uit er lijk met 20 de gestreepte lijn van fig. 9.

Fig. 7 toont een gewijzigde ritssluting 32. De ritssluiting 32 bezit een paar ritssluitingdraagbanden 33 en 3^ die elk een draagband 35 hébben die kettinggebreid zijn teneinde op de onderzijde een aantal van in zijdelingse richting op een afstand van el-25 kaar gelegen golven 37 en tussen de golven gelegen groeven 38 te hebben. Aan de onderzijde van elke band 35 en 36 zijn de stiksellussen 25 van de draad 18 met het kruispunt opgenomen binnen de ene van de tussen de golven gelegen groeven 38. Met deze opstelling is het mogelijk om te voorkomen dat de naalddraad 18 wegslijt of 30 breekt door een (niet weergegeven) schuif.

Binnen het kader van de conclusies vallen ook andere uitvoeringsvormen dan in de tekening zijn weergegeven.

7908807

Claims (9)

1. Ritssluitingdraagband, omvattende een draagband met een paar tegenover elkaar gelegen vlakken, en een reeks van sluitelementen die aan de band zijn vastgestikt op de ene van de vlakken langs 5 de ene van de in lengterichting lopende randen door toepassing van . kettin'gstiksels die worden gevormd met een naalddraad, met het kenmerk, dat de naalddraad een opeenvolging van lussen heeft die zich bevinden op het andere vlak van de band, waarbij elk van de lussen verstrengeld is met een voorgaande van de lussen zodat een 1.0 kruispunt van twee aangrenzende lussen zich bevindt tussen twee aangrenzende sluit element en gezien in een richting loodrecht op het hoofdvlak van de band, en dat de naalddraad bestaat uit een monofilament garen met een coëfficiënt van thermische contractie en na het aan de band stikken door middel van warmte is gefixeerd teneinde 15 te krimpen en dan wat de dimensies betreft stabiel te worden, waardoor de sluitelementen steviger door de band worden vast gehouden.

2. Rittssluiting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het kruispunt van de twee aangrenzende lussen is uitgespaard in het andere vlak van de band. . merk,

3. Rits sluit ingdraagband volgens conclusies lef. 2'mét het fcen- dat de twee aangrenzende lussen onderling zijn vastgelast op het kruispunt daarvan... b. Ritssluitingdraagband volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de draagband een aantal van in de lengterichting zich uitstrekkende tussen golven gelegen groeven heeft in het andere 25 vlak van de band, waarbij de lussen van de naalddraad zich bevinden in de ene van de tussen de golven gelegen groeven.

5· Rit ssluit ingdraagband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk van de sluitelementen in zijn vlak dat is af gekeeld van de band een in dwarsrichting lopende uitsparing heeft waardoorheen de 30 nalddraad passeert.

6. Werkwijze voor het vervaardigen van een-rit ssluit ingdraagband, omvattende een draagband met een paar van van elkaar af gekeerde vlakken, en een reeks van sluitelementen die zich bevinden op de ene van de vlakken van' de draagband langs een in lengterichting 35 lopende rand daarvan, met het kenmerk, dat hij bestaat uit: 7908807 \ κ a) het plaatsen van de sluit element en op het ene vlak van de band langs de ene in lengterichting lopende rand daarvan, b) het bevestigen van de sluitelementen aan de draagband door een reeks van naaistiksels die worden gevormd met een naalddraad, bestaan- 5 de uit een monofilamentgaren met een coëfficiënt van thermische contractie, welke naalddraad zich uit strekt langs en over elk der sluitelementen op het ene vlak van de band en passeert tussen telkens twee aangrenzende van de sluitelementen en door de band, welke naalddraad een opeenvolging van lussen heeft die zich bevinden op het 10 andere vlak van de band, terwijl elk van de lussen verstrengeld is met een voorgaande lus, zodat een kruispunt van twee aangrenzende lussen zich bevindt tussen twee aangrenzende sluitelementen gezien in een richting loodrecht op het hoofdvlak van de band, en c) het vervolgens door warmte fixeren van de naalddraad teneinde deze 15 te laten krimpen en wat de dimensie betreft stabiel te laten worden, waarbij de s luit el ement en steviger op de band worden bevestigd.

7- Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat twee grenzende lussen in het kruispunt daarvan worden vastgelast.

8. Werkwijze volgens conclusie J, met het kenmerk, dat het 20 vastlassen van de twee aangrenzende lussen wordt uitgevoerd door het toevoeren van warmte.

9- Werkwijze volgens conclusie J, met het kenmerk, dat het lassen van de twee aangrenzende lussen wordt uitgevoerd door het toepassen van uitrasonore golven.

10. Werkwijze en produkt zoals weergegeven in de tekening en/of besproken aan de hand daarvan. 79 0 8 8 0 7