NL7905128A

NL7905128A - Geweven draagband voor ritssluitingen.

Info

Publication number: NL7905128A
Application number: NL7905128A
Authority: NL
Original assignee: Yoshida Kogyo Kk
Priority date: 1978-07-03
Filing date: 1979-07-02
Publication date: 1980-01-07
Also published as: CH640711A5; ES244336U; CA1113835A; BR7904182A; MY8600303A; FR2430466B1; IT7968398A0; JPS5735643B2; AU523041B2; DE2926605C2; BE877307A; FR2430466A1; ES244336Y; NL186919C; DE2926605A1; GB2024277A; JPS558738A; US4231139A; GB2024277B; AU4807979A

Description

Λ

Yoshida Kogyo K.K. te Tokio, Japan Geweven draagband voor ritssluitingen

De uitvinding heeft betrekking op een ritssluiting en betreft meer in het bijzonder een ritssluitingdraagband met een continu kunststof filament dat spiraalvormig is gevormd en geweven is in een rand van een draagband gedurende het weven daarvan.

5 Er is een aantal ritssluitingen van het bovengenoemde type voorgesteld die bestaan uit een geweven draagband en een kunststof filament dat geweven is in een langsrand van de band, waarbij het filament gewoonlijk is gevormd tot een schroeflijnvormig wikkelstelsel dat een reeks van achtereenvolgende langwerpige lussen of omwentelingen 10 omvat die elk een koppelkop hebben, een bovenste en een onderste been en een verbindingsgedeelte.

De meeste van de bekende ritssluitingen zijn er echter niet in geslaagd om te voldoen aan de eisen voor het succes van de zogenaamde geweven ritssluitingen, welk succes in hoge mate enerzijds 15 afhangt van de plaatsingsstabiliteit van het filament, dat wil zeggen het koppelende sluitelement, tenopzichte van de draagband tegen uitwendige belastingen, en anderzijds van een gemakkelijk koppelen en ontkoppelen van de tegenover elkaar gelegen draagbanden door de werking van een heen en weergaande schuif.

20 Een geweven ritssluiting is voorgesteld in de Japanse octrooiaanvrage 53-91, waarbij een vulkoord werd gestoken in lengterichting door de wikkel van het filament, en een geleidingskoord of -koorden worden op gesteld in de lengterichting van het filament in aanraking met de verbindende hielgedeelten van de koppelende fllamentlussen, 25 welke vul- en geleidingskoorden integraal werden gehecht met het koppelen de filament door de weefdraden van de band.

De uitvinding is nu gericht op verbeteringen van en verbandhoudende met de hierboven beschreven bekende ritssluiting, en heeft als eerste oogmerk om middelen te leveren voor het stabiliseren van de * 790 5 1 28 +! ΛΤ- 2 filament vormige sluit elementen op de draagband, en als ander oogmerk het leveren van middelen voor het vergemakkelijken van een comfortabele werkingsbeweging van de schuif lan^ de ritssluiting.

Volgens de uitvinding is dit bereikt met een geweven draag-5 band die bestaat uit een geweven band die is gevormd uit basisketting draden en basisinslagdraden en een baansec^tie omvat die een belangrijke dimensie van de band begrenst en een geweven filamentsectie die een langsrandgedeelte van de band begrenst, een reeks van achtereenvolgende onderling gekoppelde langwerpige lussen die zijn geweven in de filament-10 sectie en koppelbaar zijn met een andere reeks op een bijbehorende draagband door de werking van een schuif, waarbij elk van de lussen een koppelkop heefteen het ene einde daarvan, een bovenbeen en een o/nderbeen die zich uitstrekken vanaf de kop in een gemeenschappelijke richting, en een hielgedeelte dat is af gekeerd van de kop en gekoppeld 15 is met een aangrenzende lus, een aantal van bedekkende kettingdraden die liggen boven en onder de lussen, een vulkoord dat zich in de lengterichting van de band uitstrekt door de reeks van lussen, een geleidings-koord dat zich in de lengterichting van de band uitstrekt in aanraking met de buitenvlakken van de hielgedeelten, en een hechtende inslag-20 draad die voort gaat vanuit de basis en is ingeweven met de bedekkende kett-ingdraden in de geweven filamentsectie, welke hechtende inslag-draad onder spanning staat teneinde te dringen in het materiaal van het vulkoord en dat koord te vervormen teneinde een stijf geleidings vlak te leveren voor een schuif.

25 Be uitvinding zal hieronder nader worden toe gelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een uitvoeringsvorm van een ritssluiting volgens de uitvinding is weergegeven. In de -tekening toont:

Fig. 1 in perspectief een schema van een geweven ritssluiting- 30 draagband, fig. 2 een langs doorsnede volgens de lijn II-II van fig. 1, fig. 3 een doorsnede volgens de lijn III-III van fig. 2, fig» U een doorsnede volgens de lijn IV-IV van fig. 2, fig, 5 een doorsnede volgens de lijn V-V van fig, 2, 35 fig. 6 een doorsnede volgens de lijn VI-VI van fig. 2, 7905128 Λ 3 fig. 7 op grotere schaal een bovenaanzicht van een geweven ritssluitingdraagband, en fig. 8 qp grotere schaal een dwarsdoorsnede van twee bij elkaar behorende draagbanden die onderling zijn gekoppeld.

5 In fig. 1 is een ritssluitingdraagband 10 weergegeven, die een deel vormt van een paar of van twee identieke draagbanden voor een ritssluiting. De draagband 10 bestaat uit een in hoofdzaak platte baansectie V die een hoofdafheting van een geweven band 11 begrenst, en een geweven filamentsectie Wf die een langsrandgedeelte of van 10 zoom voorziene rand 12 begrenst, waarin een filament 13 van kunststof is geweven. Het filament 13 is gevormd uit een rechtlijnig uitgangsmateriaal van een geschikte kunststof tot een schroeflijnvormig gewikkeld stelsel met een opeenvolging van lussen of langwerpige omwentelingen it gedurende het weven van de band 11.

Elke lus of langwerpige omwenteling 1U in het filament 13 heeft een koppelkop 1^a aan het ene einde daarvan, een bovenbeen 1½ en een onderbeen lUc die zich uitstrekken vanaf de kop lUa in een gemeenschappelijke richting, en een hielgedeelte 1^d dat is afgekeerd van de kop lUa én verbonden is met een volgende lus lU. De koppelkop lUa is gedimensioneerd voor het losmaakbaar koppelen met een corresponderende 20 kop van een lus 1U op een bijbehorende draagban-d voor het openen en sluiten van de ritssluiting op algemeen bekende wijze. De boven- en onderbenen 14b en 14c zijn cp een afstand van elkaar in hoofdzaak boven elkaar geplaatst, zoals in fig. 2 is weergegeven, en begrensde daartussen 25 een lengterichting lopende "tunnel” of holle leiding waardoorheen een vulkoord 15 is gestoken qp een wijze die nader zal worden toegelicht.

De baansectie W van de band 11 kan van een of ander bekend ontwerp zijn met basiskettingdraden 16 en basisinslagdraden 17, die volgens een grote hoeveelheid van bekende patronen met elkaar zijn verweven.

3) De term "filament geweven sectie Wf" wordt hier gebruikt voor het aanduiden van een langs randgedeelte van de band 11, waarin het filament 13 dat als sluitelement voor een ritssluiting dient, is geweven.

De reeks van sluitlussen 1¼ is aan de band 11 bevestigd in de filament geweven sectie Wf door een aantal bedekkende kettingdraden 35 18, die evenwijdig lopen aan de basiskettingdraden 16, en een hechtende * 790 5 1 28

VI

e k is inslagdraad 19 die een continu gedeelte Ivan de basisinslagdraad 17.

Met het oog op de toelichting is een totaal van zestien bedekkende kettingdraden 18 weergegeven, waarbij de eerste acht net l8a-1Öh zijn asngeduid en bedoeld zijn om te liggen boven de bovenbeen-5 gedeelten lUb, en de tweede acht die zijn aangeduid met I8i-l8p om te liggen onder de onderbeengedeelten lUc van de koppelende filamentlus 1U.

De hechtende inslagdraad 19, die is geweven in een dubbele slag met de bedekkende draden 18, loopt door de baansectie W in elke steek van aangrenzende lussen 1H. De eerste dubbele slag 10 I van de inslag 19, zoals in fig. 3 beter zichtbaar is, gaat over een laatste basiskettingdraad 20, dan naar binnen onder de bedekkende kettingdraad 1θρ, afwisselend over de ene en onder de andere van de bedekkende kettingdraden l8i-l8o, verder over en rond het vulkoord 15, terug naar de baansectie W, 15 De tweede dubbele slag II gaat, zoals in fig. U is weerge geven onder de laatste kettingdraad 20, vervolgens naar binnen onder de bedekkende kettingdraad l8h, afwisselend over de ene en onder de andere van de kettingdraden l8g- 18a, weer over en rond het koord 15 terug naar de baansectie W. De derde dubbele slag III gaat, zoals in fig. 5 20 is weergeven, over de laatste kettingdraad 20, over de bedekkende ketting draad I8p, dan afwisselend onder de ene en over de andere van.de kettingdraden l8o-l8i, weer over en rond het koord 15 terug naar de baansectie W. De vierde en laatste dubbele slag IV gaat voor het voltooien van een weefcjrclus onder de laatste kettingdraad 20, vervolgens over de 25 bedekkende kettingdraad l8h, afwisselend onder en boven de ketting draden I8g-l8a weer over en rond het koord 15 terug naar de baansectie W, zoals in fig. 6 is weergegeven.

Op zijn terugweg trekt de hechtende inslagdraad 19 het vulkoord 15 naar de hielgedeelten lUd van de koppellussen 1*+, waarbij 30 het koord 15 wordt verankerd tussen de boven- en onderbenen 1^b en lUc tegen de inwendige omtreks vlakken van de hielgedeelte iHd.

Een geleidingskoord 21 loopt in lengterichting van de band llachter de hielgedeelten iHd van achtereenvolgende lussen 1H, Het geleidingskoord 21, waarvan er bij voorkeur twee worden gebruikt die 7905128 5 boven elkaar zijn geplaatst.op de weergegeven wijze, wordt pp zijn plaats gehouden tegen de uitwendige omtreksvlakken van de hielgedeelten ltd door de bedekkende kettingdraden 18 en de dubbele slag van de hechtende inslagdraad 19, zoals weergegeven.

5 Het is nu gebleken, dat het toepassen van een getwist garen voor het vulkoord 15 een toegencmen plaatsingsstsbiliteit levert van de afzonderlijke kpppellussen it van het element tengevolge van het feit, dat indien de draagband 10 wordt geverfd of op een andere wijze met warmte wordt behandeld, de twisten in het koord 15 de neiging hebben 10 om slap te worden of in radiale richting te zwellen, waarbij de hechten de inslagdraad 19 wordt belast in de richting van de kqppelkoppen 1^a van de lussen 1U, dat wil zeggen dat de hechtende inslagdraad 19 zich dringt in het materiaal van het koord 15 en dus de sluitelement-lussen 1b stevig pp hun plaats bevestigt tegen slip of vexplaatsing.

15 Het effect kan verder worden verbeterd door hei/uitvoeren van het vul koord 15 met korte kat oen vezels die zijn getwist rond een filament-kera, zodat het verkregen koord gemakkelijker kan zwellen of uitzetten indien het wordt behandeld met warmte en water zoals in het proces van het voltooien van een ritssluiting.

2) Ook is gebleken, dat door het opbouwen van de geleidings- koorden 21 met een gebreid stelsel 22 dat is gewikkeld rond een kern 23, tevredenstellende resultaten kunnen worden verkregen, doordat het gebreide stelsel 22 pp de in fig. 7 en 8 weergegeven wijze wordt vervormd onder de invloed van spanning die wordt uitgeoefend door de hechten-25 de inslagdraad 19 teneinde zich aan te passen aan de uitwendige omtreks- vlakken van de hiel of verbindings gedeelten lUd van de achtereenvolgende lussen 1¾ en dus in het algemeen stijf en stevig wordt met een uitwendige omtreksrand 2k die een zodanig uiterlijk heeft dat hij past bij de inwendige geleidingswand van een (niet weergegeven) schuif, zodat de schuif 30 een betere geleiding krijgt. De kern 23 kan zijn gemaakt uit een aantal garens die hetzij getwist of niet getwist zijn.

Een ander voordeel van de gebreide geleidingskoorden 21 is, dat de totale afmetingen in hoofdzaak niet veranderen terwijl het vul-kodrd 15 in radiale richting expandeert indien de draagband 10 met warmte 35 wordt behandeld, zodat de totale breedte B van de twee bij elkaar be- 790 5 1 28

Claims

1. Geweven ritssluitixigdraagband, met het kenmerk, dat hij bestaat uit een geweven band die is gevormd uit basiskettingdraden en basisinslagdraden en een baansectie omvat die een belangrijke dimensie van de band begrenst en een geweven filamentsectie die een langsrandgedeelte van de band begrenst, een reeks van achtereenvolgende 15 onderling gekoppelde langwerpige lussen die zijn geweven in de filament sectie en koppelbaar zijn met een andere reeks cp een bijbehorende draagband door de werking van een schuif, waarbij elk van de lussen een koppelkop heeft aan het ene einde daarvan, een boveriteen en een onderbeen die zich uitstrekken vanaf de kop in een gemeenschappelijke 20 richting, en een hielgedeelte dat is af gekeerd van de kop en gekoppeld is met een aangrenzende lus, een aantal van bedekkende kettingdraden die liggen boven en onder de lussen, een vulkoord dat zich in de lengterichting van de band uitstrekt door de reeks van lussen, een gelei dings·* koord dat zich in de lengterichting van de band uitstrekt in aanraking 25 met de buitenvlakken van de hielgedeelten, en een hechtende inslag draad die voort gaat vanuit de basis en is ingeweven met de bedekkende kettingdraden in de geweven filamentsectie, welke hechtende inslagdraad onder spanning staat teneinde te dringen in het materiaal van het vulkoord en dat koord te vervormen teneinde een stijf geleidingsvlak 30 . te leveren voor een schuif.

2. Draagband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vulkoord uit getwiste garens bestaat.

3. Draagband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vulkoord is gevormd uit korte katoenvezels die zijn gewikkeld rond een 35 filamentkem. 7905128 k. Draagband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het ipleidingskoord is gemaakt uit een gebreide stof die is gewikkeld rond een getwiste of niet-getwisten garenkem.

5. Draagband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat twee 5 geleidingskoorden boven elkaar zijn opgesteld.

6. Draagband zoals weergegeven in de tekening en/of besproken aan de hand daarvan. ·» 790 5 1 28