NL7905762A

NL7905762A - Werkwijze en inrichting voor het regelen van de ont- steking van een verbrandingsmotor met bestuurbare ontsteking.

Info

Publication number: NL7905762A
Application number: NL7905762A
Authority: NL
Original assignee: Inst Francais Du Petrole
Priority date: 1978-07-26
Filing date: 1979-07-25
Publication date: 1980-01-29
Also published as: SE468444B; DE2930013C2; US4715341A; BE877827A; FR2432097B1; DK312679A; IT1122292B; ES8101200A1; SE7906324L; DK153718B; DK153718C; CA1139829A; DE2930013A1; SE8604001D0; JPS5519990A; ES482871A0; GB2026608B; JPS6326276B2; GB2026608A; IT7924594A0

Description

79.3351/Ti/MvC * -1 - <

Aanvraagster: INSTITUT FRANCAIS DU PETROLE te Rueil-Malmaison,

Frankrijk.

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het regelen van de ontsteking van een verbrandingsmotor met bestuurbare ontsteking.

Door Aanvraagster worden als uitvinders genoemd:

Andr£ DOUAUD, 7, residence Boieldieu, 92800 PUTEAUX, Frankrijk Joseph RIALAN, 15, rue des Bigots, 92190 MEUDON, Frankrijk.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het regelen van de ontsteking van de motor met bestuurbare ontsteking·

Reeds is voorgesteld de ontsteking, in het bij-5 zonder de ontstekingstijdstip, van een verbrandingsmotor te regelen door tijdens de werking van de motor bepaalde parameters te meten (toerental, werktemperatuur, onderdruk in de inlaatbuis etc.) en door een geschikt rekenproces de voorontsteking in overeenstemming met de gewenste werking in te stellen.

10 Het Amerikaanse octrooischxift 3.875.912 beschrijft het ontstekingsmoment zodanig te stellen dat de optredende explosie geschiedt in een voorafbepaalde hoekstand van de krukas. Hiertoe wordt de druk in deze cilinder gemeten met behulp van een detector die een puls met steile voorflank kan lederen en wordt het moment 15 aangegeven waarop de toenemende druk een voorafbepaalde drempel- ~~waarde overschrijdt: dit moment wordt beschouwd als het moment waarop 7905762 -2 - ‘Τ % de explosie plaatsvindt.

Het Duitse octrooischrift 1.476.322 beschrijft het regelen van de ontsteking door een meting van het motorvermogen, waarbij twee drukmetingen worden uitgevoerd met behulp van in de 5 motorcilinders aangebrachte druksonden.

Het Duitse octrooischxi ft 3.030.679 beschijft het detecteren van variaties in het motorkoppel en het regelen van de ontsteking van de motor als functie daarvan.

Deze metingen kunnen bevredigende resultaten 10 geven doch maken geen nauwkeurige regeling van het ontstekingstijd-stip op de optimale waarde mogelijk·

Het Franse octrooischrift 2.404*121 geeft aan hoe met behulp van tenminste een druktaster het drukmaximum in tenminste een motorcilxnder als functie van de krukasstand wordt aangegeven 15 en het ontstekingstijdstip zodanig wordt gewijzigd dat het drukmaximum optreedt voor een voorafbepaalde stand van de krukas, tiet nadeel van deze methode is in het feit dat dure druktasters nodig zijn en delen van de motor moeten worden cprijzigd om het aanbrengen daarvan mogelijk te maken.

20 De uitvinding ondervangt deze bezwaren en ver schaft een werkwijze als boven aangegeven, waarbij men tijdens de verbranding in tenminste een cilinder cbhoekstand aangeeft van de motoras waarvoor de waarde van de verhouding van het volume der verbrandingsgassen ten opzichte van het totaal volume gassen in de 25 cilinder een voorafbepaalde, vaste waarde bereikt en het ontstekingstijdstip zodanig regelt dat de aangegeven positie van de motor samenvalt met een voorafbepaalde hoekpositie.

Een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze omvat middelen voor het aangeven van het passeren van een 30 voorafbepaald punt door het grensvlak tussen de verbrandingsgassen en 7905762 -3 - Ή de niet verbrande gassen tijdens de ontsteking in tenminste een motorcilinder, middelen voor het detecteren van de hoekstand van de motoras wanneer dit grensvlak het voorafbepaalde punt passeert, middelen voor het vergelijken van deze hoekstand en een referentie-5 stand, middelen voor het besturen van het ontstekingstijdstip en middelen voor het wijzigen van de werking van deze besturingsmiddelen als functie van het verschil tussen de referentiehoekstand en die, welke correqondeert met het passeren van het voorafbepaalde punt door het grensvlak van de gassen* 10 De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening.

Fig* 1 toont schematisch een motor voorzien van een inrichting waarmee de werkwijze volgens de uitvinding kan worden toegepast· 15 Fig* 2 toont het blokschema van de daarbij toege paste elektronische besturingsketens.

Fig. 3 en 4 tonen uitvoeringsvormen van de detector en

Fig. 5 en 6- door meer gedetailleerde blok-20 schema's van chketen volgens Fig. 2.

De uitvinding is gebaseerd op het waarnemen van het verloop van de verbrandingsfase in een cilinder van de motor waarvan de ontsteking dienovereenkomstig wordt bestuurd. Gebleken is * dat tijdens de verbrandingsfase, wanneer de voorontsteking op de 25 optimale waarde is afgesteld, die correspondeert met het maximum motorrendement, verschillende waardenvan de verhouding: volume verbrandingsgassen , totaal volume van gas in de cilinder die in het hiernavolgende zal worden aan^eduid als "volumetrische 30 verhouding" optreden voor voorafbepaalde gedefinieerde hoekstanden van de krukas (in een bepaald interval van waarden van deze ver- 790 5 7 62 - 4 _ <v s houding) waarbij deze posities onafhankelijk zijn van parameters zoals rotatiesnelheid, motorbelasüng, onderdruk in inlaatbuis etc. die de werking van de motor karakteriseren.

Men kan een optimale regeling van de voorontste-5 king verkrijgen, onafhankelijk van variaties in deze werkparameters, door de ontsteking zodanig te besturen dat de verschillende waarden van de volumetrische verhouding als boven ómschreven worden verkregen voor dezelfde hoekstanden als bij de werking met optimale voorontsteking.

10 Een bijzondere uitvoering van de werkwijze volgers de uitvinding bestaat daarin dat het ontstekingstijdstip zodanig wordt ingesteld dat het passeren van het vlamfront in een referentie-positie in de verbrandingskamer geschiedt bij een voorafbepaalde hoekpositie van de krukas, in het bijzonder die welke correspondeert 15 met een optimale instelling van de voorontsteking.

Met experimenten is aangetoond dat voor waarden van de verhouding van het volume verbrandingsgas ten opzichte van het totaal gasvolume in de cilinder gelegen tussen 0,4 en 0,9 corresponderen hoekstanden van de krukas tussen 30* vóór het boven-20 ste dode punt en 90° na het bovenste dode punt. Vóór een waarde van de volumetrische verhouding van ongeveer 0,75 is de hoekpositie van de krukas tussen 6 en 10° na het bovenste dode punt, wanneer in het bijzonder ca. 8f.

Figuur 1 toont schematisch een viercilinderndror 25 1 met een eléctronische ontstekingsketen, in het geheel aangegeven met het verwijzingscijfer 2. De ontstekingsketen omvat een spanningsbron 3 verbonden met een capacitieve ontlaadketen met een thyristor 4 en een condensator 5, verbonden met de primaire wikkeling 9 van de bobine. De secondaire wikkeling 10 wordt successievelijk met de 30 bougies 13 t/m 16 van de motor 1 verbonden via de stroomvërdeler 11 —met de loper 12 gekoppeld met de krukas 17 via een niet getekende 7905762 -5 -

Th aandrijving.

De motor heeft tenminste een detector, schematisch aangegeven met het verwijzingscijfer 18, die een signaal kan geven wanneer de volumeverhouding van de verbrandingsgassen ten op-5 zidite van het totaal volume gas dat de cilinder bereikt een voorafbepaalde waarde heeft, en middelen 20 voor het markeren van tenminste een voorafbepaalde referentiepositie van de krukas 17 of van een as die met de halve krukassnelheid roteert. In het geval van een vi ertaktmotor kan deze as de hulpas 17a zijn die wordt aange-10 dreven via het reductietandwielstelsel 17b-17c, waarbij de as 17a met de halve krukassnelheid draait. Wanneer de motor een stroomver-deler 11 heeft zal de as 17a bij voorkeur dezelfde zijn als die welke de rotor van de stroomverdeler aandrijft· De detector 18 en de genoemde middelen of positietaster 20 leveren informatie in de voxm 15 van signalen optredend op de geleiders 21 resp. 22, die worden toegevoerd aan een elédrronisch stelsel 23 dat automatisch een ontstekings-besturingssignaal kan uitwerken; dit signaal wordt via de geleider 24 aangelegd, aan de ontsteekelektrode der· thyristor 4.

Figuur 2 toont schematisch de voornaamste ketens 20 die in het stelsel 23 aanwezig zijn.

Het signaal afkomstig van de markeermiddelen 20 wordt toegevoerd aan een keten 25 die een signaal kan opwekken dat representatief is voor de hoekstand van de krukas. Het signaal van de detector 18 en dat van de keten 25 gaan naar een keten 26 die 25 een voor de hoekstand van de krukas representatief signaal kan uitwerken wanneer de verhouding van het volume der verbrandingsgassen ten opzichte van het totaal volume der gassen een voorafbepaalde waarde bereikt. Laatstgenoemd signaal wordt overgedragen aan een keten 27 en wordt daar vergeleken met een referentiesignaal; in deze 30 keten wordt het stuursignaal voor de ontsteking uitgewerkt· 790 5 7 62 _ 6 _

De detector 18 kan van elk bekend type zijn bijvoorbeeld twee geleidende op afstand van elkaar gelegen elektroden verbonden met een meetketen.

Figuur 3 toont hoe de detector 18 kan bestaan 5 uit een bougie 6, zodanig ingeschroefd in de cilinderkop 19 dat de elektroden 7, 8 uitsteken in de cilinder, bijvoorbeeld de cilinder C^, en liggen op een afstand d van de elektroden van de ontsteek-bougie 15. Wanneer na het begin van de explosie, ingelèid door de ontsteekbougie in de cilinder C^, het vlamfront dat het volume ver-10 brand gas in de cilinder begrenst de elektroden 7 en 8 van de detector 6 bereikt zal de elektrische geleidbaarheid tüssen de elektroden wijzigen zodat in een met de elektroden verbonden, niet getekende, meetketen een signaal optreedt; dit is het signaal, geleverd door de detëctor 18.

15 De afstend d wordt zodanig gekozen dat, wanneer de motor met optimale voorontstekingsafstelling werkt, de detector 6 zijn signaal levert voor een voordfbepaalde waarde van de volume-trische verhouding.

In een variant afgebeeld in figuur 4 kunnen de 20 elektroden 7 en 8 van de detector 6 worden gevormd door de vrije einden van de draden van een tweedraadskabel aan te brengen op een geschikte plaats in de motor, b.v. in de cilinderkoppakking* Ook kan men gebruik maken van een enkele geleider, geschikt geïsoleerd ppgesteld waarvan het einde een der elektroden vormt terwijl de 25 andere elektrode wordt gevormd door een geaard metalen deel van de motor (cilinder of cilinderkop).

Het is mogelijk elke willekeurige detector te gebruiken waarmee op geschikte wijze, bijvoorbeeld door reflectie, de positie van het grensvlak tussen de verbrandingsgassen en de vrije 30 gassen in de cilinder wordt aangegeven.

7905762 * — 7 —

De middelen zoals de taster 20, die het passeren van de krukas 17 of de hulpas 17a van een voorafbepaalde referentie-positie aangeven kunnen ook van elk geschikt, op zich bekend, type zijn. Ze kunnen bijvoorbeeld worden gevormd door een wiel op de kruk-5 as 17 of de hulpas 17a met tenminste een optisch merkteken dat bij elke omwenteling de toestand van een optische detector, b.v. een foto-elektrische cel, wijzigt. Ook kan gebruik worden gemaakt van mechanische stelsels, bijvoorbeeld met een nok aangedreven door de krukas 17 of de hulpas 17a die periodiek een onderbreker opent of 10 sluit.

Figuur 5 toont een uitvoeringsvorm van de elektronische keten 25 die van de taster 20 een signaal ontvangt bestaand uit de pulsen 1^, waarvan de afstand representatief is voor de hoekstand van de krukas; de waarde van deze hoek, die bij voor- 15 keur een onder veelvoud van 360° en maximum gelijk aan 360° is hangt af van de uitvoeringsvorm van dé taster 20. Het tijdinterval T tussen deze impulsen is omgekeerd evenredig met de rotatiesnelheid N van de krukas 17 en direct evenredig met a^: T _ a « R-

T “ 6 N

20 T is de gemeten periode in seconden tussen twee opeenvolgende pulsen, N is het toerental in omwentelingen per minuut gedurende het tijdinterval T en is in graden uitgedrukt.

De frequentie van de pulsen is F = -γ-.

Het signaal geleverd door de taster 20 wordt toe-25 gevoerd aan een eerste ingang van de keten 29; dit is een EN poort.

Een oscillator 30, bij voorkeur van het weerstand -condensatortype die een frequentie F^ levert is verbonden met een keten 31 die de frequentie deelt door K (geheel getal groter dan 1) en weer is verbonden via de geleider 32 met een i/eede ingang 29 van 7905762 4 - 8 - -—fj- de keten waaraan impulsen worden geleverd met frequentie Fgs — en dus met periode Tg = KT^. De uitgang van de keten 29 is verbonden met een telingang van de elektronische teller 33· De teller 33 kan van het op zich bekende type zijn, bij voorbeeld het type 7493, 5 door verschillende fabrikanten in de handel gebracht·

Bij de ontvangst van de puls 1^ laat de keten 29 op de uitgang de pulsen verschijnen geleverd door de keten 31 die kunnen worden geteld door de teller 33 gedurende het tijdinterval T, tussen de impuls 1^ en de impuls Ig.

10 De kipschakelingen van de teller 33 zijn parallel geschakeld via geleiders met evenveel onafhankelijke kipschakelele-menten van een geheugenketen 34. Deze keten 34 kan zijn van het type 7474.

De teller 33 heeft een nulterugstelingang RAZ^g 15 verbonden met de taster 20 via een geleider 35 met op zich bekende elementen 35A voor het vertragen van de transmissie van het front der pulsen 1^, Ig .... aan de aansluiting RAZgg van de teller 33.

De geheugenketen 34 heeft een -Vulingang Ch^ verbonden met de taster 20 via een geleider 36.

20 Wanneer de puls Ig wordt opgewekt na een rotatie ββ van de krukas veroorzaakt het front 34A van de puls Ig de overdracht van de numerieke inhoud gelijk aan Fg x T van de teller 33 in de geheugenketen 34 terwijl het pulsfront 33A ontvangen van de taster 33 met een bepaalde vertraging ten opzichte van het front 34A 25 (welke vertraging door de middelen 35A zijn bepaald) het naar nul terugstellen van de teller 33 bewerkstelligd. Deze laatste kan dan nieuwe impulsen afkomstig van de EN poort 29 registreren gedurende een nieuwe rotatiehoek van de krukas 17.

De geheugenketen 34 heeft uitgangen verbonden met 30 de inleidingsingangen van een terugtelorgaan 37 (bijvoorbeeld type -Z4-193).___ 7905762 * - 9-

Dit orgaan 37 heeft een terugtelingang D^y die via de geleider is verbonden met de uitgang van de oscillator 30 die de frequentie F^ opwekt. De keten 37 heeft eveneens een aansluiting Rq 27 waarop een signaal verschijnt bij elke nuldoorgang 5 van dit terugtelorgaan.

Het tijdinterval noodzakelijk voor het naar nul terugstellen van het orgaan 37, waarvan de numerieke ingang aanvankelijk geleverde door de opslagketen 34 gelijk is aan F^T en dat terugtelpulsen ontvangt met frequentie F^, wordt bepaald door 10 de relatie T .FT = F„.T en de frequentie F der nuldoorgangen van het orgaan 37 is dus gelijk aant F KF2 F = g-'-y = - /c = KF.

s F2 x T FyF

F is de frequentie der pulsen 1^, I2 ....

Dit betekent dat er K pulsen verschijnen op de 15 aansluiting Rq ^y van het terugtelorgaan 37 tijdens elke rotatie van de krukas en de periodiciteit van deze opeenvolgende pulsen correspondeert met een rotatie ^ van de krukas 17.

Het terugtelorgaan 37 heeft een vulingang Ch^ verbonden met de uitgang via de geleider 39. Onder deze omstandig-20 heden zal elke nuldoorgang van het terugtelorgaan 37 een signaal doen verschijnen op de aansluiting Rq ^y waardoor dit orgaan automatisch in de vulpositie wordt teruggebracht.

De uitgang Rq ^y van het terugtelorgaan 37 is vic de geleider 40 verbonden met de telaansltüing C2g van een keten, 25 schematisch aangegeven met 28, en bestaande uit m elementaire schuif- registers, bijvoorbeeld van het type 74164, elk met 8 uitgangsaan- sluitingen. De verschillende uitgangen Van de keten 28 zenden een

enkele puls uit die een beeld is van elke eehheidsrotatiehoek van _ °R

de krukas, en de waarde -j-— , wonrbij het mogelijk is onderscheid 790 5 7 62 - 10 _ te maken tussen O ó (8m - 1) pulsen geleverd door de keten 37.

Elk van deze pulsen afkomstig van de keten 37 laat de keten 28 een stap verder gaan en deze levert op elk moment een signad:representatief voor het aantal gedurende het tijdinterval 5 ontvangen pulsen.

T' = (8m - 1) Tg = (8m - 1) T met K ^ 8m - 1. K

Met andere woorden: de keten 28 die een "hoekklok" vormt gedraagt zich als een schuif register- met 8m uitgangsaanslui-10 tingen, aangegeven met 0 t/m (8m - 1) in figuur 3 waardoor het mogelijk wordt de rotatie van de krukas te volgen uitgaande van de refersnep tiepositie bij een rdatiehoek van —j^r— , waarbij de rotatiesnelheid van de krukas 17 gedurende het tijdinterval T tussen twee opeenvolgende pulsen I als constant wordt beschouwd. Het blijkt dat de keuzen 15 der waarden van en K het mogelijk maakt nauwkeurig de rotatie van de krukas te volgen. Men kiest de waarden van (l en K zodanig

«r o K

dat de hoek ^ ligt tussen 0 30 minuten en enkele graden, terwijl de keten 28 kan bestaan uit drie elementaire schuifregisters met elk 8 uitgangen.

20 De keten 28 heeft een nulterugstelingang RAZ£g verbonden met de teller 20 via de geleider 41, en kan door elke impuls 1^ naar nul worden teruggesteld.

Het schuifregister 28 maakt het mogelijk een "hoekvenster" te kiezen waarvan het doel in het hiernavolgende wordt 25 toegelicht.

Hiertoe zijn de twee uitgangsklemmen van het schuifregister 28, corresponderend met twee hoekgrenzen van het hoekvenster resp. verbonden met de ingangsaansluitende van een kipschake-ling 42 van het instel-terugsteltype.

30 _ Deze kipschakeling levert op de uitgang een kanteel- 7905762 i -11 - signaal tussen de twee hoekposities die het gekozen hoekvenster begrenzen: de kanteel begint wanneer er een signaal verschijnt op de uitgangsaansluiting van het register 28 corresponderend met de eerste hoekbegrenzing van dit venster ( eerste toestandverandering 5 van de kipschakeling 42) en eindigt wanneer een signaal verschijnt op de uitgang van het register 28 corresponderend met de tweede hoekgrens van het venster (tweede toestandverandering van de kipschakeling 42).

Figuur 6 toont schematisch de opbouw van de ketens 10 26 en 27 (fig· 2) die met de keten 25 het elektronisch stelsel 23 vormen.

Zoals uit deze figuur blijkt zijn de elektroden 7 en 8 in serie geschakeld met een weerstand 44 en een gelijkspannings-bron 45. Zoals in het voorgaande is gezegd zal, wanneer het vlamfront 15 de elektroden 7 en 8 bereikt de elektrische stroom door de weerstand 44 en daarmee ook de spanning over deze weerstand toenemen. Deze spanningsvariatie blijkt vrij snel te verlopen en het signaal dat representatief is voor deze spanning wordt eventueel via een aanpas-versterker 46 toegevoerd aan de ingang van een EN poort 48 die de 20 spanning doorgeeft aan een kipschakeling 49 wanneer de keten 48 tegelijk een waardigheidssignaal ontvangt.

In de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 worden slechts de verschijnselen in een enkele cilinder C^, waargenomen.

Aangenomen wordt dat in de andere cilinders overeenkomstige processen 25 verlopen en dat de voorontsteking voor elke cilinder identiek kan zijn.

Hiertoe wordt als waardigheidssignaal het signaal gebruikt geleverd door de kipschakeling 42 die is verbonden met de keten 28 zodanig dat dit waardigheidssignbal slechts optreedt voor 30 bepaalde hoekstanden van de krukas waarvoor het vlamfront in de cilinder C_de detector 6 bereikt._;_ 790 5 7 62 - 12-

Behalve het signaal geleverd door de EN poort 48 ontvangt de kipschakeling een synchronisatiesignaal S dat kan worden gevormd door pulsen I opgewekt door de taster 20 die zich bevindt op een as die met de halve krukassnelheid draait* 5 De uitgang van de kipschakeling 49 die afhanke- lijk in de toestand 0 is wordt gebracht naar ώtoestand 1 bij het ontvangst ven signaal S en naar 0 teruggesteld bij de ontvangst van het waardigheidssignaal afkomstig van de poort 48. Zo wordt een kanteelsignaal verkregen waarvan de breedte een functie is van 10 de rotatiehoek Θ van de krukas tussen de referentiepositie en die waar het signad optreedt, geleverd door de detector 6. Dit signaal wordt overgedragen aan de eerste ingang van een EN poort 51 die op een tweede ingang de uitgangspulsen van de keten 28, of de hoekklok H ontvangt. Op een derde ingang van de keten 51 komt het uitgangs-15 signaal van een kipschakeling 52 die wordt bestuurd door het synchronisatiesignaal S en door het uitgangssignaal van hét teller 53 die een schuifregister is (bijvoorbeeld type 74164). Deze keten telt de synchronisatiepulsen S en levert een signaal op een van de uitgangen dat een aantal werkcycli van de motor representeert.

20 Bij het verschijnen van een eerste synchronisatie signaal ontvangt de EN poort 51 simultaan het signaal van de kipschakeling 49 en dat van de kipschakeling 52 dat het waardigheidssignaal vormt en de EN poort 51 laat pulsen afkomstig van de Hok H door gedurende de tijdsduur van het signaal dat wordt ge-25 leverd door de kipschakeling 49. Hetzelfde verschijnsel herhaalt zich gedurende n werkcycli van de motor (n een geheel getal, gelijk of groter dan 1) en de cyclusteller 53 zéndt een signaal uit dat de toestand van de kipschakeling 52 verandert. Het aantal pulsen dat gaat door de EN poort 51 wordt gedeeld door het aantal cycli 30 n in de keten 54 die een gemiddeld aantal pulsen levert: 7905762 - 13-

- A

__ m

m “R

representatief voor de gemiddelde waarde van de rotatiehoek van d i krukas tussen het passeren van de referentiepositie en die welke correspondeert met het opwekken van een signaal door de detector 6.

5 Deze pulsen worden toegevoerd aan de terugtel- ingang Dg,, van een tellerterugteller 55 (bijvoorbeeld type 74193) die vooraf was ingesteld op de theoretische waarde van het aantal pulsen r^ correponderend met het theoretische hoekverschil 0 ^ tussen de referentiestand van de krukas en die, waar het signaal 10 van de detector 6 wordt geleverd, rekening houdend met de bepaalde waarde van de volumetrische verhouding van de verbrandingsgassen en aavankelijk aanwezige gassen.

De absolute waarde van het verschil r., - r die tn m representatief is voor het verschil ζ * 0^ - 0^ verschijnt aan de 15 uitgangsklem van de keten 55 die zijn vertinden met de ingang van een geheugen 56 (bijvoorbeeld type 74174) terwijl het teken van dit verschil wordt aangegeven op de uitgang, gewoonlijk aangegeven met "carry*1 of "borrow", afhankelijk ervan of dit teken positief of negatièf is.

20 De overdracht van de informatief van de terug- teller 55 naar het geheugen 56 wordt verzekerd door de puls opgewekt door de cyclusteller 53 en vertraagd door de vertragingsketen 57a.

Deze zelfde puls, eet tweede maal vertraagd in een vertragingsketen 57b, brengt de teller-terugteller 55 met de aanvangstoestand terug 25 via de ingang Ch 55. De opgeslagen informatie £ wordt toegevoerd aan een sommeer-aftrekketen 58 (type 7483) waaraan eveneens de.theoretische waarde wordt toegevoerd die het theoretisch hoekintérval representeert tussen de referentiepositie van de krukas en de besturing -van de ontsteking die correspondeert met de boven omschreven hoek- 7905762 - 14- vertraging tussen deze zelfde referentiepositie en de detectie van het vlamfront door de detector 6 in de cilinder C^«

De keten 58 levert eer signaal dat representatief is voor het hoekverschil 6 = 6., +8 van de krukas tussen de com th - 5 referentiepositie en de reële positie waarvoor.de besturing van de ontsteking in de cilinder moet ingrijpen. Dit signaal wordt toegevoerd aan de inleidingsaansluitingen van een teller-terugteller 59 van het type 74 193 waarvan de terugtelaansliiting D^ is verbonden met de uitgang van een EN keten 60 die op een ingang het synchroni-10 satiesignaal S ontvangt en op eer tweede ingang het hoekkloksignaal H. Bij de nuldoorgang levert de keten 59 op de aansluiting Rq ^ een.ontstekingsbesturingssignaal dat door een geschikte keten 61 wordt overgedragen naar de stuurelektrode van de thyristor 4 en naar de vulaansluiting Chg^ voor het opnieuw inleiden van de teller-terug · 15 teller 59.

Binnen het kader van de uitvinding zijn verschillende wijzigingen mogelijk; het is bijvoorbeeld mogelijk om de ontsteking in elk der cilinders apart te regelen gebruik makend van meerdere ketens, elk opgebouwd uit de elementen 48 t/m 61.

20 In bepaalde werkomstandigheden kan de ontsteking gedurende een meer of minder lange'periode zodanig zijn geregeld dat het ontstekingstijdstip afwijkt van het optimale tijdstip, bijvoorbeeld tijdens het starten of warmdraaien wanneer het gewenst is dat de motortemperaiuur snel toeneemt. Tussen de ketens 58 en 59 kan 25 een sommeer-aftrekketen 62 worden opgenomen, in figuur 4 met streep- lijnen aangegeven welke de waarde van β wijzigt door daar alge- com braxsch een correctiewaardeyaan toe te voegen. Deze modificatie kan permanent of tijdelijk worden uitgevoerd. In het laatste geval kan de tijdsduur van de correctie constant zijn op een functie van 30 de waarde van een parameter gemeten door een detector 63.

---Dergelijke correcties kunnen ook worden uitge- 7905762 - 15- . ^ voerd wanneer detonatieverschijnselen optreden of wanneer men wenst dat de uitlaatgassen zo min mogelijk verontreinigingen bevatten.

Een correctie van de geschikte waarde kan worden uitgevoerd wanneer de motor niet met maximaal rendement werkt of wanneer de waarde van de verhouding tussen het volume der verbrandingsgassen en het totaal volume der gassen in de cilinder niet ligt in het interval 0,4-0,9. Het ingeven van de waarde van Y die vooraf voor verschillende werkomstandigheden kunnen zijn bepaal< kan worden geprogrammeerd als functie van deze zelfde omstandigheder i.

790 5 7 62

Claims

1· Werkwijze voor het regelen van de ontsteking van de motor met bestuurbare ontsteking, met het kenmerk, dat men tijdens de verbranding in tenminste een cilinder de hoek-stand aangeeft van de motoras waarvoor de waarde van de verhouding 5 van het volume der verbrandingsgassen ten opzichte van het totaal volume gassen in de cilinder een voorafbepaalde, vaste waarde bereikl en het ontstekingstijdstip zodanig regelt dqt de aangegeven positie van de motoras samenvalt met een voorafbepaalde hoekpositie.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het IQ kenmerk, dat de vaste waarde van bovengenoemde verhouding en de voorafbepaalde stand van de motoras corresponderend met een optimale regeling van het ontstekingstijdstip waarbij de motor met optimaal rendement werkt.

3. Werkwijze volgens conclus ie 1, met het ^5 kenmerk, dat de waarde van deze verhouding ligt tussen 0,4 en 0,9.

4. Werkwijze volgens conclusie 2, met het k e n m e r k, dat de waarde van de verhouding ligt buiten het intex-val 0,4-0,9 en dat de voorafbepaalde hoekstand van de motoras wordt 2Q gekozen als functie van cb werkomstandigheden der motor.

5. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat men op de optimale regeling een correctie uitvoert die naar wens kan worden gekozen, rekening houdend met de werk-omstai dijkeden van de motor.

6. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat men in tenminste een cilinder het passeren van -het grensvlak tussen de verbrandingsgassen en de onverbrande gassen 78057 62 _ 17- langs een werkstand binnen de verbrandingskamer tijdens de verbran-dingsfase bepaalt en het ontstekingstijdstip zodanig instelt dat dit passeren samenvalt met het passeren van de motoras door een voorafbepaalde hoe kstand.

7. Inrichting voor het automatisch regelen van het oriste- kingstijdstip van een motor met bestuurbare ontsteking, gekenmerkt door middelen voor het aangeven van het passeren van een voorafbepaald punt door het grensvlak tussen de verbrandingsgassen en de niet verbrande gassen tijdens de ontsteking in tenminste een 10 motorcilinder, middelen voor hd: detecteren van de hoekstand van de motoras wanneer dit grensvlak het voorafbepaalde punt passeert, middelen voor het vergelijken van deze hoekstand en een referentie-stand, middelen voor het besturen van het ortstekingstijdstip en middelen voor het wijzigen van de werking van deze besturingsmiddeler 15 als functie van het verschil tussen de referentiehoekstand en die, welke correspondeert met het passeren van het voorafbepaalde punt door het grensvlak van de gassen.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de middelen voor het aangeven van het.passeren 20 van het grensvlak der gassen een ionisatiesonde omvatten. 7905762