NL7903838A

NL7903838A - Werkwijze en apparaat voor het verminderen van oppervlakteglans.

Info

Publication number: NL7903838A
Application number: NL7903838A
Authority: NL
Original assignee: Armstrong Cork Co
Priority date: 1978-07-06
Filing date: 1979-05-16
Publication date: 1980-01-08
Also published as: IT1118165B; IT7949256A0; AU513749B2; DE2906978A1; AU4579279A; GB2024657B; BE876958A; GB2024657A; LU81143A1; DE2906978B2; NL174747B; DE2906978C3; FR2430490B1; US4197344A; DK150279A; SE7903110L; NL174747C; SE445894B; NO791503L; FR2430490A1

Description

N/29.040-Fa/vdM

* *

Armstrong Cork Company te Lancaster, Pennsylvania, Verenigde Staten van Amerika.

Werkwijze en apparaat voor het verminderen van oppervlakte-glans.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een apparaat voor het verminderen van de oppervlakteglans van bekledingen. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze en een apparaat voor het behan-5 delen van beklede materialen teneinde de oppervlakteglans van de beklede materialen te verminderen.

In één van zijn meer specifieke aspecten heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze en een apparaat voor de behandeling van een vloerbedekking, bekleed met een 10 slijtlaag, teneinde de oppervlakteglans van de slijtlaagbe-kleding op de vloerbekleding te verminderen.

De industrie van veerkrachtige vloerbedekking zoekt continu naar continue vervaardigingswerkwijzen voor het aanbrengen van geschikte visuele effecten bij produktie-15 snelheden op vloerbedekkingen van het plaat- of tegeltype.

Er is veel werk verricht met betrekking tot de ontwikkeling van slijtlaagbekledingsamenstellingen, die slijtweerstand verschaffen en een hoog glanzend uiterlijk verlenen aan de vloerbekledingen. Hoewel slijtweerstand altijd een gewenste 20 eigenschap is van een slijtlaag, is een hoge glans dat niet.

Bekende methoden voor het verminderen van de glans van een slijtlaag omvatten typisch het gebruik van verschillende deeltjesvormige matteringsmiddelen in de slijtlaagsamenstellingen. Het gebruik van matteringsmiddelen is echter in het 25 algemeen onbevredigend gebleken, aangezien het gebruik van een matteringsmiddel typisch resulteert in een slijtlaag, die slechtere fysische eigenschappen vertoont in vergelijking met een slijtlaag, die geen matteringsmiddel bevat.

De uitvinding vermijdt de noodzaak van het ge- 7903838 * 2 4 bruik van matteringsmiddelen door het verschaffen van een nieuwe werkwijze en een apparaat voor de behandeling van slijtlaagbekledingssamenstellingen, op een zodanige wijze dat de resulterende met de slijtlaag beklede vloerbedekking 5 een verminderde oppervlakteglans. vertoont in vergelijking met een met een slijtlaag beklede vloerbedekking, die niet volgens de uitvinding is behandeld.

Volgens de uitvinding wordt een continue ver-vaardigingswerkwijze verschaft voor het reduceren van de op-10 pervlakteglans van een bekleding, met het kenmerk, dat op een continue wijze een materiaal wordt voortbewogen, dat bekleed moet worden op tenminste één oppervlak;tenminste een bekledingssamenstelling, die tenminste ten dele door straling hardhaar is, wordt aangebracht op tenminste een deel 15 van het oppervlak van het materiaal; het oppervlak van de bekledingssamenstelling wordt getroffen door een vloeistof of gas, waarbij enige vloeistof of gas wordt afgezet op tenminste een deel van het oppervlak van de bekledingssamenstelling; tenminste een deel van de bekledingssamenstelling 20 wordt onderworpen aan een voorhardende stralingsbron, teneinde de bekledingssamenstelling gedeeltelijk te harden, terwijl de vloeistof of het gas, dat hierboven is aangebracht, zich nog op het oppervlak van de bekledingssamenstelling bevindt; waarna praktisch alle overblijvende vloei-25 stof of gas, die hierboven op het oppervlak van de bekledingssamenstelling is aangebracht, wordt verwijderd en de harding van de bekledingssamenstelling wordt voltooid.

Ook wordt volgens de uitvinding een apparaat verschaft voor het reduceren van de oppervlakteglans van een 30 bekleding, welk apparaat een inrichting omvat voor het op continue wijze voortbewegen van een materiaal, dat op tenminste één oppervlak moet worden bekleed; een inrichting voor het aanbrengen van tenminste één bekledingssamenstelling, die tenminste ten dele door straling hardhaar is, op 35 tenminste een deel van het oppervlak van het materiaal; een 7903838 3 |r inrichting voor het treffen van het oppervlak van de bekle-dingssamenstelling met een vloeistof of een gas onder afzetting van enige vloeistof of gas op tenminste een deel van het oppervlak van de bekledingssamenstelling; een inrichting 5 voor gedeeltelijke harding door bestraling van tenminste een deel van de bekledingssamenstelling, terwijl de vloeistof of het gas nog op het oppervlak van de bekledingssamenstelling is? een inrichting voor verwijdering van praktisch alle overblijvende vloeistof of gas van het oppervlak van de be-10 kledingssamenstelling? en een inrichting voor voltooiing van de harding van de bekledingssamenstelling.

In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt na de trap van het aanbrengen van tenminste êën bekledingssamenstelling die tenminste ten dele door straling hardhaar is, op tenmin-15 ste een deel van het oppervlak van het materiaal en vóór de trap van het treffen van het oppervlak van de bekledingssamenstelling door een vloeistof of een gas onder afzetting van enige vloeistof of gas op tenminste een deel van het oppervlak van de bekledingssamenstelling, een deel van de 20 bekledingssamenstelling gehard.

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de werkwijze het aanbrengen en harden van een glanzende bekledingssamenstelling op het oppervlak van het te bekleden materiaal, voorafgaande aan de trap van het aanbrengen van 25 tenminste één bekledingssamenstelling, die tenminste gedeel telijk door straling hardhaar is, op tenminste een deel van het oppervlak van het materiaal.

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de werkwijze het aanbrengen en harden van een glanzende bekle-30 dingssamenstelling op een deel van het oppervlak van de ge harde bekleding na voltooiing van de harding van de bekledingssamenstelling, waardoor een bekleed materiaal wordt geproduceerd met een verminderde oppervlakteglans.

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de 35 werkwijze het aanbrengen van een eerste bekledingssamenstel- 790 3 8 38 7' 4 ling op een deel van het oppervlak van het materiaal en onmiddellijk daarna het aanbrengen van een tweede bekledings-samenstelling op een deel van het oppervlak van het materiaal voorafgaande aan het treffen van het oppervlak met een 5 vloeistof of een gas, waarbij de eerste bekledingssamenstelling en de tweede bekledingssamenstelling een verschillend gewichtspercentage door straling hardbare bestanddelen hebben. Wanneer bijv. de eerste bekleding voor 100 % hardhaar is door straling, is de tweede bekleding voor minder dan 10 100 % hardhaar door straling, zodat bij bewerking volgens de uitvinding een bekleed materiaal resulteert met een groot aantal glansniveaus op verschillende plaatsen. Alternatief kan, wanneer de eerste bekleding voor 100 % hardhaar is door een gecombineerde stralings- en vochtigheidsharding, de 15 tweede bekleding ofwel voor 100 % hardhaar zijn door straling, ofwel voor 100 % hardhaar door gecombineerde straling en vochtigheidsharding, onder voörwaarde dat de samenstellingen van de eerste en de tweede bekleding een verschillend gewichtspercentage door straling hardbare bestanddelen be-. 20 zitten.

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm is de vloeistof of het gas, waarmee het oppervlak van de bekledingssamenstelling wordt getroffen, stoom. Opgemerkt wordt, dat, hoewel stoom de voorkeur heeft, de uitvinding niet be-25 perkt is tot het gebruik van stoom als treffende vloeistof of treffend gas.

De bekledingssamenstellingen, die geschikt zijn voor gebruik in de uitvindingen, zijn voor 100 % hardbaar ofwel door UV-straling, ofwel door electronenstraling, of 30 - - voor 100 % hardbaar door een gecombineerde stralings- en vochtigheidsharding; d.w.z. dat de bekledingssamenstelling moet worden onderworpen zowel aan een stralingshardingstrap als aan een vochtigheidshardingstrap, teneinde voor 100 % te worden gehard.

35 Als bekledingssamenstelling kan gebruik worden 790 3 8 38

V

5 gemaakt van elke filmvormende hars of harssamenstelling, die tenminste gedeeltelijk hardhaar is door bestraling, zodat wanneer de samenstelling wordt onderworpen aan de voorhar-dingstrap met bestraling volgens de uitvinding, er enige 5 harding optreedt.

De hoeveelheid van het door straling hardbare gehalte van de bekledingssamenstelling is alleen kritisch in dit opzicht, dat de bekledingssamenstelling zo geformuleerd moet zijn dat een effectieve hoeveelheid van de bekledings-10 samenstelling zal polymeriseren bij onderwerping aan de voor-hardingstrap van de uitvinding, teneinde enige oppervlakte-glansvermindering in het eindprodukt te vergemakkelijken.

Typisch wordt de bekledingssamenstelling zodanig geformuleerd, dat van ca. 5 tot aan 100 gew.% van de samenstelling 15 door straling hardhaar is.

Gevonden werd, dat de door gebruik van de uitvinding verkregen hoeveelheid oppervlakteglansvermindering direct evenredig is aan de hardingsgraad, bereikt in de voorhardingstrap. Dientengevolge zal een deskundige inzien, 20 dat de hoeveelheid oppervlakteglansvermindering kan worden geregeld door variëren van niet alleen het door straling hardbare gehalte van de bekledingssamenstelling, doch ook door variëring van andere werkwijze-omstandigheden, zoals de tijd gedurende welke de bekledingssamenstelling wordt bloot-25 gesteld aan de voorhardende stralingsbron en de intensiteit van de stralingsbron. Bijv. kan de transportbandsnelheid worden gevarieerd tussen ongeveer 9 en 60 m/min., kan de be-lichtingsspleet van het voorhardingssysteem worden gevarieerd van 5-50 cm en kan de stralingsintensiteit worden ge- 2 30 variëerd van 0,05-2 joules/cm . De boven genoemde werkwijze-parameterbereiken zijn gegeven teneinde een aanwijzing te - geven in de praktijk van de uitvinding en de trajecten zijn niet bedoeld als beperking van de omvang van de uitvinding.

Voorbeelden van volledig door straling hardbare 35 harsen, die geschikt zijn voor gebruik in de uitvinding, >90 3 8 38 6 *r

V

zijn "Celrad 3300 Radiation Curable Resin" en "RR-0383 Radiation Curable Resin", die beide in de handel verkrijgbaar zijn bij de Celanese Resins Systems Division of Celanese Coatings and Specialties Company.

5 Celrad 3300 is een niet-vluchtige diacrylaat- ester van een epoxyhars met een viskositeit bij 25°C van 8500 cps, een vrij acrylzuurgehalte van minder dan 1 % en een hydroxylwaarde van 175.

RR-0383 is een snel hardende digeacryleerde es-10 ter van een bisfenol A-type epoxyhars met een viskositeit van bij 25°C van 100.000 cps, een vrij acrylzuurgehalte van minder dan 0,5 %, een hydroxylwaarde van 200 en het is voor 100 % actief.

Hoewel de boven genoemde harsen zonder modifica-15 tie kunnen worden gebruikt, zal het een deskundige duidelijk zijn dat ten gevolge van de hoge viskositeit van de materialen enige vermindering van de viskositeit gewenst kan zijn, afhankelijk van de gebruikte bekledingsmethode. Aangezien de boven genoemde harsen gebaseerd zijn op epoxyharsen, kan de 20 viskositeitsvermindering worden bereikt door mengen met de meeste verdunningsmiddelen, die verenigbaar zijn met epoxyharsen. De voorkeur wordt gegeven aan reactieve mono- en polyfunctionele acrylaatverdunningsmiddelen bij de toepassingen voor bestralingsharding, omdat de acrylaatverdunnings-25 middelen essentiëel voor 100 % worden omgezet gedurende de fotopolymerisatiewerkwijze, hetgeen resulteert in het vermijden van kostbare oplosmiddelen en de kosten van het in werking stellen van systemen tegen luchtverontreiniging. Het zal de deskundige duidelijk zijn, dat de resulterende ge-30 drags-eigenschappen van de hars, zoals hardheid flexibiliteit, kunnen worden gewijzigd door de keuze van reactieve verdunningsmiddelen.

Een voorbeeld van een bekledingssamenstelling, die gecombineerd hardbaar is door straling en vocht, voor 35 gebruik en toegepast in de praktijk volgens de uitvinding, 7903838 7 t werd als volgt bereid.

De volgende reagentia werden ingebracht in een reactievat.

bestanddelen gew. (g) 5 Triol (Hooker F-1017-180) reactieprodukt van 1 mol. glycerol, 3 mol. van een 7/3 mengsel van adipinezuur en isoftaalzuur en 3 mol.

1,6-hexaandiol MW 960; hydroxylgetal 175 93

Diol (Union Carbide PCP0200) een polycapro-10 lactondiol met een mol.gew. van 540 en een hydroxylgetal van 207 58 2-ethylhexylacrylaat 94 hexaandioldiacrylaat 62.

Vervolgens werden 132,3 g 4,4'-diisocyanatodi-15 cyclohexylmethaan en 0,4 g dibutyltindilauraatkatalysator toegevoegd en werd het mengsel in reactie gebracht bij 45-50°C. Nadat de reactie gedurende ca. 45 min. had plaatsgevonden, werd 5,8 g 2-hydroxyethylacrylaat toegevoegd onder voortdurend roeren en werd het verwarmen nog eens 2 uur 20 voortgezet, waarna de isocyanaatfunctionaliteit constant was geworden.

Gebaseerd op 100 gew.dln. van het reactiemengsel dat een mengsel is van een op isocyanaatgroepen eindigend urethanprepolymeer, waarvan de isocyanaatgroepen gedeelte-25 lijk afgeschermd zijn en het acrylaatverdunningsmengsel, wordt 2,0 gew.% benzofenon foto-initiator toegevoegd, te samen met 0,1 gew.% polyethyleenglycolsiloxaan (Dow Corning DC472) en 0,5 gew.% dibutyltindilauraatkatalysator.

Op dit punt werd de zo gevormde bekledingssamen-30 stelling gewonnen en bleek een viskositeit te bezitten van ca. 9.000 cps bij kamertemperatuur en bleek te bestaan uit 35 % reactieve verdunningsmiddelen en 65 % gedeeltelijk afgeschermd urethanprepolymeer. Bij bepaling bleek de deklaag 7903833 8 een door straling hardbaar gehalte te hebben van ca. 40 % en een door vocht hardbaar gehalte van ca. 60 %; de bekleding was voor 100 % reactief.

De onderhavige uitvinding wordt thans nader toe-5 . gelicht in samenhang met de tekening, die een schematisch overzicht geeft van het apparaat voor het uitvoeren van de onderhavige uitvinding.

In de tekening is het te bekleden materiaal aangegeven met 1, dat gedragen wordt op een inrichting voor 10 voortbeweging 2, aangedreven met een aandrijving 3.

Het te bekleden materiaal wordt na doorgang onder een inrichting voor bekleding 4, waar een bekledingssamenstelling wordt aangebracht, gevoerd onder een inrichting 5 voor treffen met een vloeistof of gas, waar het oppervlak 15 van de bekledingssamenstelling wordt getroffen door een vloeistof of een gas. Vanuit de inrichting voor treffen met vloeistof of gas gaat het materiaal onder een voorhardings-stralingsbron 6 door, waar de bekledingssamenstelling gedeeltelijk wordt gehard en vandaar wordt het voortbewogen 20 langs een inrichting 7 voor verwijdering van vloeistof of gas en tenslotte door een hardingsinrichting 8.

Op de beste manier voor het uitvoeren van de uitvinding werkt het boven beschreven apparaat als volgt:

Wanneer het te bekleden materiaal, in dit geval 25 een handelsvinylasbestvloertegel, die bekleed moet worden met een slijtlaag, wordt gevoerd langs de inrichting voor beweging 2, die kan bestaan uit elk gebruikelijk transportsysteem, wordt dit eerst verplaatst tot onder een gebruikelijke gordijnapplicator 4, waar de bekledingssamenstelling, 30 die hardbaar is door gecombineerde straling en vocht, zoals hierboven beschreven, wordt aangebracht tot een dikte van ca. 0,2 mm. In de plaats van een gordijnapplicator, kunnen ook andere gebruikelijke bekledingsapplicatoren, zoals een walsenbekleder, een mesbekleder, een spuitbekleder, een ex-35 trusiebekleder, een zeefdrukinrichting, een offsetdrukin- 7903838

V

9 richting, en dergelijke, worden gebruikt voor het aanbrengen van de bekledingssamenstellingen tot dikten tussen 0,013 en 0,75 mm. De tegel 1 met een oppervlak, dat bekleed is met een ongeharde slijtlaag, wordt nu getransporteerd tot onder 5 een luchtmes, dat stoom richt op het beklede oppervlak. Het luchtmes 5 is een op de gebruikelijke wijze van sleuven voorziene gasafleverinrichting, die door druk wordt geregeld, waarmee een gewenste hoeveelheid stoom wordt gericht op het oppervlak van de bekleding op de tegel 1. De uitvinding is 10 echtef niet beperkt tot het aanbrengen van stoom of tot enig specifiek type gas-of vloeistofafleverinrichting. Alternatief kan de uitvinding worden uitgevoerd door toepassing van een gebruikelijke ultrasonisch spuitmondstuk, zoals een "Sonimist" ultrasonisch spuitmondstuk, dat in de handel ver-15 krijgbaar is bij Heat Systems - Ultrasonics, Inc., Plainview L.I., New York. Met de ultrasonische spuitmondstukstructuur werden ethyleenglycol en isopropanol gebruikt als treffende vloeistoffen, gespoten op het oppervlak van de bekledingen op de tegels en deze bleken verminderingen te verschaffen '20 van de oppervlakteglansniveaus vergelijkbaar met het luchtmes - stoomsysteem, dat gebruikt werd in de beste manier.

Het zal duidelijk zijn, dat in de treffingstrap als hierin gebruikt, verstaan wordt onder een luchtmes een inrichting voor het treffen met een vloeistof of een gas, die geschikt 25 is voor het afzetten van een vloeistof of een gas op het bekledingsoppervlak van de tegel.

De tegel 1 wordt dan van het luchtmes of een dergelijke inrichting 5 voor het treffen met vloeistof of gas, gevoerd tot onder een stralingsinrichting 6 voor voor-30 harding, die bestaat uit een UV-bestraler, die UV-licht omlaag richt op het bekledingsoppervlak van de tegel 1. Bijzonder geschikte UV-systemen voor voorharding voor gebruik als bestralingsinrichting voor voorharding, omvatten het "Model F440-10 bestraler", dat in de handel verkrijgbaar is 35 bij Fusion Systems Corporation, Dockville, Maryland en het 790 3 8 38 10 "Model I Processor", in de handel verkrijgbaar bij Radiation Polymer Co., Plainville, Illinois, een dochteronderneming van PPG Industries. Behalve de UV-bestraling, kan ook elec-tronenstraling worden gebruikt in de praktijk van de uitvin-5 ding.

De beklede tegel met vloeistof of gas op tenminste een deel van het oppervlak van de bekleding, wordt typisch blootgesteld aan het UV-systeem voor voorharding gedurende minder dan een seconde (bijv. voor het verkrijgen 10 van een glansniveau van 20 als gemeten op een 60° Gardner Glossometer, is een mogelijke combinatie van werkwijze-om-standigheden als volgt: transportbandsnelheid van ca. 21,5 m/min., een belichtingsspleet op het voorhardingssysteem van ca. 15 cm en een intensiteit van ÜV-straling van ca. 0,16 2 15 joules/cm ).

De beklede tegel, die zich verwijdert van het voorhardingssysteem, en een gedeeltelijk geharde slijtlaag heeft en op het oppervlak van de slijtlaagbekleding nog enige vloeistof of gas heeft, dat daarop is achtergebleven, 20 wordt gevoerd onder een vloeistof- of gasverwijderende inrichting 7, die in de tekening is aangegeven als een luchtmes. Eenvoudige alternatieve vloeistof- of gasverwijderende inrichtingen omvatten een geperforeerde buis, een ventilator of elke willekeurige inrichting, die geschikt is om lucht 25 aan te zuigen over het oppervlak van de beklede tegel 1, waardoor vloeistof of gas vanaf het oppervlak ervan wordt verwijderd.

Tenslotte wordt, wanneer een volledig door straling hardbare bekleding wordt gebruikt, de tegel 1 eenvoudig-30 weg gevoerd onder de hardingsinrichting 8, die kan bestaan uit een rij UV-lampen, die voldoende UV-straling richten op de gedeeltelijk geharde deklaagsamenstelling, ter voltooiing van de harding van de deklaag en dan wordt de resulterende tegel, die een verminderd niveau van oppervlakteglans ver-35 toont, gewonnen. Wanneer echter een bekleding wordt gebruikt 790 3 8 38 11 die gehard wordt door een gecombineerde stralings- en vocht-harding, moet de uiteindelijke hardingsinrichting 8 nog worden gesupplementeerd door een mogelijkheid de deklaag te verouderen en dientengevolge kan de hardingsinrichting 8 zo-5 wel stralings- als vochthardingsapparatuur omvatten, zoals een UV-bestralingsinrichting en een inrichting voor blootstelling aan vocht bij veroudering. Bij gemiddelde kamerom-standigheden zal de boven genoemde bekleding zijn optimale eigenschappen ontwikkelen binnen ca. 3 weken.

10 Twee vloertegels werden afzonderlijk bekleed met 0,2 mm van de boven aangegeven bekledingssamenstelling, die hardhaar is door gecombineerde bestraling en door vocht en · twee vloertegels werden afzonderlijk bekleed met 0,2 mm van een bekledingssamenstelling, die voor 100 % door straling 15 hardbaar is (Celrad 3300). Twee tegels, elk bekleed met een andere van de twee bekledingssamenstellingen, werden afzonderlijk verwerkt onder toepassing van praktisch de beste wijze voor het uitvoeren van de uitvinding in de praktijk als hierboven aangegeven. De werkwijze-omstandigheden waren 20 als volgt: transportsnelheid van ca. 24 m/min., belichtings- spleet van ca. 15 cm, stralingsintensiteit van ca. 0,14 2 joules/cm . Beide verwerkte beklede tegels werden geëvalueerd met een 60° Gardner Glossometer voor de hoeveelheid op-pervlakteglansvermindering (glanseenheden) in vergelijking 25 met de andere twee tegels, die elk afzonderlijk waren bekleed met een verschillend bekledingsmengsel, doch die niet waren bewerkt volgens de uitvinding met de volgende resultaten: glans(eenheden) „ ...

*- % glansvemundering stand v/d stand v/d 30 tegel be- techniek (techniek - uitvinding χ lfl0 %) kleed met (onbehandeld) - uitvinding (stand v/d techniek_) bekleding die voor 100 % door stra-35 ling hardbaar is 7903838

.V

12 (vervolg) glans (eenheden)_ % glansvermindering stand v/d (stand v/d tegel be- techniek techniek - uitvinding .

________________ χ 1QQ %' -5 kleed met (onbehandeld) - uitvinding (stand v/d techniek_)_ bekleding die hardhaar is door combina- 95 36 62 tie van bestra-10 ling en vocht

De boven genoemde gegevens duiden op de doelmatigheid van de werkwijze en het apparaat van de onderhavige uitvinding bij het verminderen van de oppervlakteglans.

Als een alternatieve manier voor het uitvoeren 15 van de uitvinding wordt een deel van het met de ongeharde slijtlaag beklede oppervlak van de tegel 1 gehard door het te transporteren en momenteel de beklede tegel vast te houden onder een gedeeltelijk gemaskeerde bestralingsinrichting, zoals een rij UV-lampen 8, die uitgerust zijn met een schild, 20 voordat de tegel wordt getransporteerd onder een inrichting 5 voor treffen met een vloeistof of een gas. Het is ook mogelijk een beweegbaar schild te gebruiken, zodat de tegel niet momenteel behoeft te. worden vastgehouden onder de bestralingsinrichting. Nadat de tegel is onderworpen aan de 25 overblijvende trappen van de onderhavige uitvinding, zal deze een meervoud van glansniveaus vertonen op verschillende plaatsen.

In een andere alternatieve wijze voor het.uitvoeren van de uitvinding is de tegel 1 overal bekleed met 30 een slijtlaag met een'conventionele hoge glans, door toepassing van elke willekeurige geschikte bekledingsapplicator, zoals een gordijnbekleder. De bekledingssamenstelling wordt dan gehard door toepassing van een willekeurige gebruikelijke hardingsinrichting voordat het wordt gevoerd onder de 35 inrichting voor bekleding 4, die in dit geval een zeefdruk-of roterende drukinrichting is, waar een bekledingssamenstelling volgens de uitvinding wordt aangebracht op een deel 7903838 13 ¾ van het oppervlak van de gebruikelijke bekleding met hoge glans. Nadat de tegel is onderworpen aan de overblijvende trappen van de onderhavige uitvinding, zal deze een meervoud van glansniveaus vertonen op verschillende plaatsen.

5 In een andere alternatieve wijze voor het uit voeren van de uitvinding wordt de tegel 1, die verwerkt is volgens de beste wijze als aangegeven hierboven, en die een lage oppervlakteglans vertoont, gevoerd in contact met een gebruikelijke drukinrichting, zoals een zeefdrukinrichting 10 of een roterende drukinrichting, waarbij een gebruikelijke bekleding met hoge glans selectief wordt aangebracht op het ontglansde oppervlak van de tegel 1. De tegel 1 wordt dan gevoerd onder of door een gebruikelijk hardingssysteem voor het produceren van een tegel, die een meervoud van glansni-15 veaus vertoont op verschillende plekken, waarbij het nieuw bedrukte oppervlak een hoge glans heeft.

In een andere alternatieve wijze bestaat de inrichting voor bekleding 4 uit 2 opeenvolgende conventionele roterende drukinrichtingen. De tegel 1 met daarop een deco-20 ratief patroon op het oppervlak daarvan, aangebracht met een conventionele drukinrichting en/of reliefvormingsinrichting, wordt gevoerd in contact met de eerste roterende drukinrichting, waar de voor 100 % met straling hardbare bekleding, die hierboven is beschreven, selectief wordt opgedrukt in 25 register met het patroon op het tegeloppervlak. De tegel 1 wordt dan in contact gebracht met de tweede roterende drukinrichting, waar de boven beschreven, voor 100 % door straling en vocht hardbare bekleding selectief wordt opgedrukt in register met een gedeelte van het niet eerder bedrukte 30 patroon. Nadat de tegel is onderworpen aan de overblijvende trappen van de onderhavige uitvinding, zal deze een meervoud van verschillende glansniveaus vertonen in gebieden in register met het patroon op het oppervlak van de tegel. In dit geval zullen de gebieden, die overeenkomen met het bedrukken 35 met de voor 100 % door straling hardbare bekleding, een 790 38 38 v 14 lagere oppervlakteglans bezitten dan de gebieden, die overeenkomen met het bedrukken van de bekleding, die voor 100 % door straling en vocht hardhaar is.

Uit het voorgaande zal duidelijk zijn, dat in de 5 uitvinding verschillende wijzigingen kunnen worden aangebracht. Deze worden echter geacht te vallen binnen de omvang van de uitvinding.

10 7903838

Claims

1. Continue vervaardigingswerkwijze voor het verminderen van de oppervlakteglans van een deklaag, met het kenmerk, dat 5 (a) een materiaal, dat op tenminste één opper vlak moet worden bekleed, op continue wijze wordt voortbewogen; (b) tenminste één bekledingssamenstelling, die tenminste gedeeltelijk door straling hardhaar is, wordt aan- 10 gebracht op tenminste een deel van het oppervlak van het materiaal; (c) het oppervlak van de bekledingssamenstelling wordt getroffen door een vloeistof of gas, waarbij enige vloeistof of gas wordt afgezet op tenminste een deel van het 15 oppervlak van de bekledingssamenstelling; (d) tenminste een deel van de bekledingssamenstelling wordt blootgesteld aan een stralingsbron voor voor-harding, teneinde de bekledingssamenstelling gedeeltelijk te harden terwijl de boven aangebrachte vloeistof of gas zich 20 nog op het oppervlak van de bekledingssamenstelling bevindt; (e) praktisch alle overblijvende vloeistof of gas, die boven werd aangebracht, wordt verwijderd van het oppervlak van de bekledingssamenstelling; en (f) de harding van de bekledingssamenstelling 25 wordt voltooid.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk , dat na de trap van het aanbrengen van tenminste één bekledingssamenstelling, die tenminste gedeeltelijk door straling hardhaar is, op tenminste een deel van 30 het oppervlak van het materiaal en vó6r de trap van het treffen van het oppervlak van de bekledingssamenstelling met een vloeistof of een gas teneinde enige vloeistof of gas af te zetten op tenminste een deel van het oppervlak van de bekledingssamenstelling, een deel van deze bekledingssamen-35 stelling wordt gehard. 7903838 vv j '

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk ,. dat voorafgaande aan de trap van het erop aanbrengen van tenminste een bekledingssamenstelling op tenminste een deel van het oppervlak van het materiaal, een 5 glanzende bekledingssamenstelling wordt aangebracht en gehard op het oppervlak van het materiaal.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk , dat na de trap van het voltooien van de harding van de bekledingssamenstelling ter vorming van een 10 geharde bekleding, een glanzende bekledingssamenstelling wordt aangebracht en gehard op een gedeelte van het oppervlak van deze reeds eerder geharde bekleding.

5. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk , dat in trap (b) een eerste bekledingssamen- 15 stelling wordt aangebracht op een gedeelte van het oppervlak van het materiaal en daarna een tweede bekledingssamenstelling wordt aangebracht op een gedeelte van het oppervlak van dat materiaal, voorafgaande aan het treffen van het oppervlak met een vloeistof of een gas, welke eerste bekledings- 20 samenstelling en tweede bekledingssamenstelling een verschillend gewichtspercentage hebben aan door straling hard-bare bestanddelen.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk , dat het materiaal een decoratief patroon 25 heeft op het oppervlak daarvan en de eerste en tweede bekle-dingssamenstellingen worden aangebracht in register met dit patroon.

7. Werkwijze volgens conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de bekledingssamenstelling voor 30 100 % hardhaar is door bestraling.

8. Werkwijze volgens conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de bekledingssamenstelling voor 100 % hardhaar is door een gecombineerde bestraling en vocht-harding.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het 790 3 8 38 c kenmerk , dat tenminste 5 gew.% van de samenstelling hardhaar is door bestraling.

10. Werkwijze volgens conclusies 1-9, met het kenmerk, dat de vloeistof of het gas stoom 5 is.

11. Vloerbedekking, bekleed met een slijtlaag, met een verminderde oppervlakteglans, geproduceerd volgens de werkwijze van conclusies 1-10.

12. Apparaat voor het verminderen van de opper- 10 vlakteglans van een bekleding, met het kenmerk , dat het omvat: (a) een inrichting voor het continu voortbewegen van een materiaal, dat op tenminste êên oppervlak moet worden bekleed; 15 (b) een inrichting voor het aanbrengen van de bekledingssamenstelling, die tenminste ten dele hardhaar is door bestraling, op tenminste een deel van het oppervlak van het materiaal; (c) een inrichting voor het treffen van het op-20 pervlak van de bekledingssamenstelling met een vloeistof of een gas, onder afzetting van enige vloeistof of gas op tenminste een deel van het oppervlak van de bekledingssamenstelling; (d) een inrichting voor gedeeltelijke harding 25 door bestraling van de bekledingssamenstelling, terwijl de vloeistof of het gas zich nog op het oppervlak van de bekledingssamenstelling bevindt; (e) een inrichting voor verwijdering van praktisch alle achterblijvende vloeistof of gas van het opper- 30 vlak van de bekledingssamenstelling; en (f) een inrichting voor het voltooien van de harding van de bekledingssamenstelling. 35 7903838